NL8503453A - Orthopedische inrichting. - Google Patents

Description

VO 7491 - 1 - . .... ''*

Titel: Orthopedische inrichting

De uitvinding heeft betrekking op een orthopedische inrichting met een groot bereik van aanpassingsvermogen voor externe axiale fixatie en betreft meer in het bijzonder een orthopedische inrichting van het type dat is beschreven in het Amerikaanse Octrooischrift no.

5 4,312,336 en zoals dat voor externe axiale fixatie van benen of been- fragmenten wordt gebruikt. De inrichting volgens het octrooischrift waarnaar hierboven is verwezen is uitgevoerd met een centraal huis dat is samengesteld uit twee onderling telescoperend beweegbare (verplaatsbaar in telescoperend bewegende relatie) organen, waarbij het ene 10 niet-draaibaar ten opzichte van het andere is, terwijl aan de einden ervan pen-bevestigingsorganen zijn verbonden door middel van kogel-koppelingen. Bij een dergelijke inrichting worden er ook voorzieningen getroffen voor het selectief vastklemmen van de twee organen van het centraal huis in overeenstemming met de gewenste lengte daarvan. Verder 15 is een dergelijke inrichting voorzien van een bedieningsspilmechanisme teneinde de lengte van het centraal huis te vergroten of te verkleinen.

Deze inrichting is doelmatig om te worden gebruikt ter oplossing van problemen die van invloed zijn bij de grotere benen, zoals scheenbenen en dijbenen, in het bijzonder wanneer de chirurg een voorraadlijst 20 aanhoudt van inrichtingen met verschillende minimale huislengte, zodat hij de meer doelmatige inrichting zou kunnen kiezen in een gegeven situatie. Niettemin is het voor kleinere benen zoals spaakbeen of elle-pijp en dergelijke, waarin minder massa aan materiaal wenselijk is en waarbij het tevens wenselijk is een grotere verhouding van lengte-25 instelling van het centraal huis met een enkele inrichting te bereiken, gebleken dat de geoctrooieerde inrichting niet doelmatig is voor dit doel.

Het voornaamste doel van de uitvinding is dan ook het verschaffen van een orthopedische inrichting welke tevens de mogelijkheid biedt tot een groot bereik van beschikbare lengte-instelbaarheid van het centraal 30 huis met een minimum aan massa aan materiaal en waarbij massa aan materiaal en instelbaarheid veel grotere mogelijkheden bieden dan reeds bestaande inrichtingen. Het technische probleem dat aan dit doel is verbonden is opgelost op de manier zoals in conclusie 1 is beschreven.

De inrichting ter bereiking van het genoemde doel van de uitvinding 35 levert het voordeel op dat ze doelmatig is ter oplossing van vele orthopedische problemen die de chirurg voorheen moest oplossen door voor elk ί> ς - t, Ά ^ W V ° V .» - 2 - daarvan een inrichting te kiezen met een centraal huis van geschikte lengte en verlengbaarheid.

Een ander bijzonder voordeel is het feit dat de inrichting een instelbaarheid mogelijk maakt van de maximale huislengte die meer 5 dan tweemaal zo groot is ten opzichte van de minimale, terwijl iets dergelijks volkomen onmogelijk is bij reeds bestaande inrichtingen. Andere voordelen zullen duidelijk worden aan de hand van de nu volgende gedetailleerde beschrijving van de uitvinding, welke moet worden beschouwd in betrekking tot de bijbehorende tekeningen, waarin, als een 10 niet-beperkend voorbeeld, een bij voorkeur toegepaste uitvoeringsvorm is afgebeeld.

De uitvinding zal thans worden beschreven onder verwijzing naar de tekeningen, waarin:

Fig. 1 een zijaanzicht is van een axiale fixatie-inrichting 15 volgens de uitvinding, waarbij delen zijn weggenomen en gedeeltelijk in doorsnede teneinde inwendige details te laten zien;

Fig. 2 is een met fig. 1 overeenkomend zijaanzicht, maar dan volgens een vlak dat ten opzichte van fig. 1 90° is gedraaid, waarbij delen in doorsnede zijn afgebeeld volgens het vlak 2-2 in fig. 1; 20 Fig. 3 is een aanzicht met uiteengenomen delen van het huis van de inrichting volgens fig. 1 en 2;

Fig. 3a is een afbeelding op grotere schaal van een fragmentair detail, in langsdoorsnede en geeft een stelschroef te zien voor het vastkiemen van twee onderling telescoperend beweegbare delen van de 25 inrichting volgens fig. 1 en 2;

Fig. 4 is een zijaanzicht van een bedieningsspilmechanisme dat kan worden gebruikt bij de inrichting volgens fig. 1 en 2 en is afgebeeld in volledig verlengde relatie;

Fig. 5 is een zijaanzicht van het huis volgens fig. 3 in volledig 30 verkorte samengestelde toestand; en

Fig. 6 is een met fig. 5 overeenkomend zijaanzicht van het bedieningsspilmechanisme in volledig verkorte toestand.

