BE1024804B1 - Inslagdraad geleidingsinrichting voor een luchtstraalweefmachine - Google Patents

Inslagdraad geleidingsinrichting voor een luchtstraalweefmachine Download PDF

Info

Publication number
BE1024804B1
BE1024804B1 BE2016/0180A BE201600180A BE1024804B1 BE 1024804 B1 BE1024804 B1 BE 1024804B1 BE 2016/0180 A BE2016/0180 A BE 2016/0180A BE 201600180 A BE201600180 A BE 201600180A BE 1024804 B1 BE1024804 B1 BE 1024804B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
weft thread
shaped
channel
weft
funnel
Prior art date
Application number
BE2016/0180A
Other languages
English (en)
Other versions
BE1024804A1 (nl
Inventor
Jozef Peeters
Original Assignee
Picanol Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Picanol Nv filed Critical Picanol Nv
Priority to BE2016/0180A priority Critical patent/BE1024804B1/nl
Publication of BE1024804A1 publication Critical patent/BE1024804A1/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1024804B1 publication Critical patent/BE1024804B1/nl

Links

Classifications

    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D47/00Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms
    • D03D47/27Drive or guide mechanisms for weft inserting
    • D03D47/277Guide mechanisms
    • D03D47/278Guide mechanisms for pneumatic looms
    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D47/00Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms
    • D03D47/28Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms wherein the weft itself is projected into the shed
    • D03D47/30Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms wherein the weft itself is projected into the shed by gas jet
    • D03D47/3026Air supply systems
    • D03D47/3033Controlling the air supply
    • D03D47/3046Weft yarn selection

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Textile Engineering (AREA)
  • Looms (AREA)

Abstract

Inslagdraad geleidingsinrichting voor een luchtstraalweefmachine met minstens één trechtervormig geleidingskanaal (12; 38, 39) dat in een inslagdraad insertierichting (30) convergeert, waarbij de geleidingsinrichting (8) een aantal plaatvormige elementen (13) bevat, waarbij de plaatvormige elementen (13) voorzien zijn van openingen (15) met omtrekranden (25), en waarbij de openingen (15) uitgelijnd zijn en de dwarsdoorsneden van de openingen (15) verkleinen in de inslagdraad insertierichting (30) voor het vormen van het minstens één trechtervormige geleidingskanaal (12; 38, 39). Een inslagdraad insertie-inrichting (1) voor een luchtstraalweefmachine met een inslagdraad geleidingsinrichting (8). Een luchtstraalweefmachine met een inslagdraad geleidingsinrichting (8) en/of een inslagdraad insertie-inrichting (1).

