NL9201383A - Werkwijze en inrichting voor het thermisch vormen en stapelen van holle voorwerpen met een voet, gevormd uit thermoplastisch plaatmateriaal. - Google Patents

Description

Werkwijze en inrichting voor het thermisch vormen en stapelen van holle voorwerpen met een voet, gevormd uit thermoplastisch plaatmateriaal.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze en inrichting voor het thermisch vormen van holle komvormige voorwerpen, zoals bekers, bokalen, kommen, kuipen en dergelijke, uit een plaat van thermoplastisch materiaal, en het verwijderen daarvan uit de pers, waarin zij zijn vervaardigd.

Zoals bekend vallen zogenaamde "thermovorm"-machines uiteen in twee gescheiden klassen, afhankelijk van hun wijze van werken: in de eerste plaats zijn er thermovormmachines, welke de plaat in gescheiden posten vormen en snijden en in de tweede plaats zijn er machines, welke de plaat in een enkele post vormen en snijden. Dergelijke machines worden gebruikt bij de vervaardiging van voorwerpen van thermoplastisch materiaal, bijvoorbeeld "wegwerp"-voorwerpen, uit een plaat van warm geperst materiaal.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze en inrichting, welke in deze tweede klasse valt, doordat de vormgeving en het vormen van voorwerpen en het scheiden daarvan ten opzichte van de plaat van uitgangsmateriaal, in een enkele post plaatsvindt.

De stand der techniek voor thermovormende methoden en inrichtingen voorzien van een enkel vormpost, waarbij de scheiding van een initiële plaat en een daaropvolgend verwijderen uit de pers plaatsvindt, wordt voorgesteld door de conventionele machines met één post en die overeenkomstig het Italiaanse octrooischrift nr. 1.175.178, dat hierna in het kort zal worden beschreven onder verwijzing naar de figuren 1-13 van de bijgaande tekeningen, waarin: fig. 1 een zijaanzicht in schematische vorm van een thermovormmachine is, welke is voorzien van een bovenste uitstekende stempel en een enkele onderste opnemende vorm, aangegeven in de positie met open pers vóór het vormen; fig. 2 een zijaanzicht is van een machine volgens fig.

1, aangegeven met de pers in gesloten toestand tijdens de vormtrap; fig. 3 een aanzicht, overeenkomende met dat volgens fig. 2 waarbij de pers tijdens de snijtrap is gesloten; fig. 3a een schematische afbeelding van een detail van fig. 3 afgeheeld op een grotere schaal; fig. 4 een zijaanzicht van een machine vólgens fig. 3, waarbij de pers open is nadat het gevormde object is gesneden toch nog steeds in de pers aanwezig is; fig. 5 een soortgelijk aanzicht als dat volgens fig. 4, doch bij een volgend stadium, waarin het geperste voorwerp uit de opnemende vorm is verwijderd en uit het persgebied naar een stapelopzamel-inrichting is verwijderd; fig. 6 een zijaanzicht is van een variant van de in fig. 5 afgebeelde machine met een meervoudige rij van vormen, die in massa naar een afzonderlijke stapelinrichting afvoeren; fig. 7-10 schematische aanzichten tonen van weer een andere variant van de in fig. 5 afgebeelde machine, waarbij de geperste voorwerpen uit het persgebied worden verwijderd door middel van een zuigplaat, die tussen de uitstekende en opnemende delen van de pers kan worden geplaatst; fig. 11 op een schematische wijze een plaat'illustreert, welke een aantal in een enkele pershandeling geperste artikelen kan optillen door zuiging, toegepast bij de machine volgens de figuren 7 10; fig. 12 schematisch een vooraanzieht toont van een ther-movormmachine met een enkele bovenste uitstekende stempel en een dubbele onderste opnemenöe vorm, die zich afwisselend onder de uitstekende stempel beweegt; en fig. 13 een diagram is, dat de trappen en opening/sluit-cyclustijden voor een thermovormpers met een enkele opnemende vorm illustreert .

De thermovormcyclus bij machines, welke het vormen en snijden in een enkele post uitvoeren, kan schematisch als volgt worden omschreven.

Stap 1; Plaattoevoer met open pers (fig. 1).

Een gedeelte van plaatvormig materiaal A wordt vanuit een (niet weergegeven) toevoerrol toegevoerd en door stralingsinrichtingen B, bijvoorbeeld infrarood-bronnen verhit en tussen de open gedeelten van de pers, d.w.z. in het thermovormende gebied voortbewogen in de richting van de pijl F. De pers bestaat uit een bovenste uitstekend deel of een uitstekende stempel en een onderste opnemend deel M . De beide delen en kunnen enkelvoudig of meervoudig zijn, waarbij in het laatste geval een aantal voorwerpen 0 bij elke pershandeling kan worden verkregen.

Stap 2; Het vormen bij gesloten pers (fig. 2).

Het onderste opnemende deel beweegt zich naar boven tegen de vaste uitstekende stempel en het voorwerp 0 wordt warm gevormd door te veroorzaken, dat de ruwe vormstempel M1 de holte M2c van het opnemende vormdeel M2 binnentreedt waarna samengeperste lucht wordt geïnjecteerd of een negatieve druk wordt aangelegd via een opening F in de uitstekende stempel . De samengeperste lucht veroorzaakt, dat het materiaal A om de ruw vormende stempel zich aan de zijwand van de holte en de beweegbare voet Μ.. daarvan hecht. Daarna wordt de hol-2 c 2 f te M2c gekoeld door een waterkoelcircuit, dat in het algemeen met C is aangegeven, en wordt ook het voorwerp 0 gekoeld en daarna onderworpen aan een proces van progressieve structurele en dimensionele stabilisatie.

Stap 3: Snijden (fig. 3 en 3a).

Bij deze trap wordt het gehele onderste deel Mvan de pers over een afstand ST, gewoonlijk 1,5 mm (fig. 3a) naar de bovenste stempel bewogen, hetgeen voldoende is om de rand BO van het voorwerp 0 van het uitgangsplaatmateriaal A te scheiden.

De boven beschreven drie trappen zijn gemeenschappelijk voor alle thermovormmachines, die een vormgeving en snijhandeling in een enkele post of vormgebied uitvoeren (zie het diagram volgens fig.

13). Er wordt evenwel een onderscheid gemaakt tussen twee klassen van thermovormmachines op basis van de verschillende constructies, welke worden gebruikt om de thermisch gevormde voorwerpen 0 uit de opnemende vorm M2 te verwijderen en daaropvolgende handelingen (tellen, stapelen, enz.). Eerstgenoemde klasse bezit een enkele opnemende vorm laatstgenoemde klasse omvat een dubbele opnemende vorm, één aan de linker zijde M en één aan de rechter zijde M„_, welke integraal met elkaar 2c 2d zijn, zoals later onder verwijzing naar fig. 2 zal worden toegelicht en het onderwerp van het Italiaanse octrooischrift nr. 1.073.243 vormt.

De snijtrap (trap 3) voltooit de gesloten-perscyclus van de handelingen (fig. 13).

Na deze trap beweegt het onderste gedeelte M2 van de pers zich naar beneden of beweegt zich van het bovenste deel af, waarbij een S-vormige baan (fig. 4) wordt gevolgd, waarbij het deel daarmede het gevormde en afgesneden voorwerp 0 medevoert, dat zich derhalve onder het afval-uitgangsmateriaal A beweegt. Daarna beëindigt de bewegende basiscomponent van de onderste vorm zijn neerwaartse beweging, terwijl het resterende deel van de vorm M2 voortgaat met zich naar beneden te bewegen, waardoor het voorwerp 0 naar buiten wordt getrokken en volledig uit de holte M_ van de vorm M„ wordt vrijgemaakt.

2c 2

Op dit punt van de cyclus doet zich het moeilijke probleem voor van het bewegen of verwijderen van het thermisch gevormde voorwerp of de thermisch gevormde voorwerpen 0 uit het vormgebied en het stapelen daarvan. Er zijn verschillende stelsels voorgesteld en de twee stelsels, die het meest worden toegepast, zullen hieronder worden beschreven.

Het eerste stelsel is het luchtblaasstelsel (fig. 5), waarbij samengeperste lucht langs een leiding CL wordt gevoerd, welke is voorzien van mondstukken U, die stralen G leveren, welke de voorwerpen 0 optillen, waardoor deze iets kantelen en in één of meer opzamel-kanalen R bewegen. De voorwerpen, die zich langs het opzamelkanaal R voortzetten, worden gestapeld en vormen een stapel P.

Dit stelsel kan evenwel slechts worden toegepast indien de voorwerpen in de vorm M2 in een enkele rij zijn gerangschikt.

