BE1012494A3 - Inrichting voor het inbrengen van een inslagdraad. - Google Patents

Inrichting voor het inbrengen van een inslagdraad. Download PDF

Info

Publication number
BE1012494A3
BE1012494A3 BE9900143A BE9900143A BE1012494A3 BE 1012494 A3 BE1012494 A3 BE 1012494A3 BE 9900143 A BE9900143 A BE 9900143A BE 9900143 A BE9900143 A BE 9900143A BE 1012494 A3 BE1012494 A3 BE 1012494A3
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
weft thread
collars
limited
fluid flow
longitudinal direction
Prior art date
Application number
BE9900143A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Picanol Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Picanol Nv filed Critical Picanol Nv
Priority to BE9900143A priority Critical patent/BE1012494A3/nl
Priority to PCT/EP2000/001666 priority patent/WO2000052242A1/de
Application granted granted Critical
Publication of BE1012494A3 publication Critical patent/BE1012494A3/nl

Links

Classifications

    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D47/00Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms
    • D03D47/28Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms wherein the weft itself is projected into the shed
    • D03D47/30Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms wherein the weft itself is projected into the shed by gas jet
    • D03D47/3006Construction of the nozzles
    • D03D47/3013Main nozzles

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Textile Engineering (AREA)
  • Looms (AREA)

Abstract

Inrichting voor het inbrengen van een inslagdraad die een element (15,34,37,20) bevat met minstens één kraag (16,17,18,19) voor het geleiden van een fluidumstroom, waarbij de minstens één kraag (16,17,18,19) een oppervlak (31,32,35,36,38,39) bevat voor het geleiden van de fluidumstroom dat en beperkt tangentiaal verloop vertoont, teneinde een beperkte draaibeweging in de fluidumstroom naar de inslagdraad te veroorzaken.

Description


   <Desc/Clms Page number 1> 
 



  Inrichting voor het inbrengen van een inslagdraad. 



  De uitvinding betreft een inrichting voor het inbrengen van een inslagdraad die een element bevat voor het geleiden van een fluidumstroom naar een inslagdraad, dat minstens   een   kraag bevat voor het geleiden van deze fluidumstroom volgens de lengterichting van dit element. 



  Een dergelijke inrichting voor het inbrengen van een inslagdraad is gekend uit WO 9854385. Deze inrichting bevat een eerste element met een doorgang voor een inslagdraad. Een fluidumstroom, zoals een luchtstroom, wordt volgens de lengterichting van de inrichting geleid door een kanaal dat zieh uitstrekt tussen de buitenwand van dit eerste element en binnenwand van een boring in een tweede element dat om het eerste element is opgesteld. Het eerste element bevat vier radiaal opgestelde kragen die ter hoogte van het voornoemde kanaal zijn opgesteld. Bij zwakke en weinig getorste inslagdraden bestaat het gevaar dat die inslagdraden bij het begin van een inslaginbreng in de voornoemde inrichting kapot geblazen worden, zodat dergelijke inrichting minder geschikt is voor het verweven van zwakke en weinig getorste inslagdraden. 



  Het doel van de uitvinding is een inrichting voor het inbrengen van een inslagdraad die toelaat zwak en weinig getorst garen feilloos te verweven. 



  Tot dit doel, bevat de minstens   een   kraag een oppervlak voor het geleiden van deze luchtstroom dat een beperkt tangentiaal verloop vertoont, teneinde een beperkte draaibeweging in de luchtstroom naar de inslagdraad te veroorzaken. 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 Door dit oppervlak wordt een bepaalde draaibeweging in de fluidumstroom naar de inslagdraad veroorzaakt, die voldoende is om een tors of een bijkomende tors aan de inslagdraad op te leggen terwijl die in de inrichting geleid wordt. Door die tors wordt vermeden dat de inslagdraad kapot geblazen wordt in de inrichting. 



