NL193876C - Drukinrichting. - Google Patents

Description

1 193876

Drukinrichting

De uitvinding heeft betrekking op een drukinrichting van het thermische overdrachttype voor het op gewoon papier drukken van beelden, voorzien van een roteerbaar op een chassis gemonteerde plaat voor het op de 5 omtrek daarvan dragen van een blad gewoon papier, een thermisch inktlint van het overdrachttype met ten minste één inktgebied overeenkomend met een afmeting van een op het gewone papier te vormen gedrukte beeld, een via het inktlint tegen het gewone papier op de plaat te drukken thermische kop, welke thermische kop een lengte heeft groot genoeg voor de breedte van het gedrukte beeld, schakelingmiddelen voor het aan de thermische kop toevoeren van beeldsignalen teneinde selectief inkt op het gewone papier over te 10 brengen, en middelen voor het met een bepaalde snelheid roteren van de plaat, waarbij het thermische inktlint van het overdrachttype verscheidene stellen bepaald gekleurde inkten omvat welke inkten kleurenbeelden op het gewone papier vormen. Een dergelijke drukinrichting, die bijvoorbeeld geschikt is voor het vervaardigen van een videokopie op een beelddrager, is bekend uit het Britse octrooischrift 2.022.018.

Kopieerinrichtingen voor het kopiëren op een beelddrager staan op dit moment sterk in de aandacht.

15 Dergelijke inrichtingen worden niet alleen gebruikt als kopieerinrichting voor documenten maar ook als randapparatuur voor computers en kopieerinrichtingen voor videosignalen.

Als druksystemen zijn algemeen bekend een elektro-statisch systeem, een punt-druksysteem of een inktstraalsysteem. Al deze systemen zijn echter mechanisch gecompliceerd.

Een kleurenbeelddrukinrichting wordt nog ingewikkelder van constructie. Het is daarom zeer lastig om 20 een compacte kleurendrukinrichting te verschaffen die toegankelijk is voor algemeen gebruik.

In het genoemde Britse octrooischrift 2.022.018 wordt reeds een thermische overdracht-drukinrichting voor gewoon papier voorgesteld, met een inktlint waarop stroken inkt zijn aangebracht in de verschillende te gebruiken kleuren. Deze inktstroken strekken zich uit over de gehele breedte van het papier. De inrichting is verder voorzien van een thermische drukkop welke zich eveneens over de gehele breedte van het papier 25 uitstrekt. Het inktlint en het papier worden gezamenlijk door een kneep geleid welke bepaald wordt door een - roterende drukcilinder en de thermische drukkop, waarbij de snelheid van het inktlint aanzienlijk groter is dan die van het papier. De verhouding tussen de beide snelheden komt overeen met het aantal afzonderlijke kleuren dat op het inktlint aanwezig is. Door het aansturen van de verschillende thermische elementen in de drukkop wordt met deze inrichting lijn voor lijn een beeld op het papier opgebouwd in alle verschil-30 lende kleuren tegelijk.

De onderhavige uitvinding heeft nu tot doel een verbeterde drukinrichting van het hiervoor beschreven type te verschaffen. Volgens de uitvinding wordt dit bereikt doordat elk van de stellen gekleurde inkten een volledig inktgebied met de afmetingen van het gedrukte beeld vullen en de beeldsignalen achtereenvolgens per beeld overeenkomend met de kleuren inktlint aan de thermische kop worden toegevoerd, zodanig dat 35 steeds het gehele beeld achtereenvolgens in elk van de kleuren van het stel afgedrukt wordt.