Indien de voorwerpen in de vorm M2 zich in een aantal rijen (meervoudige rijen) bevinden, kunnen de luchtstralen G voorwerpen 0 uit het door de delen en M2 van de pers begrensde gebied verwijderen, doch zij zullen in massa worden afgevoerd. Teneinde deze weer in volgorde te verkrijgen en te stapelen, is het nodig te beschikken over een geschikte stapelinrichting PL (fig. 6), die gescheiden is van de thermovormmachine, doch waarvan de functie daarmede moet worden gesynchroniseerd. Dit brengt natuurlijk grote extra kosten, een grotere complexheid bij de werking en een groot percentage van beschadigde voorwerpen, die dan moeten worden uitgeschoten, met zich mede.

Bij thermovormmachines, welke voorzien zijn van een stapelinrichting PL, worden voorwerpen O "verwijderd" door deze uit het vormgebied te blazen en te veroorzaken, dat deze een aanslagoppervlak AR' treffen voordat zij in een opzamelreservoir V vallen. Aan de voet van het opzamelreservoir V kan als één van een aantal mogelijke stelsels een uit een transportband bestaande opzamelinrichting TR aanwezig zijn, welke wordt bestuurd door een sterrad-mechanisme, dat voorzien is van een aantal scharnierbaar met elkaar verbonden panelen, die elk zijn voorzien van een opening , waarin zich één voorwerp O bevindt. Na het treffen van het oppervlak AR, dat onder een bepaalde helling is georiënteerd, vallen de voorwerpen in de openingen teneinde daarna op een intermitterende wijze naar een drukinrichting I te worden getransporteerd, welke wordt 3? bestuurd door een tuimelmechanisme E, dat de voorwerpen één voor één in een opzamelkanaal R drukt, waar zij een stapel P vormen.

Dit stelsel, dat hier bij wijze van voorbeeld als één van vele soortgelijke typen is genoemd, bezit een aantal bezwaren.

Om mee te beginnen kunnen slechts cirkelvormige voorwerpen, die groter zijn dan bepaalde minimale afmetingen, worden'gestapeld. Het is derhalve niet mogelijk voorwerpen te stapelen, die tot een specifieke oriëntatie zijn beperkt, bijvoorbeeld voorwerpen met een rechthoekige vorm.

Voorts worden bij het vallen en met elkaar mengen in het reservoir V vele voorwerpen vervormd of worden deze op een andere wijze beschadigd.

Om deze redenen worden het bekende stelsel, weergegeven in fig. 6, en andere daarop gelijken de stelsels, thans als verouderd beschouwd.

Het tweede stelsel, waarbij gebruik wordt gemaakt van een zuigplaat, is schematisch weergegeven in fig. 7 - 11 en vormt het onderwerp van het Italiaanse octrooischrift nr. 1.175.178. Tijdens het openen T van de pers, hetgeen geschiedt door de onderste opnemende vorm , wordt een zuigplaat PA tussen de bovenrand B van het thermisch gevormde voorwerp 0 en het afval A van het uitgangsmateriaal in een zodanige positie ingebracht, dat het voorwerp of de voorwerpen O kunnen worden aangezogen wanneer de vorm zijn dalende beweging T heeft beëindigd (pers volledig open).

De vorm M2 stopt dan in de onderste positie daarvan teneinde het mogelijk te maken, dat de zuigplaat PA zich uit het gebied.

begrensd door de stempels en (vormgebied - £ig. 8) wegbeweegt, en daarmede de bijbehorende voorwerpen 0 naar een gebied voert, dat bij de thermovormmachine is gelegen, waar zij worden opgenomen door zuig-inrichtingen VS, welke scharnierbaar zijn bevestigd op armen BG van een stapelinrichting R (fig. 9 en 10). Zodra de plaat PA de in fig. 8 af-gebeelde positie bereikt en derhalve buiten het vormgebied is gelegen, begint de opwaartse beweging van de vorm M^, wordt het plaatvormige materiaal A over een verdere stap voortbewogen en wordt derhalve een nieuwe thermovormcyclus ingeleid. Tegelijkertijd voeren zuiginrichtingen VS (fig. 9) de voorwerpen 0 van de plaat PA weg. Door middel van een rotatie van de arm BG en een gelijktijdige rotatie om de pen Q worden de zuiginrichtingen VS omgekeerd en tegen een meervoudige opzamelinrichting R bewogen, waar de voorwerpen in stapels P worden gestapeld (fig. 10).

De moeilijkheden en bezwaren, die de werking van het onttrekkingsstelsel bij thermovormende machines met een enkele opnemende vorm begrenzen, zijn: 1. De zeer grote afstand T, waarover de pers moet worden geopend, welke de som is van de hoogte van het voorwerp of de voorwerpen 0 en de afgelegde afstand S (fig. 4 en 7) plus een specifieke afstand voor het verzekeren van een redelijke veiligheidsmarge (fig. 7). Aangezien evenwel de tijd, welke wordt gebruikt bij het bewegen over een afstand T, de tijd is, welke van geen nut is voor de cyclus, zal het duidelijk zijn, dat wanneer alle overige omstandigheden dezelfde zijn, de output van de machine kleiner zal zijn naarmate de voorwerpen 0, welke moeten worden verwijderd, groter zijn.

2. De afstand S dient voor het scheppen van de afstand, welke nodig is om de plaat PA tussen het materiaal A en het thermisch gevormde voorwerp of de voorwerpen 0 in te brengen. Wanneer men de afstand S klein houdt, brengt dit problemen ten aanzien van de afmeting van de zuigplaat PA met zich mede. Het vergrote van de afstand S komt neer op het aanzienlijk verlagen van de produktiviteit van de thermo-vormmachine. De bepaling van de afstand S en de dimensionering van de plaat PA zijn derhalve steeds het resultaat van een compromis. De afmetingen van de zuigplaat PA worden evenwel ook bestuurd door de eis, dat deze de voortbeweging van het plaatmateriaal A niet moet belemmeren, welk materiaal in verhitte toestand, neiging heeft om te ver- zwakken en naar beneden te bewegen.

3. Het open houden van de pers gedurende de tijd, welke de zuigplaat PA nodig heeft om de vormzone binnen te treden en te verlaten, vergroot de dode tijd in de thermovormcyclus (fig. 7, 8 en 13).

Het feit, dat persen open moeten blijven gedurende de tijd, welke nodig is voor het inbrengen van de plaat PA tussen het materiaal A en het voorwerp of de voorwerpen O, welke moeten worden verwijderd, het opzuigen van de voorwerpen en het verwijderen daarvan (een tijd, welke gewoonlijk gelijk is aan 30% van de cyclustijd d.w.z. in geen enkel opzicht een verwaarloosbare periode), heeft een sterke schadelijke invloed op de produktiviteit van de machine.

Indien betrekkelijk grote voorwerpen of kleine voorwerpen in een aantal rijen in de vorm M2 aanwezig zijn, dan neemt de tijd voor het bewegen van de plaat PA toe omdat de afstand T, welke moet worden afgelegd, groter is of omdat de plaat PA zich over een heengaande en teruggaande afstand moet bewegen, welke tenminste gelijk is aan de . breedte LA van de vorm M2 (fig. 7).

4. De tijd, gedurende welke een voorwerp of voorwerpen o in de pers blijven, d.w.z. met de eigen wanden daarvan in aanraking met de gekoeld wand van de holte van M„ van de vorm M_, vormt een andere belangrijke parameter, die de produktiviteit van een thermovormmachine op een schadelijke wijze beïnvloedt. In feite wordt zodra de vorm M2 de in fig. 4 afgeheelde positie bereikt, het voorwerp O van de wand van de holte M verplaatst en derhalve houdt de stabiliserende koeling van het kunststofmateriaal, dat aan het thermovormproces is onderworpen, op. Zoals uit het diagram volgens fig. 13 blijkt, is de koeltijd tst voor stabilisatie in de pers de tijd tijdens het injecteren van de vormings-lucht t (via de opening FO) en het begin van het verwijderen t (fig.

4). Normaliter is deze tijd equivalent aan ongeveer de helft van de cyclustijd. Wanneer het nodig is de koeltijd tst te vergroten, dient de snelheid van de thermovormmachine te worden verkleind.

5. Omdat de voorwerpen direct vanuit de plaat PA naar de stapelinrichting worden gevoerd, is het niet mogelijk extra handelingen uit te voeren (bijvoorbeeld perforeren, etiketteren of dergelijke) bij voorwerpen 0 tussen de verwijderingshandeling en het stapelen.

Indien het nodig is extra handelingen bij de thermisch gevormde en gestapelde voorwerpen 0 uit te voeren, dienen de voorwerpen opnieuw te worden gepositioneerd, en dit komt gewoonlijk neer op het uit de stapel verwijderen daarvan en het zenden van de voorwerpen naar geschikte machines teneinde de vereiste handelingen uit te voeren, met dientengevolge een kans op beschadiging van de voorwerpen en het ontstaan van uitschot.