  Door de beperkte draaibeweging van de fluidumstroom wordt vermeden dat de aanvang van de inslagdraad, die gedurende een bepaalde tijd stil staat in de inrichting en zodoende gedurende langere tijd samenwerkt met de fluidumstroom dan het overige gedeelte van de inslagdraad, teveel getorst zou worden. Hierdoor wordt tevens vermeden dat een weefsel van mindere kwaliteit zou geweven worden, meer speciaal een weefsel met een ongelijkmatig weefselaspect waarbij aan de zijde tegenover de voornoemde inrichting sterker getorste inslagdraden aanwezig zouden zijn dan aan de zijde nabij de voornoemde inrichting. 



  Volgens een uitvoeringsvorm bevat het voornoemd element bij voorkeur meerdere kragen die elk een beperkte draaibeweging in de luchtstroom naar de inslagdraad veroorzaken. Dit laat toe een gelijkmatige draaibeweging in de luchtstroom naar de inslagdraad te bekomen. 



  Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm vormt het oppervlak een beperkte hoek met de lengterichting van het element. Deze hoek is bij voorkeur kleiner dan tien graden, en bij voorkeur kleiner dan vijf graden. Voor zeer zwakke en zeer weinig getorste garens is proefondervindelijk vastgesteld dat goede resultaten bekomen worden met een hoek gelegen tussen drie en vier graden. Dit betekent dat er weinig breuken van de 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 inslagdraden ter hoogte van de inrichting zelf voorkomen, en dat een weefsel met een gelijkmatig weefselaspect wordt bekomen. 



  Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm bevat het element met   een   of meerdere kragen een doorgang met een ingang en een uitgang voor een inslagdraad, die de ingang voor de inslagdraad van de inrichting vormt. Dit maakt een eenvoudige constructie van de inrichting mogelijk, en laat toe op een eenvoudige manier een dergelijk element te vervangen. 



  Volgens een uitvoeringsvorm strekken de kragen van het voornoemde element zich uit tot een tweede element, teneinde het element met de meerdere kragen en het tweede element onderling te positioneren. Dit laat toe het element met de kragen op een eenvoudige manier in de inrichting aan te brengen, zodat op een eenvoudige manier naar keuze een bepaald element volgens de uitvinding in de inrichting kan aangebracht worden. 



  Teneinde de kenmerken en de verdere voordelen van de uitvinding duidelijker naar voor te brengen, wordt de uitvinding hieronder nader toegelicht aan de hand van tekeningen met uitvoeringsvoorbeelden, waarin : figuur 1 schematisch een luchtweefmachine met meerdere inrichtingen volgens de uitvinding weergeeft ; figuur 2 een doorsnede volgens een horizontaal vlak II van een inrichting van figuur 1 weergeeft ; figuur 3 een zicht van een element met kragen volgens de uitvinding weergeeft ; 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 figuur 4 een zieht volgens pijl F4 in figuur 3 weergeeft ; figuur 5 een variante van figuur 3 weergeeft ; figuur 6 nog een variante van figuur 3 weergeeft. 



  Figuur 1 toont een gedeelte van een luchtweefmachine waarbij een insertiesysteem 1 op een weeflade 2 is gemonteerd. De weeflade 2 draagt een riet 3, dat voorzien is van een geleidingskanaal 4 voor het inbrengen van een inslagdraad. In het bereik van het riet 3 wordt een door kettingdraden 5 gevormd weefvak 6 weergegeven, waarin de inslagdraden ingebracht worden, die vervolgens door het riet 3 tegen de weefselrand van het weefsel 7 aangeslagen worden. 



  Het insertiesysteem 1 bevat in het weergegeven voorbeeld vier houders 8, die elk met bouten 9 aan een op de weeflade 2 aangebrachte grondplaat 10 zijn bevestigd. 



  Elke houder 8 houdt op een wijze zoals beschreven in WO 9854385 twee inrichtingen 11,12 voor het inbrengen van een inslagdraad. De tegenover de houders 8 gelegen einden van de inrichtingen 11,12 worden door een houdelement 13 aan de grondplaat 10 voorzien. Verder worden leidingen 14 voor het toevoeren van perslucht weergegeven. Bij luchtweefmachines worden de voornoemde inrichtingen 11,12 hoofdblazers genoemd. 