Met de inrichting volgens de onderhavige uitvinding wordt dus het beeld niet lijn voor lijn in alle kleuren, maar in plaats daarvan in zijn geheel slechts telkens in een kleur opgebouwd. Het inktlint wordt daarbij met ongeveer dezelfde snelheid als het papier langs de plaat geleid, waardoor een beeld lijn voor fijn in één kleur kan worden opgebouwd. Nadat dit volledige beeld in een eerste kleur is opgebouwd wordt vervolgens 40 het inktlint zodanig verplaatst dat een strook met een tweede kleur voor gebruik gereed is, waarna wederom een volledig beeld wordt opgebouwd in uitsluitend deze tweede kleur.

Op deze wijze wordt het beeld dus achtereenvolgens volledig opgebouwd in alle samenstellende kleuren, dit in tegenstelling tot de drukinrichting volgens het genoemde Britse octrooischrift.

Voorkeursuitvoeringen van de drukinrichting zijn beschreven in de volgconclusies.

45 De kleurdrukinrichting volgens de onderhavige uitvinding kan niet alleen toegepast worden voor een kleurenbeeld met twee niveaus maar ook op een kleurenbeeld met een grijsschaal.

De uitvinding wordt nu toegelicht aan de hand van een voorbeeld, waarbij verwezen wordt naar de tekening. Hierin toont 50 figuur 1 een gedeeltelijke doorsnede van een uitvoeringsvorm van de onderhavige kleurendrukinrichting; figuur 2 een perspectivisch aanzicht dat één uitvoeringsvorm toont van de onderhavige kleurendrukinrichting; figuur 3 een schema van een lintbesturingsschakeling; en figuur 4 verschillende golfvormen van de door de schakeling van figuur 3 opgewekte signalen.

Figuur 1 is een gedeeltelijke doorsnede van een uitvoeringsvorm van de onderhavige kleurendrukinrichting.

55 193876 2

In een huis 1 van de drukinrichting met een deksel 15 zijn een plaat 2, een thermische kop 3, een lint 4 waarop sublimeerbare inkten zijn aangebracht en een lintcassette 5 aangebracht welke lintcassette het lint 4 kan doen bewegen. Een voorraadspoel 5a en een opwindspoel 5b van de cassette 5 zijn resp. gekoppeld met niet getoonde motoren voor het aandrijven van deze wanneer de cassette 5 in de cassette 12 is 5 opgenomen. Een van een papiertoevoerbak 6 via een papiergeleiding 7 toegevoerd blad gewoon papier 14 wordt met een papierklem 8 op de plaat vastgehouden. De plaat 2 wordt geroteerd door een motor 9 en door middel van een snaar 10 die langs een snaarschijf 11 is gespannen. Aan het vooreinde 13a van een detectorsteun 13 van metaal zijn later te beschrijven fotodetectoren gemonteerd die merktekens op het lint 4 detecteren.

10 De werking van de in figuur 1 getoonde drukinrichting zal nu uiteen worden gezet. Een blad gewoon papier 14 dat in de papiertoevoerbak 6 wordt geplaatst, wordt door de papiergeleiding 7 geleid en vervolgens stevig op de plaat 2 vastgehouden door de papierklem 8.

Wanneer de motor 9 wordt aangedreven door een startschakelaar (niet getoond) in deze toestand in te drukken begint de plaat 2 in de door de pijl aangegeven richting te roteren. De rotatie van de plaat 2 heeft 15 tot gevolg dat het blad gewone papier 14 in contact komt met de thermische kop 3, zodat het lint 4 in de cassette 5 tussen de thermische kop 3 en het om de plaat 2 gewikkelde blad gewoon papier wordt vastgeknepen. Het gevolg is dat het lint 4 van de voorraadspoel 5a van de cassette 5 wordt afgetrokken en opgewikkeld wordt op de opwindspoel 5b bij rotatie van de plaat 2. Wanneer de thermische kop 3 verhit wordt bij het daarop aanleggen van een met videosignalen overeenkomende spanning, verdampt de in 20 contact met de thermische kop 3 verkerende sublimeerbare inkt op het lint 4 en wordt deze inkt overgebracht op het gewone papier 14. De positie van het lint 4 wordt zodanig gekontroleerd dat één van de inkten van de drie primaire kleuren voor een afdruk, dat wil zeggen geel (Y), magenta (M) en cyaan (C) in contact wordt gebracht met het blad gewoon papier 4 bij elke rotatie van de plaat 2. Wanneer de plaat 2 dus driemaal wordt geroteerd wordt een vol-kleurenbeeld afgedrukt met de primaire kleuren geel, magenta 25 en cyaan.