Eén van de grootste bezwaren van thermovormmachines met zuigplaat-extractie ligt in de vorm en de beperkte afmetingen van de zuigplaat zélf. In wezen zal ten aanzien van fig. 11 worden opgemerkt hoe het drukverschil, tussen de uitwendige omgeving en de negatieve druk, welke door de zuigwerking via de plaat PA in de ruimte binnen de thermisch gevormde voorwerpen o wordt opgewekt, de kracht levert, waarmede de voorwerpen 0 naar de plaat worden getrokken en daartegen worden gehouden. Het is een goede benadering, dat dit drukverschil gelijk is aan het verlies aan druk is, dat de luchtstromen Ql/2 en Q2/2 en Q3/2 veroorzaken wanneer zij zich via de gleuven FE langs de randen BO bewegen.

In de plaat PA zal dan: - de lucht in de sectie een snelheid v hebben, welke veroorzaakt, dat een stroom Q1 vloeit, - zal in sectie een snelheid hebben, welke verschilt van en zodanig is, dat een stroom Q1 = Q2 vloeit, - in sectie de snelheid zijn, welke verschilt van V en V2 en zodanig is, dat een stroom gelijk aan Ql + Q2 t Q3 vloeit.

Er doen zich ideale bedrijfsomstandigheden voor wanneer Ql = Q2 = Q3. Aangezien de zuigplaat PA moet worden ingebracht tussen het plaatmateriaal A en de bovenranden BO van de voorwerpen 0, moet de hoogteafmeting van de plaat zo klein mogelijk zijn, teneinde de afstand, waarover de pers wordt geopend^niet te beperken p en deze bijzonder groot te maken. In de praktijk verdient het derhalve de voorkeur gebruik te maken van een configuratie waarbij V veel groter is dan V , zodat tijdens het bedrijf Ql groter is dan Q2, welke op zijn beurt groter is dan Q3. Dit betekent, dat het stelsel werkt onder omstandigheden, welke zeer ver van de optimale omstandigheden zijn gelegen.

Bij thermovormmachines, welke zijn voorzien van dubbele onderste opnemende vorm van het type, beschreven in het Italiaande oc- trooischrift nr. 1.053.243 en schematisch afgebeeld in fig. 12, worden de voorwerpen gevormd door de twee opnemende delen M2g en afwisselend met het enkele bovenste uitstekende deel te koppelen.

Wanneer de stempels en worden gesloten, vindt de thermische vorming plaats op de wijze, zoals boven voor de trappen 1 en 3 is beschreven.

Bij dergelijke machines is het mogelijk voordelen in volgende trappen te verkrijgen doordat: 1) De afstand T, afgelegd door de pers bij het openen onafhankelijk is van de diepte of hoogte van de thermisch gevormde voorwerpen en derhalve op een minimale waarde kan worden gehouden, welke voldoende is om het materiaal Ά toe te voeren, met een sterke reductie in de passieve tijd van de cyclus, zoals is aangegeven in het diagram volgens fig. 13.

2) De pers blijft slechts gedurende de tijd open, welke nodig is om het plaatmateriaal A voort te bewegen en de afwisselende laterale beweging van de opnemende vormen M2g en M2fl te effectueren.

Deze handelingen vinden op hetzelfde moment plaats, zonder dat een stoppen optreedt om thermisch gevormde voorwerpen O te verwijderen.

3) De tijd gedurende welke de voorwerpen O in de holte M blijven waarbij de wanden daarvan contact maken met de vorm, is langer dan de thermovormingscyclus (fig. 13),omdat voorwerpen O in innig contact met de stempel blijven vanaf het moment van snijden tot de voigende thermovormhandeling in de andere opnemende vorm. Met andere woorden wordt het koelen van een thermisch gevormd voorwerp O verlengd over de volgende trappen: - het vormen, bijvoorbeeld in - M2g - het uitsnijden - het openen van de pers - de laterale beweging van de dubbele opnemende vorm - het sluiten van de stempels - het vormen in M„ - M_, 1 2d

Het stapelen van voorwerpen O bij deze thermovormings-machines vindt plaats in de stapelinrichting Rg in het geval van de objecten, gevormd in M2g, gedurende de vormtrap in vorm M2g en in het aeval van die, gevormd in 2d

Basisonderdelen en verwijderen voorwerpen 0 door een beweging over de afstand C (fig. 12) en stapelen deze op door de voorwerpen, gevormd in de opnemende vorm afwisselend in de linker opzamel- of stapelinrichting Rg en die, gevormd in de opnemende vorm M in de rechter opzamel- of stapelinrichting te drukken. De inrichtingen R en R, bevinden zich ter weerszijden van het vaste deel s d van de stempel . Het kan derhalve voorkomen, dat voorwerpen 0, welke zijn voorzien van uitgeholde angulaire ondersteuningsgedeelten (bijvoorbeeld 2, 3, 4 of meer insnijdingen of ingesneden voeten, welke zich op hetzelfde niveau bevinden) welke, zoals gebruikelijk, aanwezig zijn om te beletten, dat één voorwerp zich volledig met een ander verbindt tijdens het stapelen (waardoor het onmogelijk zou zijn om de voorwerpen voor gebruik uit de stapel te verwijderen), in een volmaakte verticale oriëntatie en centrering zijn opgesteld omdat zij alle afkomstig zijn uit dezelfde vorm. In dit geval blijkt, dat er een nauwkeurige superpositie van twee of meer opeenvolgende gestapelde voorwerpen optreedt, zodat het afstandseffect van de voeten of insnijdingen wordt geneutraliseerd en als een gevolg daarvan de voorwerpen stevig met elkaar worden verbonden, waardoor het lastig is deze te scheiden.

Een andere oorzaak van een slechte afstand en derhalve van een onomkeerbare verbinding tussen de gestapelde thermisch gevormde voorwerpen ligt in de onnauwkeurige vorming van de stapelvoeten of insnijdingen (welke in het algemeen naar het inwendige van het voorwerp . over een fractie van 1 mm of iets meer uitsteekt) aangezien, waar deze uit een thermoplastisch materiaal bestaan, dat derhalve ten tijde van het vormen dimensioneel onstabiel is, deze worden verkregen met betrekkelijk grote dimensionele toleranties. Er zullen derhalve variaties in de verbindingshoek met zowel de voeten als de basis van elk voorwerp optreden, afhankelijk van de aard van het gebruikte thermoplastische materiaal en de vorm en diepte van de voorwerpen, welke thermisch worden gevormd, die onaanvaardbaar zijn voor een juiste stapeling van de voorwerpen.

Voorwerpen, welke niet uit een stapel kunnen worden verwijderd of welke lastig daaruit kunnen worden verwijderd, vereisen een manuele tussenkomst,.reducerende produktiviteit en eindigen bijna steeds met het vergroten van het aantal uitschot.

Opgemerkt wordt, dat de afstand C, , welke door de basisonderdelen Nt t 2f s en M wordt doorlopen, afhankelijk is van de maximale hoogte van de voorwerpen 0, welke worden gevormd, en derhalve langer is wanneer de voorwerpen dieper zijn. Het is in wezen essentieel, dat een interferentie tussen de bodem van het voorwerp 0 en de laterale beweging en het sluiten van de pers wordt vermeden.

Fig. 12 toont pennen S , welke de delen M_ en M_.

p 2s 2d ten opzichte van het vaste deel M1 centreren wanneer de pers wordt gesloten, doordat zij over een bepaalde afstand in overeenkomstige zittingen Z worden ingebracht, welke aanwezig zijn in de vorm M . A geeft

^ X

ook schematisch de onderdelen aan, welke het plaatvormige materiaal A toevoeren of voortbewegen.

Evenals bij de thermovormmachines met een enkele opnemende vorm vindt ook bij machines met een dubbele opnemende vorm het stapelen van de voorwerpen plaats zonder dat er een praktische mogelijkheid is om extra handelingen ten aanzien van de thermisch gevormde voorwerpen 0 uit te voeren, aangezien deze onmiddellijk na het thermisch vormen daarvan tot stapels tezamen worden genomen.

Een doel van de uitvinding is het elimineren of in hoofdzaak reduceren van de boven beschreven bezwaren, welke zich voordoen bij bekende thermische vormmethoden en machines en extractievormen.

Een ander doel van de uitvinding is het verschaffen van een werkwijze voor het onttrekken van thermisch gevormde voorwerpen uit het vormgebied door gebruik te maken van een zuigplaat, die niet onderhevig is aan kritische dimensionele beperkingen.

Een specifiek oogmerk van de uitvinding is het mogelijk maken om een gehele reeks van extra en/of hulphandelingen op de thermisch gevormde voorwerpen uit te voeren tijdens elke thermovorm-cyclus, waarbij de voorwerpen buiten de pers in dezelfde onderlinge posities worden gehouden als die, welke zij in de vorm hebben ingenömen.

Een ander doel van de uitvinding is het verschaffen van een aanzienlijke reductie in de wachttijd bij geopende pers teneinde de produktiviteit en het rendement te verbeteren.

Een verder oogmerk van de uitvinding is het effectuéren van een drastische reductie tot de helft in de hoogte van de pers, met een dientengevolge optredende reductie in de massa1s welke worden bewo gen, de kosten van de vervaardiging van de pers zelf en een aanzienlijke toename in de snelheid van beweging of laterale beweging van de pers.