Description

(30) Voorrangsgegevens :
(73) Houder(s) :
PICANOL NV 8900, IEPER België (72) Uitvinder(s) :
PEETERS Jozef 8900 IEPER België (54) Inslagdraad geleidingsinrichting voor een luchtstraalweefmachine (57) Inslagdraad geleidingsinrichting voor een luchtstraalweefmachine met minstens één trechtervormig geleidingskanaal (12; 38, 39) dat in een inslagdraad insertierichting (30) convergeert, waarbij de geleidingsinrichting (8) een aantal plaatvormige elementen (13) bevat, waarbij de plaatvormige elementen (13) voorzien zijn van openingen (15) met omtrekranden (25), en waarbij de openingen (15) uitgelijnd zijn en de dwarsdoorsneden van de openingen (15) verkleinen in de inslagdraad insertierichting (30) voor het vormen van het minstens één trechtervormige geleidingskanaal (12; 38, 39). Een inslagdraad insertie-inrichting (1) voor een luchtstraalweefmachine met een inslagdraad geleidingsinrichting (8). Een luchtstraalweefmachine met een inslagdraad geleidingsinrichting (8) en/of
Figure BE1024804B1_D0001
een inslagdraad insertie-inrichting (1).
BELGISCH UITVINDINGSOCTROOI
FOD Economie, K.M.O., Middenstand & Energie
Publicatienummer: 1024804 Nummer van indiening: BE2016/0180
Dienst voor de Intellectuele Eigendom
Internationale classificatie: D03D 47/27 D03D 47/30 Datum van verlening: 10/07/2018
De Minister van Economie,
Gelet op het Verdrag van Parijs van 20 maart 1883 tot Bescherming van de industriële Eigendom;
Gelet op de wet van 28 maart 1984 op de uitvindingsoctrooien, artikel 22, voor de voor 22 September 2014 ingediende octrooiaanvragen ;
Gelet op Titel 1 Uitvindingsoctrooien van Boek XI van het Wetboek van economisch recht, artikel XI.24, voor de vanaf 22 September 2014 ingediende octrooiaanvragen ;
Gelet op het koninklijk besluit van 2 december 1986 betreffende het aanvragen, verlenen en in stand houden van uitvindingsoctrooien, artikel 28;
Gelet op de aanvraag voor een uitvindingsoctrooi ontvangen door de Dienst voor de Intellectuele Eigendom op datum van 08/12/2016.
Overwegende dat voor de octrooiaanvragen die binnen het toepassingsgebied van Titel 1, Boek XI, van het Wetboek van economisch recht (hierna WER) vallen, overeenkomstig artikel XI.19, § 4, tweede lid, van het WER, het verleende octrooi beperkt zal zijn tot de octrooiconclusies waarvoor het verslag van nieuwheidsonderzoek werd opgesteld, wanneer de octrooiaanvraag het voorwerp uitmaakt van een verslag van nieuwheidsonderzoek dat een gebrek aan eenheid van uitvinding als bedoeld in paragraaf 1, vermeldt, en wanneer de aanvrager zijn aanvraag niet beperkt en geen afgesplitste aanvraag indient overeenkomstig het verslag van nieuwheidsonderzoek.
Besluit:
Artikel 1. - Er wordt aan
PICANOL NV, Steverlyncklaan 15, 8900 IEPER België;
vertegenwoordigd door
CARDOEN Marnick , Steverlyncklaan 15, 8900, IEPER;
een Belgisch uitvindingsoctrooi met een looptijd van 20 jaar toegekend, onder voorbehoud van betaling van de jaartaksen zoals bedoeld in artikel XI.48, § 1 van het Wetboek van economisch recht, voor: Inslagdraad geleidingsinrichting voor een luchtstraalweefmachine.
UITVINDER(S):
PEETERS Jozef, Bukkersstraat 32, 8900, IEPER;
VOORRANG:
AFSPLITSING :
Afgesplitst van basisaanvraag : Indieningsdatum van de basisaanvraag :
Artikel 2. - Dit octrooi wordt verleend zonder voorafgaand onderzoek naar de octrooieerbaarheid van de uitvinding, zonder garantie van de Verdienste van de uitvinding noch van de nauwkeurigheid van de beschrijving ervan en voor risico van de aanvrager(s).
Brussel, 10/07/2018,
Bij bijzondere machtiging:
BE2016/0180
Inslagdraad geleidingsinrichting voor een luchtstraalweefmachine.
Technisch gebied en stand van de techniek.
[0001] De uitvinding betreft een inslagdraad geleidingsinrichting voor een luchtstraalweefmachine. De uitvinding betreft verder een inslagdraad insertie-inrichting voor een luchtstraalweefmachine bevattende een inslagdraad geleidingsinrichting en een luchtstraalweefmachine met een dergelijke inslagdraad geleidingsinrichting.
[0002] In een luchtstraalweefmachine wordt een in te brengen inslagdraad getransporteerd doorheen het weefvak in een insertiekanaal van een riet door middel van een luchtstraal afkomstig uit één of meer hoofdmondstukken en meerdere hulpmondstukken. In geval van meerkleurige inslaginsertie of multi-type inslaginsertie, wordt elk van de verschillende inslagdraden met behulp van een afzonderlijk hoofdmondstuk toegevoerd, waarbij elk hoofdmondstuk in het insertiekanaal dient te blazen. Daar het insertiekanaal in het riet doorgaans kleiner is dan de omvang van de uitgangen van het aantal hoofdmondstukken, zijn opstellingen noodzakelijk voor het positioneren van de inslagdraad in een gewenste vluchtzone van het insertiekanaal in het riet.
[0003] Hiertoe beschrijft WO 00/63474 Al een inslagdraad insertie-inrichting, waarbij de hoofdmondstukken beweegbaar zijn aangebracht ten opzichte van het insertiekanaal in het riet.
[0004] Als altematief of in aanvulling is het gekend om inslagdraad geleidingsinrichtingen tussen de hoofdmondstukken en
BE2016/0180 het riet te voorzien om de inslagdraad in de vluchtzone van het insertiekanaal te richten. EP 0 160 117 Al beschrijft bijvoorbeeld een geleidingselement met een trechtervormig kanaal dat in een inslagdraad insertierichting convergeert. CH 637,706 A5 beschrijft een geleidingselement met een open U-vormige geleidingsgroef die in het verlengde van het insertiekanaal naar het hoofdmondstuk op de lade is aangebracht. EP 0 318 802 Al beschrijft een inslagdraad geleidingsinrichting bevattende een geleidingselement met een trechtervormig kanaal en een klein hulpriet dat tussen het geleidingselement en het riet is aangebracht, welk klein hulpriet voorzien is van een U-vormig geleidingskanaal met een afnemende diameter in inslagdraad insertierichting.
Samenvatting van de uitvinding.
[0005] Het is het doel van de uitvinding te voorzien in een inslagdraad geleidingsinrichting, een inslagdraad insertie-inrichting en een weefmachine met een inslagdraad geleidingsinrichting en/of een inslagdraad insertie-inrichting die een vlotte overdracht van inslagdraad uit meerdere hoofdmondstukken naar een insertiekanaal toelaat.
[0006] Dit doel wordt opgelost door de inslagdraad geleidingsinrichting met de kenmerken van conclusie 1, de inslagdraad insertie-inrichting met de kenmerken van conclusie 9 en de luchtstraalweefmachine met de kenmerken van conclusie 13. Voorkeurdragende uitvoeringsvormen worden in de afhankelijke conclusies gedefinieerd.
[0007] Volgens een eerste aspect wordt een inslagdraad geleidingsinrichting voor een luchtstraalweefmachine met minstens
BE2016/0180 één trechtervormig geleidingskanaal dat in een inslagdraad insertierichting convergeert voorzien, waarbij de geleidingsinrichting aangepast is om aangebracht te worden stroomopwaarts van een riet van de luchtstraalweefmachine, waarbij de geleidingsinrichting een aantal plaatvormige elementen bevat die evenwijdig met elkaar zijn aangebracht zodat smalle spleten die een luchtdoorgang toelaten blijven bestaan tussen aangrenzende plaatvormige elementen, waarbij de plaatvormige elementen voorzien zijn van openingen met omtrekranden, en waarbij de openingen uitgelijnd zijn en de dwarsdoorsneden van de openingen verkleinen in de inslagdraad insertierichting voor het vormen van het minstens één trechtervormige geleidingskanaal.