Figuur 2 is een perspectivisch aanzicht dat de onderlinge opstelling van de thermische kop 3, het lint 4, het blad gewoon papier 14 en de plaat 2 toont teneinde de bovenbeschreven drukbewerking verder gedetailleerd uiteen te zetten.

Aan het vooreinde van de thermische kop 3 is een aantal verwarmingselementen 3a aangebracht. Het 30 aantal verwarmingselementen komt overeen met het aantal beeldelementen in één kolom van een te kopiëren televisiebeeld. Aan de resp. verwarmingselementen 3a worden kleurensignalen toegevoerd die verkregen worden door kleurenvideosignalen in de drie primaire kleuren bestaande uit Y, MenC te ontleden, met behulp van een niet getoonde schakeling. Meer in het bijzonder worden kleurenvideosignalen van een ingangsaansluiting 60 ontleed in de signalen resp. Y, M en C door een signaalbewerkings-35 schakeling 65. De ontlede signalen worden via een platte kabel 66 in beeldvolgorde naar de thermische kop 2 gezonden.

Het met de vooroppervlakken van de verwarmingselementen 3a in contact verkerende lint 4 bestaat uit een folie met een reeks kleurvlakken 4a waarin sublimeerbare inkt is aangebracht. Drie opeenvolgende vlakken vormen een blok overeenkomend met de drie primaire kleuren geel (Y), magenta (M) en cyaan (C). 40 Op het lint 4 zijn kleurenmerktekens 4c aangebracht, voor het aangeven van de posities van de resp. kleurenvlakken 4a en de blokmerktekens 4b voor het aangeven van de resp. kleurenblokken.

Deze kleurenmerktekens 4c en blokmerktekens 4b worden gedetecteerd door fotodetectoren 40a en 40b die overeenkomstig elektrische signalen opwekken. Zoals later beschreven zal worden besturen de elektrische signalen de motoren voor het aandrijven van de opwindspoel 5b en de voorraadspoel 5a van de 45 cassette 5 zodanig dat een gekozen kleurenvlak 4a voor elke omwenteling van de plaat 2 in positie komt.

Het zal duidelijk zijn dat de merktekens niet gedrukt behoeven te zijn maar ook magnetische of elektrisch geleidende merktekens kunnen zijn.

Eerst worden met geel Y overeenkomende kleurensignalen uit een stilstaand televisiebeeldsignaal onttrokken.

50 Deze signalen worden langs iedere aftastbeeldregel van het televisiebeeld bemonsterd teneinde een groep beeldelementsignalen te verkrijgen. Een groep beeldelementsignalen wordt parallel aan de verwarmingselementen 3 toegevoerd. Tegelijkertijd wordt de plaat 2 eenmaal in een positie geroteerd tegenover het gele kleurenveld 4a, terwijl het lint 4 omhoog beweegt in de door de pijl aangegeven richting, waarbij de sublimeerbare inkt op het kleurenveld 4a overgebracht wordt op het blad papier 14. Het gele beeld wordt bij 55 een omwenteling van de plaat op het blad gewoon papier 14 gedrukt.

Vervolgens worden met magenta overeenkomende kleurensignalen aan de kleurentelevisiebeeldsignalen onttrokken en toegevoerd aan de verwarmingselementen 3a. Wanneer de plaat 2 nogmaals in een positie 3 193876 wordt geroteerd waarin het magentakleurenveld 4a van het lint 4 in contact is met de thermische kop 3 wordt een magentabeeld over het in geel gedrukte beeld aangebracht. Een uiteindelijke kleurenafdruk wordt verkregen door vervolgens op overeenkomstige wijze een beeld in de laatste kleur, dat wil zeggen cyaan af te drukken.