Weer een ander doel van de uitvinding is het verschaffen van de vervaardiging van thermisch gevormde objecten, welke door middel van êên of meer extra handelingen kunnen worden afgewerkt, welke handelingen op hetzelfde moment worden uitgevoerd als de thermische vorm-handeling vóór het stapelen en pakketteren, zonder dat het nodig is de verwerking opnieuw in te leiden.

Volgens een eerste aspect van de uitvinding wordt voorzien in een werkwijze voor het thermisch vormen van holle voorwerpen, voorzien van een voet, uit een plaat van thermoplastisch materiaal, waarbij in een enkele voorafbepaalde bedrijfscyclus plaatsvindt: - de vervaardiging van een geperst voorwerp door warm vormen en het uitsnijden van het voorwerp of voorwerpen tussen één helft van een beweegbare dubbele opnemende vorm, welke zich in het vormgebied tegenover een uitstekende stempel bevindt, - het bewegen van de opnemende helft van de vorm, waarbij de helft een thermisch gevormd voorwerp of voorwerpen daarin ondersteunt, naar een overeenkomstig afvoergebied, en wel afwisselend aan één zijde of de andere zijde van het vormgebied, - het verwijderen van het voorwerp of de voorwerpen uit de opnemende helft van de vorm in het betreffende afvoergebied en het overdragen van elk voorwerp naar één van een aantal opneemvorm-inrichtingen met een configuratie, welke overeenkomt met de vorm, welke vorminrichtingen sequentieel in stappen langs een baan kunnen bewegen, - een sequentiële beweging van de vorminrichtingen naar tenminste één bedrijfspost of manipulatiepost op hetzelfde moment, dat de opnemende vorm zich terugbeweegt om de andere helft daarvan tegenover de uitstekende stempel te brengen teneinde een volgend gevormd object te vervaardigen, en - het uitvoeren van tenminste één verwerking of manipu-latiehandeling bij alle voorwerpen, welke door tenminste één vorminrich-ting worden ondersteund, op hetzelfde -moment, dat het volgende gevormde object wordt vervaardigd.

Overeenkomstig een verder aspect van de uitvinding wordt * voorzien in een inrichting voor het thermisch vormen van holle voorwerpen met een voet uit een plaat van thermoplastisch materiaal, voorzien van - een uitstekende stempel en een dubbele opnemende vorm, waarbij één helft van deze vorm afwisselend ten opzichte van de andere helft kan bewegen om met de uitstekende stempel om beurten samen te werken, terwijl tegelijkertijd het voorwerp of de voorwerpen, eerder vervaardigd in de andere helft van de opnemende vorm naar een gemakkelijk toegankelijk afvoergebied worden gevoerd, - een plaattoevoerinrichting om een plaat van thermo-vormend materiaal in stappen tussen de uitstekende en opnemende vormen te voeren, - een snijinrichting, welke aan het eind van elke sluit-beweging van de pers in werking wordt gesteld, - een stapsgewijs werkende transporteur met een aantal platen of vorminrichtingen, die elk in staat zijn tot het opnemen en ondersteunen van het voorwerp of de voorwerpen uit één vormhandeling in dezelfde onderlinge posities als die, welke zij in de pers hebben ingenomen , - tenminste één opneemkop, welke in staat is om één stel gevormde voorwerpen afwisselend uit elke helft van de dubbele opnemende vorm vanuit één zijde of de andere van de uitstekende stempel op te tillen en deze naar een overeenkomstige plaat of vorminrichting op de transporteur over te dragen, en - tenminste één behandelings- of manipulatiepost, welke langs de transporteur is opgesteld voor het gelijktijdig manipuleren of behandelen van alle voorwerpen uit tenminste één vormhandeling.

De uitvinding zal onderstaand nader worden toegelicht onder verwijzing naar de tekening. Daarbij toont: fig. 14 een verticaal vooraanzicht in schematische vorm van een deel van een transporteur, welke bij de inrichting volgens de uitvinding wordt gebruikt; fig. 15 een bovenaanzicht van de inrichting volgens fig.

14; fig. 16 en 17 respectievelijk een bovenaanzicht en een vergroot bovenaanzicht, overeenkomende met dat, weergegeven in fig. 15, doch met de opneemkoppen in een andere trap van de bedrijfscyclus; fig. 16A en 16B respectievelijk gedeeltelijke bovenaanzichten op vergrote schaal van de twee helften van een dubbele opnemende vorm; fig. 18 en 19 verticale aanzichten in schematische vorm van de thermovormpers in twee verschillende bedrijfstrappen zonder de stapsgewijs werkende transporteur; fig. 20 een onderaanzicht op vergrote schaal van een gedeelte van de opneemkop; fig. 21A, 21B en 21C details van fig. 19 op vergrote schaal; fig. 22 een detail van fig. 14 op vergrote schaal; fig. 23 een afbeelding, overeenkomende met die volgens fig. 14 doch in een andere trap van de bedrijfscyclus; fig. 24 een detail van fig. 23; fig. 25 een verticaal vooraanzicht van een stapelinrich-ting, welke stroomafwaarts ten opzichte van de stapsgewijs werkende transporteur tijdens de toevoertrap kan worden gebruikt; fig. 25A een detail van fig. 25 op vergrote schaal, waarin de wij ze is aangegeven, waarop de thermisch gevormde voorwerpen worden gestapeld; fig. 26 een detail van fig. 25 op grotere schaal; fig. 27 de stapelinrichting volgens fig. 25 tijdens de stap van het afvoeren op een plaat; fig. 28 een detail van fig. 26 in een positie, gereed voor afvoer; fig. 29 de stapelinrichting volgens fig. 25 in een positie voor een horizontale afvoer; fig. 30 en 31 schematisch opeenvolgende trappen bij het horizontaal afvoeren uit de stapelinrichting volgens fig. 29; fig. 32 een variant ten aanzien van fig. 23; en fig. 33 een diagram van de thermovonatrappen en cyclus-tijden voor de uitrusting, weergegeven in de fig. 14 - 31, ter vergelijking met het diagram volgens fig. 13.

Onder verwijzing naar de bovengenoemde figuren wordt opgemerkt, dat de thermovormorganenof de pers volgens de uitvinding is voorzien van een ondersteunïngsstructuur 1 waarop een stationaire boven- plaat 2 is gemonteerd, die een uitstekende stempel 3 ondersteunt, die bij het afgeheelde voorbeeld eveneens stationair is, een glijdbare stempel-ondersteuningstafel 4, welke bijvoorbeeld wordt ondersteund op rolvoeten, geschikt voor grote belasting met automatische smering (niet afgebeeld in de tekening) voor het uitvoeren van horizontale bewegingen (pijl A), en een onderplaat 5, die in verticale richting kan bewegen (pijl B - fig. 18), welke door bijvoorbeeld twee tuimeleenheden (niet afgebeeld) wordt aangedreven. De glijdbare tafel 4 ondersteunt twee opnemende vormen (een dubbele opnemende vorm) 6 en 7, welke identiek zijn en op hetzelfde niveau naast elkaar zijn opgesteld, en waarvan het de bedoeling is, dat zij door de glijdbare tafel 4 afwisselend onder de stationaire stempel 3 worden bewogen, waar wordt veroorzaakt, dat zij zich naar boven bewegen en met de stempel samenwerken en achtereenvolgens worden geopend doordat zij naar beneden worden bewogen teneinde lateraal ten opzichte van de stationaire stempel 3 te worden bewogen.

Met andere woorden wordt de vorm 6 naar links en de vorm 7 naar rechts (als beschouwd in de figuren in de tekening) ten.opzichte van de stationaire stempel 3 bewogen.

Een plaat 8 van thermoplastisch materiaal, welke op een doorn kan zijn gewikkeld en direct kan worden afgenomen uit een extrusie-eenheid, welke met de thermovorminrichting is gecombineerd, wordt voortbewogen door middel van een ketting-toevoermechanisme, dat in het algemeen met 9 is aangegeven, en wel in een richting, loodrecht op die van de beweging van de dubbele opnemende vorm 6, 7 onder de stationaire stempel 3, doch boven de dubbele opnemende vorm 6, 7 in stappen, gesynchroniseerd met de druk- of vormsnelheid.

Zoals beter blijkt uit de figuren 18 en 19, kan de stationaire stempel 3 zijn voorzien van een aantal indeukingen 10, die elk is voorzien van een open onderste uiteinde, begrensd door een vrije rand 11 (fig. 21A en 21B), waarin een overeenkomstig uitstekende plug 12 is ondergebracht, die aan één uiteinde van een overeenkomstige verticale besturingstaaf 13 is bevestigd, welke glijdbaar tussen de bovenwand van de stationaire stempel is gemonteerd en zich daar voorbij uitstrekt teneinde een bovenste activeringsstaaf of -plaat 14 te ontmoeten en daarmede te worden verenigd, welke laatste op zijn beurt wordt bestuurd door in de tekening niet afgeheelde activeringsorganen, bijvoor- beeld van een aan de vakman bekend type. De twee opnemende vormen 6 en 7 bezitten elk een aantal naar boven open holten 15, waarvan het aantal gelijk is aan het aantal indeukingen 10 en met dezelfde tussenafstand, één en ander zodanig, dat wanneer een opnemende vorm samenwerkt met de stationaire stempel, elke indeuking 10 op een nauwkeurige wijze samenwerkt met een overeenkomstige holte 15 daaronder.

