NL8103411A

NL8103411A - Maaier.

Info

Publication number: NL8103411A
Application number: NL8103411A
Authority: NL
Original assignee: Multinorm Bv
Priority date: 1981-07-17
Filing date: 1981-07-17
Publication date: 1983-02-16
Also published as: ES514054A0; ATE36926T1; US4497161A; BR8204204A; DK320482A; EP0070585A3; EP0070585A2; ES8308468A1; JPS5823714A; YU151182A; DE3278983D1; EP0070585B1; AU8563482A

Description

* »

Hw/Mv/417 Multinorm Maaier

De uitvinding heeft betrekking op een inrich-ting voor het maaien van landbouwgewassen, in het bijzonder gras, in hoofdzaak bestaande uit een over het land voortbe-weegbaar gestel, dat een zich dwars op de voortbewegingsrich-5 ting en nabij de bodem uitstrekkende maaibalk met tenminste twee door een gemeenschappelijke mechanische hoofdaandrijving om staande assen in rotatie te brengen maaiorganen draagt, waarbij de voorste begrenzingsrand van de maaibalk tussen de maaiorganen is teruggezet voor het verkrijgen van een vrij 10 overlappend maaibereik tussen twee aangrenzende maaiorganen.

Een inrichting van het in de aanhef beschreven type wordt gewoonlijk gebruikt voor het maaien van langhalmig gras, welke halmen na het maaien over de maaiorganen respec-tievelijk maaibalk heen worden afgevoerd en zodoende op een 15 relatief breed zwad terechtkomen. Dit brede zwad bevordert het drogen van het gewas. Het over de maaibalk heen afvoeren van het gewas vindt gewoonlijk plaats door de maaiorganen zelf respectievelijk door een apart transportorgaan boven de maaibalk. Bij een dergelijk type machine dient de vrije over-20 lappende maaibereiken tussen de aangrenzende maaiorganen er-voor om een aanhechting van het gemaaide gewas, dat naar ach-teren wordt getransporteerd tegen de voorrand van de maaibalk zoveel mogelijk te beperken. Het is echter gebruikelijk dat de maaibalk zelf op de grond rust teneinde de hoogte van de 25 stoppel zo klein mogelijk te houden. Het over de grond voort-slepen van de maaibalk geeft echter het bulldozer effect, dat wil zeggen dat grond en/of gewas wordt opgestuwd, hetgeen het vrije overlappende maaibereik nadelig beinvloedt en zodoende een goede afvoer naar achteren verhindert. Bovendien glijdt 30 de maaibalk zwaarder over de grond en komt hoger te liggen, waardoor de stoppelhoogte groter wordt.

De uitvinding beoogt om bij een machine van het in de aanhef beschreven type naast het behouden van een breed zwad van gemaaid gewas een doeltreffende ongestoorde 8103411

ι I

-2-

ϊ V

afvoer naar achteren mogelijk te maken zonder het hiervoor genoemde nadelige bulldozer-effect.

De inrichting volgens de uitvinding onder-scheidt zich doordat de maaibalk bij twee of meer maaiorganen 5 is voorzien van een op de bodem afsteunend orgaan. Dankzij dit aparte steunorgaan kan de onderzijde van de maaibalk overal worden vrijgehouden van de bodem, hetgeen het bull- * dozer-effect voorkomt.·

Teneinde een opstuwingseffect van het steunor-10 gaan zelf tegen te gaan, is volgens een verdere ontwikkeling van de uitvinding het orgaan cirkelvormig uitgevoerd en vrij draaibaar onder de maaibalk aangebracht. Dankzij de draaibare uitvoering zal altijd bij een bepaalde stuwwerking het orgaan zelflossend zijn ten gevolge van de draaiing daar-15 van.'

Voor het verkrijgen van een zo klein mogelijke hoogte van het maaiorgaan boven de bodem is de rotatie-as van het steunorgaan ten opzichte van de voortbewegingsrichting voor de rotatie-as van het maaiorgaan aangebracht, hetgeen 20 bovendien het voordeel met.zich meebrengt dat het steunpunt zo dicht mogelijk bij het voorste maaibereik der maaiorganen wordt gebracht.

