NL8403245A

NL8403245A - Maaiinrichting.

Info

Publication number: NL8403245A
Application number: NL8403245A
Authority: NL
Original assignee: Zweegers & Zonen P J
Priority date: 1984-10-25
Filing date: 1984-10-25
Publication date: 1986-05-16
Also published as: GB2166032A; IE852630L; GB2166032B; IE56698B1; FR2572246A1; SU1428174A3; US4709540A; AU4888985A; GB8526108D0; CS257280B2; JPS61158711A; CA1247867A; DE3537897A1; AU573912B2; FR2572246B1; NZ213904A

Description

4 i i -1- 24180/CV/tl

Korte Aanduiding: Maalinrichting.

De uitvinding heeft betrekking op een maaiinrihting voorzien van een aantal naast elkaar opgestelde, om zich omhoog uitstrekkende draai-5 ingsassen draaibare raaaiorganen,die worden ondersteund door een onder de maaiorganen gelegen langgestrekte holle kast waarin overbrengings-organen voor het aandrijven van althans enige van de maaiorganen zijn gelegen.

Dergelijke maalinrichtingen worden momenteel algemeen toegepast.

10 Om een goede maaiwerking te kunnen bereiken moet de kast,waarin de overbrengingsorganen zijn aangebracht,met een geringe hoogte worden uitgevoerd,zodat deze kast niet bijzonder stijf is. Voor het bereiken van een goede maaiwerking moeten verder de draaiingsassen van de maaiorganen zich onder een bepaalde hoek schuin omhoog naar voren uit-15 strekken.

Bij gebruik van dergelijke veelal aan een landbouwtrekker gekoppelde maalinrichtingen wordt in het algemeen met vrij hoge snelheid gereden en daarbij is in de praktijk gebleken,dat indien daarbij de onder de maaiorganen gelegen kast met bodemoneffenheden in aanraking komt deze 20 kast gemakkelijk al dan niet blij-wid vervormt,waardoor de juiste stand van de maaiorganen verloren gaat en het gewas niet meer op de gewenste regelmatige wijze zal worden afgemaaid.

Volgens de uitvinding is nu aan de kast een zich langs de achterzijde van de kast uitstrekken*verstijvingsbalk bevestigd,terwijl aan de 25 verstijvingsbalk de achtereinden van onder veerspanning staande veerkrachtige strippen zijn bevestigd,welke strippen zich dwars op de balk en onder de kast door naar voren uitstrekken en nabij hun vooreinden met de kast zijn verbonden aan de van de verstijvingsbalk afgekeerde zijde van de kast.

30 Bij toepassing van de constructie volgens de uitvinding zal de verstijvingsbalk een doorbuigen van de kast om een zich dwars op de lengterichting van de kast uitstrekkende as tegengaan.Verder oefenen de onder veerspanning staande strippen een koppel uit om de lengteas van de kast zodanig dat’ dit koppel op de vooreinden van de kast uit-35 geoefende opwaarste krachten tegenwerkt en daarmede ongewenste vervormingen aan de kast zal tegengaan.

8403245 -2- 24180/CV/tl

«' I

P

Op deze wijze kan een effectieve versteviging van de kast worden bereikt ,zonder dat dit leidt tot een ongewenste vergroting van de bouwhoogte van de onder de maaiorganen gelegen delen van de maalinrichting.

5 De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand van een in bijgaande figuren weergegeven uitvoeringsvoorbeeld van de constructie volgens de uitvinding.

Fig. 1 toont schematisch een bovenaanzicht op een maalinrichting volgens de uitvinding.

10 · Fig.1a toont een zijaanzicht op Fig-1.

Fig. 2 toont op grotere schaal een aanzicht op een deel van de maaibalk van de in fig.1 afgebeelde inrichting ,gezien volgens de pijl II in fig.1.

Fig. '3 toont een onderaanzicht op fig.2.

15 Fig.’ 4 toont op grotere schaal een dwarsdoorsnede over de maaibalk met een verende strip weergegeven in de stand voor bevestiging aan de verstijvingsbalk.

Fig. 5 toont een met fig. 4 overeenkomende doorsnede.waarbij echter het achtereinde van de verende strip aan de verstijvingsbalk is 20 vastgezet.