5 Een bron voor het leveren van videosignalen van een stilstaand beeld kan zijn een magnetische registratieschijf of een ander geschikt geheugen. Ook kunnen signalen worden verkregen door op bekende wijze een gedrukt beeld af te tasten.

Een voorbeeld voor een rotatiebesturing voor de plaat 2 en een besturingsschakeling voor het lint 4 in de cassette 5 zal hierna aan de hand van figuur 3 en 4 uiteen worden gezet.

10 Eerst zal aan de hand van figuur 3 de motor 9 voor het aandrijven van de plaat 2 worden beschreven. Het verwijzingssymbool Hs betreft een ingangsaansluiting voor televisiebeeldsynchronisatiepulsen die worden toegevoerd aan een vergelijkingsschakeling 21. Een foutspanning van de vergelijkingsschakeling 21 wordt toegevoerd aan een aandrijfschakeling 22 die de motor 9 aandrijft. Een van een sleuf voorziene schijf 23 roteert synchroon met de motor 9. De in de omtrek van de sleuvenschijf 23 gevormde sleuven 23b 15 worden gedetecteerd door een fotodetector 23a. De fotodetector 23a werkt uitgangspulsen op die via een versterker 24 toegevoerd worden aan de andere ingangsaansluiting van de vergelijkingsschakeling 21.

Deze schakeling vormt dus een servoschakeling voor de motor 9 die stapsgewijze roteert synchroon met een televisiebeeldsignaal.

De stuurschakeling voor de plaat 2 en het lint 4 zal nu worden beschreven. Met de plaat 2 is direct een 20 roterende schijf 30 verbonden voor het detecteren van de positie van de plaat 2. In de roterende schijl 30 is in een hoekstand die overeenkomt met een van de papierklem 8 van de plaat 2 voorziene uitsparing 2a een uitsparing 30a gevormd.

In de stopstand, dat wil zeggen de ruststand van de plaat 2 is een opening 30a gevormd.

De opwindspoel 5b en de voorraadspoel 5a van de cassette 5 worden resp. de motoren 31 en 32 25 aangedreven.

Aan de motoren 31 en 32 worden spanningen V1( V2 en V3 toegevoerd die ingesteld worden met variabele weerstanden 34-36 via een besturingsschakeling (hierna de CS schakeling genoemd). Aan de uitgangsaansluitingen A en B wekt de CS schakeling 33 de spanning V1 (ongeveer 2 V) op, zoals in figuur 4A en 4B wordt getoond, wanneer een signaal aanligt aan een spanningsaansluiting T daarvan. Wanneer 30 een signaal aanwezig is op een snel-doorspoelaansluiting F van de CS schakeling 33 wordt de spanning V3 (ongeveer 10 V) geleverd aan de uitgangsaansluiting A en de spanning V1 (ongeveer 0,1 V) aan de uitgangsaansluiting B. Wanneer een signaal aanwezig is op een terugspoelaansluiting R, wordt de spanning Vn geleverd aan de uitgangsaansluiting A en de spanning V3 aan de uitgangsaansluiting B. De fotodetecto-ren 40a en 40b dienen om de merktekens op het lint 4 te detecteren en de fotodetectoren 40c en 40d zijn 35 aangebracht om de uitsparing 30a en de opening 30b van de roterende schijf 30 te detecteren. De uitgangssignalen van deze fotodetectoren 40a-40c zijn verbonden met een bewerkingsschakeling die omkeerelementen 41,42 en 43; SR flip-flops 44, 45 en 46; een OF-poort 47; poorten 48 en 49; en tellers 50 en 51 omvat.

