NL8600718A

NL8600718A - Flessensluitmachine.

Info

Publication number: NL8600718A
Application number: NL8600718A
Authority: NL
Original assignee: Kronseder Maschf Krones
Priority date: 1985-04-27
Filing date: 1986-03-20
Publication date: 1986-11-17
Also published as: FR2581052B1; GB2174682A; BE904677A; GB2174682B; DE3515334C2; IT1203774B; GB8607462D0; JPS61259923A; DE3515334A1; US4729204A; FR2581052A1; IT8647930A0

Description

éi • \ .t#·'

Flessensluitmachine

De uitvinding heeft betrekking op een flessensluitmachine volgens de aanhef van conclusie 1.

Bij gebruik van installaties voor het afvullen van dranken wordt er naar gestreefd dat voor het sluiten van de gevulde flessen 5 in hun halsgedeelte resp. kopgedeelte geen rest van lucht overblijft die de kwaliteit van de inhoud van de fles zou kunnen benadelen. Dit kan plaats hebben door het toevoeren van inert gas in het na het vullen overblijvende deel van het bovenste deel van de flessenhals. Inrichtingen voor het ten uitvoer brengen van dergelijke maatregelen 10 zijn in principe bekend. In het bijzonder heeft in de praktijk het toepassen van blaasmondstukken algemeen ingang gevonden, door middel waarvan het toevoeren van kooldioxide het insluiten van lucht in het van vulling vrije gedeelte van de fles dient te verhinderen.

Door het Duitse octrooischrift 3.226,172 is een werkwijze 15 voor het uitwisselen van in de hals van gevulde flessen verblijvende lucht tegen inert gas bekend geworden, volgens welke in aansluiting op het vullen eerst warm gas in de flessenhals gevoerd wordt. Op deze wijze dienen binnen de flessenhals achtergebleven bellen opgelost worden. Eerst daarna wordt in een aansluitende werkwijze-20 fase inert gas toegevoerd en door spuitkoppen onmiddelijk in de flessenmond binnengebracht om daarin aanwezige lucht te verwijderen en uit te wisselen tegen inert gas. In een volgende werkwijzefase worden tenslotte in een flessensluitmachine kroonkurken aangevoerd en op de flessenmond gedrukt. De blaaskoppen zijn bevestigd aan in 25 de hoogte beweegbare sluitorganen die aan het ondereinde voorzien zijn van een klokvormig aansluitdeel.

Bij deze bekende inrichting kunnen de blaaskoppen eerst in werking treden wanneer de sluitorganen voldoende ver gedaald zijn, zodat het klokvormige aansluitdeel de flessenmond omvat. De werkings-30 tijd van de blaaskoppen is daardoor kort en een volledig uitdrijven van de lucht uit de lege ruimte in de flessenhals, uit de holle ruimte van de sluitkap alsook uit de tussenruimte tussen de flessenmond en de sluitkap wordt niet gewaarborgd. Bezwaarlijk is bovendien het invoeren van de sluitkap onder de sluitconus aangezien dit door ______— -. ~

* 'C

- 2 - een zijwaartse opening in het klokvormige aansluitdeel plaats dient te hebben.

Om flessen met voor lucht gevoelige dranken te vullen en zonder ingesloten lucht te kunnen sluiten is door het Duitse 5 Auslegeschrift 1.910.548 een werkwijze bekend geworden waarbij de fles in een CO^ atmosfeer volledig gevuld en voorafgaand aan het sluiten vloeistof door CC^ uit de fles verdrongen wordt. Volgens deze bekende werkwijze wordt in het bijzonder beoogd dat in principe met het gelijke doel als te voren de met in hoofdzaak niet 10 schuimende vloeistof tot de rand gevulde fles onder de sluitinrichting bewogen wordt en tijdens de dalende beweging van de sluit-elementen CC^ onder hoge druk van beneden en zijwaarts van de flessenmond tegen het sluitelement wordt geblazen en de fles onder in stand houden van de CO^ toevoer gesloten wordt. Daarbij wordt 15 volgens deze bekeride vulwerkwijze onmiddelijk voor het sluiten door beneden een centreerklok opgestelde spuitkoppen kooldioyde met hoge druk tegen de onderzijde van de kroonkurk geblazen zodat het gas door afbuigen op het vloeistof oppervlak van de fles werkt.

