BE1011183A3 - Insertiesysteem voor een weefmachine. - Google Patents

Insertiesysteem voor een weefmachine. Download PDF

Info

Publication number
BE1011183A3
BE1011183A3 BE9700465A BE9700465A BE1011183A3 BE 1011183 A3 BE1011183 A3 BE 1011183A3 BE 9700465 A BE9700465 A BE 9700465A BE 9700465 A BE9700465 A BE 9700465A BE 1011183 A3 BE1011183 A3 BE 1011183A3
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
nozzles
nozzle
fluid
insertion system
guide
Prior art date
Application number
BE9700465A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Picanol Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Picanol Nv filed Critical Picanol Nv
Priority to BE9700465A priority Critical patent/BE1011183A3/nl
Priority to KR10-1999-7009929A priority patent/KR100504009B1/ko
Priority to PCT/EP1998/003077 priority patent/WO1998054385A1/de
Priority to EP98929374A priority patent/EP0985062B1/de
Priority to JP50021899A priority patent/JP3894960B2/ja
Priority to CN98805528A priority patent/CN1083023C/zh
Priority to US09/424,236 priority patent/US6223783B1/en
Priority to DE59804593T priority patent/DE59804593D1/de
Application granted granted Critical
Publication of BE1011183A3 publication Critical patent/BE1011183A3/nl

Links

Classifications

    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D47/00Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms
    • D03D47/28Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms wherein the weft itself is projected into the shed
    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D47/00Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms
    • D03D47/28Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms wherein the weft itself is projected into the shed
    • D03D47/30Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms wherein the weft itself is projected into the shed by gas jet
    • D03D47/3006Construction of the nozzles
    • D03D47/3013Main nozzles

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Textile Engineering (AREA)
  • Looms (AREA)

Abstract

Insertiesystemen voor een weefmachine met een houder (8,63) voor minstens twee spuitstukken (10,11,50) die elk een ingang (20,21,52) voor fluidum, een ingang (22,23,55) voor een inslagdraad en een geidingsbuis (24,25,56) met een uitgang (26,27,57) voor fluidum en voor een inslagdraad bevatten, waarbij de ingangen (20,21,52) voor fluidum van minstens twee spuitstukken (10,11,50) zich aan eenzelfde kant (15,64) van de houder (8,63) en op afstand van elkaar in de richting van de langsassen (30,31,54) van de spuitstukken (10,11,50) bevinden.

Description


   <Desc/Clms Page number 1> 
 
 EMI1.1 
 



  Insertiesysteem voor een weefmachine. 



  ------------------------------------ De uitvinding betreft een insertiesysteem voor een weefmachine met een houder voor minstens twee spuitstukken die elk een ingang voor fluidum, een ingang voor een inslagdraad en een geleidingsbuis met een uitgang voor fluidum en voor een inslagdraad bevatten. 



  Insertiesystemen met een houder voor minstens twee spuitstukken, die elk een ingang voor een inslagdraad en een geleidingsbuis bevatten, zijn gekend. Bij dergelijke insertiesystemen wordt de ingang voor fluidum nabij het verlengde van de geleidingsbuis in de houder voorzien. 



  Hiertoe bevinden de ingangen voor fluidum zieh zowel bovenaan, onderaan als zijdelings ten opzichte van de houder. 



  Dit heeft voor gevolg dat de toevoerleidingen naar de ingangen voor fluidum wanordelijk zijn opgesteld, waardoor die tegen elkaar kunnen wrijven. Dit wrijven geeft aanleiding tot het beschadigen van de toevoerleidingen waardoor leidingslekken ontstaan. Dit is het meest nadelig bij insertiesystemen met een groot aantal spuitstukken en zodoende een groot aantal toevoerleidingen. 



  De uitvinding heeft als doel een insertiesysteem van het voornoemde type dat de voornoemde nadelen niet vertoont en dat toelaat de toevoerleidingen naar de toevoerelementen voor fluidum ordelijk op te stellen. 



  Tot dit doel bevinden de ingangen voor fluidum van minstens twee spuitstukken zieh aan eenzelfde kant van de houder en op een afstand van elkaar in de richting van de langsassen van de spuitstukken. 



  Het insertiesysteem volgens de uitvinding biedt als voordeel 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 dat de ingangen voor fluidum en de toevoerleidingen naar deze ingangen ordelijk kunnen opgesteld worden, waardoor de kans dat de toevoerleidingen tegen elkaar wrijven, verminderd wordt. De opstelling van de ingangen voor fluidum volgens de uitvinding laat tevens toe, het insertiesysteem compact uit te voeren zonder gevaar dat de toevoerleidingen tegen elkaar wrijven. Dit is vooral voordelig wanneer meerdere spuitstukken voorzien worden. 



  Bij voorkeur bevinden de ingangen voor fluidum van minstens twee spuitstukken zieh hoofdzakelijk in een vlak dat bepaald wordt door de langsassen van de spuitstukken. Dit laat toe de houder smal uit te voeren, hetgeen voordelig is om meerdere spuitstukken compact op te stellen of om meerdere houders naast elkaar op een weefmachine te monteren. 



  Bij voorkeur bevat de houder   één   of meerdere stellen van minstens twee spuitstukken met ingangen voor fluidum die zieh aan eenzelfde kant van de houder en op een afstand van elkaar in de richting van de langsassen van de spuitstukken bevinden, waarbij de houder voor   een   of meerdere stellen van minstens twee spuitstukken een geleidingskanaal bevat voor het toevoeren van fluidum vanaf een ingang tot een spuitstuk, dat zieh uitstrekt omheen alle spuitstukken die zieh bevinden tussen de ingang en het via het geleidingskanaal van fluidum voorziene spuitstuk. Dit biedt als voordeel dat de houder compact kan uitgevoerd worden. 



  Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm bevat de houder   een   of meerdere stellen van minstens twee boven elkaar gemonteerde spuitstukken, bevinden de ingangen voor fluidum van de minstens twee boven elkaar gemonteerde spuitstukken zieh aan de bovenste kant van de houder, bevat de houder een geleidingskanaal voor het toevoeren van fluidum vanaf een ingang naar een onder een ander spuitstuk gelegen spuitstuk, 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 waarbij dit geleidingskanaal zich uitstrekt omheen alle boven dit spuitstuk opgestelde spuitstukken. Deze opstelling is vooral voordelig voor het ordelijk opstellen van en het aanbrengen van de toevoerleidingen. 



  Volgens een uitvoeringsvorm bevat het insertiesysteem meerdere houders voor minstens twee spuitstukken, die naast elkaar zijn opgesteld. Hierbij vertoont de houder bijvoorbeeld zes vlakke kanten waarbij de kanten, die aansluiten op de kant waar de ingangen voor fluidum zijn voorzien en die volgens de langsassen van de spuitstukken zijn opgesteld, convergeren vanaf de kant waar de ingangen voor de inslagdraden zijn gelegen. Dit laat toe een insertiesysteem met meerdere houders compact en modulair uit te voeren en alle geleidingsbuizen naar het luchtgeleidingskanaal in het riet te richten. 



  Teneinde de kenmerken van de uitvinding duidelijker naar voor te brengen wordt de uitvinding hieronder nader toegelicht aan de hand van tekeningen met uitvoeringsvoorbeelden, waarin : figuur 1 schematisch en in isometrie een gedeelte van een luchtweefmachine met een insertiesysteem volgens de uitvinding weergeeft ; figuur 2 een doorsnede ter hoogte van een houder van het insertiesysteem van figuur 1 weergeeft ; figuur 3 een doorsnede volgens lijn 111-111 in figuur 2 weergeeft ; figuur 4 een doorsnede volgens lijn IV-IV in figuur 2 weergeeft ; figuur 5 een doorsnede volgens lijn V-V in figuur 2 weergeeft ; figuur 6 een doorsnede analoog als in figuur 2 voor een variante uitvoeringsvorm weergeeft ; figuur 7 een doorsnede analoog als in figuur 2 voor nog een 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 variante uitvoeringsvorm weergeeft ;

   figuur 8 een doorsnede volgens lijn VIII-VIII in figuur 7 weergeeft ; figuur 9 een doorsnede analoog als in figuur 2 voor nog een variante uitvoeringsvorm weergeeft ; figuur 10 schematisch en in isometrie een gedeelte van figuur 1 voor een variante uitvoeringsvorm weergeeft ; figuur 11 een doorsnede volgens vlak XI in figuur 10 weergeeft ; figuur 12 een doorsnede volgens lijn XII-XII in figuur 11 weergeeft ; figuur 13 een variante voor de uitvoeringsvorm van figuur 11 weergeeft ; figuur 14 een variante voor de uitvoeringsvorm van figuur 2 weergeeft. 



  In figuur 1 is een gedeelte van een luchtweefmachine weergegeven dat voorzien is van een insertiesysteem 1 dat bevestigd is op een weeflade 2. Op de weeflade 2 is tevens een riet 3 bevestigd, dat een geleidingskanaal 4 voor een inslagdraad bevat. Verder worden kettingdraden 5 die een weefvak 6 vormen en een weefsel 7 weergegeven. Het insertiesysteem 1 bevat meerdere, bijvoorbeeld vier, houders 8 die op de weeflade 2 met bouten 9 zijn bevestigd en die telkens twee spuitstukken 10 en 11 houden. De spuitstukken 10,11 bewegen zodoende samen met de weeflade 2. Bij een luchtweefmachine worden de spuitstukken 10 en 11 ook hoofdblazers genoemd. De tegenover de houders 8 gelegen einden van de spuitstukken 10 en 11 kunnen nog met een steun 12 aan de weeflade 2 bevestigd worden. 



  Op de bovenste kant 15 van elke houder 8 zijn telkens twee toevoerelementen 16 en 17 voorzien van waar perslucht aan de ingang van de spuitstukken 10 of 11 wordt toegevoerd. Op deze toevoerelementen 16 en 17 worden toevoerleidingen 18 en 19 

 <Desc/Clms Page number 5> 

 aangesloten die bijvoorbeeld nabij de toevoerelementen 16 en 17 nagenoeg verticaal en op een afstand van elkaar, evenwijdig met elkaar zijn opgesteld en die via een niet weergegeven klepinrichting aangesloten worden op een persluchttoevoer. Volgens een niet weergegeven variante kunnen de toevoerelementen 16 en 17 eveneens geïntegreerd zijn in de houders 8 zelf. 



  In figuren 2 tot 5 wordt een houder 8 voor twee boven elkaar opgestelde spuitstukken 10 en 11 weergegeven. Elk spuitstuk 10 en 11 bevat een ingang 20 of 21 voor fluidum die voorzien is in de houder 8. Elk spuitstuk 10 en 11 bevat tevens een ingang 22 of 23 voor een niet weergegeven inslagdraad en een geleidingsbuis 24 of 25 met een uitgang 26 of 27 voor fluidum en een inslagdraad. De spuitstukken 10 en 11 bevatten elk twee geleidingselementen 28 en 29 die in elkaars verlengde en tevens nagenoeg in het verlengde van de geleidingsbuizen 24, 25 zijn opgesteld. De aslijnen van de geleidingselementen 28, 29 vallen nagenoeg samen met de aslijnen van de geleidingsbuizen 24,25 en vormen de langsassen 30,31 van de spuitstukken 10,11.