De werking van de schakeling is als volgt. De plaat 2 wordt door de motor 9 vanuit de ruststand 40 synchroon met de beeldsignalen geroteerd bij het bedienen van de startschakelaar (niet getoond). Wanneer de uitsparing 30a van de roterende schijf 30 wegbeweegt van de fotodetector 40c wordt aan het omkeer· orgaan 41 een signaal toegevoerd. Wanneer dit signaal wordt verbonden met de spanningsaansluiting T wordt bij de uitgangsaansluitingen A en B van de CS schakeling 33 op de boven beschreven wijze de spanning V2 gegenereerd welke toegevoerd wordt aan zowel de motor 31 voor de opwindspoel 5b als de 45 motor 32 voor de voorraadspoel 5a. De motoren 31 en 32 worden altijd in tegengestelde richting aangedreven teneinde een juiste spanning op het lint 4 te verkrijgen. Terwijl de plaat 2 roteert wordt het lint 4 in de cassette 5 opgenomen op de opwindspoel 5b waarbij de juiste spanning in deze blijft gehandhaafd, (gedurende de periode T1 van figuur 4).

Wanneer beeldsignalen aan de thermische kop 3 worden toegevoerd wordt eerst een geel beeld op het 50 om de plaat 2 gewikkelde blad gewoon papier 14 gedrukt. Wanneer de plaat 2 één omwenteling vrijwel heeft voltooid en de drukbewerking in geel klaar is , bevindt de fotodetector 40c zich tegenover de uitsparing 30a. Wanneer de fotodetector 40c een detectiesignaal genereerd stelt het signaal de RS flip-flop 44 via de poort 48. De stelsignaaluitgang wordt toegevoerd aan snel-doorspoelaansluiting F van de CS schakeling 33.

55 Het gevolg is dat de spanningen V3 en V1( zoals weergegeven door de periode T2 van figuur 4 aan resp. de uitgangsaansluitingen A en B worden gegenereerd. Deze spanningen worden toegevoerd aan de motor 31 voor de opwindspoel 5b en de motor 32 voor de opwindspoel 5a. Daar V3 hoger is dan V, wordt het 193876 4 koppel van de motor 31 voor de opwindspoel 5b groter dan dat van de motor 32 en daardoor vindt de opwindwerking plaats. Op dit moment bevindt de lint 4 zich tegenover het getrapte gedeelte 2a van de plaat 2 en wordt dit niet tegen de thermische kop 3 aangedrukt. Het lint 4 wordt derhalve snel doorgespoeld naar de opwindspoel 5b. Wanneer het volgende kleurenmerkteken 4c door de fotodetector 40a wordt gedetec* 5 teerd tengevolge van deze opwikkelwerking, wordt de RS flip-flop 44 teruggesteld en wordt niet langer een spanning aan de motoren 31 en 32 toegevoerd voor het stilzetten van het lint 4. In deze toestand staat het van de sublimeerbare magenta-inkt voorziene kleurenveld 4a gereed voor de volgende drukbewerking (de periode T3 in figuur 4). Bij een volgende rotatie van de plaat 2 wordt het drukken in magenta aangevangen waarbij de uitsparing 30a weer wegbeweegt van de fotodetector 40c. Het signaal wordt dus toegevoerd aan 10 de spanningsaansluiting T en de spanning wordt weer op het lint 4 uitgeoefend, welk lint op de opwindspoel 5b wordt opgenomen bij de rotatie van de plaat 2 (de periode T4 van figuur 4).