[0008] De openingen van de plaatvormige elementen zijn uitgelijnd om samen het trechtervormige kanaal te vormen dat in een inslagdraad insertierichting convergeert. Wanneer een trechtervormig kanaal wordt voorzien dat in een inslagdraad insertierichting convergeert, verhoogt een snelheid van een luchtstraal doorheen het kanaal over het algemeen naar de uitgang toe. Bovendien zal over het algemeen een luchtweerstand aan een ingang van een trechtervormig kanaal hoog zijn, hetgeen kan leiden tot een tegendruk aan een uitgang van het hoofdmondstuk dat stroomopwaarts daarvan is aangebracht. Door een geleidingsinrichting te voorzien met plaatvormige elementen die aangebracht zijn met kleine afstanden tussen aangrenzende plaatvormige elementen, worden smalle spleten gevormd, die omtrekgaten vormen, zodat lucht via voomoemde smalle spleten kan ontsnappen. De breedte van de spleten wordt zo gekozen dat een doorgang van inslagdraad doorheen de spleten wordt verhinderd, waarbij de breedte van de spleten groter kan zijn dan een gemiddelde inslagdraad diameter. De breedte van de spleten
BE2016/0180 kan bijvoorbeeld in functie van de kenmerken van de inslagdraden gekozen worden. De spleten kunnen worden gekozen om een breedte te hebben in het bereik van ongeveer 0,3mm tot ongeveer 2mm, maar de uitvinding is niet beperkt tot inrichtingen met spleten van een dergelijke breedte.
[0009] Een snelheid van de luchtstraal aan een uitgang van het trechtervormige kanaal, dat luchtdoorlatend is, wordt minder verhoogd in vergelijking met deze aan een uitgang van een io luchtdicht trechtervormig kanaal volgens de stand van de techniek.
Verder wordt een tegendruk aan een ingang van het trechtervormige kanaal, dat luchtdoorlatend is, vermeden of minstens geminimaliseerd. Bijgevolg, naast het geleiden van de inslagdraad naar het insertiekanaal in het riet toe, werkt het trechtervormige is kanaal met smalle spleten als een dempingselement voor de luchtstraal die uit het hoofdmondstuk komt wat een vlotte overdracht van lucht uit meerdere hoofdmondstukken naar het insertiekanaal toelaat. De plaatvormige elementen worden bij voorkeur loodrecht op de inslagdraad insertierichting aangebracht zodat lucht uit het trechtervormige kanaal in radiale richtingen tot de inslagdraad insertierichting ontsnapt.
[0010] De openingen in de plaatvormige elementen hebben omtrekranden. In de context van de aanvraag wordt een opening aangeduid als het hebben van een omtrekrand als zijn rand gesloten of minstens hoofdzakelijk apart van één of meer kleine sleuven gesloten is, waarbij de sleuven een breedte hebben die een doorgang van inslagdraden niet toelaat. Aldus in tegenstelling tot inrichtingen met een open U-vormige geleidingsgroef wordt het vermeden dat de inslagdraden samen met de lucht uit het trechtervormige kanaal worden gedwongen. Bij voorkeur worden sleuven vermeden, dit
BE2016/0180 betekent dat de openingen worden voorzien van een gesloten omtrekrand om te vermijden dat inslagdraden in de sleuven worden gevangen.
[0011] Wanneer een groot aantal verschillende inslagdraden met behulp van een groot aantal hoofdmondstukken, bijvoorbeeld met behulp van meer dan acht hoofdmondstukken, wordt toegevoerd, wordt in een uitvoeringsvorm de inslagdraad geleidingsinrichting gecombineerd met een inrichting voor het io bewegen van de hoofdmondstukken om een geselecteerd hoofdmondstuk of een geselecteerde groep hoofdmondstukken ten opzichte van het insertiekanaal te positioneren, bijvoorbeeld met behulp van een inrichting zoals beschreven in WO 00/63474 Al.
is [0012] De openingen zijn bij voorkeur gevormd om een kanaal met gladde omtrekranden te vormen. De openingen in de plaatvormige elementen zijn in voorkeurdragende uitvoeringsvormen geometrisch gelijkaardig, dit betekent dat de openingen minstens nagenoeg dezelfde vorm hebben, maar in grootte verschillen.
[0013] In een uitvoeringsvorm worden de plaatvormige elementen integraal met één gemeenschappelijk basisdeel gevormd, waarbij de plaatvormige elementen uit het gemeenschappelijk basisdeel uitsteken. Een dergelijke inrichting wordt bijvoorbeeld door verspanen gevormd, in het bijzonder frezen van een blokvormig materiaal voor het vormen van een gewenste buitenomtrek en binnenomtrek van de geleidingsinrichting met het trechtervormige kanaal en zagen van smalle spleten in het verspaande deel, waardoor de geleidingsinrichting met plaatvormige elementen die uit een vast gemeenschappelijk basisdeel uitsteken wordt gevormd.
BE2016/0180 [0014] De plaatvormige elementen zijn in voorkeurdragende uitvoeringsvormen afzonderlijke lamellen, die geassembleerd zijn voor het vormen van de geleidingsinrichting met het minstens één trechtervormige geleidingskanaal. De lamellen kunnen op dezelfde of op een gelijkaardige manier geproduceerd en geassembleerd worden als tanden van een riet. In een uitvoeringsvorm worden in het bijzonder de oppervlakken van de lamellen gepolijst met behulp van dezelfde technieken als voor het polijsten van tanden van een riet. De lamellen zijn in een uitvoeringsvorm bijvoorbeeld aan hun onderzijde verbonden door verlijmen, lassen en/of door middel van een afneembare verbinding.
[0015] In voorkeurdragende uitvoeringsvormen, als alternatief of in aanvulling aan de verbinding aan de onderzijde, worden de lamellen aan hun bovenzijden verbonden met behulp van een kamvormig verbindingselement. Met andere woorden, de lamellen worden geassembleerd voor het vormen van de geleidingsinrichting op dezelfde wijze als tanden van een riet voor het vormen van een riet. Het kamvormige verbindingselement is bijvoorbeeld verlijmd of gelast met de lamellen. Een kamvormig verbindingselement kan ook aan een bovenzijde van de plaatvormige elementen zijn voorzien, welke plaatvormige elementen integraal gevormd zijn met één gemeenschappelijk basisdeel om te verzekeren dat de plaatvormige elementen op een gewenste afstand van elkaar blijven.
[0016] In een uitvoeringsvorm, is de geleidingsinrichting voorzien van minstens één doorlopend gat. In een uitvoeringsvorm is het minstens één doorlopend gat aangepast voor het ontvangen van een blaasbuis die aangebracht is om op een inslagdraad te blazen om de inslagdraad naar een bodem van een insertiekanaal van het riet te dwingen. In een uitvoeringsvorm waarbij de
BE2016/0180 geleidingsinrichting een gemeenschappelijk basisdeel bevat, is het doorlopend gat bijvoorbeeld in het gemeenschappelijk basisdeel voorzien. In voorkeurdragende uitvoeringsvormen zijn de plaatvormige elementen voorzien van uitgelijnde gaten voor het vormen van het minstens één doorlopend gat voor het ontvangen van bijvoorbeeld de minstens één blaasbuis. Ingeval geen bijkomende blaasbuizen worden gebruikt, kunnen de doorlopende gaten gebruikt worden voor het aanbrengen van een stangvormig element om de lamellen met elkaar uit te lijnen en/of te verbinden. In voorkeurdragende uitvoeringsvormen is een uitlijnas van de gaten schuin ten opzichte van de inslagdraad insertierichting om een luchtstraal uit een blaasbuis die in het doorlopend gat gevormd door de gaten is opgenomen, naar de bodem van het insertiekanaal van het riet te richten.
[0017] De geleidingsinrichting is in voorkeurdragende uitvoeringsvormen aangepast om vast op een lade van de weefmachine te worden bevestigd. Hiertoe bevat de geleidingsinrichting in een uitvoeringsvorm een uitstekende rand die aangepast is om te worden aangebracht in een groef voorzien in de lade en een klemelement voor het klemmen van het uitstekende deel van de geleidingsinrichting tussen een klemoppervlak van de groef en een klemoppervlak van de klem. In US 5,020,574 wordt bijvoorbeeld een geschikte uitvoeringsvorm van een bevestiging voor de inrichting beschreven, waarvan de inhoud hierbij door referentie wordt ge'incorporeerd.
[0018] Volgens een tweede aspect wordt een inslagdraad insertie-inrichting voor een luchtstraalweefmachine bevattende meerdere hoofdmondstukken voor het toevoeren van meerdere verschillende inslagdraden en een inslagdraad geleidingsinrichting