Hierbij dient door de druk van het ingeblazen koolzuur een deel 20 van de vloeistof uit de flessenmond verdrongen worden, zodat een ledige ruimte ontstaat welke met zuivere koolzuur gevuld is.

Deze werkwijze brengt aanzienlijke nadelen met zich mede wanneer men in aanmerking neemt dat tengevolge van de vanuit de binnenzijde resp. onderzijde van de kroonkruk uitgaande botswerking 25 voor kooldioxide voor elke sluitwerking het verdringen resp. overlopen van een niet beperkbare hoeveelheid van de flesseninhoud op de koop toe genomen dient te worden en dat bovendien in het vrij-geworden volume van de flessenhals niet met zekerheid een restloos verdringen van lucht in uitwisseling tegen kooldioxide ver-30 wacht kan worden. De functie van de onderzijde van een kroonkurk als botsoppervlak is in geen geval geschikt om te samen met een uit betrekkelijk ver beneden de flessenmond opgestelde spuitkoppen ' afgegeven druk door CC>2 het gewenste lucht verdringende effect tot stand te brengen.

____ .< . . v - 3 -

De uitvinding beoogd om bij een bij de aanhef aangegeven flessensluitmachine met eenvoudige middelen de werking van de inrichting voor het toevoeren van inert gas te verbeteren.

Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt door de in het 5 kenmerk van conclusie 1 aangegeven maatregelen.

Bij een flessensluitmachine volgens de uitvinding wordt met behulp van de kamers een gerichte, radiaal van binnen naar buiten gerichte stroming opgewekt,die niet door de omgevende lucht gestoord kan worden. De toevoer van inert gas kan onmiddelijk 10 bij het binnenkomen van een flessenkop in de betreffende kamer, dus nog voor het dalen van het sluitorgaan, beginnen. De inwer kings -tijd is overeenkomstig lang. In een flessensluitmachine volgens de uitvinding kunnen zodoende de flessen onder een absoluut zuurstof vrije atmosfeer gesloten worden.

15 In het volgende wordt een uitvoeringsvoorbeeld van de uit vinding aan de hand van de tekeningen beschreven.

Fig. 1 toont een loodrechte gedeeltelijke doorsnede door een flessensluitmachine in het gebied van een sluitorgaan.

Fig. 2 is een doorsnede &-B volgens fig. 1.

20 De flessensluitmachine volgens fig. 1 en 2 is voorzien van een om een loodrechte draaias roterende transportster 1 waarvan slechts de bovenste van de beide evenwijdige stervormige platen . getekend is. Zij bezitten aan hun omtrek gelijkmatig verdeelde stervakken 2 waarvan slechts één is getekend. In deze stervakken 2 25 worden de tot een bepaalde vulstand 8 met een zuurstof gevoelige vloeistof, bijvoorbeeld bier, gevulde flessen 3 door een niet getekende overdraagster ingeschoven en vervolgens door stationaire aan de omtrek van de transportster 1 opgestelde geleide-bogen 4, waarvan wederom slechts de bovenste getekend is, geleid.

30 Concentrisch aan elk stervak 2 resp. aan een daarin continu getransporteerde fles 3 is telkens een mee-roterend afsluitorgaan, bestaande uit een magnetische neerhouder 6 en een concentrisch ten opzichte daarvan opgestelde sluitconus 7 in de hoogte beweegbaar gelagerd. Door de sluitorganen worden de flessen 3 op gebruikelijke 35 wijze door middel van kroonkurken 5 gesloten. Deze worden bijvoorbeeld *$ **.

- 4 - door een niet getekend sterwiel toegevoerd naar de onderzijde van de > neerhouder 6 waar, zij door magneetkracht vastgehouden worden.