Centreerorganen, welke bijvoorbeeld vier pennen 16 omvatten, welke worden ondersteund door de bovenste plaat 2·, en welke stationair zijn of welke kunnen uitsteken om samen te werken met overeenkomstige opneemzittingen 17, die in de opnemende vorm aanwezig zijn wanneer de stempels tegen elkaar worden gesloten, zijn aanwezig voor een juiste samenwerking tussen de opnemende vormen 6 en 7 en de stationaire stempel 3.

De voet van elke holte 15 is voorzien van een extractie-inrichting (fig. 18, 19, 21A, 21B en 21C), voorzien van een kop 18, die naar boven kan bewegen onder bestuur van een overeenkomstige staaf 19, welke integraal is met een besturingsstaaf of -plaat 20, waarvan het de bedoeling is één of meer thermisch gevormde voorwerpen 150 vanuit de ruimte in de pers vrij te geven en naar buiten te drukken nadat de stempels zijn geopend.

Bij voorkeur bezit elke holte 15 een vernauwing 21, welke een getrapt gedeelte om het gevormde voorwerp vormt, en waarvan de hoogte tot de voet van de holte de stapelhoogte H voor gevormde voorwerpen 150 bepaalt (fig. 21A) .

De onderste plaat 5 wordt aangedreven door geschikte (niet weergegeven) eenheden, bijvoorbeeld twee tuimeleenheden, teneinde de verticale sluit- en openingsbewegingen tussen de opnemende vormen 6, 7 en de stationaire stempel 3 te effectueren.

Twee excentrieken, welke het door te veroorzaken,· dat de plaat 5 zich over een kleine afstand beweegt, de voorwerpen uit de plaat uit te snijden en te scheiden, kunnen onder de voet van de twee tuimeleenheden aanwezig zijn. Deze handeling, welke gebruikelijk is, wordt uitgevoerd tijdens het sluiten van de opnemende vormen 6, 7 tegen de staionaire stempel 3.

De stationaire bovenplaat 2 bezit twee verticale onder-steuningskolommen 22 en 23 (fig. 15, 16 en. 17), op elk waarvan roteer- baar een overeenkomstig uitstekende arm 24, 25 is gemonteerd, die aan het vrije uiteinde daarvan een zuigopneemkop 26, 27 ondersteunt, welke bijvoorbeeld de vorm heeft van een klokvormige kom, die aan de voet is afgesloten door een geperforeerde zuigplaat 28, die met een vacuumbron of een bron met negatieve druk teneinde de lucht af te voeren, zoals een zuigpomp, welke niet is weergegeven, in verbinding staat door middel van een buigzame leiding 26a en 27a. Zoals beter uit fig. 20 blijkt, bezit de plaat 20 een aantal doorgaande openingen 29, die op een geordende wijze op een afstand van de snijpunten van de longitudinale 30 en transversale 31 zuiggroeven zijn opgesteld, bij voorkeur met een afstand, welke gelijk is aan die van de holten 15 in de opnemende vormen 6 en 7.

De armen 24 en 25 bevinden zich respectievelijk aan één zijde van de stationaire stempel 3 en kunnen zich in een hoekrichting om de kolommen 22 en 23 bewegen tussen een positie, waarin de betreffende opneemkop 26 en 27 zich boven een overeenkomstige opnemende vorm 6 of 7 bevindt, wanneer deze lateraal volledig van de stationaire stempel 3 is afbewogen, en een positie buiten de thermovormmachine, en wel door een overeenkomstige motorreductie-tandwieleenheid 32, 33, die zodanig wordt aangedreven, dat de opneemkoppen 26, 27 ritmische hoekbewegingen gesynchroniseerd met de heen- en weergaande bewegingen van de vormen 6 en 7 uitvoeren teneinde de overdracht van thermisch gevormde voorwerpen 150 te effectueren, zoals hierna verder zal worden beschreven.

Binnen de werkingsstraal van de armen 24 en 25 bevindt zich een trapsgewijs werkende transporteur 35 (fig. 14, 15, 16, 22 en 23), welke bestaat uit twee glijdende en ondersteunende zijden 36, een aantal platen of vorminrichtingen 37, die glijdbaar door de zijden worden ondersteund en aan de twee tegenover elkaar gelegen uiteinden daarvan onder invloed staan van een paar kettingen 38, welke zich om een paar kettingwielen 39 aan de einden van 'de transporteur uitstrekken (fig. 22). Elke plaat of vorminrichting 37 bezit een tussenpen 40, welke voorziet in een scharnierwerking met een ketting 38 en twee laterale rollen of pennen 41 en 42 aan elk uiteinde waarvan de kettingen samenwerken. Langs de zijden 36 kunnen de rollen 41 en 42 vrij langs de overeenkomstige rechte boven- 43 en onder- 44-geleidingen of rails bewegen, terwijl bij het overdrachtseind van de transporteur, de pen 40 gedwongen wordt een cirkelvormige baan om een wiel 39 te volgen, de voorste rol (ten opzichte van de bewegingsrichting, bijvoorbeeld de rol 41 in fig. 22) wordt gedwongen een baan te volgen, welke eveneens cirkelvormig is en wel langs een overeenkomstige stationaire geleiding 45, die dezelfde kromtestraal heeft als de oorspronkelijke kromming van het wiel 39 en waarbij de achterste rol (rol 42 in fig. 22) ingrijpt tussen twee tanden 46 van wiel 47, waarvan de rotatiehartlijn is gelegen langs de lijn van het wiel 39 en de genoemde spoedlijn. Bij deze constructie wordt aan het eind van de transporteur 35 elke plaat of vorminrichting 37 teruggevoerd naar een positie, welke steeds evenwijdig is aan de andere platen of vorminrichtin-gen, en wanneer deze zich in de afvoerpositie bevindt, relatief ver ligt van de plaats of vorminrichting, welke daaraan is voorafgegaan en diegene, welke daarop volgt.

Het is derhalve mogelijk te voorzien in een behandelings-of verwerkingspost 50 (fig. 14 en 23) en een stapelpost 51 bij de over-drachtseinden van de transporteurs 35 en eventuele tussenbehandelings-of verwerkingsposten, zoals later zal worden beschreven.

De behandelingspost 50 dient voor het uitvoeren van verschillende bewerkingen ten aanzien van de gevormde voorwerpen 150, die zich in een gemakkelijk toegankelijke positie voor bewerkingseenheden bevinden, welke zich in de post bevinden, terwijl in de stapelpost 51 de gevormde voorwerpen kunnen worden gestapeld voordat zij tenslotte van de transporteur 35 worden verwijderd.

De platen of vorminrichtingen 37 bezitten elk een aantal openingen of zittingen 38 met dezelfde diameter (of een iets kleinere diameter) en dezelfde afstanden als de holten 15 in de opnemende vormen 6 en 7, zodat zij de uit een vormhandeling verkregen, daarnaar door de koppen 26 en 27 overgedragen voorwerpen kunnen opnemen. De platen of vorminrichtingen 37 worden stapsgewijs langs een bovenste baan langs de transporteur 35 bewogen, waarlangs zij gevormde voorwerpen 150 uit de koppen 26 en 27 afwisselend opnemen, sequentieel stapsgewijs tot stilstand worden gebracht in de behandelingspost 50 en daarna langs een onderste baan worden gevoerd om de stapelpost 51 te bereiken.

De behandelings- of verwerkingspost 50 kan zodanig zijn uitgevoerd, dat deze elke gewenste extra handeling uitvoert, zoals bijvoorbeeld het perforeren van de voeten van gevormde voorwerpen 150, het droog bedrukken of stempelen van de voorwerpen, etiketteren, vullen met oplosbare drankpoeders, steriliseren, enz.

In de fig. 14 en 23 is de post 50 bij wijze van voorbeeld afgebeeld door een door een tuimelaar aangedreven boorkop, welke is voorzien van boorelementen 52, die met dezelfde afstand als de ope-ningen 37a en de vorminrichtingen 37 zijn opgesteld en met dezelfde bedrijf ssnelheid als de staptransporteur 35 worden bedreven.

Men kan in plaats van of naast de door een tuimelaar bedreven aandrijfeenheid 50 evenwel ook een andere geschikte bedrijfseenheid aanbrengen, welke geschikt is voor het uitvoeren van een gewenst proces of een gewenste manipulatie ten aanzien van de vervormde voorwerpen.