BE2016/0180 die stroomafwaarts van de hoofdmondstukken is aangebracht voorzien, waarbij de inslagdraad geleidingsinrichting een aantal plaatvormige elementen bevat die loodrecht op de inslagdraad insertierichting en evenwijdig met elkaar zijn aangebracht zodat smalle spleten die een luchtdoorgang toelaten blijven bestaan tussen aangrenzende plaatvormige elementen, waarbij de plaatvormige elementen voorzien zijn van openingen met omtrekranden, en waarbij de openingen uitgelijnd zijn en de dwarsdoorsneden van de openingen verkleinen in de inslagdraad insertierichting voor het vormen van het trechtervormige geleidingskanaal.
[0019] De dwarsdoorsnede van het trechtervormige geleidingskanaal, in het bijzonder dat van de opening van het eerste plaatvormige element aan een ingangszijde is in een uitvoeringsvorm aangepast aan een omvang van uitgangen van meerdere hoofdmondstukken, met andere woorden aangepast aan de buitenomtrek van uitgangen van de meerdere hoofdmondstukken.
[0020] In een uitvoeringsvorm bevat de inslagdraad insertie-inrichting verder een riet met een insertiekanaal, waarbij het insertiekanaal is voorzien van een convergerend ingangsgebied.
[0021] In voorkeurdragende uitvoeringsvormen bevat de inslagdraad insertie-inrichting verder een terugtrek inrichting die aangepast is om een inslagdraad vanaf een ingangszijde van het trechtervormige geleidingskanaal uit het trechtervormige geleidingskanaal terug te trekken na het afsnijden van de ingebrachte inslagdraad. Met terug trekken van een inslagdraad wordt bedoeld te trekken op een ingebrachte inslagdraad aanwezig in een hoofdmondstuk in een richting tegengesteld aan de
BE2016/0180 inslagdraad insertierichting. Volgens de uitvinding worden inslagdraden die door verschillende hoofdmondstukken worden toegevoerd via één gemeenschappelijk trechtervormig geleidingskanaal ingebracht. Om te vermijden dat één inslagdraad een volgende insertie van een andere inslagdraad via het gemeenschappelijk trechtervormige geleidingskanaal verstoort, na de inslaginsertie en na het afsnijden van de ingebrachte inslagdraad nabij de weefselrand, dit is stroomafwaarts van een uitgangszijde van het trechtervormige geleidingskanaal, wordt in voorkeurdragende uitvoeringsvormen elke inslagdraad uit het trechtervormige geleidingskanaal getrokken. Daarom, voor een volgende insertie, moet de inslagdraad afkomstig uit het hoofdmondstuk eerst het trechtervormige geleidingskanaal passeren alvorens in het weefvak binnen te dringen door het insertiekanaal in het riet binnen te dringen. Alhoewel de insertiebaan door het trechtervormige geleidingskanaal is verlengd, is het de bevinding van de uitvinders geweest dat een weven met hogere snelheid mogelijk is daar op het ogenblik dat de inslagdraad het weefvak binnendringt, de inslagdraad reeds een hogere snelheid heeft, omdat de inslagdraad reeds wordt versneld binnenin het trechtervormige element volgens de uitvinding alvorens in het weefvak binnen te dringen, en kan de inslagdraad zodoende met een hogere gemiddelde snelheid doorheen het weefvak getransporteerd worden.
[0022] In voorkeurdragende uitvoeringsvormen bevat de terugtrek inrichting meerdere terugtrek elementen die aan de afzonderlijke inslagdraden zijn toegevoegd. De terugtrek elementen die aan één afzonderlijke inslagdraad zijn toegevoegd zijn aangepast om een hoeveelheid van voomoemde inslagdraad terug te trekken tot het voorste einde van voomoemde inslagdraad nagenoeg binnen het hoofdmondstuk reikt.
BE2016/0180 [0023] In een uitvoeringsvorm functioneert een draadrem met een afbuigelement dat de inslagdraad rond vaste draadgeleiders afbuigt, die stroomopwaarts van het hoofdmondstuk is voorzien, als de terugtrek inrichting. Bovendien wordt de draadrem bijvoorbeeld gebruikt voor het afremmen van de inslagdraad die afgewikkeld wordt van een windingsinrichting die stroomopwaarts van het hoofdmondstuk is voorzien. Indien een vast aangebracht hoofdmondstuk en een beweegbaar hoofdmondstuk zijn voorzien voor elke inslagdraad, wordt de draadrem bij voorkeur stroomopwaarts van het vast aangebrachte hoofdmondstuk aangebracht, dat stroomopwaarts van het beweegbare hoofdmondstuk is aangebracht. In dit geval wordt de draadrem die aan één afzonderlijke inslagdraad is toegevoegd bij voorkeur aangedreven om een hoeveelheid inslagdraad terug te trekken tot het voorste einde van de inslagdraad nagenoeg binnen in het beweegbare hoofdmondstuk reikt. Een geschikte draadrem wordt bijvoorbeeld beschreven in US 5,226,459 waarvan de inhoud hierbij door referentie wordt geincorporeerd.
[0024] In een alternatieve uitvoeringsvorm wordt een afzonderlijke terugtrek inrichting voorzien, bijvoorbeeld een terugtrek inrichting zoals beschreven in DE 3203876, waarvan de inhoud hierbij door referentie wordt geincorporeerd.
[0025] In een uitvoeringsvorm bevat de inslagdraad insertie-inrichting verder minstens één blaasbuis die aangebracht is om op een inslagdraad te blazen om de inslagdraad naar een bodem van een insertiekanaal van het riet te dwingen. Om de minstens één blaasbuis te monteren, is de geleidingsinrichting voorzien van minstens één doorlopend gat. In voorkeurdragende uitvoeringsvormen, zijn de plaatvormige elementen voorzien van
BE2016/0180 uitgelijnde gaten voor het ontvangen van de minstens één blaasbuis. De minstens één blaasbuis is in een uitvoeringsvorm vast in de gaten gemonteerd, bijvoorbeeld door verlijmen of lassen, waarbij de blaasbuis ook helpt bij het met elkaar verbinden van de plaatvormige elementen in de vorm van lamellen.
[0026] Volgens een derde aspect is een luchtstraalweefmachine bevattende een dergelijke inslagdraad geleidingsinrichting en/of een dergelijke inslagdraad insertie-inrichting voorzien.
Korte beschrijving van de tekeningen.
[0027] Hierna zal een uitvoeringsvorm van de uitvinding in detail worden beschreven met verwijzing naar de tekeningen. Doorheen de tekeningen worden dezelfde elementen aangeduid door dezelfde referentienummers.
Figuur 1: een eerste perspectief aanzicht van een inslagdraad insertie-inrichting volgens een eerste uitvoeringsvorm van de uitvinding, bevattende acht hoofdmondstukken voor het toevoeren van acht verschillende inslagdraden en een inslagdraad geleidingsinrichting die stroomafwaarts van de hoofdmondstukken is aangebracht;
Figuur 2: een tweede perspectief aanzicht van de inslagdraad insertie-inrichting volgens figuur 1;
Figuur 3: een perspectief aanzicht van een geleidingsinrichting van de inslagdraad geleidingsinrichting getoond in figuur 1;
Figuur 4: de geleidingsinrichting van figuur 3 gezien in inslagdraad insertierichting;
Figuur 5: een doorgesneden aanzicht van een gedeelte van de
BE2016/0180 geleidingsinrichting van figuur 3;
Figuur 6: een lamel van een ingangsgedeelte van de geleidingsinrichting van figuur 3;
Figuur 7: een lamel van een middelste gedeelte van de geleidingsinrichting van figuur 3;
Figuur 8: een lamel van een uitgangsgedeelte van de geleidingsinrichting van figuur 3;
Figuur 9: een perspectief aanzicht van een inslagdraad insertie-inrichting volgens een tweede uitvoeringsvorm van de uitvinding met een inslagdraad geleidingsinrichting die twee blaasbuizen bevat;
Figuur 10: een eerste perspectief aanzicht van een inslagdraad insertie-inrichting volgens een derde uitvoeringsvorm van de uitvinding, bevattende vier hoofdmondstukken voor het toevoeren van vier verschillende inslagdraden en een inslagdraad geleidingsinrichting die stroomafwaarts van de hoofdmondstukken is aangebracht;
Figuur 11: een tweede perspectief aanzicht van de inslagdraad insertie-inrichting volgens figuur 10; en Figuren 12 tot 15: respectievelijk een altematieve uitvoeringvorm tonen van een geleidingsinrichting en elementen daarvan in vier zichten overeenkomstig met figuren 5 tot 8.
Gedetailleerde beschrijving van uitvoeringsvormen van de uitvinding.