Op de bovenzijde van de bovenste sterplaat van de transport-ster 1 is aan elk stervak 2 telkens een de flessenkop met inbegrip 5 van de mond op afstand omgevende kamer 10 bevestigd die in hoofdzaak door een cilindervormig, concentrisch ten opzichte van het afsluit-orgaan 6, 7 opgesteld buisstuk gevormd wordt. De kamer 10 bezit aan zijn bovenzijde een horizontale doorgangsopening 11 voor het sluit-orgaan 6, 7 waarvan de doorsnede iets groter is dan de doorsnede 10 van de sluitconus 7. Het afsluitorgaan 6, 7 kan zodoende ongehinderd in de kamer 10 komen. Verder is de kamer 10 aan zijn radiaal naar buiten wijzende zijde voorzien van een doorgangsopening 12 voor de flessenkop, welke opening een ongehinderd inkomen en verlaten van de fles 3 toestaat. Zoals in fig. 2 is aangegeven, ligt de omtrek 15 van de transportster 1 op geringe afstand tegenover de bovenste geleidingsboog 4. Daardoor wordt de kamer 10 naar onderen toe in hoge mate afgesloten wanneer een fles 3 het stervak 2 opvult (met stippellijnen aangeduid).

Aan de radiaal naar binnen wijzende zijde van elke afzonderlijke 20 kamer 10 is ter hoogte van de flessenmond een zich een weinig verwijdende, horizontaal verlopende spuitspleet 13 gevormd. Hierop sluit een buisvormig hoekstuk 14 aan met een in doorsnede met de spuitspleet 13 overeenkomende horizontale spleetkop 15. Het hoekstuk 14 wordt via een schematisch aangeduide leiding 16 en een draai-25 verdeler 17 bevooraad met inert gas, bijvoorbeeld kooldioxide. De draaischuif 17 is concentrisch ten opzichte van de draaias van de transportster 1 opgesteld en voert naar elk hoekstuk 14 via een bepaald deel van zijn omloopbaan, aanvangend kort voor het inkomen van een fleskop in de betreffende kamer 10 en eindigend na het 30 volledig opzetten van een kroonkurk 5 op de fles 3, kooldioxide toe.

De werking van de hiervoor beschreven flessensluitmachine wordt in het volgende verduidelijkt. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat de fles 3 in een voorgeschakelde, niet getekende flesvulmachine tot het gewenste niveau 8 met bier in hoge mate schuimvrij gevuld is geworden 35 en bovendien de ledige ruimte in de fles tot aan de mond met zuivere ______________ - 5 - of nagenoeg· zuivere kooldioyde aangevuld is geworden. Tijdens het transport tussen de flessenvulmachine en de flessensluitmachine, die in het algemeen dicht na elkaar opgesteld zijn, kan daarom zuurstof uit de lucht niet op de inhoud van de fles werken. In het meest 5 ernstige geval wordt een deel van de zuivere kooldicsdde in de buurt van de flessenmond enigszins met lucht vermengd. In deze toestand worden de flessen 3 in de transportster 1 van de flessensluitmachine binnengevoerd. Daarop wordt via de draaischuif 17, de leiding 16 en het hoekstuk 14 de spuitspleet 13 voorzien van kool-10 dioxide met voldoende overdruk. Het uit de spuitspleet 13 in brede strocm uittredende kooldicod.de vult" het inwendige van de kamer 10 volledig en stroomt via de doorstroomopening 12 naar buiten. Daarbij wordt de flessenmond respectievelijk de flessenkop volledig tegen de omgevende lucht af geschermd en wordt de eventueel in de fles 15 binnengedrongen lucht verdrongen en door kooldiacide vervangen.

Bij de aanvang van de kooldioyde-toevoer is het afsluitorgaan 6, 7 nog niet in de doorgangsopening 11 binnengedrongen, maar staat met de onderzijde op het niveau van de lijn 9, zodat de onderzijde van de neerhouder 6 ongehinderd van een kroonkurk 5 kan worden 20 voorzien. Een deel van de uit de spuitspleet 13 komende C02 kan daarom eerst door de doorstroomopening 11 ontwijken. Ook dit gebied wordt zodoende met kooldioyde doorgespoeld en daardoor luchtvrij gemaakt. Zodra dan het afsluitorgaan 6, 7 met een kroonkurk 5 in de bovenste doorgangsopening 11 binnengedrongen is, ontwijkt de 25 kooldicsd.de slechts nog door de zijwaartse doorgangsopening 12 en wordt de onderzijde van het afsluitorgaan 6, 7 alsmede de daaraan aanwezige kroonkurk 5 gespoeld met kooldioxide en daardoor eveneens luchtvrij gemaakt, in het bijzonder ook de holle ruimte van de kroonkurk 5. Hierdoor kan zodoende geen zuurstof uit de lucht in de 30 fles gesleept worden.