De uitvinding heeft voorts ten doel om een zo groot mogelijk vrij overlappend maaibereik te verkrijgen, 25 waartoe een tussenaandrijving tussen de gemeenschappelijke hoofdaandrijving en elke rotatie-as van de maaiorganen is aangebracht, waardoor de hoofdaandrijving ver naar achteren kan worden verplaatst, hetgeen het genoemde vrije overlappen-de maaibereik van de aangrenzende maaiorganen vergroot.

30 In een voorkeursuitvoeringsvorm is de maaibalk gevormd door een doorlopende hoofdbalk en telkens een aan de voorzijde bevestigde, de tussenaandrijving en de rotatie-as van het maaiorgaan omvattend huis. Dit biedt het voordeel dat telkens een maaiorgaan met het dit orgaan dragende huis als 35 montage-eenheid aan de doorlopende balk kan worden bevestigd, hetgeen verwisseling ten gevolge van slijtage of schade.ver-eenvoudigd. Bovendien kan de totale werk 8103411 ____ * * * » -3- breedte van de inrichting gemakkelijk worden aangepast aan de eisen van de gebruiker aangezien dan meer of minder maaieen-heden aan de doorlopende balk behoeven te worden bevestigd.

De maaibalk kan ook zijn opgebouwd uit aan elkaar koppelbare 5 segmenten.

De hoofd- en tussenaandrijving kan elke gewen-ste uitvoering vertonen, dat wil zeggen door middel van op elkaar afrollende tandwielen, snaren en dergelijke. Een hier-onder beschreven uitvoeringsvorm van de inrichting is echter 10 voorzien van een conische tandwieloverbrenging, waarbij de hoofdaandrijfas aan de buitenzijde van de maaibalk langsloopt en zich tussen de huizen van de maaieenheden uitstrekt. De overbrenging vindt plaats door middel van conische tandwielen waardoor op eenvoudige wijze de gewenste rotatie-snelheid van 15 de maaiorganen respectievelijk de draairichting kan worden gerealiseerd.

Het verdient de voorkeur om het maaiorgaan via een veiligheidskoppeling met de rotatie-as te verbinden, waardoor schade aan de overbrengingen in de aandrijving ten 20 gevolge van het vastlopen van het maaiorgaan kan worden voor-komen.

De uitvinding zal nader worden toegelicht in de hieronder staande figuurbeschrijving van een aantal uit-voeringsvoorbeelden.

25 In de tekening toont:

Fig. 1 een perspectivisch bovenaanzicht van een deel van de maaibalk met twee maaiorganen, waarvan een is weggelaten.

Fig. 2, 3 en 4 een drietal staande dwarsdoor-30 sneden van de maaibalk en een maaieenheid volgens drie uit-voeringsvormen,

Fig. 5 een bovenaanzicht van een maaibalk met twee maaieenheden zoals getoond in fig. 1,

Fig. 6 een met een aan de driepuntsophanging 35 van een landbouwtrekker uitgevoerd gestel van de maaiinrich-ting.

Fig. 7, 8, 9 en 10 een viertal mogelijkheden van hoofd- en tussenaandrijving bij een maaiinrichting volgens de uitvinding.

8103411 4 ' -4-

In de figuren is met het cijfer 1 de doorgaan-de maaibalk aangegeven, welke aan de voorzijde is voorzien van een aantal daaraan gekoppelde huizen 2, waarbij elk huis een roteerbaar aangedreven maaiorgaan in de vorrii van een 5 schijf 3 met een tweetal diametraal tegenover elkaar gelegen messen 4 draagt. De aandrijving van de maaiorganen 3 is zo-danig mechanisch uitgievoerd dat de schijven 3 synchroon ten opzichte van elkaar draaien, waarbij het maaibereik van de messen 4 van twee aangrenzende schijven elkaar overlappen, 10 zie de streep-puntlijn 5 in fig. 5.

De voorste begrenzingsrand van de maaibalk die is gevormd door de doorlopende voorzijde 6 van de maaibalk 1 respectievelijk de staande voorzijde 7 van elk huis 2, is zodanig teruggezet dat deze rand buiten het overlappende 15 maaibereik ligt, zie ook fig. 5.