[0028] Figuren 1 en 2 tonen perspectief aanzichten van een inslagdraad insertie-inrichting 1 voor een luchtstraalweefmachine. Zoals algemeen gekend is, bevat de luchtstraalweefmachine een riet 2 dat op een lade 3 is gemonteerd en voorzien is van een insertiekanaal 4 waarin een inslagdraad (niet getoond) doorheen een weefvak gevormd door kettingdraden 5 wordt geleid.
BE2016/0180 [0029] In de uitvoeringsvorm getoond in figuren 1 en 2 bevat de inslagdraad insertie-inrichting 1 acht hoofdmondstukken 6 met geleidingsbuizen 7 voor het toevoeren van acht verschillende inslagdraden (niet getoond) en een inslagdraad geleidingsinrichting
8, in het kort geleidingsinrichting 8 genoemd, die stroomafwaarts van de geleidingsbuizen 7 van de hoofdmondstukken 6 in een inslagdraad insertierichting 30 is aangebracht.
[0030] De hoofdmondstukken 6 en de geleidingsinrichting 8 zijn io op de lade 3 gemonteerd voor een heen- en weergaande beweging samen met het riet 2. In de getoonde uitvoeringsvorm bevat de geleidingsinrichting 8 een uitstekende rand 9 die aangepast is om te worden aangebracht in een groef 10 voorzien in de lade 3 in een instelbare positie in de inslagdraad insertierichting 30 ten opzichte is van het riet 2. De geleidingsinrichting 8 kan op de lade 3 geklemd worden door middel van twee klemelementen (niet getoond) met spanelementen aangebracht in de doorlopende gaten 11 die op de geleidingsinrichting 8 zijn voorzien.
[0031] De geleidingsinrichting 8 is voorzien van een trechtervormig geleidingskanaal 12 dat in de inslagdraad insertierichting 30 convergeert voor het geleiden van inslagdraden afkomstig van eender welk hoofdmondstuk 6 naar het insertiekanaal 4 toe. De geleidingsinrichting 8 bevat een aantal plaatvormige elementen 13 die evenwijdig met elkaar zijn aangebracht en door middel van een kamvormig verbindingselement 17 zijn georiënteerd. De plaatvormige elementen 13 zijn elk loodrecht op de inslagdraad insertierichting 30 aangebracht, waarbij een correcte uitlijning wordt verzekerd door middel van de uitstekende rand 9 en de lade 3.
[0032] In de getoonde uitvoeringsvorm is de
BE2016/0180 geleidingsinrichting 8 verder voorzien van twee doorlopende gaten 19. In een uitvoeringsvorm wordt een stangvormig element (niet getoond) in de doorlopende gaten 19 aangebracht voor het uitlijnen en het verbinden van de plaatvormige elementen 13.
[0033] In de inslagdraad insertierichting stroomopwaarts van elk van de hoofdmondstukken 6 is een terugtrek inrichting 24 (enkel schematisch getoond) voorzien, waarbij de terugtrek inrichtingen 24 worden gebruikt voor het terugtrekken van een inslagdraad uit het trechtervormige geleidingskanaal 12 na de inslagdraad insertie en na het afsnijden van de ingebrachte inslagdraad door middel van een inslagschaar 23 (enkel schematisch getoond) die in een gebied stroomafwaarts van de uitgangszijde 27 (zie figuur 5) van het trechtervormige geleidingskanaal 12 is aangebracht. Door de inslagdraad uit het trechtervormige geleidingskanaal 12 te trekken wordt vermeden dat de inslagdraad met de insertie van een volgende inslagdraad interfereert. De inslagdraad wordt bij voorkeur zo terug getrokken dat het voorste uiteinde van de inslagdraad nagenoeg een uitgang van de geleidingsbuis 7 van het toegevoegde hoofdmondstuk 6 bereikt, en uit het trechtervormige geleidingskanaal 12 is getrokken.
[0034] In de uitvoeringsvormen getoond in figuren 1 en 2 is een riet 2 met een insertiekanaal 4 voorzien dat een open trechtervormig ingangsgebied 33 bevat voor het verder geleiden van de inslagdraden naar een verder gelegen gebied 34 van het insertiekanaal 4 met een uniforme dwarsdoorsnede. Zoals aangeduid met lijnen 35 en 36 in figuur 1, zijn de schuinstelling van het trechtervormige ingangsgebied 33 en de schuinstelling van het trechtervormige geleidingskanaal 12 nagenoeg gelijk. In een alternatieve uitvoeringsvorm is de schuinstelling van het
BE2016/0180 trechtervormige ingangsgebied 33 iets groter dan de schuinstelling van het trechtervormige geleidingskanaal 12, en sluit de uitgang van het trechtervormige geleidingskanaal 12 bij voorkeur aan op het trechtervormige ingangsgebied 33. Dit resulteert in een vlotte overdracht van de inslagdraad uit het trechtervormige geleidingskanaal 12 naar het insertiekanaal 4 in het riet 2.
[0035] De geleidingsinrichting 8 wordt in meer detail getoond in figuren 3 tot 5. De geleidingsinrichting 8 bevat een aantal plaatvormige elementen 13. In de getoonde uitvoeringsvorm zijn zevenendertig plaatvormige elementen 13 voorzien. In andere uitvoeringsvormen zijn meer of minder plaatvormige elementen 13 voorzien. De plaatvormige elementen 13 van de geleidingsinrichting 8 zijn evenwijdig met elkaar aangebracht zodat smalle spleten 14 die een luchtdoorgang toelaten blijven bestaan tussen aangrenzende plaatvormige elementen 13. De smalle spleten 14 vormen omtrekgaten die toelaten dat lucht uit het trechtervormige geleidingskanaal 12 ontsnapt in alle radiale richtingen. Hierdoor zal een in het trechtervormige geleidingskanaal 12 geleide inslagdraad niet of zo weinig mogelijk van zijn baan afbuigen. De breedte en de oriëntatie van de spleten 14 worden zo gekozen dat inslagdraden verhinderd worden het trechtervormige geleidingskanaal 12 via de spleten 14 te verlaten. De breedte van de spleten 14 kan groter zijn dan een gemiddelde inslagdraad diameter. De inslagdraad strekt zieh hoofdzakelijk loodrecht op de spleten 14 uit en wordt verhinderd om doorheen de spleten 14 te passeren. De lijnen 35 en 36 die een schuinstelling van het trechtervormige ingangsgebied 33 van het insertiekanaal 4 (zie figuur 1) aanduiden zijn ook getoond in figuur 5.
[0036] Zoals best te zien in figuren 6 tot 8 is elk van de plaatvormige elementen 13 voorzien van een opening 15 met een
BE2016/0180 gesloten omtrekrand 25. Zoals best te zien in figuur 5, zijn de openingen 15 uitgelijnd en verkleinen de dwarsdoorsneden van de openingen 15 in de inslagdraad insertierichting 30 tussen een ingangszijde 26 getoond aan de linkerkant en een uitgangszijde TJ getoond aan de rechterkant in figuur 5 voor het vormen van een trechtervormig geleidingskanaal 12.
[0037] In de getoonde uitvoeringsvorm zijn de plaatvormige elementen 13 als afzonderlijke lamellen gevormd, die geassembleerd zijn voor het vormen van de geleidingsinrichting 8 met het trechtervormige geleidingskanaal 12. De lamellen zijn geassembleerd met behulp van een gemeenschappelijk basisdeel 16 dat aan een onderzijde van de lamellen is verbonden door verlijmen of lassen. Bovendien is een kamvormig verbindingselement 17 aan de lamellen aan hun bovenzijden bevestigd, waarbij een grootte van tanden 18 van het kamvormige verbindingselement 17 de breedte van de smalle spleten 14 bepaalt. Het kamvormige verbindingselement 17 is bijvoorbeeld verlijmd aan de lamellen. Elke lamel bevat een uitstekende rand 9.
[0038] Figuren 6 tot 8 tonen drie afzonderlijke lamellen, waarbij figuur 6 een lamel toont die voorzien is van een ingangsgedeelte van de geleidingsinrichting 8 van figuur 3. Figuur 7 toont een lamel die voorzien is aan een middelste gedeelte van de geleidingsinrichting 8 van figuur 3 en figuur 8 toont een lamel die voorzien is aan een uitgangsgedeelte van de geleidingsinrichting 8 van figuur 3. Zoals duidelijk zal zijn door het vergelijken van figuren 6 tot 8, verminderen de dwarsdoorsneden van de openingen 15 van een ingangszijde naar een uitgangszijde van de geleidingsinrichting 8 toe die uit de lamellen is geassembleerd. In de getoonde uitvoeringsvorm zijn de openingen 15 geometrisch gelijkaardig, dit
BE2016/0180 betekent dat de openingen 15 van de afzonderlijke lamellen minstens nagenoeg dezelfde vorm hebben, maar verschillen in grootte. In de getoonde uitvoeringsvorm hebben aile openingen 15 een hoofdzakelijk rechthoekige dwarsdoorsnede met afgeronde hoeken.