   Een inslagdraad strekt zieh hierbij hoofdzakelijk volgens deze langsassen 30 en 31 doorheen het spuitstuk 10,11 uit, zodat deze langsassen 30,31 hoofdzakelijk de bewegingsrichting A van de inslagdraad bepalen. 



  Een eerste geleidingselement 28 bevat een buitenoppervlak 32 waarop radiaal uitsteeksels 33 aansluiten. Het tweede geleidingselement 29 bevat een binnenoppervlak 34 dat samenwerkt met het buitenoppervlak 32 van het eerste geleidingselement 28, zodanig dat fluidum tussen het buitenoppervlak 32 van het eerste geleidingselement 28 en het binnenoppervlak 34 van het tweede geleidingselement 29 wordt geleid. De uitsteeksels 33 maken contact met het binnenoppervlak 34 zodat het eerste en het tweede geleidingselement 28 en 29 in elkaars verlengde worden opgesteld. Het eerste 

 <Desc/Clms Page number 6> 

 geleidingselement 28 bevat verder een boring 35 waardoor een inslagdraad vanaf de ingang 22,23, via de in het geleidingselement 29 gevormde boring 36, naar de geleidingsbuis 24,25 kan geleid worden.

   De geleidingselementen 28 en 29 worden tegen axiale verplaatsing met bouten 37 ten opzichte van de houder 8 bevestigd. 



  Hierbij bevinden de ingangen 20,21 voor fluidum van de twee boven elkaar gemonteerde spuitstukken 10,11 zieh aan eenzelfde kant 15 van de houder 8, in het bijzonder zoals weergegeven in figuren 1 tot 4 aan de bovenste kant 15 van de houder 8. Zoals duidelijk zichtbaar in figuren 3 en 4 bevinden de ingangen 20,21 zieh in een vlak 38 dat bepaald wordt door de langsassen 30,31 van de beide spuitstukken 10, 11. Het vlak 38 vormt hierbij tevens een symmetrievlak van de houder 8. Zoals zichtbaar in figuur 2 bevinden de ingangen 20,21 zieh op een afstand D van elkaar in de richting van de langsassen 30,31 van de spuitstukken 10,11. De bewegingsrichting A van de inslagdraad wordt hierbij hoofdzakelijk bepaald door de richting van de langsassen 30,31. 



  De ingang 20 van het spuitstuk 10 staat in verbinding met het eerste geleidingselement 28 van het spuitstuk 10, teneinde fluidum vanaf de ingang 20 naar dit eerste geleidingselement 28 te geleiden. De ingang 21 van het spuitstuk 11 staat via twee geleidingskanalen 39 en 40 in verbinding met het eerste geleidingselement 28 van het spuitstuk 11, teneinde fluidum vanaf de ingang 21 naar dit eerste geleidingselement 28 te geleiden. Het geleidingkanaal 39 bestaat uit een boring in de houder 8 die evenwijdig met de langsas 31 van het spuitstuk 11 verloopt. Het geleidingskanaal 40 is ook in de houder 8 voorzien en geleidt fluidum vanaf de ingang 21 naar het geleidingskanaal 39 dat fluidum geleidt naar het eerste geleidingselement 28 van het spuitstuk 11 dat onder het spuitstuk 10 is gelegen.

   Dit geleidingskanaal 40 strekt zieh 

 <Desc/Clms Page number 7> 

 uit omheen het spuitstuk 10 dat boven het spuitstuk 11 is opgesteld, in het bijzonder omheen het buitenoppervlak 41 van het tweede geleidingselement 29 van het bovenste spuitstuk 10 dat zieh bevindt tussen de ingang 21 en het spuitstuk 11. 



  Het geleidingskanaal 40 wordt hoofdzakelijk gevormd door een holte die voorzien is in de houder 8. Hiertoe bestaat de houder 8 bijvoorbeeld uit een gietstuk of een spuitgietstuk waarin deze holte gegoten wordt. Verder bevat de houder 8 boringen 42 en 43 waarin de geleidingselementen 28 en 29 worden voorzien. Tussen de geleidingselementen 28 en 29 en de boringen 42 en 43 worden dichtingsringen 44 en 45 voorzien om te vermijden dat perslucht tussen de geleidingselementen 28 en 29 en de boringen 42 en 43 ontsnapt. 



  Volgens een variante uitvoeringsvorm zoals weergegeven in figuur 6 bevat de houder 8 meerdere boringen, in het bijzonder boringen 42 en 43, een boring 46 die het geleidingskanaal 39 vormt, een boring die de ingang 20 bevat en een boring 47 die de ingang 21 en het geleidingskanaal 40 bevat. Het geleidingskanaal 40 strekt zieh hierbij uit omheen het buitenoppervlak 41 van het tweede geleidingselement 29 van het bovenste spuitstuk 10 dat zieh bevindt tussen de ingang 21 en het spuitstuk 11. Bij deze uitvoeringvorm vertoont het tweede geleidingselement 29 van het spuitstuk 11 een buitenrand 48 die aansluit op de boring 46 en is een dichtingsring 49 voorzien tussen de buitenrand 48 en de boring 46. De geleidingsbuizen 24 en 25 zijn hierbij tevens eendelig uitgevoerd met de bijhorende geleidingselementen 29. 