Zoals het beste uit de figuren 2, 3 en 4 blijkt, is in elk huis 2 door middel van kogellagers 9, 10 draaibaar de staande rotatie-as 8 van elke schijf 3 opgeno-men. Onder het kogellager 9 is een conisch tandwiel 12 aan de 20 as 8 bevestigd, hetwelk samenwerkt met een conisch tandwiel 11 van de tussenaandrijfas 13, die zich ten opzichte van de voortbeweging naar achteren uitstrekt en aan het andere einde is voorzien van een conisch tandwiel 14, dat samenwerkt met een conisch tandwiel 15 van de hoofdaandrijfas 16, zie ook 25 fig. 5.

De tussenaandrijfas 13 is door middel van rol-lagers in het huis 2 opgenomen. De tophoek van het conische tandwiel 14 is groter dan die van het tandwiel 11, waardoor de reactiekracht ten gevolge van de aandrijving naar links in 30 fig. 2-4 is gericht, welke reactiekracht door het rechter kogellager behoeft te worden opgenomen, hetgeen links een naaldlager mogelijk maakt, waardoor de inbouwhoogte kan worden verminderd.

Voorts is de conische overbrenging zodanig 35 gedimensioneerd dat de hoek tussen staande as en tussenas groter dan 90“ is. Hierdoor helt de staande as naar voren zodat een kleine stoppelhoogte wordt bereikt.

Elk huis 2 is voorzien van een steunorgaan 52 , dat volgens fig. 2, 3 is uitgevoerd als een cirkelvormige 40 schotel, die door middel van een lager 17 vrij draaibaar aan riA nnderziide van het huis 2 is bevestigd.In de uitvoerings- r- * -5- • 1 vorm volgens fig. 4 is het steunorgaan 52 door middel van x bouten 18 onverdraaibaar en vast aan het huis 2 bevestigd.

Door de hoogte van de rotatie-spil 19 van de roteerbare steunschotels 52 in fig. 2 en 3 te varieren, kan X

5 de hoogte van het snijraes 4 boven de bodem B worden veranderd zie het verschil a ten opzichte van b in fig. 2 res-pectievelijk 3. De draaibare uitvoering van het steunorgaan 52 in deze figuren is aan de bovenzijde afgedekt door een t- dekplaat 20, die vast aan het huis 2 is bevestigd. Zonodig 10 kan de dekplaat 20 worden voortgezet tot aan de voorrand van de doorlopende hoofdbalk 1 van de maaibalk, waarbij voor steenrijke gebieden bovendien de voorrand van de afdekplaat 20 tussen twee aangrenzende maaiorganen kan zijn beschermd door een stenenvangorgaan 21, zie ook fig. 5.

15 Volgens de uitvoeringsvorm getoond in de figu ren 1, 2, 3 en 5 loopt de hoofdaandrijfas 16 voor langs de doorlopende hoofdbalk 1 en bestaat uit een telkens in een huis 2 gelagerd asdeel 16' en een onverdraaibaar maar verschuifbaar met elk asdeel 16' verbonden tussenasdeel 16" 20 langs de voorzijde van de balk. Een dergelijke constructie maakt een gemakkelijke uitwisselbaarheid van het huis ten opzichte van de maaibalk 1 mogelijk.

In fig. 4 is de maaibalk opgebouwd uit aan elkaar koppelbare segmenten, zoals bijvoorbeeld in fig. 9 is 25 getoond. Hier is de hoofdaandrijfas 16 in het kokervormige maaibalkdeel 1 opgenomen en steekt derhalve de tussenas 13 tot in het maaibalkdeel 1 uit.

Elke maaischijf 3 is via een veiligheidskoppe-ling 25 vast verbonden met de rotatie-as 8. In de figuren 2 30 en 3 bestaat de veiligheidskoppeling uit een in een cirkel geplaatste breekpennen 26, welke door gaten in de schijf 3 zijn gestoken alsmede in corresponderende gaten van een aan de as 8 verbonden schijf 27. De pennen 26 worden vastgehouden s door een dekplaat 28 welke door middel van een centrale bout 35 29 op de as 8 wordt bevestigd. Bij overbelasting zullen de pennen 26 afschuiven zodat na het wegnemen van de dekplaat 28 deze vervangen moet worden. De koppen van de pennen kunnen onderling tot een geheel zijn verbonden.