De stapelpost 51 (fig. 14 en 23 tot 29) omvat en onder-steuningsgestel 53, waarop zich bevindt het stroomafwaartse eind van de transporteur 35, een onderste drukinrichting 54, die op een afwisselende verticale heen- en weergaande beweging in synchronisme met de stapsgewijze werking van de transporteur 35 kan worden aangedreven en voorzien is van een aantal drukkoppen 55, waarvan het aantal gelijk is aan en dezelfde afstand heeft als de openingen 37a in de vorminrichtingen 37, en een stapelinrichting 56, die boven de transporteur 35 verticaal gecentreerd met de drukinrichting 54 is opgesteld. De stapelinrichting 56 kan van een geschikt type zijn, bijvoorbeeld zijn voorzien van een aantal evenwijdige buisvormige staven 57, die tezamen worden gehouden door een gestel 58 (fig. 25), waarop ook glijdbaar een bovenste drukinrichting 59 is gemonteerd, die eveneens een wisselende heen- en weergaande beweging kan uitvoeren, zoals hierna zal worden beschreven.

Elke staaf 57 is bij voorkeur voorzien van tanden 60 (fig. 26 en 28), welke kunnen worden ingetrokken doordat zij kunnen scharnieren om een dwarsas 61, zodat zij angulair kunnen worden bewogen tussen een positie, waarin zij in de staaf (fig. 28) zijn teruggetrokken, zodat voorwerpen 150 tussen de staven kunnen glijden, en een positie, waarin zij uit de staaf (fig. 26) uitsteken teneinde met een rand 151 van een voorwerp 150 samen te werken.

Zoals beter blijkt uit de fig. 16a, 16b en 25a is het mogelijk één en ander zodanig op te stellen, dat de opnemende vorm 6 voorwerpen levert, die identiek zijn aan die, welke worden verschaft door de opnemende vorm 7 doch zijn voorzien van bijvoorbeeld vier voeten of insnijdingen 152, die over een voorafbepaalde hoek zodanig zijn verschoven, dat wanneer de stapels van voorwerpen in de post 51 worden gevormd uit voorwerpen, welke afkomstig zijn uit afwisselend de vorm 5 en de vorm 7, omdat deze aan de vorminrichtingen 37 van de transporteur 35 worden toegevoerd, het vlakke deel van de voet van een voorwerp 150 (zelfs wanneer de bodemrand een betrekkelijk grote verbindingshoek vertoont) steeds komt te rusten tegen een voldoend aantal voeten 152.

Een soortgelijk resultaat verkrijgt men indien in plaats van een verschillende hoekoriëntatie van de voeten 152 in de twee opnemende vormen, een verschillend aantal voeten 152 aanwezig is. Dit maakt het natuurlijk mogelijk steeds te beschikken over een volmaakte stapel-constructie zonder dat kans bestaat op een permanente of onomkeerbare verbinding tussen voorwerpen 150, waardoor dus het aantal uitgeschoten voorwerpen wordt gereduceerd.

De stapelinrichting 56 wordt ondersteund op een trolley-stelsel 62, dat door middel van wielen 63 langs een balk of sectie 64 kan bewegen om een aantal stapels van voorwerpen 150 uit de stapelinrichting 56 bijvoorbeeld naar een staand en ondersteunend oppervlak 65 over te dragen, dat, indien gewenst, in staat is om naar boven of naar beneden te worden bewogen, zoals schematisch in fig. 25 en 27 is aangegeven. .

De balk 64 kan roteerbaar om zijn eigen lengteas 66 worden ondersteund en kan zijn voorzien van hoekuitsteeksels om de balk via een getande sectie 67, welke samenwerkt met een rondsel 68, dat op de aandrijfas 69 van een motor/reductietandwieleenheid 70 is gespied.

Bij deze constructie kan de stapelinrichting 56 over 90° of een tussen-gelegen hoek hellen waardoor deze bijvoorbeeld in een horizontale positie kan worden gebracht en op een ondersteuningsplateau kan worden geplaatst (fig. 29 - 31). Het plateau 71 is bestemd voor het uitvoeren van een trapsgewijze dalende beweging (via een overdrachtsmechanisme 72, een schroef 73 en een overeenkomstige moer) teneinde het aan een dwars-uitdrijfinrichting 74 mogelijk te maken een rij van gestapelde voorwerpen 150 naar een kooitransporteur 75 over te dragen, die de gestapelde voorwerpen bijvoorbeeld naar een pakketteerpost voert.

De werking van de boven beschreven organen is bijzonder eenvoudig. Wanneer de pers open’is beweegt een voorafbepaalde lengte van de plaat 8 zich voort door middel van de kettingtoevoerinrichting 9 onder de stationaire stempel 3, waarop de opnemende vorm 6 of 7 (bijvoorbeeld de stempel 6), welke zich onder de stationaire stempel bevindt, naar boven wordt bewogen en met de stempel 3 samenwerkt met dientengevolge het thermisch vormen van voorwerpen 150 en het daarna afsnijden daarvan. De vorm 6 beweegt zich tezamen met de vorm 7 naar beneden om de pers te openen en onmiddellijk daarna beweegt de vorm-ondersteunende tafel 4 zich lateraal teneinde de vorm 5 volledig van de stationaire stempel 3 af te bewegen en de vorm 7 onder de stempel 3 te bewegen, in gereedheid voor de volgende thermovormcyclus.

Ondertussen is de opneemkop 26 in het extractiegebied boven de opnemende vorm 6 bewogen, welke thans geheel onbelemmerd is, en zodra als de vorm 7 tegen de stationaire stempel sluit, verwijdert deze de gevormde voorwerpen 150 uit de vorm 6, welke eerder is verwijderd of losgemaakt uit de holten 15 door de koppen 18 van de extractie-inrichting. Om de bijbehorende kolom 22 roterend (fig. 16) beweegt de kop 26 zich boven een vorminrichting 37 op de transportband 35 en plaatst gevormde voorwerpen 150 in een identiek aantal openingen 37a (fig. 15 en 16) .

Bij het daaropvolgend vormen beweegt de cyclusopneemkop 27 zich boven de vorm 7, welke lateraal ten opzichte van de stationaire stempel 3 in het extractiegebied is bewogen en draagt, met een soortgelijke beweging als die van de kop 26, vervormde voorwerpen uit de vorm 7 naar de vorminrichting 37 op de transporteur 35 op een soortgelijke wijze over. Op deze wijze zal de kop 27 voorwerpen 150 op afwisselende vorminrichtingen van de transporteur plaatsen. Hetzelfde zal geschieden door de opneemkop 26, doch bij de vorminrichtingen, die door de kop 27 niet in beslag zijn genomen, zodat alle vorminrichtingen 37 tenslotte zijn gevuld met voorwerpen 150, voordat deze aan de behandelings-post 50 worden toegevoerd.

Er wordt op gewezen, dat het feit, dat elk gevormd voorwerp naar de stapsgewijs bewegende transporteur 35 wordt overgedragen en daar blijft, het mogelijk maakt de stabilisatietijden tst buiten de pers aanzienlijk te vergroten, hetgeen een gunstig kenmerk is voor het verbeteren van de kwaliteit van de gevormde voorwerpen 150. In wezen worden bij het afgeheelde voorbeeld de voorwerpen 150 gedurende zeven of meer thermovormcycli op de vorminrichtingen van de transporteur 35 onder steund.

Van tijd tot tijd is hot mogelijk voorwerpen 150 uit een vorminrichting 37, die willekeurig is gekozen, te bemonsteren teneinde de kwaliteit van de voorwerpen 150 te controleren zonder dat de geringste storing optreedt in de bedrijfscyclus van de uitrusting.

in de bedrijfspost 50 worden de voorwerpen verwerkt of gedeeltelijk gevuld met poedervormig materiaal, of geëtiketteerd enz. en daarna langs het onderste gedeelte van de transporteur 35 naar de sta-pelpost 51 gevoerd, vanwaaruit zij worden verwijderd in stapels, welke voor het gebruik moeten worden afgeleverd, of aan een pakketteerpost voor aflevering worden toegevoerd. Zelfs terwijl zij zich langs het onderste gedeelte van de transporteur bewegen, ondergaan zij een langdurige stabilisatie, en blijven zij in dezelfde onderlinge posities als die, welke zij in de thermovormpers innamen.

Er dient evenwel op gelet te worden, dat naast het verschaffen van een gemakkelijke en uniforme regeling van de inwendige negatieve druk over het gehele werkzame oppervlak van de plaat 28, het gebruik van zuigopneemkoppen 26 en 27 in alle toepassingen kan worden gebruikt en niet afhankelijk is van de aanwezigheid van een rand 151 bij de voorwerpen, welke worden opgepakt. Voorts is in tegenstelling met de situatie bij de convention'ele stelsels, door het gebruik van de koppen 26 en 27 de beweging voor het onttrekken van voorwerpen 150 uit de persen gelijk aan de stapelhoogte H (fig. 21A).