Tengevolge van de diametrale opstelling van de spuitspleten 13 en de doorgangsopening 12 alsmede door de afscherming door de kamer 10 wordt de flessenkop respectievelijk de flessenmond door een in hoofdzaak horizontaal gerichte, gelijkmatige, brede stroom van 35 kooldioxide bewerkt zodat elk contact van het inwendige van de fles * < - 6 - met de omgevende lucht wordt vermeden. Het inwerken van zuurstof uit de lucht op de inhoud van de fles in de buurt, van de afsluit-machine wordt daardoor absoluut uitgesloten.

* - - .

Claims

1. Flessensluitmachine met een roterende transportster, tesamen hiermee roterende, hefbare en neerlaatbare afsluit-organen alsmede met een inrichting voor het bewerken van de flessenmond met inert gas, met het kenmerk, doordat aan de 5 bovenzijde van de transportster (1) aan elk stervak (2) een de flessenkop omgevende kamer (10) opgesteld is, die aan zijn bovenzijde voorzien is van een doorgangsopening (11) voor het afsluitorgaan (6, 7)^ aan zijn radiaal naar buitengekeerde zijde voorzien is van een doorgangsopening (12) voor de flessenkop 10 en aan zijn radiaal naar binnen wijzende zijde voorzien is van tenminste één met inert gas verzorgbare spuitopening 13.

2. Flessensluitmachine volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat de spuitopening uitgevoerd is als spuitspleet (13)' in hoofdzaak horizontaal verloopt en zich nagenoeg over de 15 gehele breedte van de kamer (10) uitstrekt.

3. Flessensluitmachine volgens conclusie 1 of 2, gekenmerkt doordat de kamer (10) in hoofdzaak ringvormig uitgevoerd is en de flessenkop op afstand omgeeft.

4. Flessensluitmachine volgens conclusie 3, gekenmerkt 20 doordat de kamer (10) door een op de bovenzijde van de transportster (1) bevestigd buisstuk gevormd wordt.

5. Flessensluitmachine volgens één der voorgaande conclusies, gekenmerkt doordat op de spuitopening (13) een buisvormig hoekstuk (14) aansluit welke via een leiding (16) verbonden is met een 25 de toevoer van inert gas sturende draaischuif (17).

6. Flessensluitmachine volgens conclusie 5, gekenmerkt doordat het hoekstuk (14) voorzien is van een op de spuitspleet (13) aansluitende spleetkop (15).

7. Flessensluitmachine volgens één der voorgaande conclusies, 30 gekenmerkt doordat de spuitopeningen (13) horizontaal gericht zijn en ter hoogte van de flessenmond opgesteld zijn.

8. Flessensluitmachine volgens één der voorgaande conclusies, gekenmerkt doordat de doorgangsopeningen (12) voor de flessenkop en de spuitopeningen (13) diametraal tegenover elkaar zijn gelegen. v V - 8 - »

9. Flessensluitmachine volgens één der voorgaande conclusies, gekenmerkt doordat de omtrek van de transportster (1) op geringe afstand van een stationair aan de omtrek daarvan opgestelde geleidingsboog (4) reikt en tesamen hiermee de kamer (10) naar 5 beneden toe afsluit.

10. Flessensluitmachine volgens conclusie 9, gekenmerkt doordat de doorstroomopening (12) voor de flessenkop gelegen is in de kamer (10) boven de geleidingsboog (4).

11. Flessensluitmachine volgens één der voorgaande conclusies, 10 gekenmerkt doordat de inwendige doorsnede van de kamer (10) overeenkomt met de doorsnede van de doorgangsopening (11) voor het sluitorgaan (6, 7).

12. Flessensluitmachine volgens één der voorgaande conclusies, gekenmerkt doordat de hefinrichting voor de sluitorganen (6, 7) 15 zodanig uitgevoerd is dat deze voor het opnemen van een afsluit-kap volledig uit de kamer (10) resp. de doorgangsopening (11) naar buiten beweegbaar zijn. * '5 I) w -U -- . -