  In figuren 7 en 8 is een variante weergegeven waarbij drie spuitstukken 10,11 en 50 boven elkaar zijn opgesteld. Het geleidingskanaal 40 van het middenste spuitstuk 11 strekt zieh uit omheen het tweede geleidingselement 29 van het bovenste spuitstuk 10. Het geleidingskanaal 51 dat de ingang 

 <Desc/Clms Page number 8> 

 52 voor fluidum met het eerste geleidingselement 28 van het onderste spuitstuk 50 verbindt, strekt zieh uit omheen het buitenoppervlak 41 van de tweede geleidingselementen 29 van alle boven het spuitstuk 50 gelegen spuitstukken 10 en 11, terwijl de ingangen 20,21 en 52 allen aan eenzelfde kant 15 van de houder 8, op een afstand van elkaar en hoofdzakelijk in een vlak 53 dat bepaald wordt door de langsassen 30,31 en 54 van de spuitstukken 10,11 en 50 bevinden.

   Hierbij strekt het geleidingskanaal 51 zieh uit omheen alle spuitstukken 10 en 11 die zieh tussen de ingang 52 en het spuitstuk 50 bevinden. Het eerste geleidingselement 28 van het spuitstuk 50 bevat ook een boring 35 met een ingang 55 voor een inslagdraad. Het spuitstuk 50 bevat tevens een geleidingsbuis 56 met een uitgang 57. 



  Het is duidelijk dat volgens een niet weergegeven variante op een analoge wijze als weergegeven in figuur 7 vier of nog meer spuitstukken boven elkaar kunnen opsteld worden, waarbij telkens meerdere geleidingskanalen zieh omheen alle spuitstukken uitstrekken die zieh tussen de ingang en het van fluidum voorzien spuitstuk bevinden. 



  In figuur 9 is een variante uitvoeringsvorm weergegeven waarbij de langsassen 30,31 van de boven elkaar gelegen spuitstukken een vlak 38 vormen dat een hoek vormt met de verticale. Dit laat een andere opstelling van de geleidingsbuizen toe. De ingang 21 van het spuitstuk 11 bevindt zieh zijdelings boven het tweede geleidingselement 29 van het spuitstuk 10. De niet weergegeven ingang 20 van het spuitstuk 10 bevindt zieh, analoog als in figuur 3, centraal boven het eerste geleidingselement 28 van het spuitstuk 10 en in de richting van de langsassen 30,31 op een afstand van de ingang 21 van het spuitstuk 11. Bij deze uitvoeringsvorm bevinden de ingangen 20,21 van de spuitstukken 10,11 zieh tevens op een afstand van elkaar in een richting loodrecht op 

 <Desc/Clms Page number 9> 

 de richting van de langsassen 30,31. 



  Zoals weergegeven in figuren 1 en 5 bevat het insertiesysteem 1 meerdere houders 8 met telkens twee spuitstukken 10 en 11, waarbij de houders 8 naast elkaar zijn opgesteld. Deze houders 8 vertonen zes vlakke kanten. De zijdelingse kanten 58 en 59 die aansluiten op de bovenste kant 15 waar de ingangen 20,21 voor fluidum zijn voorzien en die volgens de langsassen 30,31 van de spuitstukken 10,11 zijn opgesteld, convergeren vanaf de kant 60 waar de ingangen 22,23 voor de inslagdraden zijn gelegen. De zijdelingse kanten 58 en 59 van de naast elkaar opgestelde houders 8 worden naast en tegen elkaar opgesteld. Hierdoor kunnen houders 8 met meerdere spuitstukken 10 en 11 als module voorzien worden, die op een weefmachine aangebracht kan worden.

   Door de convergerende kanten 58 en 59 van de houders 8 is het mogelijk de geleidingsbuizen 24 en 25 die zich uitstrekken vanaf de verschillende houders 8 naar het geleidingskanaal 4 in het riet 3 te richten. 



  Het is duidelijk dat bij de uitvinding slechts   een   houder 8 met twee spuitstukken 10,11 dient voorzien te worden. Echter geniet het de voorkeur, zoals weergegeven in figuur 1, meerdere houders 8 met minstens twee spuitstukken 10,11 naast elkaar te voorzien, bijvoorbeeld twee, drie, vier of meer, zodat geweven kan worden met vier, zes, acht of meer spuitstukken. De ingangen 20,21 van de verschillende houders 8 bevinden zich hierbij allen aan dezelfde kant van de houders 8, bijvoorbeeld zoals weergegeven in figuur   1,   aan de bovenkant 15 van elke naast elkaar opgestelde houder 8. 



  Volgens een niet weergegeven variante kunnen meerdere in de figuren 1 tot 9 weergegeven houders 8 met boven elkaar opgestelde spuitstukken 10,11, 50 eendelig uitgevoerd worden, dit betekent dat een houder meerdere stellen van 

 <Desc/Clms Page number 10> 

 minstens twee boven elkaar opgestelde spuitstukken 10,11, 50 bevat. Hierbij bevinden zieh alle ingangen 20,21, 52 voor fluidum van de stellen van minstens twee boven elkaar opgestelde spuitstukken 10,11, 50, aan dezelfde kant 15 van de houder. De ingangen 20,21, 52 per stel van minstens twee boven elkaar opgestelde spuitstukken 10,11, 50 bevinden zieh in de richting van de langsassen 30,31, 54 van de spuitstukken 10,11, 50 op een afstand van elkaar, en bij voorkeur tevens in een vlak 38,53 dat bepaald wordt door deze langsassen 30,31, 54.