[0039] In de uitvoeringsvorm getoond in figuren 1 tot 8, zijn twee gaten 20 voorzien in elk van de lamellen, waarbij de gaten 20 van elk van de lamellen samen twee doorlopende gaten 19 hoofdzakelijk in de inslagdraad insertierichting 30 in de geleidingsinrichting 8 vormen. De gaten 20 hebben een minstens hoofdzakelijk cirkelvormige dwarsdoorsnede en zijn minstens hoofdzakelijk gelijk in grootte. De positie van de gaten 20 verschilt echter voor verschillende lamellen. In de getoonde uitvoeringsvorm zijn de gaten 20 van een lamel voorzien aan een ingangsgedeelte verder weg gepositioneerd van een denkbeeldig vlak voorzien in het verlengde van een bodem 28 van het insertiekanaal 4 in het riet 2 (zie figuur 1). Een uitiijnas 37 van de gaten 20, dit is een as van de doorlopende gaten 19, is aldus schuin ten opzichte van de inslagdraad insertierichting 30 en gericht naar de bodem 28 van het insertiekanaal 4 in het riet 2.
[0040] Figuur 9 toont een perspectief aanzicht van een inslagdraad insertie-inrichting 1 volgens een tweede uitvoeringsvorm van de uitvinding gelijkaardig aan deze getoond in figuren 1 en 2. Voor dezelfde of gelijkaardige elementen worden dezelfde referentienummers gebruikt.
[0041] In tegenstelling tot de uitvoeringsvorm getoond in figuren 1 en 2 bevat de inslagdraad insertie-inrichting 1 getoond in figuur 9 twee blaasbuizen 21, die gemonteerd zijn in de twee
BE2016/0180 doorlopende gaten 19 voorzien in de geleidingsinrichting 8. De twee blaasbuizen 21 zijn vast gemonteerd in de doorlopende gaten 19, bijvoorbeeld door verlijmen. De blaasbuizen 21 helpen aldus bij het uitlijnen en het verbinden van de lamellen van de geleidingsinrichting 8. Op de ingebrachte inslagdraad kan aanvullend geblazen worden door middel van luchtstralen afkomstig uit de blaasbuizen 21. Zoals hierboven uitgelegd is een as van de doorlopende gaten 19 schuin ten opzichte van de inslagdraad insertierichting. De schuinstelling wordt zodanig gekozen dat luchtstralen afkomstig uit de blaasbuizen 21 naar de bodem 28 van het insertiekanaal 4 van het riet 2 worden gericht. Hierdoor wordt de ingebrachte inslagdraad verder in het insertiekanaal 4 gedwongen door middel van de luchtstralen afkomstig uit de blaasbuizen 21. De blaasbuizen 21 zijn verbonden met leidingen 29 voor het toevoeren van perslucht aan de blaasbuizen 21. De geleidingsinrichting 8 is op de lade 3 bevestigd door middel twee klemelementen 31 die elk samenwerken met een bijhorend spanelement 32 dat aangebracht wordt doorheen de doorlopende gaten 11 (getoond in figuren 1 en 2) in de geleidingsinrichting 8.
[0042] Figuren 10 en 11 tonen een inslagdraad insertie-inrichting 1 volgens een derde uitvoeringsvorm in twee perspectief aanzichten. De inslagdraad insertie-inrichting 1 getoond in figuren 10 en 11 is gelijkaardig aan deze getoond in figuren 1 en 2. Voor dezelfde of gelijkaardige elementen worden dezelfde referentienummers gebruikt. In tegenstelling tot de uitvoeringsvorm getoond in figuren 1 en 2 bevat de inslagdraad insertie-inrichting 1 getoond in figuren 10 en 11 slechts vier hoofdmondstukken 6 met geleidingsbuizen 7 voor het toevoeren van vier verschillende inslagdraden.
BE2016/0180 [0043] De inslagdraad insertie-inrichting 1, in het bijzonder de geleidingsinrichting 8 is aangepast aan het aantal hoofdmondstukken 6. Meer in het bijzonder is een afmeting en/of een vorm van het trechtervormige geleidingskanaal 12 aangepast aan het aantal en/of de opstelling van de geleidingsbuizen 7 van de hoofdmondstukken 6, waarbij bij het voorzien van slechts vier hoofdmondstukken 6 met geleidingsbuizen 7 een trechtervormig geleidingskanaal 12 met een kleinere dwarsdoorsnede aan een ingangszijde 26 (zie figuur 5) is voorzien. Daar het trechtervormige geleidingskanaal 12 kleiner is, kan een kamvormig verbindingselement 17 worden voorzien, dat groter in omvang is en dieper in de plaatvormige elementen 13 uitsteekt zonder te interfereren met het trechtervormige geleidingskanaal 12, zonder een totale lengte van de geleidingsinrichting 8 te vergroten. Bovendien kan de lengte van de geleidingsinrichting 8 korter worden gekozen in vergelijking met de uitvoeringsvormen met een groter aantal hoofdmondstukken 6. Om de lengte aan te passen, wordt in de getoonde uitvoeringsvorm het aantal plaatvormige elementen 13 verminderd. Door de verminderde lengte is een opstelling van de geleidingsinrichting 8 op de lade 3 door middel van een enkel klemelement met een spanelement (niet getoond) aangebracht in één doorlopend gat 11 voldoende.
[0044] In de uitvoeringsvorm getoond in figuren 10 en 11 is de geleidingsinrichting 8 voorzien van twee doorlopende gaten 22 doorheen de geleidingsinrichting 8 in de inslagdraad insertierichting 30, waarbij een stangvormig element (niet getoond) in de twee doorlopende gaten 22 kan worden aangebracht voor het uitlijnen en het verbinden van de plaatvormige elementen 13. De twee doorlopende gaten 22 zijn op een lager gedeelte van de plaatvormige elementen 13 gepositioneerd en niet geschikt om blaasbuizen te
BE2016/0180 ontvangen voor het blazen op de inslagdraad. In de uitvoeringsvorm getoond in figuren 10 en 11 heeft het insertiekanaal 4 voorzien in het riet 2 een uniforme dwarsdoorsnede over de volledige lengte van het riet 2.
[0045] In een verdere alternatieve uitvoeringsvorm zoals getoond in figuren 12 tot 15 bevat de geleidingsinrichting 8 twee trechtervormige geleidingskanalen 38, 39 gevormd door openingen 15 voorzien in plaatvormige elementen 13, welke geleidingskanalen 38, 39 elk toegevoegd zijn aan een subgroep van de hoofdmondstukken 6 (zie figuur 1). De twee trechtervormige geleidingskanalen 38, 39 worden door tussenwanden 40 van elkaar gescheiden, welke tussenwanden 40 minstens over een gedeelte van de lengte ofwel over de volledige lengte van de geleidingsinrichting 8 aanwezig zijn. Door de tussenwanden 40 wordt het voordeel bekomen dat, in geval een volgende inslagdraad via het andere trechtervormige geleidingskanaal wordt ingebracht, een ingebrachte inslagdraad gedurende de période tussen het afsnijden van de inslagdraad en het inbrengen van een volgende inslagdraad slechts over een korte afstand die bepaald wordt door de ligging van tussenwanden 40 dient terug getrokken te worden.
[0046] In de getoonde uitvoeringsvormen worden inslagdraad insertie-inrichtingen 1 getoond die vier of acht hoofdmondstukken 6 met geleidingsbuizen 7 bevatten. Uiteraard kan de inslagdraad geleidingsinrichting 8 volgens de uitvinding eveneens worden gebruikt bij een ander aantal hoofdmondstukken 6 met geleidingsbuizen 7, bijvoorbeeld bij zes hoofdmondstukken 6 met geleidingsbuizen 7. De afmetingen en/of de vorm van de geleidingsinrichting 8, en in het bijzonder de afmetingen van de opening 15 aan de ingangszijde 26 en de lengte van de
BE2016/0180 geleidingsinrichting 8 in de inslagdraad insertierichting 30, kunnen worden aangepast aan het aantal hoofdmondstukken 6 met geleidingsbuizen 7. In het bijzonder is de dwarsdoorsnede van de opening 15 van het plaatvormige element 13 dat aangebracht is aan een ingangszijde 26 aangepast aan de omvang van uitgangen van de geleidingsbuizen 7 van de hoofdmondstukken 6. De afmeting van de opening 15 aan de uitgangszijde 27 kan aan de afmetingen van het ingangsgebied 33 van het insertiekanaal 4 worden aangepast.
io [0047] De inslagdraad geleidingsinrichting, de inslagdraad insertie-inrichting en de luchtstraalweefmachine volgens de uitvinding zijn niet beperkt tot de bij wijze van voorbeeld beschreven en in de tekeningen weergegeven uitvoeringsvormen. Alternatieven en combinaties van de beschreven en weergegeven is uitvoeringsvormen die onder de conclusies vallen zijn eveneens mogelijk.
BE2016/0180