De in de fig.1 weergegeven inrichting omvat een gestel 1.dat is voorzien van op zichzelf bekende aankoppelorganen 2 met behulp waarvan het gestel op gebruikelijke wijze aan de driepuntshefinrichting van een landbouwtrekker of dergelijke kan worden gekoppeld.

25 Aan een zijkant van het gestel is met behulp van een horizontaal verlopende scharnieras 3 een uiteinde van een verbindingsbalk 4 scharnierend met het gestel 1 gekoppeld. Aan het van het gestel afgekeerde uiteinde van de verbindingsbalk 4 is met behulp van een zich evenwijdig aan de scharnieras 3 uitstrekkende as 5 een zich in bovenaanzicht ge-30 zien evenwijdig aan de verbindingsbalk 4 uitstrekkende draagbalk 6 scharnierend gekoppeld . Onder en evenijdig aan de draagbalk is een hieronder nader te omschrijven gesteldeel 7 gelegen.dat dient ter ondersteuning van om zich omhoog uitstrekkende draaiingsassen draaibare en boven dit gesteldeel gelegen maaiorganen 8.Daarbij is de draagbalk 6 met 35 het gesteldeel 7 verbonden met behulp van door de buitenste van trommels 9 (fig.2) voorziene maaiorganen 8 verlopende assen.

Zoals in het bijzonder uit fig.2 blijkt zijn slechts de buitenste 8403245 * * m -3- 24180/CV/tl * inaaiorganen 8 van trommels 9 voorzien,terwijl de tussen de trommels gelegen maaiorganen 8 schijfvormig zijn uitgevoerd.

Zoals uit de fig. 2- 5 blijkt omvat het onder de maaiorganen 8 gelegen gesteldeel 7 een in het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld door 5 twee halve schalen 10 en 11 gevormde kast,welke zich onder alle maaiorganen 8 uitstrekt en waarin niet nader weergegeven aandrijforganen, zoals tandwielen zijn gelegen voor de aandrijving van de maaiorganen 8, die tijdens bedrijf draaibaar zijn om zich schuin omhoog naar voren uitstrekkende draaiiingsassen 12 (fig.4). Deze in de kast 10,11 gelegen 10 overbrengingsmiddelen worden aangedreven via een as,welke zich door de gezien in fig.1 linker trommel 9 uitstrekt en waarvan het boveneinde via een in een boven de trommel gelegen tandwielkast 13 gelegen tandwieloverbrenging is gekoppeld met een zich in het verlengde van de draagbalk 6 bulten de tandwielkast 13 uitstekende as 14. Deze as 14 is 15 met een telescopische tussenas 15 gekoppeld met een op het gestel 1 aangebrachte tandwieloverbrenging 16,welke op op zichzelf bekende wijze vanaf de aftakas van een landbouwtrekker of derjglijke via een tussenas kan worden aangedreven.

Verder zijn bij de weergegeven «naaimachine onder de maaiorganen 20 8 en voor de kast 10,11,deze maaiorganen aan hun onderzijden afschermende platen 17 bevestigd,welke een min of meer half ronde vorm hebben,zoals in het bijzonder uit fig.3 blijkt.

Op de begrenzingsrand van iedere schermplaat 17 sluit een onder deze schermplaat 17 gelegen plaat 18 aan,welke zich vanaf de voorrand 25 van de schermplaat 17 schuin omlaag naar achteren uitstrekt tot nabij de achterzijde van de kast 10,11 en daar met behulp van een omhoog gebogen rand 19 met de onderste schaal 11 van de kast 10,11 is verbonden.

De plaat 18 strekt zich over de gehele lengte van de kast 10,11 uit,waarbij de vorm van de voorrand van deze plaat 18 is aangepast aan 30 het verloop van de begrenzingsranden van de naast elkaar gelegen scherm-platen 17.