   De vlakken 38,53 van verschillende stellen spuitstukken 10,11, 50 zijn hierbij bijvoorbeeld nagenoeg evenwijdig met elkaar opgesteld. 



  Volgens de in figuren 10 tot 12 weergegeven uitvoeringsvorm worden bijvoorbeeld twee stellen met telkens twee spuitstukken 10,11 in een houder 63 voorzien. De houder 63 vertoont hierbij vier ingangen 20,21 voor fluidum die zieh aan eenzelfde kant 64 van de houder 63 bevinden, meer speciaal de zijkant 64. Ieder stel van twee spuitstukken 10, 11 bevat aan een zijkant 64 van de houder 63 gelegen ingangen 20,21 voor fluidum, die in de richting van de langsassen 30, 31 van de spuitstukken 10,11 op een afstand van elkaar zijn gelegen. Per stel van twee spuitstukken 10,11 is een geleidingskanaal 40 voorzien voor het toevoeren van fluidum vanaf de bijhorende ingang 21 tot het spuitstuk 11, dat zieh omheen het spuitstuk 10 uitstrekt dat zieh bevindt tussen de ingang 21 en het via het geleidingskanaal 40 van fluidum voorzien spuitstuk 11.

   Bij deze uitvoeringvorm bevinden de spuitstukken 10 en 11 van elk stel spuitstukken 10,11 zieh naast elkaar en in een vlak 38 dat de langsassen 30 en 31 bevat. In dit vlak 38 zijn tevens de bijhorende ingangen 20, 21 van deze naast elkaar opgestelde spuitstukken 10,11 gelegen. 



  De doorsnede volgens figuur 11 is analoog aan de doorsnede 

 <Desc/Clms Page number 11> 

 van figuur 2, met dit verschil dat het eerste geleidingselement 28 van het spuitstuk 11 een doormeter vertoont die gelijk is aan de doormeter van de boring 65 in de houder 63. Tussen het spuitstuk 11 en de boring 65 is een o-ring 62 voorzien. 



  De doorsnede volgens figuur 13 is analoog uitgevoerd als de doorsnede van figuren 6 of 11. Hierbij wordt het geleidingskanaal 40 tevens gevormd door een uitkraging 61 in het tweede geleidingselement 29 van een spuitstuk 10. 



  Volgens een niet weergegeven variante kan het geleidingskanaal 51 zoals weergegeven in figuur 8 eveneens gevormd worden door uitkragingen 61 die voorzien zijn in het tweede geleidingselement 29 van de spuitstukken 10 en 11. 



  Volgens de variante uitvoeringsvorm van figuur 14, strekt het geleidingskanaal 66 vanaf de ingang 21 naar het spuitstuk 11 zieh uit omheen het eerste geleidingselement 28 van het boven het spuitstuk 11 gelegen spuitstuk 10. Op een analoge manier kunnen drie of meer spuitstukken boven elkaar opgesteld worden, waarbij telkens geleidingskanalen zieh omheen eerste geleidingselementen 28 van spuitstukken uitstrekken, die zieh tussen de ingang voor fluidum en het bijhorend van fluidum voorzien spuitstuk bevinden. 



  Het is duidelijk dat ook combinaties van de doorsneden volgens figuren 2,6, 7,11, 13 en 14 kunnen aangewend worden. 



  Volgens een niet weergegeven variante kan   een   enkele houder voor acht spuitstukken voorzien worden waarvan de geleidingsbuizen onderling opgesteld worden zoals weergegeven in figuur 1. In geval de ingangen aan de bovenkant van de houder zijn gelegen, worden bijvoorbeeld vier stellen van 

 <Desc/Clms Page number 12> 

 telkens twee boven elkaar opgestelde spuitstukken voorzien. 



  In geval de ingangen aan de zijkant van de houder 13 zijn gelegen, worden bijvoorbeeld twee stellen van telkens vier naast elkaar opgestelde spuitstukken voorzien. Per stel spuitstukken bevinden de verschillende ingangen zieh, op een analoge manier als in de weergegeven figuren 1 tot 14, in de richting van de langsassen van de bijhorende spuitstukken op een afstand van elkaar. Tevens is per stel spuitstukken een geleidingskanaal voor het toevoeren van fluidum vanaf een ingang voor fluidum tot een spuitstuk voorzien, dat zieh uitstrekt omheen alle spuitstukken die zieh bevinden tussen deze ingang en het via dit geleidingskanaal van fluidum voorzien spuitstuk. 



  Het insertiesysteem met een houder met spuitstukken volgens de uitvinding is niet beperkt tot luchtspuitstukken zoals hoofdblazers voor een luchtweefmachine, maar kan bijvoorbeeld ook aangewend worden voor waterspuitstukken voor een waterstraalweefmachine of voor fluidumspuitstukken voor een andere fluidumweefmachine waarbij een ander fluidum, dan lucht of water, wordt aangewend. 



  Het insertiesysteem volgens de uitvinding beperkt zieh uiteraard niet tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen maar kan binnen het kader van de uitvinding volgens verschillende varianten uitgevoerd worden.