  Figuur 2 geeft in meer detail een inrichting 11 volgens de uitvinding weer, waarbij de inrichting 11 een element 15 bevat voor het geleiden van een luchtstroom naar een inslagdraad die zieh axiaal volgens de lengterichting doorheen de inrichting 11 uitstrekt. Het element 15 bevat, zoals weergegeven in figuren 2 tot 4, meerdere kragen 16,17, 18 en 19 die om het voornoemde element 15 

 <Desc/Clms Page number 5> 

 zijn opgesteld. Die kragen strekken zieh uit tot een tweede element 20 dat om het eerste element 15 is opgesteld. Tussen het element 15 en het tweede element 20 wordt een kanaal 21 gevormd waardoor een luchtstroom volgens de lengterichting van de elementen 15, 20 naar de inslagdraad wordt geleid. De elementen 15 en 20 zijn axiaal in het verlengde van elkaar opgesteld.

   De kragen 16,17, 18 en 19 die voorzien zijn om een luchtstroom te geleiden in het kanaal 21 dienen tevens om de elementen 15 en 20 onderling te positioneren. De luchtstroom wordt hierbij geleid tussen het buitenoppervlak van het element 15 en het binnenoppervlak van het element 20. De kragen 16,17, 18 en 19 vertonen een beperkte lengte volgens de lengterichting van het element 15. Het element 15 vertoont tevens een doorgang 22 met een ingang 23 en een uitgang 24 voor de inslagdraad, waarbij de ingang 23 tevens de ingang van de inrichting 11 vormt. Het tweede element 20 vertoont tevens een ingang en een uitgang 25 voor een inslagdraad, waarbij nabij de uitgang 25 van het element 20 een geleidingsbuis 26 voorzien is. Verder bevat de houder 8 luchttoevoerkanalen 27 en 28, die analoog zijn uitgevoerd als beschreven in WO 9854385.

   Tevens zijn dichtingen 29 en 30 voor perslucht voorzien tussen elk element 15 of 20 en de houder 8. 



  Bij de inrichting volgens de uitvinding bevat het element 15 zoals verduidelijkt in figuren 3 en 4 een kraag 16 met een oppervlak 31,32 voor het geleiden van een luchtstroom dat een beperkte hoek A vormt met de lengterichting 33 van het element 15, en zodoende een beperkt tangentiaal verloop vertoont. Dit tangentiaal of zijdelings verloop veroorzaakt een beperkte draaibeweging in de luchtstroom die volgens de 

 <Desc/Clms Page number 6> 

 lengterichting 33 van het element 15 langsheen het element 15 geleid wordt. Zoals verduidelijkt in figuur 4 bevatten alle kragen 16 tot 19 een oppervlak dat een beperkte hoek vormt met de lengterichting 33 van het element 15, waarbij in het weergegeven voorbeeld de voornoemde hoek voor iedere kraag 16 tot 19 gelijk is. 



  De hoek A is bij voorkeur kleiner dan tien graden, en bij voorkeur zelfs kleiner dan vijf graden. Goede resultaten worden bekomen met een hoek A tussen drie en vier graden. 



  Met de inrichting volgens de uitvinding wordt bekomen dat aan een luchtstroom die langsheen de kragen 16 tot 19 in het kanaal 21 stroomt een beperkte draaibeweging wordt opgelegd. Deze draaibeweging van de luchtstroom is bedoeld om een tors in de inslagdraad te veroorzaken, die voordelig is om zwakke en weinig getorste inslagdraden te kunnen verweven. Het is duidelijk dat de draaibeweging die opgelegd wordt aan de luchtstroom zodanig gericht is, dat die een niet getorste inslagdraad iets torst, en een weinig getorste inslagdraad iets meer torst. Dit laatste betekent dat de richting van de hoek A gekozen wordt in functie van de te weven inslagdraad, zodat de inrichting volgens de uitvinding de inslagdraad meer torst. 