Claims (13)

  1. Conclusies.
    1. Inslagdraad geleidingsinrichting voor een luchtstraalweefmachine met minstens één trechtervormig geleidingskanaal (12; 38, 39) dat in een inslagdraad insertierichting (30) convergeert, waarbij de geleidingsinrichting (8) aangepast is om aangebracht te worden stroomopwaarts van een riet (2) van de luchtstraalweefmachine, daardoor gekenmerkt dat de geleidingsinrichting (8) een aantal plaatvormige elementen (13) bevat die evenwijdig met elkaar zijn aangebracht zodat smalle spleten (14) die een luchtdoorgang toelaten blijven bestaan tussen aangrenzende plaatvormige elementen (13), waarbij de plaatvormige elementen (13) voorzien zijn van openingen (15) met omtrekranden (25), en waarbij de openingen (15) uitgelijnd zijn en de dwarsdoorsneden van de openingen (15) verkleinen in de inslagdraad insertierichting (30) voor het vormen van het minstens één trechtervormige geleidingskanaal (12; 38, 39).
  2. 2. Inslagdraad geleidingsinrichting volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de openingen (15) in de plaatvormige elementen (13) geometrisch gelijkaardig zijn.
  3. 3. Inslagdraad geleidingsinrichting volgens conclusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat de plaatvormige elementen (13) integraal met een gemeenschappelijk basisdeel zijn gevormd, waarbij de plaatvormige elementen uit het gemeenschappelijk basisdeel uitsteken.
  4. 4. Inslagdraad geleidingsinrichting volgens conclusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat de plaatvormige elementen (13) afzonderlijke lamellen zijn, die geassembleerd zijn voor het vormen
    BE2016/0180 van de geleidingsinrichting (8) met het minstens één trechtervormige geleidingskanaal (12; 38, 39).
  5. 5. Inslagdraad geleidingsinrichting volgens één van de conclusies
    5 1 tot 4, daardoor gekenmerkt dat de plaatvormige elementen (13) met behulp van een kamvormig verbindingselement (17) aan hun bovenzijden verbonden zijn.
  6. 6. Inslagdraad geleidingsinrichting volgens één van de conclusies io 1 tot 5, daardoor gekenmerkt dat de inslagdraad geleidingsinrichting (8) voorzien is van minstens één doorlopend gat (19) voor het ontvangen van de minstens één blaasbuis (21) en/of minstens één stangvormig element, waarbij in het bijzonder de plaatvormige elementen (13) voorzien zijn van uitgelijnde gaten (20) voor het
    15 vormen van het minstens één doorlopend gat (19).
  7. 7. Inslagdraad geleidingsinrichting volgens conclusie 6, daardoor gekenmerkt dat een uitlijnas (37) van de gaten (20) schuin is ten opzichte van de inslagdraad insertierichting (30) om een luchtstraal
    20 uit een blaasbuis (21) die in het doorlopend gat (19) gevormd door de gaten (20) is opgenomen naar de bodem (28) van het insertiekanaal (4) van het riet (2) te richten.
  8. 8. Inslagdraad geleidingsinrichting volgens één van de conclusies
    25 1 tot 7, daardoor gekenmerkt dat de geleidingsinrichting (8) aangepast is om vast op een lade (3) van de weefmachine te worden bevestigd.
  9. 9. Inslagdraad insertie-inrichting voor een
    30 luchtstraalweefmachine bevattende meerdere hoofdmondstukken (6) voor het toevoeren van meerdere verschillende inslagdraden en
    BE2016/0180 een inslagdraad geleidingsinrichting (8) volgens één van de conclusies 1 tot 8.
  10. 10. Inslagdraad insertie-inrichting volgens conclusie 9, daardoor gekenmerkt dat de inslagdraad insertie-inrichting (1) verder een riet (2) met een insertiekanaal (4) bevat, waarbij het insertiekanaal (4) voorzien is van een convergerend ingangsgebied (33).
  11. 11. Inslagdraad insertie-inrichting volgens conclusie 9 of 10, daardoor gekenmerkt dat de inslagdraad insertie-inrichting (1) verder een terugtrek inrichting (24) bevat die aangepast is om een inslagdraad vanaf een ingangszijde (26) van het trechtervormige geleidingskanaal (12; 38, 39) uit het trechtervormige geleidingskanaal (12; 38, 39) terug te trekken na het afsnijden van de ingebrachte inslagdraad.
  12. 12. Inslagdraad insertie-inrichting volgens één van de conclusies 9 tot 11, daardoor gekenmerkt dat de inslagdraad insertie-inrichting (1) verder minstens één blaasbuis (21) bevat die aangebracht is om op een inslagdraad te blazen om de inslagdraad naar een bodem (28) van een insertiekanaal (4) van het riet (2) te dwingen, waarbij de inslagdraad geleidingsinrichting (8) voorzien is van minstens één doorlopend gat (19) voor het ontvangen van de minstens één blaasbuis (21).
  13. 13. Luchtstraalweefmachine bevattende een inslagdraad geleidingsinrichting (8) volgens één van de conclusies 1 tot 8 en/of een inslagdraad insertie-inrichting (1) volgens één van de conclusies 9 tot 12.
    80
    <£> O
    BE2016/0180
BE2016/0180A 2016-12-08 2016-12-08 Inslagdraad geleidingsinrichting voor een luchtstraalweefmachine BE1024804B1 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2016/0180A BE1024804B1 (nl) 2016-12-08 2016-12-08 Inslagdraad geleidingsinrichting voor een luchtstraalweefmachine