In fig. 1 en 2 is de inrichting afgebeeld in een tussenliggende lengte-instelling, waarbij alle drie de telescoperend beweegbare delen 35 van het centraal huis 10 en alle drie de delen van het bedieningsspilmechanisme 11 voor de duidelijkheid gedeeltelijk zichtbaar zijn. De drie telescoperend beweegbare huisdelen zijn een binnenste cilindrisch orgaan 12, een tussenliggend cilindrisch orgaan 13, of bus en een v δ -J 3 4 -j 3 c " l - 3 - buitenste orgaan 14 dat is voorzien van een cilindrische boring waarin de organen 12 en 13 volledig telescoperend beweegbaar kunnen worden opgenomen. Twee pen-bevestigingsorganen 17, 15 zijn verbonden met kogelkoppe-lingen 18, 16 die selectief kunnen worden vergrendeld aan de twee einden 5 van huis 10.

Bij de snel losneembare instelling van een kleminrichting voor de kogelkoppeling 18 wordt gebruik gemaakt van een binnenzeskantkop 20 van een buisvormige pen met een inwendige cilindrische boring. De pen strekt zich loodrecht op de langsas van huis 10 uit volgens een penas 22 en is 10 draaibaar gelagerd in het van een kop voorziene einde 19 van het binnenste huisorgaan 12. Tussen de op afstand van elkaar gelegen plaatsen van draaibare ondersteuning ervan is pen 21 voorzien van een excentrisch cilindrische formatie 23 waardoor een daarmee in ingrijping zijnd kogelkoppelingszittingsorgaan 24 kan worden vastgeklemd tegen de bijbeho-15 rende kogel van de koppeling. De losneembare kleminrichting voor de andere kogelkoppelingsverbinding 16 is van overeenkomstige constructie . en omvat een buisvormige pen 21' welke draaibaar is om de as 22' en is gelegen in het gesloten boveneinde van het buitenste huisorgaan 14.

Zoals duidelijk is te zien in fig. 1 en 2 is elk van de pen-beves-20 tigingsorganen 15-17 voorzien van twee chirurgische pennen 25 en wanneer de excentrische vergrendeling van een pen 21 (21') wordt bediend ter vrijmaking van de kleminrichting ervan, heeft de betrokken pen-bevesti-ging universele vrijheid voor oriëntatie door draaiing om het kogel-middelpunt dat is gelegen op de langsas van het huis of de betrokken 25 pen-bevestiging kan van het huis 10 worden losgekoppeld door gedeeltelijke draaiing van een kogelkoppelingsvasthoudring 26 (26') die is uitgevoerd met bajonetingrijping ten opzichte van het betrokken einde van huis 10.

Verdere details van de chirurgische pennen, pen-bevestigings-30 organen en het vrijmaakmechanisme voor de kleminrichting zijn beschreven in het genoemde Octrooischrift 4,312,336.

De penassen 22-22' worden in onderling evenwijdige stand gehouden door middel van de als spie en spiebaan werkende anti-draaiingsingrijping tussen de drie huisorganen 12, 13 en 14 zoals duidelijker is te zien 35 onder verwijzing naar fig.3.

In het geval van het binnenste huisorgaan 12 is een betrekkelijk brede maar ondiepe lange met een platte bodem uitgevoerde groef 30 gevormd in een zich volgens een koorde uitstrekkend plat vlak 31 van het λ. r* . ' ~r * ΐ >ί Λ ïi xj - 4 - buitenste cilindrisch oppervlak. De groef strekt zich bijna maar niet volledig over de volle axiale lengte van het cilindrisch oppervlak uit.