Claims (1)

  1. Conclusies.
    1. Insertiesysteem voor een weefmachine met een houder (8, 63) voor minstens twee spuitstukken (10, 11, 50) die elk een ingang (20, 21, 52) voor fluidum, een ingang (22, 23, 55) voor een inslagdraad en een geleidingsbuis (24, 25, 56) met een uitgang (26, 27, 57) voor fluidum en voor een inslagdraad bevatten, daardoor gekenmerkt dat de ingangen (20, 21, 52) voor fluidum van minstens twee spuitstukken (10, 11, 50) zieh aan eenzelfde kant (15, 64) van de houder (8, 63) en op een afstand van elkaar in de richting van de langsassen (30, 31, 54) van de spuitstukken (10, 11, 50) bevinden.
    2. Insertiesysteem volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de ingangen (20, 21, 52) voor fluidum van minstens twee spuitstukken (10, 11, 50) zieh hoofdzakelijk in een vlak (38, 53) dat bepaald wordt door de langsassen (30, 31, 54) van de spuitstukken (10, 11, 50) bevinden.
    3. Insertiesysteem volgens conclusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat de houder (8, 63) minstens twee spuitstukken (10, 11, 50) bevat met ingangen (20, 21, 52) voor fluidum die zieh aan eenzelfde kant (15, 64) van de houder (8, 63) en op een afstand van elkaar in de richting van de langsassen (30, 31, 54) van de spuitstukken (10, 11, 50) bevinden, waarbij de houder (8, 63) een geleidingskanaal (40 ; 51 ; 66) bevat voor het toevoeren van fluidum vanaf een ingang (21 ; 52) tot een spuitstuk (11 ; 50), dat zieh uitstrekt omheen alle spuitstukken (10 ; 11) die zieh bevinden tussen de ingang (21 ; 52) en het via het geleidingskanaal (40 ; 51 ; 66) van fluidum voorzien spuitstuk (11 ; 50).
    4. Insertiesysteem volgens conclusie 3, daardoor gekenmerkt dat de houder (8, 63) meerdere stellen van minstens twee spuitstukken (10, 11, 50) bevat met ingangen (20, 21, 52) voor <Desc/Clms Page number 14> fluidum die zieh aan eenzelfde kant (15, 64) van de houder (8, 63) en op een afstand van elkaar in de richting van de langsassen (30, 31, 54) van de spuitstukken (10, 11, 50) bevinden, waarbij de houder (8, 63) voor elk stel van minstens twee spuitstukken (10, 11, 50) een geleidingskanaal (40 ; 51 ; 66) bevat voor het toevoeren van fluidum vanaf een ingang (21 ; 52) tot een spuitstuk (11 ; 50), dat zieh uitstrekt omheen alle spuitstukken (10 ; 11) die zieh bevinden tussen de ingang EMI14.1 (21 en het via het geleidingskanaal (40 van fluidum voorzien spuitstuk (11 5.
    Insertiesysteem volgens conclusie 3 of 4, daardoor gekenmerkt dat de geleidingselementen (28, 29) van de spuitstukken (10, 11, 50) bestaan uit een eerste geleidingselement (28) met een buitenoppervlak (32) en een tweede geleidingselement (29) met een binnenoppervlak (34) dat samenwerkt met het buitenoppervlak (32) van het eerste geleidingselement (28), zodanig dat fluidum tussen het buitenoppervlak (32) van het eerste geleidingselement (28) en het binnenoppervlak (34) van het tweede geleidingselement (29) wordt geleid.
    6. Insertiesysteem volgens conclusie 5, daardoor gekenmerkt dat een geleidingskanaal (40 ; 51, 66) voor het toevoeren van fluidum vanaf een ingang (21 ; 52) naar een spuitstuk (11 ; 50), zieh uitstrekt omheen een geleidingselement (28, 29) van alle tussen de ingang (21 ; 52) en het van fluidum voorzien spuitstuk (11 ; 50) opgestelde spuitstukken (10 ; 10, 11).
    7. Insertiesysteem volgens conclusie 6, daardoor gekenmerkt dat het voornoemde geleidingskanaal (40 ; 51 ; 66) zieh uitstrekt omheen het buitenoppervlak (41) van de tweede EMI14.2 geleidingselementen (29) van alle tussen de ingang (21 en het van fluidum voorzien spuitstuk (11 opgestelde spuitstukken (10 <Desc/Clms Page number 15> 8. Insertiesysteem volgens conclusie 5,6 of 7, daardoor gekenmerkt dat het eerste geleidingselement (28) een boring (35) bevat waardoor de inslagdraad zieh uitstrekt, die geleid wordt vanaf de ingang (22, 23, 55) voor een inslagdraad naar de geleidingsbuis (24, 25, 56).
    9. Insertiesysteem volgens een van de conclusies 3 tot 8, daardoor gekenmerkt dat het geleidingskanaal (40, 51, 66) hoofdzakelijk gevormd wordt door een holte die voorzien is in de houder (8, 63).
    10. Insertiesysteem volgens een van de conclusies 3 tot 9, daardoor gekenmerkt dat het geleidingskanaal (40, 51, 66) tevens gevormd wordt door een uitkraging (61) in een geleidingselement (28, 29) van een spuitstuk (10 ; 11).
    11. Insertiesysteem volgens een van de conclusies 1 tot 10, daardoor gekenmerkt dat de houder (8) een of meerdere stellen van minstens twee boven elkaar gemonteerde spuitstukken (10, 11, 50) bevat, dat de ingangen (20, 21, 52) voor fluidum van de minstens twee boven elkaar gemonteerde spuitstukken EMI15.1 (10, aan de bovenste kant (15) van de houder (8) bevinden, dat de houder (8) een geleidingskanaal (40 bevat voor het toevoeren van fluidum vanaf een ingang (21 naar een onder een ander spuitstuk (10 gelegen spuitstuk (11 waarbij dit geleidingskanaal (40 11, 50) ziehzieh uitstrekt omheen alle boven dit spuitstuk (11 ; 50) opgestelde spuitstukken (10 ; 10, 11).
    12. Insertiesysteem volgens conclusie 11, daardoor gekenmerkt dat de spuitstukken (10, 11, 50) twee in elkaars verlengde en volgens de langsas (30, 31, 54) van het spuitstuk (10, 11, 50) opgestelde geleidingselementen (28, 29) bevatten die nagenoeg in het verlengde van de geleidingsbuis (24, 25, 56) van het spuitstuk (10, 11, 50) zijn voorzien, en dat een <Desc/Clms Page number 16> geleidingskanaal (40 ; 51 ; 66) voor het toevoeren van fluidum vanaf een ingang (21 ; 52) naar een onder een ander spuitstuk (10 ; 10, 11) gelegen spuitstuk (11 ; 50) zieh omheen een geleidingselement (28, 29) van alle boven dit spuitstuk (11 ; 50) opgestelde spuitstukken (10 ; 10, 11) uitstrekt.
    13. Insertiesysteem volgens één van de conclusies 1 tot 12, daardoor gekenmerkt dat het insertiesysteem (1) meerdere houders (8) voor minstens twee spuitstukken (10, 11, 50) bevat, die naast elkaar zijn opgesteld.
    14. Insertiesysteem volgens een van de conclusies 1 tot 13, daardoor gekenmerkt dat de houder (8) zes vlakke kanten vertoont, waarbij de kanten (58, 59) die aansluiten op de kant (15) waar de ingangen (20, 21, 50) voor fluidum zijn voorzien en die volgens de langsassen (30, 31, 54) van de spuitstukken (10, 11, 50) zijn opgesteld, convergeren vanaf de kant (60) waar de ingangen (22, 23, 55) voor de inslagdraden zijn gelegen.
    15. Insertiesysteem volgens conclusie 14, daardoor gekenmerkt dat de ingangen (20, 21, 52) voor fluidum voorzien zijn in de bovenste kant (15) en dat de convergerende zijdelingse kanten (58, 59) die aansluiten op de bovenste kant (15) en op de kant (60) waar de ingangen (22, 23, 55) voor inslagdraden zijn gelegen, bij een insertiesysteem (1) met meerdere houders (8) naast en tegen elkaar worden opgesteld.
BE9700465A 1997-05-28 1997-05-28 Insertiesysteem voor een weefmachine. BE1011183A3 (nl)