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2016/0180A BE1024804B1 (nl) 2016-12-08 2016-12-08 Inslagdraad geleidingsinrichting voor een luchtstraalweefmachine

Publications (2)

Publication Number Publication Date
BE1024804A1 BE1024804A1 (nl) 2018-07-03
BE1024804B1 true BE1024804B1 (nl) 2018-07-10

Family

ID=57629200

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2016/0180A BE1024804B1 (nl) 2016-12-08 2016-12-08 Inslagdraad geleidingsinrichting voor een luchtstraalweefmachine

Country Status (1)

Country Link
BE (1) BE1024804B1 (nl)

Families Citing this family (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JP2022062820A (ja) * 2020-10-09 2022-04-21 株式会社豊田自動織機 エアジェット織機の緯入れ装置

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP0318802A1 (de) * 1987-12-01 1989-06-07 Lindauer Dornier Gesellschaft M.B.H Schusseintragvorrichtung für pneumatische Webmaschinen mit wenigstens zwei zu einem Bündel zusammengefassten Blasdüsen
JPH02112442A (ja) * 1988-10-15 1990-04-25 Nissan Motor Co Ltd 空気噴射式織機の緯入れ装置
CN104711753A (zh) * 2013-12-13 2015-06-17 江南大学 一种喷气织机的异形筘

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP0318802A1 (de) * 1987-12-01 1989-06-07 Lindauer Dornier Gesellschaft M.B.H Schusseintragvorrichtung für pneumatische Webmaschinen mit wenigstens zwei zu einem Bündel zusammengefassten Blasdüsen
JPH02112442A (ja) * 1988-10-15 1990-04-25 Nissan Motor Co Ltd 空気噴射式織機の緯入れ装置
CN104711753A (zh) * 2013-12-13 2015-06-17 江南大学 一种喷气织机的异形筘

Also Published As

Publication number Publication date
BE1024804A1 (nl) 2018-07-03

Similar Documents

Publication Publication Date Title
BE1024804B1 (nl) Inslagdraad geleidingsinrichting voor een luchtstraalweefmachine
US4905741A (en) Weft thread inserting device for pneumatic looms
CS221827B2 (en) Device for guiding the weft thread driven by means of flowing fluidum in the weaving machine shed
BE1024755B1 (nl) Afvaleinde-strekinrichting voor een weefmachine
DE3049426A1 (de) Verfahren und vorrichtung zum spleissen von zwei garn- oder fadenenden
DE2119238C3 (de) Düsenwebmaschine
KR890000714A (ko) 공기 압축식 바디 통과 장치
NL7907050A (nl) Pneumatische weefmachine.
EP0582763B1 (de) Vorrichtung zum Halten von Schussfäden für Reihenfachwebmaschinen
BE1021449B1 (nl) Inrichting en werkwijze voor het bewaken van een inslagdraad
US4365389A (en) Apparatus for cleaning textile fiber tufts
CH682478A5 (it) Unità di alimentazione pneumatica di prodotti ad una macchina operatrice.
BE1021879B1 (nl) Strekinrichting voor een inslagdraad
DE102016117384A1 (de) Sichter
DE202016001658U1 (de) Textilmaschine mit gleichmäßiger Fadenspannung
DE60108200T2 (de) Geteiltes Webblatt
DE3922877A1 (de) Spinneinheit einer offen-end-spinnmaschine
JPS6111324B2 (nl)
US4081000A (en) Weft insertion nozzle arrangement for a weaving machine
RU2407692C2 (ru) Устройство для изменения направления движения листового материала
BE1015155A3 (nl) Spuitmondstuk voor het ondersteunen van een inslagdraad in een weefmachine.
ITMI20011754A1 (it) Filatoio con un dispositivo condensatore
CZ281534B6 (cs) Způsob a zařízení pro pneumatické přivádění vláken ke sběrné ploše bezvřetenového spřádacího ústrojí
US5253681A (en) Reed for forming a gap in the fabric produced on an air weaving loom
CS217299B1 (en) Picking channel of nozzle loom

Legal Events

Date Code Title Description
FG Patent granted

Effective date: 20180710