In het geval van bus 13 is een stelschroef 32, die radiaal nabij het einde van het orgaan 12 dichtbij de kop 19 is aangebracht, voorzien 5 van een cilindrisch binneneinde 33 van diameter D ter verschaffing van geleiding langs de lange zijwanden van groef 30 ter verzekering van een vastgeklemde toestand van bus 13 langs het binnenste orgaan 12. Na het losdraaien van stelschroef 32 blijft het cilindrisch einde 33 fungeren als een geleidingsspie waardoor instelling van de telescoperende werking 10 mogelijk wordt gemaakt binnen de eindbegrenzingen van de vrije beweging voor het stelschroefeinde (33) dat is opgenomen in groef 30.

Bus 13 is ook voorzien van een groef 34 met dezelfde breedte- en diepteafmetingen als groef 30, zie fig. 2, die is gevormd in een zich volgens een koorde uitstrekkend plat vlak 35 dat zich over de volle leng-15 te van bus 13 uitstrekt.

In het open cilindrisch telescoperend beweegbaar einde van het buitenste huisorgaan 14 is een stelschroef 36 gemonteerd, dié een duplicaat kan zijn van stelschroef 32, voor radiale samenwerking met groef 34. Zolang dus het cilindrische binneneinde van stelschroef 36 in groef 34 20 blijft, wordt een als spie fungerende anti-draaiing relatie in stand gehouden tussen de organen 13 en 14 en wordt telescoperende werking gehandhaafd tussen in langsrichting op afstand van elkaar gelegen begrenzingen van stelschroefingrijping met groef 34. Aan het ene einde van orgaan 14 van het centraal huis is een opening 37 verschaft die het mogelijk maakt 25 dat de kop van stelschroef 32 met een schroefsleutel wordt bereikt, zelfs wanneer de huisorganen zich in de volledig telescoperend in elkaar bewogen relatie ervan bevinden (fig. 5).

De onderdelen van huis 10 en de daarbij behorende kogelkoppelingen en penbevestigingsorganen kunnen bij de behandeling in de juiste relatie 30 als een eenheid worden vastgehouden teneinde het instellen van de betreffende lengte- en hoekrelatie te vergemakkelijken en het zal dus duidelijk zijn dat wanneer deze onderlinge relaties eenmaal zijn vastgesteld, ze kunnen worden vastgezet met gebruik van een enkel stuk gereedschap (bijvoorbeeld een Allen schroefsleutel, dat wil zeggen een imbussleutel), ten-35 einde zowel de stelschroeven 32, 36 volledig in te schroeven als de kogelkoppelingen met de pennen 21, 21' vast te klemmen.

Voor precisie-instelling met behulp van de bedieningsspil, dat wil zeggen verlenging of verkorting in langsrichting van het huis 10, ver- fx 3 5 'J V V t V » - 5 - dient het voorkeur dat het bedieningsspilmechanisme 11 verwijderbaar kan worden aangebracht aan de huisorganen 12 en 14. Evenals huis 10 bestaat het bedieningsspilmechanisme 11 in wezen uit drie onderling telescoperend beweegbare delen welke zich volgens een gemeenschappelijke as uitstrekken, 5 zoals is afgebeeld in fig. 1, 2, 3 en 6. Zoals het beste is te zien in fig. 4 is een binnenste orgaan 40 over het grootste deel van zijn lengte voorzien van buitenschroefdraad; aan het ene einde is het uitgevoerd met een verdikking 41 waarin een radiale pen 42 is gemonteerd en waarin het orgaan 40 in axiale richting wordt vastgehouden maar ten opzichte daarvan 10 vrij draaibaar is; terwijl het duidelijk zal zijn dat het einde 43 van het binnenste orgaan 40 uitsteekt onder de verdikking 41 en van een bin-nenzeskant is voorzien ter opneming van een Allen schroefsleutel, bij voorkeur dezelfde enkele schroefsleutel als die welke wordt gebruikt voor de schroeven 32 en 36. Aan het andere einde ervan is het orgaan 40 uitge-15 voerd met een korte radiaal buitenwaarts uitstekende cirkelvormige flens 44, welke wordt geleid langs de cilindrische boring van een tussenliggend busorgaan 45. Het ondereinde van orgaan 45 wordt gekenmerkt door een korte radiaal binnenwaarts uitstekende flens 46, die door middel van schroefdraad in ingrijping is met orgaan 40; waarbij de begrenzing van de ver-20 lenging van deze ingrijping optreedt wanneer flens 44 komt aan te sluiten tegen flens 46, terwijl de begrenzing bij verkorting van deze ingrijping optreedt wanneer kraag 47, nabij verdikking 41, komt aan te sluiten tegen flens 46.