Priority Applications (8)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE9700465A BE1011183A3 (nl) 1997-05-28 1997-05-28 Insertiesysteem voor een weefmachine.
KR10-1999-7009929A KR100504009B1 (ko) 1997-05-28 1998-05-26 직기용 피킹 시스템
PCT/EP1998/003077 WO1998054385A1 (de) 1997-05-28 1998-05-26 Eintragsystem für eine webmaschine
EP98929374A EP0985062B1 (de) 1997-05-28 1998-05-26 Eintragsystem für eine webmaschine
JP50021899A JP3894960B2 (ja) 1997-05-28 1998-05-26 織機用のよこ糸装置
CN98805528A CN1083023C (zh) 1997-05-28 1998-05-26 织机用的引纬装置
US09/424,236 US6223783B1 (en) 1997-05-28 1998-05-26 Filling insertion system for an air jet weaving machine
DE59804593T DE59804593D1 (de) 1997-05-28 1998-05-26 Eintragsystem für eine webmaschine

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE9700465A BE1011183A3 (nl) 1997-05-28 1997-05-28 Insertiesysteem voor een weefmachine.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1011183A3 true BE1011183A3 (nl) 1999-06-01

Family

ID=3890542

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE9700465A BE1011183A3 (nl) 1997-05-28 1997-05-28 Insertiesysteem voor een weefmachine.

Country Status (8)

Country Link
US (1) US6223783B1 (nl)
EP (1) EP0985062B1 (nl)
JP (1) JP3894960B2 (nl)
KR (1) KR100504009B1 (nl)
CN (1) CN1083023C (nl)
BE (1) BE1011183A3 (nl)
DE (1) DE59804593D1 (nl)
WO (1) WO1998054385A1 (nl)

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2002095106A1 (en) * 2001-05-21 2002-11-28 Picanol N.V., Naamloze Vennootschap Device and method for inserting weft threads in a weaving machine, as well as thread clamp applied therewith

Families Citing this family (12)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
BE1012494A3 (nl) * 1999-03-02 2000-11-07 Picanol Nv Inrichting voor het inbrengen van een inslagdraad.
US6481072B1 (en) * 2000-10-20 2002-11-19 American Linc Corporation Apparatus for guiding and texturizing yarn and associated methods
BE1013786A6 (nl) * 2000-10-24 2002-08-06 Picanol Nv Geleidingsbuis voor een hoofdblazer en hoofdblazer.
BE1014191A3 (nl) * 2001-05-21 2003-06-03 Picanol Nv Draadklem voor een weefmachine en weefmachine die dergelijke draadklem bevat.
US6497257B1 (en) 2002-02-28 2002-12-24 Glen Raven, Inc. Control of fill yarn during basket weave type patterns on air jet looms
US6945282B2 (en) 2002-06-17 2005-09-20 Flora Gendelman Method and device for forming a shed in a weaving machine
DE102005004064A1 (de) * 2005-01-21 2006-07-27 Picanol N.V. Vorrichtung zum Eintragen von Schussfäden bei einer Luftdüsenwebmaschine
US20080271807A1 (en) * 2006-09-07 2008-11-06 Sultex Ag Method and a stretching device for the holding of a weft thread
US7748414B2 (en) * 2006-12-12 2010-07-06 Itema (Switzerland) Ltd Method and apparatus for the insertion of weft threads
BE1019702A3 (nl) 2010-12-14 2012-10-02 Picanol Werkwijze en inrichting voor het voeden van inslagdraad.
CN102747513A (zh) * 2012-07-11 2012-10-24 江苏万工科技集团有限公司 主喷嘴接引喷管及其构成的双喷主喷嘴
JP6529292B2 (ja) * 2015-03-13 2019-06-12 アクア株式会社 洗濯機

Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4644980A (en) * 1984-12-28 1987-02-24 Kabushiki Kaisha Toyoda Jidoshokki Seisakusho Device for inserting weft yarn in a fluid jet loom
DE8903512U1 (de) * 1989-03-21 1990-04-19 Lindauer Dornier Gmbh, 8990 Lindau Hauptdüse für Luftwebmaschinen
EP0418948A1 (en) * 1989-09-19 1991-03-27 Picanol N.V. Blow device for weft threads in weaving machines
WO1997013901A1 (de) * 1995-10-10 1997-04-17 Textilma Ag Webmaschine mit pneumatischer schussfadeneintragung

Family Cites Families (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE903512C (de) * 1951-01-16 1954-02-08 Mahlkuch Greif Werk Ernst Voreiler fuer selbsttaetige Waagen
GB1213992A (en) * 1967-09-26 1970-11-25 Strake Maschf Nv Improvements in jet looms
US4957144A (en) * 1987-12-28 1990-09-18 Nissan Motor Co., Ltd. Tack-in system of shuttleless loom

Patent Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4644980A (en) * 1984-12-28 1987-02-24 Kabushiki Kaisha Toyoda Jidoshokki Seisakusho Device for inserting weft yarn in a fluid jet loom
DE8903512U1 (de) * 1989-03-21 1990-04-19 Lindauer Dornier Gmbh, 8990 Lindau Hauptdüse für Luftwebmaschinen
EP0418948A1 (en) * 1989-09-19 1991-03-27 Picanol N.V. Blow device for weft threads in weaving machines
WO1997013901A1 (de) * 1995-10-10 1997-04-17 Textilma Ag Webmaschine mit pneumatischer schussfadeneintragung

Cited By (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2002095106A1 (en) * 2001-05-21 2002-11-28 Picanol N.V., Naamloze Vennootschap Device and method for inserting weft threads in a weaving machine, as well as thread clamp applied therewith
BE1014192A3 (nl) * 2001-05-21 2003-06-03 Picanol Nv Inrichting en werkwijze voor het inbrengen van inslagdraden bij een weefmachine, alsmede daardklem daarbij aangewend.

Also Published As

Publication number Publication date
JP2001526745A (ja) 2001-12-18
WO1998054385A1 (de) 1998-12-03
KR20010020321A (ko) 2001-03-15
DE59804593D1 (de) 2002-08-01
KR100504009B1 (ko) 2005-07-27
EP0985062A1 (de) 2000-03-15
CN1083023C (zh) 2002-04-17
CN1258326A (zh) 2000-06-28
EP0985062B1 (de) 2002-06-26
US6223783B1 (en) 2001-05-01
JP3894960B2 (ja) 2007-03-22

Similar Documents

Publication Publication Date Title
BE1011183A3 (nl) Insertiesysteem voor een weefmachine.
US5360084A (en) Apparatus for the lubrication and cleaning of elongated articles, especially rails and chains
CA2684842C (en) A movement device on an endless belt of adaptable path
EP1577025A1 (en) Sorting machine for diverting an article from an article stream
HU217489B (hu) Elrendezés optikai szálak rendezéséhez
JP2000505567A (ja) 光ファイバオーガナイザ
CN101980933A (zh) 用于泡罩包装等的传送***
US20180154487A1 (en) Magazine
EP0138865B1 (en) An arrangement for cyclone assemblies for cleaning liquid suspensions
KR101003056B1 (ko) 일단부가 개방된 구조를 갖는 관형 필터 요소의 다발,바람직하게는 산업용 먼지 필터의 관형 필터 요소의다발을 청소하기 위한 청소 장치
KR20010072687A (ko) 하네스 요소를 픽업, 고정 및 분배하는 장치 및 방법
GB2302515A (en) Blast apparatus
BE1014192A3 (nl) Inrichting en werkwijze voor het inbrengen van inslagdraden bij een weefmachine, alsmede daardklem daarbij aangewend.
KR960005807B1 (ko) 자동판매기
EP0571975B1 (en) Texturing machine
US7156144B2 (en) Spray head for a mold spraying tool
CN1074385C (zh) 给纱线束供应液体的装置
US5970593A (en) Jet for interlacing textile yarns
BE1015261A3 (nl) Spuitmondstuk voor het ondersteunen van een inslagdraad bij een weefmachine.
NL1004117C2 (nl) Meervoudige injecteurinrichting.
BE1012494A3 (nl) Inrichting voor het inbrengen van een inslagdraad.
NL7906880A (nl) Een insteekinrichting voor het insteken van een inslag in een vak van een straalweefgetouw.
BE1024804B1 (nl) Inslagdraad geleidingsinrichting voor een luchtstraalweefmachine
US1112960A (en) Apparatus for striping surfaces.
KR0129204Y1 (ko) 슈터 랙

Legal Events

Date Code Title Description
RE Patent lapsed

Effective date: 20040531