Meer in het bijzonder wordt onder verwijzing naar fig. 21B, wanneer een vorm 6 of 7 (bijvoorbeeld de vorm 6) in de onttrekkings-of afvoerpositie wordt bewogen, de kop 26 op hetzelfde moment naar een plaats boven de vorm 6 bewogen, zoals reeds is vermeld. De afstand ho, welke de onttrekkingsinrichting 18 en 20 moet afleggen voor een partieel onttrekken van voorwerpen 150 voordat deze door de kop 26 worden opgenomen, vindt plaats, terwijl het deel 7 van de pers weer een thermo-vormingscyclus uitvoert. Dit geldt ook voor de daaropvolgende onttrek-kingsbewegingen, uitgevoerd door de kop 27, voor de rotatie daarvan en het aanbrengen van de voorwerpen 150 en de vorminrichtingen 37 en de terugvoer daarvan in de positie boven de vorm 7, zodat aan geen van de vormcycli dode tijden worden toegevoegd.

Dit betekent, dat de wachttijden gedurende welke de pers open is, welke zoals boven is vermeld ten aanzien van thermovormmachi-nes met een zuigplaat, welke het pers- of vormgebied zelf binnentreedt, 30% van de thermovormcyclus voorstelt, drastisch worden gereduceerd.

Verder dient erop gewezen te worden op welke wijze de verwijdering van voorwerpen 150 slechts gedeeltelijk wordt toevertrouwd aan de beweging van de koppen of voeten 18. De voorwerpen worden in wezen verwijderd (fig. 21C) door middel van de beweging, waarbij de vorm en de plaat van elkaar worden gescheiden, gedeeltelijk veroorzaakt door het naar beneden bewegen van de vorm en het gedeeltelijk naar boven bewegen van de voeten 18. Omdat deze bewegingen gelijktijdig plaatsvinden met andere dode tijden in elke vormcyclus, beïnvloeden zij de pro-duktiviteit van de uitrusting niet op een schadelijke wijze.

Indien een vergelijking moet worden getrokken tussen de machine volgens de stand der techniek aangegeven in fig. 11, is het gemakkelijk in te zien, dat indien ho de hoogte van de voorwerpen 150 is, hp de hoogte van de regelplaat 20 is, ha de lengte van de naderingsbeweging voor stapeling is, en hs de afmeting (hoogte) van een dubbele opnemende vorm 6, 7 is, de totale hoogte H van een vorm en in fig. 12 gelijk zal zijn aan de som Ho = ho + ho + ha + hs.

De hoogte van de opnemende vormen 6 en 7 in fig. 21B volgens de uitvinding is in plaats daarvan H = hp + ha + hs, d.w.z., dat H Ho minder is dan een bedrag, dat gelijk is aan tenminste de maximale hoogte van de thermisch gevormde voorwerpen 150. Omdat de hoogte Ho van de vorm bij een conventionele machine met stapeling gewoonlijk iets groter is dan het dubbele van de hoogte van de thermisch gevormde voorwerpen, kan hieruit worden geconcludeerd, dat de onttrekking, uitgevoerd door de koppen 26 en 27 in de geschikte onttrekkings- of afvoerge-bieden volledig buiten het persgebied en op een afstand van de stationaire stempel 3 de hoogte van de opnemende vormen 6 en 7 tenminste halveert.

De reductie in de hoogte van de vormen veroorzaakt een aanzienlijke afname van hun gewicht en derhalve hun traagheid, hetgeen betekent, dat snellere laterale bewegingen kunnen worden uitgevoerd.

Verder blijkt het uit fig. 21B, dat de vorm 7 is weer- gegeven in de onttrekkings- of afvoerpositie. Het feit, dat de vorm 7 naar een positie, volledig buiten het pers- of thermovormgebied wordt bewogen, heeft het mogelijk gemaakt de zuigkoppen 26 en 27 zodanig te dimensioneren, dat de som van de stromen (Q1 + Q2 + Q3) in zijn geheel de sectie Hpe doorloopt. In de secties SI, S2 en S3 zullen de stroomsnelheden aan elkaar gelijk zijn en derhalve zal de waarde van de druk pi, welke in de kop wordt ingesteld, over de gehele oppervlakte van de plaat 28 uniform zijn. Dit heeft tot gevolg, dat de meest belangrijke parameter voor de bevredigende werking van een opneemkop 26, 27 optimaal wordt gemaakt, met het gevolg, dat het mogelijk is de optimale toestand te verkrijgen, waarbij Q1 = Q2 = Q3.

De boven beschreven uitvinding kan aan een aantal modificaties en varianten binnen de beschermingsomvang daarvan worden onderworpen. Zo kan bijvoorbeeld de transporteur 35 worden vervangen door een transporteur met een lege teruggaande baan, of met lege vorminrichtin-gen 37, na een eindomkeerwiel met aanzienlijke diameter of een aantal omkeerwielen zodanig te hebben gepasseerd, dat de posten 50 en 51 langs de bovenste baan daarvan kunnen werken. Ook hier kunnen meer dan één verwerkingspost 50 aanwezig zijn, en 'deze kunnen dan achtereenvolgens langs de transporteur zijn opgesteld.

Indien gewenst kan de post 50 worden weggelaten of in elk geval buiten werking worden gelaten voor bepaalde typen van de voorwerpen 150.

Voorts wordt, als aangegeven in de figuren 23 en 32, een zuigkap 80 voor de vluchtige residuen, welke ontstaan uit het thermoplastische materiaal A, dat voor het thermisch vormen van de voorwerpen 150 wordt gebruikt, met succes in een geschikte positie boven, om of onder de transporteur 35 worden aangebracht. Een tunnelbehande-lingskamer 85 bijvoorbeeld voor sterilisatie en/of thermische conditionering, welke tenminste een gedeelte van de transporteur 35 kan omgeven en welke kan zijn voorzien van een aantal naalden 86, welke bestemd zijn voor het injecteren van een fluïdum, zoals koude lucht, voor het verkrijgen van een optimale stabilisatie van de voorwerpen 150 buiten de pers, is eveneens schematisch in fig. 32 afgebeeld.

Indien gewenst is stroomafwaarts van elke opneemkop 26 en 27 een randomzetpost aanwezig om bij alle tijdens eenzelfde vorm- handeling gevormde voorwerpen onmiddellijk nadat deze op een plaat of vorminrichting 37 zijn afgevoerd, een omgezette rand te vormen. In dit geval heeft de transporteur 35 een dienovereenkomstig grotere lengte met tenminste twee platen of vorminrichtingen, waardoor het mogelijk is, dat de voorwerpen, welke in de cyclustijd van een omgezette rand moeten worden voorzien, nog steeds warm zijn aangezien zij zojuist zijn opgenomen uit de vorm 6 of 7, en derhalve geen noodzaak bestaat deze juist vóór de randafwerkhandeling te verhitten voordat zij de behandelingspost 50 bereiken.

De materialen en afmetingen kunnen overeenkomstig de eisen worden gevarieerd.

Claims (28)

1. Werkwijze voor het thermisch vormen van holle voorwerpen met een voet uit een plaat van thermoplastisch materiaal, waarbij in een enkele voorafbepaalde bedrijfscyclus plaatsvindt: - de vervaardiging van een geperst voorwerp door warm vormen en het uitsnijden van het voorwerp of voorwerpen tussen een helft van een beweegbare dubbele opnemende vorm, die zich in het vormgebied tegenover een uitstekende stempel bevindt, - het bewegen van de opnemende helft van de vorm, welke helft daarin het thermisch gevormde voorwerp of voorwerpen bevat, naar een overeenkomstig afvoergebied, afwisselend aan de ene zijde of de andere zijde van het vormgebied, - het opnemen van het voorwerp of de voorwerpen uit de opnemende helft van de vorm, gelegen in het overeenkomstige afvoergebied, en het overdragen van elk voorwerp naar een aantal opnemende vorminrich-tingen waarvan de configuratie overeenkomt met die van de vorm, en welke vorminrichtingen sequentieel stapsgewijs langs een baan kunnen worden bewogen, - het sequentieel bewegen van de vorminrichtingen naar tenminste één bedrijfspost of verwerkingspost op hetzelfde moment, dat de opnemende vorm zich terugbeweegt teneinde de andere helft daarvan tegenover de uitstekende stempel te plaatsen om een daaropvolgend gevormd voorwerp te vervaardigen, en - het uitvoeren van tenminste één verwerkings- of mani-pulatiehandeling bij alle voorwerpen, die door tenminste één vorminrich-ting worden getransporteerd op hetzelfde moment, dat het volgende gevormde voorwerp wordt vervaardigd..

2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij de voorwerpen, die in de of elke bedrijfspost of manipulatiepost worden verwerkt, uit de betreffende opnemende vorminrichting worden bewogen op hetzelfde moment, dat voorwerpen vanuit de pers naar een overeenkomstige vorminrichting worden overgedragen.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, waarbij de of één van de verwerkings- of manipulatiehandelingen het stapelen van de voorwerpen omvat.