Op overeenkomstige wijze wordt de volgende drukbewerking in cyaan voltooid (gedurende de perioden van T4 tot T7 in figuur 4). Wanneer de plaat 4 op deze wijze driemaal is geroteerd, vormt een teller 50 die de uitgangssignalen van de fotodetector 40d voor het detecteren van de opening 30b telt een uitgangs-15 signaal voor het sluiten van de poort 48 en het stellen van de RS flip-flop 46. Het steluitgangssignaal van de RS flip-flop 46 wordt toegevoerd aan de terugspoelaansluiting R van de CS schakeling 33 via de poort 49, waardoor de CS schakeling 33 de spanning V1 levert aan de uitgangsaansluiting A en de spanning V3 aan de uitgangsaansluiting B, één en ander zoals hierboven beschreven (de periode T8 van figuur 4. Het lint 4 wordt daardoor aangedreven doordat de spanning V3 toegevoerd wordt aan de motor 32 teneinde de 20 voorraadspoel 5a in de met de gestippelde pijl aangegeven richting te roteren, en op de voorraadspoel 5a teruggewikkeld. Wanneer de kleurenvelden 4a van het lint 4 één blok teruggewikkeld zijn wordt het blokmerkteken 4b door de fotodetector 40b gedetecteerd en het detectiesignaal daarvan stelt de RS flip-flop 46 terug. Dan gaat het signaal bij de terugspoelaansluiting R naar het logische niveau Ό’ en wordt het lint 4 gestopt op het punt waar het blok merkteken 4b gedetecteerd is (periode T9 van figuur 4).

25 Deze stoptoestand valt samen met de positie waarin de drukbewerking aanvankelijk is gestart, zodat het volgende te drukken beeld wordt gevormd met het opnieuw gebruiken van dezelfde kleurenvelden 4a van het lint 4.

Alhoewel dit niet wordt getoond dient het uitgangssignaal van de teller 50 als een signaal voor het stoppen van de motor 9 om een stopschakelaar te activeren en de plaat 2 in zijn ruststand stil te zetten.

30 Op deze wijze wordt via het met inkten bedekte lint 4 een kleurenbeeld gedrukt waarna het lint 4 automatisch teruggevoerd wordt tot zijn uitgangsstand ter voorbereiding van de volgende drukbewerking. Daarom wordt van het lint 4 een kleinere hoeveelheid verbruikt.

Het herhaalde gebruik van het lint 4 heeft echter een geleidelijk verlies van de sublimeerbare inkten tot gevolg. Het gevolg is dat de vervaardigde kopieen ongelijkmatig gekleurd kunnen worden. Teneinde deze 35 onregelmatige resultaten te elimineren wordt een teller 51 toegepast die de uitgangssignalen van de teller 50 telt. Nadat bijvoorbeeld de drukbewerking viermaal is herhaald kan de teller 51 een uitgangssignaal leveren dat ervoor zorgt dat de poort 49 het signaal van de terugspoelaansluiting R afsluit en tegelijkertijd de RS flip-flop 45 stelt. Het stel-uitgangssignaal wordt via de OF-poort 47 toegevoerd aan de snel-doorspoelaansluiting F, zodat de bovenbeschreven snel-doorspoelbewerking wordt uitgevoerd. Teneinde de 40 positie van een nieuw kleurenveld 4a van het door deze snel-doorspoelwerking getransporteerde lint 4 te detecteren is het voldoende dat het volgende blokwerk 4b door de fotodetector 40b wordt gedetecteerd. Het daardoor verkregen detectiesignaal stelt de RS flip-flop 45 terug teneinde de snel-doorspoelwerking te stoppen. Opgemerkt moet worden dat de snel-doorspoelsignaal indien nodig verkregen kan worden met de schakelaar 52, terwijl de kwaliteit van de kopieen wordt beschouwd.

45 De telwaarden van de tellers 50 en 51 kunnen afhankelijk van de soort drukbewerking op de juiste wijze worden ingesteld. Wanneer bijvoorbeeld een beeld gedrukt moet worden dat alleen letters bevat kan nog steeds een duidelijke kopie worden verkregen wanneer dezelfde kleurvelden 4a van het lint 4 reeds verscheidene tientallen malen zijn gebruikt

De op het lint 4 aangebrachte blokmerktekens 4b zijn niet altijd noodzakelijk, daar de blokken ook 50 gedetecteerd kunnen worden door de kleurenmerktekens 4c te tellen met behulp van een afzonderlijker teller.