Achter de kast 10,11 is een zich over de gehele lengte van de kast 10,11 uitstrekkende,in het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld kokervormige verstijvingsbalk 20 aangebracht. Op regelmatige afstand van elkaar zijn 35 aan de voorzijde van de verstijvingsbalk 20 uitstekende oren 21 aangebracht waartussen de achterste flenzen van de halve schalen 10 en 11 zijn gelegen. Daarbij zijn de oren 21 en de schalen tegen elkaar vastgeklemd met be- 8403245 -4- 24180/CV/tl

V

i . hulp van door de oren en door de flenzen van de schalen 10 en 11 gestoken bouten 22.

Tussen de uiteinden van de balk 20 en de uiteinden van de kast 10, 11 is een stijve verbinding tot stand gebracht met behulp van zich tussen 5 deze uiteinden uitstrekkende sloffen 20’. Aan de sloffen zijn armen 27 bevestigd,die met behulp van stangen 28 zijn verbonden met aan de tandwielkasten 13 bevestigde armen 29.

Aan de achterzijde van de verstijvingsbalk 20 zijn eveneens een aantal uitstekende oren 23 aangebracht en wel,zoals in het bijzonder uit 10 figk2 en 3 blijkt,ter hoogte van ieder verticaal zich door de draaiingsas van een maaiorgaan en loodrecht op de lengterichting van de verstijvings-balk 20 uitstrekkend vlak.

Zoals'verder uit fig.2 blijkt liggen daarbij de bijcfe buitenste maaiorganen 8 behorende oren 23 Hët laagst,de daarnaast gelegen oren 15 een weinig hoger terwijl de oren behorende bij de beide middelste maaiorganen in dit uitvoeringsvoorbeeld het hoogste zijn gelegen.

Zoals verder uit de figuren blijkt is ter hoogte van het het verst naar voren gelegen gedeelte van iedere schermplaat 17 in de daaronder gelegen plaat 18 een sleufgat aangebracht door het vormen van een in-20 snijding en het omhoog drukken van het achter deze insnijdingfeelegen gedeelte van de plaat 18. In het zo gevormde gat is het afgebogen vooreinde van een uit veren staal vervaardigde strip 24 gestoken,welke strip zich onder de kast 10,11 door naar achteren toe uitstrekt,zodanig, dat het achtereinde van de strip is gelegen ter hoogte van een aan de 25 verstijvingsbalk 20 bevestigd oor 23.

Zoals uit fig.4 en 5 blijkt ligt de strip daarbij aan tegen de onderzijde van de plaat 18.Het achter de omgebogen rand 19 van de plaat 18 uitstrekkende gedeelte van de strip 24 is voorzien van een naar boven doorgezette bocht 25,die aanligt tegen de onderzijde van de verstijvings-3q balk 20.

In ongespannen toestand zal de strip bij de montage kunnen worden gebracht in de in fig.4 weergegeven stand.Vervolgens kan het achtereinde van de strip 24 aan een desbetreffend oor 23 worden vastgezet met behulp van een bout 26,die daartoe kan worden gestoken door een in het des-25 betreffende oor 23 aangebracht gat en een in het uiteinde van de desbetreffende strip aangebracht gat. Door het aanhalen van de bout 26 kan de 840 324 5 ♦ » ,, ψ -5- 24180/CV/tl verende strip worden verbogen tot in de in fig,5 weergegeven stand waarin de verende strip dus onder voorspanning zal staan. Dit is de normale stand,welke de strip inneemt.

Het zal duidelijk zijn,dat de verstijvingsbalk 20 de kast 10,11 5 verstijft tegen verbuiging om een zich dwars op de lengterichting van de kast 10,11 uitstrekkende as. Verder oefenen de onder voorspanning staande strippen een om de lengteas van de kast en tegen de wijzers van de klok in gericht koppel uit op de kast 10,11,welk koppel van zodanige grootte is,dat dit koppelde kast 10,11 in de juiste bedrijfsstand tracht te 10 .houden.Krachten uitgeoefend op de kast tijdens bedrijf,bijvoorbeeld doordat de voorzijde van de balk of de daarmede verbonden platen 17,18 tegen obstakels stoten zullen trachten de kast te vervormen door een verwringing van de kast om zijn lengteas in de richting van de wijzers van de klok. Deze krachten worden nu bij toepassing van de constructie 15 volgens de uitvinding tegengewerkt door.de onder voorspanning staande verende strippen 24. Het zal dus duidelijk zijn,dat door toepassing van de combinatie van de verstijvingsbalk 20 en de verende strippen 24 de kast 10,11 zowel is versterkt tegen buigingen om een zich dwars op zijn lengteas uitstrekkende as als tegen verwringingen om zijn lengteas.