4. Werkwijze volgens conclusie 3, waarbij het stapelen van voorwerpen uit een vorminrichting gelijktijdig met tenminste één andere verwerkings- of manipulatiehandeling ten aanzien van de voorwerpen bij een andere vorminrichting plaatsvindt.

5. Werkwijze volgens conclusie 4, waarbij de verwerkings-of manipulatiehandeling of -handelingen het perforeren van de voeten van de voorwerpen omvatten.

6. Werkwijze volgens conclusie 4 of 5, waarbij de verwerkings- of manipulatiehandeling of -handelingen het etiketteren van de voorwerpen omvatten.

7. Werkwijze volgens conclusie 4, 5 of 6, waarbij de verwerkings- of manipulatiehandeling of -handelingen de sterilisatie van de voorwerpen omvatten.

8. Werkwijze volgens één der conclusies 4-7, waarbij de verwerkings- of manipulatiehandeling of -handelingen het vooraf vullen van de voorwerpen met een voorafbepaalde hoeveelheid van een produkt, dat in de voorwerpen wordt verpakt, omvatten.

9. Werkwijze volgens één der conclusies 4-7, waarbij de verwerkings- of manipulatiehandeling of -handelingen het vormen van een omgezette rand aan de voorwerpen omvatten, waarbij voordeel wordt getrokken van de thermovormingswarmte.

10. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, waarin een stabilisatietijd buiten de pers voor de opnemende vorminrichtingen wordt verschaft, welke gelijk is aan tenminste zeven opeenvolgende ther-movormcycli.

11. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de verwerkings- of manipulatiehandeling of -handelingen het onttrekken van tenminste één gevormd voorwerp voor een kwaliteitscontrole omvatten, terwijl de thermisch gevormde voorwerpen zich in de opnemende vorminrichtingen bevinden.

12. Inrichting voor het thermisch vormen van holle voorwerpen met een voet uit een plaat van thermoplastisch materiaal, voorzien van: - een uitstekende stempel en een opnemende vorm, waarbij één helft van deze vorm afwisseldn ten opzichte van de andere helft kan bewegen om met de uitstekende stempel samen te werken, waarna de andere daarmede samenwerkt, terwijl tegelijkertijd het voorwerp of de voorwerpen, welke eerder in de andere helft van de opriemende vorm zijn vervaardigd naar een gemakkelijk toegankelijk afvoergebied worden gevoerd, - een stapsgewijs werkende plaattoevoerinrichting om een plaat van thermisch te vormen materiaal tussen de stempel en de uitstekende en opnemende vorm te voeren; - een snij inrichting, welke aan het eind van elke sluitbeweging van de pers kan worden geactiveerd, - en stapsgewijs werkende transporteur met een aantal platen of vorminrichtingen, die elk in staat zijn tot het opnemen en ondersteunen van het voorwerp of de voorwerpen uit êên vormhandeling in dezelfde onderlinge posities als die, welke zij in de pers innamen, - tenminste één opneemkop, welke in staat is één stel van gevormde voorwerpen afwisselend uit elke helft van de dubbele opnemende vorm vanaf êên zijde of de andere zijde van de uitstekende stempel naar boven te bewegen en deze voorwerpen naar een overeenkomstige plaat of vorminrichting van de transporteur over te dragen, en - tenminste één verwerkings- of manipulatiepost, die langs de transporteur is opgesteld voor de gelijktijdige behandeling of verwerking van alle voorwerpen uit tenminste één vorm- of pershandeling.

13. Inrichting volgens conclusie 12, waarbij elke plaat of vorminrichting is voorzien van een aantal doorgaande openingen, die als zittingen dienen voor het opnemen van de thermisch gevormde voorwerpen, welke in hoofdzaak dezelfde boring en dezelfde opstelling hebben als de holten van de opnemende vormen.

14. Inrichting volgens conclusie 12 of 13, waarbij de opneemkop of opneemkoppen elk zijn voorzien van een opneemeenheid, welke in de kop is ondergebracht en voorzien is van een geperforeerde zaagplaat met een aantal doorgaande openingen voor lucht, die in verbinding staan met het inwendige van de opneeminrichting, een vacuumbron of een negatieve-drukbron, welke in verbinding staat met de opneeminrichting, een acti-veringsarm, welke dient om de opneeminrichting te bewegen tussen een op-neempositie boven een opnemende vorm en een neerzet- of vrijgeefpositie boven een plaat of vorminrichting van de stapsgewijs werkende transpor teur, en bedieningsorganen voor de arm, welke synchroon met de wissel-beweging van de opnemende vormen kunnen worden bestuurd teneinde het voorwerp of de voorwerpen uit elke vormhandeling over te dragen door de randen daarvan naar de zuigplaat op te trekken en te veroorzaken, dat deze zich tenminste gedeeltelijk daaraan hechten.

15. Inrichting volgens conclusie 14, waarbij de openingen voor het doorlaten van de lucht in de zuigplaat dezelfde afstand en dezelfde opstelling hebben als de holten in de opnemende vorm, voor een optimale verdeling van de luchtstroom over de gehele oppervlakte, welke in contact is met het thermisch gevormde voorwerp of de voorwerpen.

16. inrichting volgens conclusie 14 of 15, waarbij de op-neeminrichting een klokvorm heeft en zich boven de zuigplaat bevindt.

17. Inrichting volgens één der conclusies 12 - 16, waarbij tenminste één zuigkop zich langs de transporteur bevindt teneinde vluchtige dampen uit het thermovormproces te verwijderen.

18. Inrichting volgens één der conclusies 12 - 17, waarbij de behandelings- of verwerkingspost of -posten elk zijn voorzien van een stapelpost, die stroomafwaarts ten opzichte van de of de laatste verwerkings- of behandelingspost langs de transporetur is opgesteld.

19. Inrichting volgens één der conclusies 12 - 18, waarbij tenminste één behandelings- of verwerkingspost is voorzien van een booreenheid, welke is voorzien van evenveel boorwerktuigen als er voorwerpen op elke plaat of vorminrichting aanwezig zijn.

20. Inrichting volgens conclusie 19, waarbij de booreenheid wordt bedreven door een tuimelinrichting.

21. Inrichting volgens één der conclusies 12 - 20, waarbij tenminste één behandelings- of verwerkingspost is voorzien van een eti-ketteereenheid.

22. inrichting volgens één der conclusies 12 - 21, waarbij tenminste één behandelings- of verwerkingspost is voorzien van tenminste één randomzetpost, die stroomafwaarts ten opzichte van elke opneem- kop is opgesteld.

23. Inrichting volgens één der conclusies 12 - 21, waarbij tenminste één behandelings- of verwerkingspost tenminste één sterilisatie- eenheid omvat.

24. Inrichting volgens conclusie 23, waarbij de sterilisa-tie-eenheid is voorzien van een tunnelkamer, die langs tenminste een sectie van de transporteur is opgesteld.

25. Inrichting volgens conclusie 24, waarbij organen aanwezig zijn om de atmosfeer daarin te conditioneren.

26. Inrichting volgens één der conclusies 12 - 25, waarbij de stapsgewijs werkende transporteur is voorzien van twee trekkettingen, een paar getande terugvoerwielen voor elke ketting aan de einden van de transporteur, een loos getand wiel en een glijgeleiding, die tegenover elk getand terugvoerwiel is opgesteld, een scharnierbevestigings-inrichting op de twee tegenover elkaar gelegen ondersteuningszijden van elke plaat of vorminrichting bij de trekkettingen, twee samenwerkingsorganen, die zich aan tegenover elkaar gelegen zijden ten opzichte van elke scharnierbare bevestigingsinrichting bevinden en waarvan er één bestemd is om glijdbaar samen te werken met het loze getande wiel en de andere bestemd is om samen te werken met de glijgeleiding aan het eind van de transporteur teneinde de betreffende plaat of vorminrichting in een positie te houden, welke steeds evenwijdig is aan het vlak, waarin de plaat is gelegen zelfs aan de einden van de transportband, en aan een behandeling of manipulatie kan worden onderworpen.

27. Inrichting voglens één der conclusies 12 -.26, waarbij de stapelpost is voorzien van een verticale stapelinrichting, een glij-geleiding, die roteerbaar om zijn eigen lengteas is gemonteerd, steun-organen voor de stapelinrichting, welke zodanig zijn gemonteerd, dat deze langs de geleiding kunnen glijden, en activeringsorganen, welke bestemd zijn om de ondersteuningsgeleiding op een zodanig bestuurde wijze te roteren, dat de stapelinrichting op een gewenste wijze kan worden georiënteerd wanneer deze eenmaal van de transporteur is afbewogen.

28. Inrichting volgens één der conclusies 23 - 27, waarbij de opnemende vorm is voorzien van een helft, welke dient voor het verschaffen van stapelafstandsvoeten op de thermisch gevormde voorwerpen, die in oriëntatie en/of positie en/of afmeting verschillen van overeenkomstige voeten, die in de andere helft worden gevormd, teneinde op deze wijze een volmaakte stapeling van de voorwerpen te verzekeren zonder dat deze met elkaar worden verbonden.