Samenvattend Is bij de onderhavige kleurendrukinrichting het lint opgenomen in een cassette en daardoor gemakkelijk te hanteren. Daar bovendien de verplaatsing van het in de cassette opgenomen lint op verschillende manieren wordt bestuurd al naar gelang de drukbewerking, kan de hoeveelheid verbruikt 55 lint op gunstige wijze worden beperkt.

Claims (9)

1. Drukinrichting van het thermische overdrachttype voor het op gewoon papier drukken van beelden, voorzien van een roteerbaar op een chassis gemonteerde plaat voor het op de omtrek daarvan dragen van 5 een blad gewoon papier, een thermisch inktlint van het overdrachttype met ten minste één inktgebied overeenkomend met een afmeting van een op het gewone papier te vormen gedrukte beeld, een via het inktlint tegen het gewone papier op de plaat te drukken thermische kop, welke thermische kop een lengte heeft groot genoeg voor de breedte van het gedrukte beeld, schakelingmiddelen voor het aan de thermische kop toevoeren van beeldsignalen teneinde selectief inkt op het gewone papier over te brengen, en middelen 10 voor het met een bepaalde snelheid roteren van de plaat, waarbij het thermische inktlint van het overdrachttype verscheidene stellen bepaald gekleurde inkten omvat welke inkten kleurenbeelden op het gewone papier vormen, met het kenmerk, dat elk van de stellen gekleurde inkten een volledig inktgebied (4a) met de afmetingen van het gedrukte beeld vullen, en beeldsignalen achtereenvolgens per beeld overeenkomend met de kleuren inktlint aan de thermische kop (3) worden toegevoerd, zodanig dat steeds het gehele beeld 15 achtereenvolgens in elk van de kleuren van het stel afgedrukt wordt.

2. Drukinrichting van het thermische overdrachttype volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de bepaalde kleuren inkten ten minste magenta, geel en cyaan omvatten.

3. Drukinrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het thermische inktlint (4) van het overdrachttype opgenomen is in een inktlintcassette (5).

4. Drukinrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de plaat (2) verscheidene malen wordt geroteerd en dat bij elke rotatie van de plaat één van de op het inktlint (4) aangebrachte bepaalde kleuren inkt (Y, M, C) wordt overgebracht.

5. Drukinrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het thermische inktlint (4) van het overdrachttype richtmerktekens (4b, 4c)) omvat die gebruikt worden voor het regelen van de stand 25 van het inktlint

5 19387$

6. Drukinrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat althans een deel van de richtmerktekens (4c) begrenzingen van elk kleureninktgebied aangeven.

7. Drukinrichting volgens conclusie 5 of 6, met het kenmerk, dat althans een deel van de richtmerktekens (4b) begrenzingen van elk stel kleuren inkten aangeven.

8. Drukinrichting volgens één der conclusies 5-7, met het kenmerk, dat het inktlint (4) in twee tegengestelde richtingen beweegbaar is, en de drukinrichting middelen (31, 32, 33) omvat voor het aan de hand van de richtmerktekens (4b, 4c) in één van de twee richtingen aandrijven van het inktlint (4).

9. Drukinrichting volgens conclusie 8, gekenmerkt door twee in tegengestelde richting werkzame motoren (31, 32) voor het opwikkelen, respectievelijk afwikkelen van het inktlint (4), een besturend met de motoren 35 (31, 32) verbonden schakeling (33) voor het bepalen van de aan de motoren (31, 32) toe te voeren stuurspanning, en signaalgevend met de schakeling (33) verbonden middelen (40, 50) voor het waarnemen van de richtmerktekens (4b, 4c) en de rotatiebeweging van de plaat (2). Hierbij 4 bladen tekening