Bus 45 is van buitenschroefdraad voorzien, behalve dan dat ze 25 wordt gekenmerkt door een korte radiaal buitenwaarts uitstekende cirkelvormige flens 48 die wordt geleid langs de cilindrische boring van een buitenste orgaan 50. Het ondereinde van orgaan 50 wordt gekenmerkt door een korte radiaal binnenwaartse uitstekende flens 51 die door middel van schroefdraad in ingrijping is met orgaan 45; waarbij de begrenzing van de 30 verlenging van deze ingrijping optreedt wanneer flens 48 komt aan te sluiten tegen flens 51, terwijl de begrenzing bij verkorting optreedt wanneer het gesloten einde van orgaan 50, net onder de pen 52, komt aan te sluiten tegen flens 48.

De bediening van het bedieningsspilmechanisme 11 heeft plaats 35 door middel van eenvoudige draaiing van orgaan 40 met behulp van een

Allen schroefsleutel die daartoe in het binnenzeskant van einde 43 wordt gestoken. Beide schroefdraadingrijpingen, namelijk bij 40-46 en bij 54-51 zijn bij voorkeur met dezelfde spoed uitgevoerd.

J i > ~7 f -* ,·' » *·. Λ ••i- V ·.* : j 'j - 6 -

Indien men begint met de volledig verkorte toestand volgens fig.

6 dan kan de ingrijping 45-50 de eerste zijn die voor verlenging zorgt en deze verlenging kan worden voortgezet tot het punt van flens-tegen-flens aansluiting bij 48-51, voordat verdere draaiing van de schroef-5 sleutel tot gevolg heeft dat de ingrijping 46-40 verlenging oplevert; terwijl hij volledige verlenging beide flensaansluitingen (48-51 en 44-46) tot stand zullen zijn gebracht, waardoor een maximale spanlengte "S max" zal worden verschaft zoals is aangegeven in fig. 4, tussen de assen van de pennen 42-52.

10 Bij het verkorten van het bedieningsspilmechanisme vanuit de uiterste stand bij verlenging ervan naar de uiterste stand bij verkorting, zoals is afgebeeld in fig. 6, met "S min", zal een eenvoudige draaiing van orgaan 40 in de richting die tegengesteld is aan die welke is toegepast ter bereiking van de uiterste stand bij verlenging voldoende zijn.

15 Het zal duidelijk zijn dat de pennen 42, 52 zodanige afmetingen hebben dat ze naar keuze kunnen worden opgenomen in de boringen van de pennen 21, 211.

Het zal worden opgemerkt dat in het beschreven voorbeeld, de verlenging in de uiterste stand een lengte oplevert die meer dan tweemaal 20 zo groot is in vergelijking met die van de uiterste stand bij verkorting, maar het zal duidelijk zijn dat een dergelijke verhouding kan worden vergroot door het centraal huis en de bedieningsspil elk uit te voeren met vier of meer delen.

Uit hetgeen is gezegd zal het tevens duidelijk zijn dat de be-25 schreven orthopedische inrichting, dankzij de bijzondere constructie ervan, doelmatig is ter toepassing voor het oplossen van een groot aantal verschillende mogelijkheden in praktijksituaties welke slechts ten dele zouden kunnen worden opgelost door gebruikmaking van inrichtingen volgens het Amerikaanse octrooischrift no. 4,312,336, welke onderling ver-30 schillen in de afmetingen van het centraal huis ervan.

Bovendien is het bij het sterk uitgebreide bereik van beschikbare precisielengte instellingen, volgens de onderhavige uitvinding, niet noodzakelijk dat enige verandering van bepaalde oriëntaties van de pen-bevestigingsorganen wordt aangebracht en er is geen belemmering aanwezig 35 wat betreft de toegankelijkheid naar de stelschroeven 32, 36, overwegende de plaatsingen daarvan die wat hoekstand betreft verspringend zijn gelegen ten opzichte van het vlak van de assen 22-22' van de excentrische pennen.

De inrichting volgens de uitvinding biedt ook de mogelijkheid s-'t t-*· « T i “ "2; et n -» *1 " } , ¾ m - 7 - tot variaties in de oriëntaties van de pen-bevestigingsorganen terwijl daarbij de gekozen lengte van het centraal huis onveranderd in stand kan worden gehouden.

Het zal bovendien ook duidelijk zijn dat bij toepassing in de 5 praktijk, wijzigingen kunnen worden aangebracht in het doel van de uitvinding, zonder af te wijken van het kader van de uitvinding zoals dat is vastgelegd in de nu volgende conclusies.