Fig.4 toont een uitvoering, waarbij de dek-40 plaat 28 als verende plaat is uitgevoerd, welke dient voor 8103411 -6- * * het indrukken van in gaten van de schijf 3 opgenomen kogels 30, die passen in uitsparingen 31 van de schijf 27. Bij grote weerstand zullen de kogels 30 uit de uitsparingen 31 snappen, zodat de directe draaiverbinding tussen as 8 en schijf 3 is 5 verbroken. Zonder verdere demontage kan niettemin de verbin-ding worden hersteld door het voldoende ver doordraaien van de schijf 3 ten opzichte van de schijf 27, zodat de kogels 30 weer in de uitsparingen 31 valien. De positie van de kogels - 30 respectievelijk uitsparingen 31 is zodanig dat de messen 4 10 van aangrenzende maaiorganen de juiste positie ten opzichte van elkaar behouden.

Pig. 6 toont een uitvoeringsvorm van een vol-ledige inrichting voorzien van een maaibalk 1 met een viertal maaieenheden bestaande uit maaischijven 3 en steunorganen 52', 15 welke aan de voorzijde van de maaibalk zijn bevestigd. In deze uitvoeringsvorm strekt de maaibalk 1 zich achter de maaibereiken van de messen 4 uit, hetgeen verder niets afdoet aan de doelstelling van de uitvinding, namelijk het op hoogte ten opzichte van de grond afsteunen van de doorlopende maai-20 balk 1.

De maaibalk 1 is scharnierbaar bij 30 verbon-den met een hoofdgestel 31, dat via de driepuntsophanging 32 met een landbouwtrekker 33 is verbonden.

Een hydraulische cylinder 34 tussen het gestel 25 31 en de maaibalk 1 kan deze balk met de maaieenheden in de richting van de pijl P 1 omhoog bewegen tot in de wegstand, die met de onderbroken lijn 35 is aangegeven.

De fig. 7, 8, 9 en 10 tonen alternatieve uit-voeringsvormen van de hoofd- respectievelijk tussenaandrij-30 ving.

Pig. 7 heeft de gebruikelijke op elkaar afrol-lende tandwielen in de maaibalk waarbij om de drie tandwielen telkens is voorzien van een kettingwiel 40, welke via de ket-ting 41 een kettingwiel 42 rond de rotatie-as 8 aandrijft. De 35 ketting 41 en 42 is opgenomen in een huis 2.

Fig. 8 toont een tandwielaandrijving in de maaibalk 1 overeenkomstig fig. 7, waarbij echter tussen het de hoofdaandrijving en 8103411 ί * -7- tandwiel 43 van de rotatie-as 8 een tussentandwiel 44 is aan-gebracht.

Fig. 9 toont een met de hoofdaandrijfas 16 overeenkomstige aandrijfas 45 tussen de huizen 2, waarop een 5 in het huis 2 aangebrachte snaarschijf 46 is aangebracht, welke samenwerkt met de snaarschijf 47 op de rotatie-as 8. Tussen de snaarschijven is een snaar 48 gespannen.

Fig. 10'toont een tandwielaandrijving in de maaibalk 1, waarbij de tandwielen rond liggende assen rote-10 ren. Elk derde tandwiel 49 is voorzien van een tussenaan-drijfas 50, die aan zijn andere einde is voorzien van een conische tandwieloverbrenging 51.

De uitvinding is niet beperkt tot de hierboven beschreven uitvoeringsvormen.