20 Bij het aanbrengen van de bladveren zullen de buitenste nabij de ondersteunde einden van de kast gelegen verende strippen bij het voorspannen de kast al enigszins om zijn lengteas torderen. Dit verschijsel wordt versterkt door de meer naar binnen gelegen strippen.Om toch een althans nagenoeg gelijke voorspanning in alle strippen te kunnen bewerkstelligen zijn de 25 nabij het midden van de kast gelegen oren hoger gelegen dan de verder van het midden gelegen oren. Daarbij kan in de aanvangsstand bij het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld het midden van de kast een weinig meer om de lengteas van de kast zijn verdraaid dan de uiteinden,maar dit verschil,in tordering zal worden opgeheven indien de balk met zijn eigen gewicht op de 30 grond rust.

Hoewel in het bovenstaande en in de conclusies wordt gesproken over veerkrachtige strippen zal het duidelijk zijn dat hiervoor binnen de geest en beschermingsomvang van de uitvinding ook andere middelen,die een voorspanning tegen torsie van de kast om zijn lengteas geven,kunnen worden 35 gebruikt.

8403245

Claims

1. Maalinrichting voorzien van een aantal naast elkaar opgestelde, om zich omhoog uitstrekkende draaiingsassen draaibare maaiorganen,die worden ondersteund door een onder de maaiorganen gelegen laggestrekte holle kast waarin overbrengingsorganen voor het aandrijven van althans 5 enige van de maaiorganen zijn gelegen,met het kenmerk,dat aan de kast een zich langs de achterzijde van de kast uitstrekkende verstijvings-balk is bevestigd,terwijl aan de verstijvingsbalk de achtereinden van onder veerspanning staande veerkrachtige strippen zijn bevestigd,welke strippen zich dwars op de balk en onder de kast door naar voren uitstrek-10 ken en nabij hun vooreinden met de kast zijn verbonden aan de van de verstijvingsbalk af gekeerde zijde van de kast.

2. Maalinrichting volgens conclusie 1,met het kenmerk,dat een strip is opgesteld nabij een zich door de draaiingsas van een maaiorgaan uitstrekkend' verticaal en zich loodrecht op de lengterichting van de kast 15 uitstrekkend vlak.

3. Maalinrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij onder^voorzijde van ieder maaiorgaan een afschermplaat is aangebracht,met het kenmerk, dat het met de kast verbonden vooreinde van de verende strip nabij de voorzijde van de afschermplaat is gelegen.

4. Maaihrichting volgens conclusie 3,met het kenmerk,dat onder de afschermplaat een zich schuin omlaag naar achteren en tot onder de kast uitstrekkende plaat is aangebracht die nabij zijn vooreinde is voorzien van een gat voor het doorvoeren van het vooreinde van de verende strip.

5. Maalinrichting volgens een der voorgaande conclusies,met het 25 kenmerk,dat de verende strip tussen zijn uiteind®is voorzien van een naar boven doorgezette bocht,welke aanligt tegen de onderzijde van de vers tijvingsbalk.

6. Maalinrichting volgas een der voorgaande conclusies,met het kenmerk, dat het achtereinde van de verende strip is bevestigd aan een zich 30 op de achterzijde van de balk naar achteren uitstrekkend oor.

7. Maalinrichting volgens een der voorgaande conclusies,waarbij de kast althans nabij een uiteinde wordt ondersteund, met het kenmerk, dat de voorspanning in een nabij het ondersteunde einde van de kast gelegen verende strip gelijk is aan een verder van dit ondersteunde 35 einde afgelegen verende strip.

8. Maalinrichting volgens conclusie 7,met het kenmerk,dat het aan een 840 324 5 -7- 24180/CV/tl ✓ verstijvingsbalk bevestigde oor waaraan het achtereinde van de verende strip is gelegen hoger is aangebracht naar mate het desbetreffende oor verder van het ondersteunde einde van de raaaibalk is gelegen. 8403245