- ' V Tjr v

Claims (6)

1. Orthopedische inrichting voor externe axiale fixatie omvattende een lang verlengbaar centraal huis, waarbij aan de einden daarvan twee pen-bevestigingsorganen zijn verbonden door middel van kogelkoppelingen waarvan de betreffende middelpunten op de langsag van het centraal huis 5 zijn gelegen, selectief bedienbare middelen behorende bij elke kogel-koppeling ter vergrendeling van een bepaalde oriëntatie van de betrokken pen-bevestigingsorganen en een selectief bedienbaar bedieningsspilmecha-nisme dat nabij de einden van het centraal huis in werking kan treden, gekenmerkt door het feit dat het centraal huis is voorzien van tenminste 10 drie onderling telescoperend beweegbare delen met anti-rotatie axiale aandrijfmiddelen en. van kleinmiddelen die selectief kunnen worden bediend tussen die delen, waarbij twee buisvormige excentrische pennen draaibaar zijn gemonteerd in delen welke steungebieden vormen voor twee pennen van een bedieningsspilmechanisme. . 15 2c Inrichting volgens conclusie 1, gekenmerkt door het feit dat een orgaan is uitgevoerd met een tussenliggende cilindrische bus, die concentrisch met de langsas van het .huis is aangebracht en radiaal is tussenge-plaatst met telescoperend beweegbare relatie ten opzichte van een binnenste en een buitenste orgaan, terwijl het laatstgenoemde is uitgevoerd 20 met een opening.

3. Inrichting volgens conclusie 1, gekenmerkt door het feit dat het anti-rotatie axiaal aandrijfmiddel en de klemmiddelen tussen de organen van het centraal huis bestaan uit twee stelschroeven die zijn uitgevoerd met een cilindrisch binneneinde dat aan het uiteinde vlak is en die in de 25 bus en in het buitenste orgaan kunnen worden geschroefd en wat hoekstand betreft verspringend zijn geplaatst zowel wat betreft de ene ten opzichte van de andere als ten opzichte van het vlak waarin de assen van de pennen zijn gelegen en van twee groeven, waarbij een vlak einde en zijwanden met elkaar kunnen samenwerken terwijl de lengte van die groeven iets kleiner 30 is dan de zich volgens een koorde uitstrekkende platte vlakken waarin de groeven zijn gevormd, en van het binnenste orgaan en de bus.

4. Inrichting volgens conclusie 3, gekenmerkt doordat de kop van de stelschroeven is voorzien van een binnenzeskant.

5. Inrichting volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat de buisvormige 35 pennen aan één van de einden ervan zijn voorzien van een binnenzeskant.

6. Inrichting volgens conclusie 1, gekenmerkt door het feit dat het bedieningsspilmechanisme bestaat uit tenminste een buitenste, een tussenliggend en een binnenste cilindrisch orgaan welke concentrisch ten op- ? = Λ ^ ^ ·· . j i * . * % . » * y -ï J ·*.» V j 7 * ΐ ί '3' zichte van elkaar zijn aangebracht langs een verplaatsbare as, waarbij elk van het tussenliggend en het buitenste orgaan is voorzien van een inwendige cilindrische boring en aan één van de einden ervan eindigt in een radiaal binnenwaartse uitstekende van schroefdraad voorziene flens, 5 terwijl door middel van buitenschroefdraad ingrijping wordt verschaft met respectievelijk het binnenste en het tussenliggend orgaan en waarbij elk van de laatstgenoemde organen eindigt in een radiaal buitenwaartse uitstekende flens die is opgenomen in de bijbehorende cilindrische boring van de twee hierboven genoemde organen en waarbij de schroefdraadgedeelten 10 dezelfde spoed en oriëntatie bezitten.

7. Inrichting volgens conclusie 6, gekenmerkt doordat in hèt buiten ste orgaan aan het einde dat is gelegen tegenover dat waar de flens zich bevindt een radiaal buitenwaarts uitstekende pen is opgenomen en waarbij het binnenste orgaan aan de zijde die tegenover dat waar de flens zich 15 bevindt is gelegen is voorzien van een kraag, waaronder het orgaan eindigt in een met een binnenzeskant uitgevoerd einde en draaibaar is verbonden met een verdikking die door middel van een pen radiaal buitenwaarts uitsteekt vanuit de verdikking. ·; * *·» · - “· r * Λ ίλ • w V s -