  In geval weinig getorste inslagdraden verweven worden met een tors in de andere richting dient een element 34, zoals weergegeven in figuur 5, voorzien te worden met kragen 16 tot 19 met een oppervlak dat een beperkte hoek B met de lengterichting 33 vormt, waarbij de beperkte hoek B tegengesteld gericht is aan de beperkte hoek A van figuren 1 tot 4. Bij deze uitvoeringsvorm bevatten de   een   of meerdere kragen 15 tot 19 een licht gekromd 

 <Desc/Clms Page number 7> 

 oppervlak 35,36, dat bijvoorbeeld schroefvormig is uitgevoerd. Dit oppervlak 35,36 vormt lokaal een hoek B met de lengterichting 33, die bijvoorbeeld kleiner is dan tien graden en bij voorkeur kleiner is dan vijf graden. 



  Bij de uitvoeringsvorm van figuur 6 worden de kragen 16 tot 19 van het element 37 voorzien van een oppervlak 38, 39 met een beperkt tangentiaal verloop door minstens nabij   een   einde van dit oppervlak 38,39 een tangentiaal verstelde kant 40,41 te voorzien. Hierbij wordt de verstelde kant 40,41 bekomen door een zijdelingse afschuining te voorzien aan een kraag 16 tot 19. Wanneer de luchtstroom langsheen de kraag met de kant 40,41 stroomt zal door die kant 40,41 een draaibeweging aan de luchtstroom gegeven worden. 



  Het is duidelijk dat het element 15,34, 37 niet noodzakelijk vier kragen 16,17, 18 en 19 dient te bevatten, maar dat het volgens de uitvinding voldoende is dat minstens   een   van de voornoemde kragen 16,17, 18 en 19 aanwezig is en deze kraag   een   of twee oppervlakken vertoont die een tangentiaal of zijdelings verloop vertoont. Het tangentiaal verloop kan eveneens bekomen worden door combinaties van de in figuren 2 tot 6 weergegeven uitvoeringsvormen. Het is duidelijk dat het tangentiaal verloop eveneens op nog andere manieren kan bekomen worden, en niet beperkt is tot de weergegeven voorbeelden met een oppervlak met een hoek A of B, of met een verstelde kraag 40,41. 



  Niettegenstaande in de uitvoeringsvoorbeelden van figuren 1 tot 6 het element 15,34, 37 van kragen 16 tot 19 is voorzien, is het ook mogelijk de kragen volgens de 

 <Desc/Clms Page number 8> 

 uitvinding te voorzien aan het element 20, waarbij die kragen dan gericht zijn naar het element 15,34, 37 dat hierbij bijvoorbeeld ter hoogte van die kragen cilindervormig is uitgevoerd. Het is uiteraard ook mogelijk de kragen volgens de uitvinding aan het element 15,34, 37 als aan het element 20 te voorzien. 



  Het is duidelijk dat de fluidumstroom niet beperkt is tot een luchtstroom vanaf een persluchtbron, maar eveneens kan bestaan uit een waterstroom die gegenereerd wordt bij een waterstraalweefmachine. Het is duidelijk dat volgens een andere mogelijkheid een ander gas of een andere vloeistof kan aangewend worden. Tevens kan een luchtstroom of een gasstroom aangewend worden waarin bijvoorbeeld water of een andere vloeistof is verneveld. 



  De inrichting volgens de uitvinding beperkt zich uiteraard niet tot de als voorbeeld beschreven, en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen, maar kan binnen het kader van de uitvinding volgens verschillende varianten uitgevoerd worden.