8103411

Claims

0 ^
9 I -8-
1. Inrichting voor het maaien van landbouwge-was in het bijzonder gras, in hoofdzaak bestaande uit een over het land voortbeweegbaar gestel, dat een zich dwars op de voortbewegingsrichting en nabij de bodem uitstrekkende 5 maaibalk met tenminste twee door een gemeenschappelijke me-chanische hoofdaandrijving om staande assen in rotatie te brengen maaiorganen diraagt, waarbij de voorste begrenzings-rand van de maaibalk tussen de maaiorganen is teruggezet voor het verkrijgen van een vrij, overlappend maaibereik tussen 10 twee aangrenzende maaiorganen, met het kenmerk, dat de maaibalk bij twee of meer maaiorganen is voorzien van een op de bodem afsteunend orgaan.
2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het orgaan een cirkelvormige gestalte 15 heeft en om een as vrij draaibaar onder de maaibalk is aange-bracht.
3. Inrichting volgens conclusie 1 en 2, met het kenmerk, dat de as ten opzichte van de voortbewegingsrichting voor de rotatie-as van het maaiorgaan ligt.
4. Inrichting voor het maaien van landbouwge- was in het bijzonder gras, in hoofdzaak bestaande uit een over het land voortbeweegbaar gestel, dat een zich dwars op de voortbewegingrichting en nabij de bodem uitstrekkende maaibalk met tenminste twee door een gemeenschappelijke 25 mechanische hoofdaandrijving om staande assen in rotatie te brengen maaiorganen draagt, waarbij de voorste begrenzings-rand van de maaibalk tussen de maaiorganen is teruggezet voor het verkrijgen van een vrij, overlappend maaibereik tussen twee aangrenzende maaiorganen, met het kenmerk, dat een 30 tussenaandrijving tussen de gemeenschappelijke hoofdaandrij-ving en elke rotatie-as van het maaiorgaan is aangebracht.
5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de maaibalk is gevormd door een doorlopen-de hoofdbalk en telkens een aan de voorzijde bevestigd, de 35 tussenaandrijving en de rotatie-as van het maaiorgaan omvat-tend huis. 8103411 -9-
6. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk , dat de maaibalk is gevormd door een uit aan elkaar koppelbare segmenten gevormde hoofdbalk, waarvan alle of een deel daarvan telkens een de rotatie-as en de tussen- 5 aandrijving omvattend huis dragen.
7. Inrichting volgens conclusie 4-6, met het kenmerk, dat de hoofdaandrijving zich buiten de hoofdbalk en tussen de aangrenzende huizen uitstrekt.
8. Inrichting volgens conclusie 7, met het 10 kenmerk, dat de hoofdaandrijving tussen de huizen is voorzien van door verschuiving loskoppelbare asdelen.
9. Inrichting volgens conclusie 4-8, met het kenmerk, dat de hoofd- en tussenaandrijving en/of de tussenaandrijving - rotatie-as zijn gevormd door tandwielas- 15 sen.
10. Inrichting volgens conclusie 9, met het ke nme rk, dat de hoek tussen de rotatie-as en de tussenaandri jf as groter dan 90° is.
11. Inrichting volgens een der conclusies 9-10, 20 met het kenmerk, dat de tandwielen kegelwielen zijn, waarbij de tophoek van het kegelwiel van de tussenas .nabij de hoofdaandrijving groter is dan die bij de rotatie-as bij het maaiorgaan.
12. Inrichting volgens een der voorgaande con-25 clusies, met het kenmerk, dat in de ruimte tussen de rotatieassen een zich vanaf de teruggezette voorrand van de maaibalk uitstrekkende losneembaar plaatvormig orgaan is aan-gebracht.
13. Inrichting voor het maaien van landbouwge-30 was in het bijzonder gras, in hoofdzaak bestaande uit een over het land voortbeweeegbaar gestel, dat een zich dwars op de voortbewegingsrichting en nabij de bodem uitstrekkende maaibalk met tenminste twee door een gemeenschappelijke mechanische hoofdaandrijving om staande assen in rotatie te 35 brengen maaiorganen draagt, met het kenmerk, dat de maaiorganen via een veiligheidskoppeling met de rotatie-as is verbonden. 8103411 '1 ~ -ΙΟΙ 4. Inrichting volgens conclusie 13# met het k e n m e r k, dat de veiligheidskoppeling is gevormd door twee of meer door een gemeenschappelijke drager onderling verbonden breekpennen.
15. Inrichting volgens conclusie 13, met het k e n m e r k, dat de veiligheidskoppeling is gevormd door een of meer veerbelaste snap-1ichamen# bijvoorbeeld kogels. 8103411