Claims (10)

Conclusies.
1. Inrichting voor het inbrengen van een inslagdraad die een element (15, 34, 37 ; 20) bev t voor het geleiden van een fluidumstroom naar een inslagdraad, dat minstens een kraag (16, 17, 18, 19) bevat voor het geleiden van deze fluidumstroom volgens de lengterichting van dit element (15, 34, 37 ; 20), daardoor gekenmerkt dat de minstens een kraag (16, 17, 18, 19) een oppervlak (31, 32 ; 35, 36 ; 38, 39) voor het geleiden van deze fluidumstroom bevat dat een beperkt tangentiaal verloop vertoont, teneinde een beperkte draaibeweging in de fluidumstroom naar de inslagdraad te veroorzaken.
2. Inrichting volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat het element (15, 34, 37) meerdere kragen (16, 17, 18, 19) bevat, die elk een beperkte draaibeweging in de fluidumstroom naar de inslagdraad te veroorzaken.
3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat het element (15, 34, 37) met een of meerdere kragen (16, 17, 18, 19) een doorgang (22) bevat met een ingang (23) en een uitgang (24) voor een inslagdraad, die de ingang (23) voor de inslagdraad van de inrichting (11, 12) vormt.
4. Inrichting volgens een van de conclusies 1 tot 3, daardoor gekenmerkt dat het element (15, 34, 37) meerdere kragen (16, 17, 18, 19) bevat die zieh uitstrekken tot een tweede element (20), teneinde het element (15, 34) met de meerdere kragen (16, 17, 18, 19) en het tweede element (20) onderling te positioneren. <Desc/Clms Page number 10>
5. Inrichting volgens conclusie 4, daardoor gekenmerkt dat de een of meerdere kragen (16, 17, 18, 19) om het voornoemde element (15, 34, 37) zijn opgesteld.
6. Inrichting volgens een van de conclusies 1 tot 5, daardoor gekenmerkt dat de een of meerdere kragen (16, 17, 18, 19) een beperkte lengte volgens de lengterichting van het element (15, 34, 37) vertonen.
7. Inrichting volgens een van de conclusies 1 tot 6, daardoor gekenmerkt dat het oppervlak (31, 32 ; 35 ; 36) met een beperkt tangentiaal verloop bestaat uit een oppervlak dat een beperkte hoek (A, B) vormt met de lengterichting (33) van het element (15, 34).
8. Inrichting volgens een van de conclusies 1 tot 7, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde beperkte hoek (A, B) kleiner is dan tien graden, en bij voorkeur kleiner is dan vijf graden.
9. Inrichting volgens conclusie 8, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde beperkte hoek (A, B) gelegen is tussen drie en vier graden.
10. Inrichting volgens een van de conclusies 1 tot 9, daardoor gekenmerkt dat het oppervlak (38, 39) met een beperkt tangentiaal verloop bestaat uit een oppervlak (38, 39) dat voorzien is van minstens een tangentiaal verstelde kant (40, 41).
BE9900143A 1999-03-02 1999-03-02 Inrichting voor het inbrengen van een inslagdraad. BE1012494A3 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE9900143A BE1012494A3 (nl) 1999-03-02 1999-03-02 Inrichting voor het inbrengen van een inslagdraad.
PCT/EP2000/001666 WO2000052242A1 (de) 1999-03-02 2000-02-28 Vorrichtung zum eintragen von schussfäden für eine webmaschine

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE9900143A BE1012494A3 (nl) 1999-03-02 1999-03-02 Inrichting voor het inbrengen van een inslagdraad.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1012494A3 true BE1012494A3 (nl) 2000-11-07

Family

ID=3891793

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE9900143A BE1012494A3 (nl) 1999-03-02 1999-03-02 Inrichting voor het inbrengen van een inslagdraad.

Country Status (2)

Country Link
BE (1) BE1012494A3 (nl)
WO (1) WO2000052242A1 (nl)

Families Citing this family (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE10244694B4 (de) * 2002-09-18 2005-01-20 Lindauer Dornier Gmbh Verfahren zum Halten eines Schussfadens im Bereich einer Hauptdüse einer Düsenwebmaschine sowie Düsenwebmaschine zur Durchführung des Verfahrens
DE10253238A1 (de) * 2002-11-15 2004-06-09 Lindauer Dornier Gmbh Verfahren zum Erhöhen des Fadenschlusses eines Schussfadens vor dessen Eintrag in ein Webfach und Düsenwebmaschine zur Durchführung des Verfahrens
CN104164735B (zh) * 2014-08-08 2015-08-19 浙江理工大学 一种进气旋度及进气流量连续可调的喷气织机主喷嘴

Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE3138081A1 (de) * 1980-10-15 1982-05-13 Nissan Motor Schussfadeneintragduese fuer eine duesenwebmaschine
EP0069272A2 (en) * 1981-07-02 1983-01-12 Nissan Motor Co., Ltd. A weft inserting nozzle of an air-jet type weaving loom
BE904260A (nl) * 1986-02-21 1986-08-21 Picanol Nv Inrichting voor de insertie van inslagdraden in de gaap bij luchtweefmachines en regelbare blazers hierbij toegepast.
WO1998054385A1 (de) * 1997-05-28 1998-12-03 Picanol N.V. Eintragsystem für eine webmaschine

Patent Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE3138081A1 (de) * 1980-10-15 1982-05-13 Nissan Motor Schussfadeneintragduese fuer eine duesenwebmaschine
EP0069272A2 (en) * 1981-07-02 1983-01-12 Nissan Motor Co., Ltd. A weft inserting nozzle of an air-jet type weaving loom
BE904260A (nl) * 1986-02-21 1986-08-21 Picanol Nv Inrichting voor de insertie van inslagdraden in de gaap bij luchtweefmachines en regelbare blazers hierbij toegepast.
WO1998054385A1 (de) * 1997-05-28 1998-12-03 Picanol N.V. Eintragsystem für eine webmaschine

Also Published As

Publication number Publication date
WO2000052242A1 (de) 2000-09-08

Similar Documents

Publication Publication Date Title
BE1012494A3 (nl) Inrichting voor het inbrengen van een inslagdraad.
DE1913830A1 (de) Einrichtung zum Speichern des Schussmaterials bei Webmaschinen
KR970001329B1 (ko) 두꺼운 벨트 및 그것을 생산하기 위한 장치
CN102016145A (zh) 用于片梭织机的接纱片梭、供纱片梭和装置
US6889720B2 (en) Method and means for textile manufacture
EP0440595A2 (en) Apparatus for selectively releasing yarns from a fringe
JP5647980B2 (ja) よこ糸の収容要素
EP0571975B1 (en) Texturing machine
US4256148A (en) Weaving apparatus and method
EP0812938B1 (de) Tragkörper für eine Fadenklemme und Bringergreifer für eine Greiferwebmaschine, mit Tragkörper
US6044870A (en) Weaving reed and gripper guide element for a loom
CN109983166A (zh) 用于织机的废料端拉伸装置
JPH05321071A (ja) 螺旋状織物と、それを製織するための筬
US5082030A (en) Pneumatic threading-in tubes for repairing warp yarn breaks in a weaving machine
DE4118411C1 (en) Device for airjet loom which minimises pick waste - including yarn drawing device on auxiliary reed connected to profiled reed on yarn arrival side, etc.
JP2000064154A (ja) 直列杼口織機の緯糸挿入装置及び該装置を有する直列杼口織機
BE1008215A3 (nl) Strekinrichting voor inslagdraden bij luchtweefmachines.
JPS62184144A (ja) 織機の杼口内に横糸を***する方法と装置
DE20113230U1 (de) Spulenmagazin für Schussfadenvorratsspulen an Greiferwebmaschinen
JP2015183309A (ja) エアバッグ用織物基布
US6179011B1 (en) Apparatus for the insertion of weft threads for a series shed weaving machine and a series shed weaving machine with an apparatus
EP3048194A1 (en) Selvage holding apparatus for loom, loom, and method for manufacturing woven fabric
EP0011431A1 (en) A projectile for use in a loom
US330144A (en) Chaeles k newcomb
KR870001725B1 (ko) 1군(群)의 평행한 사(絲)들을 공급하기 위한 직물재의 사들을 최종직물제조기의 작업위치에 공급하는 방법 및 장치

Legal Events

Date Code Title Description
RE Patent lapsed

Effective date: 20040331