NL8203704A

NL8203704A - Inrichting voor het afsnijden van de borst van geslachte vogels.

Info

Publication number: NL8203704A
Application number: NL8203704A
Authority: NL
Original assignee: Meyn Pieter
Priority date: 1982-09-24
Filing date: 1982-09-24
Publication date: 1984-04-16
Also published as: NL177973C; DE3334006C2; US4586215A; CA1176103A; GB2129278B; DE3334006A1; GB8325565D0; GB2129278A

Description

N/31.089-St/f. ‘ * t ,·'·.ι

V

Inrichting voor het afsnijden van de borst van geslachte vogels.

De uitvinding betreft een inrichting voor het afsnijden van de borst van geslachte vogels, waarbij de vogels hangend aan hun poten en met deborst naar voren gericht door een hangtransporteur worden aangevoerd.

5 Het is veelal gebruikelijk om geslachte vogels, waarvan derhalve het vogellijf aan de onderzijde en bij de hals is opengesneden, zodat de ontweide lichaamsholte door deze openingen toegankelijk is en waarvan in het algemeen de nek en het staartstukje zijn verwijderd, in bepaalde 10 delen te snijden, zoals de vleugels, de poten en de borst, die dan afzonderlijk verder worden verwerkt resp. verpakt.

De uitvinding beoogt een inrichting voor het afsnijden van de borst van zulke geslachte vogels te verschaffen, die snel en efficient werkt en waarmee het mo-15 gelijk is om de gehele borst althans nagenoeg zonder verlies van vlees te verwijderen, ook als de grootte van de door de transporteur aangeyoerde vogels varieert.

De inrichting volgens de uitvinding is ge-zich kenmerkt door een„in de transportrichting van de vogels on-20 der de transporteur uitstrekkende geleidingsgoot voor het geleiden en ondersteunen van de borst van een aangevoerde vogel in een ongeveer horizontale stand daarvan, een zich boven de goot uitstrekkende en zich voorbij het achtereinde daarvan voortzettende doorn, die een vrijliggend, tegen de 25 transportrichting in uitstekend vooreinde heeft, dat door de buikopening van een aangevoerde vogel in de lichaamsholte kan treden en door de halsopening weer kan uittreden, een aan de onderzijde van de doorn vastzittende en zich voorbij het achtereinde van de goot achterwaarts en omlaag uitstrek-30 kende geleider, die de borstkas van een over de doorn voortschuivende yogel omlaag drukteen een paar achter de goot dicht boven de doorn en ter weerszijden daarvan opgestelde messen voor het lossnijden van de borst.

De door de hangtransporteur aangevoerde vo-35 gels worden aldus als het ware een voor een op de doorn geregen, waarbij de borst van het vogellijf aanvankelijk tussen de goot en de de borst aan de binnenzijde aangrijpende doorn 820 3 704 f s -2- opgesloten ligt en daardoor gecentreerd en in zijn dwars-stand gefixeerd wordt, waarna de aan de doorn vastzittende en naar omlaag afbuigende geleiding de borst na het verlaten van de goot omlaag drukt, zodat nu het vogellijf met de 5 wervelkolom op de doorn wordt ondersteund, en de messen het borststuk dicht bij de wervelkolom van de rest van de vogel kunnen scheiden. Het afgesneden borststuk valt dan 4 omlaag, terwijl het resterende deel van de vogel door de transporteur voor verdere bewerking wordt afgevoerd.

10 Bij voorkeur is volgens de uitvinding de geleidingsgoot aan de voorzijde scharnierend ondersteund, waarbij de goot onder de werking van een veer naar de horizontale ruststand wordt gedrukt. Hierdoor kan derhalve de geleidingsgoot ten opzichte van de vast opgestelde doorn 15 tegen de veerwerking in naar omlaag uitwijken, waardoor een automatische aanpassing aan 'vogels van verschillende grootte wordt verkregen.

Volgens een gunstige, bij voorkeur toegepaste uitvoeringsvorm van de uitvinding heeft de doorn een 20 verbreed lijfdeel, waarin aan de bovenzijde een geleidings-gleuf is gevormd voor het geleiden en daardoor centreren van de wervelkolom van het vogellijf. Bij het opschuiven van het vogellijf op de doorn wordt aldus in belangrijke mate de centrering van het yogellijf bevorderd, doordat de 25 wervelkolom en in het bijzonder het enigszins uitstekende nekeinde daarvan in de geleidingsgleuf van de doorn kan yallen,

Het yerbrede doornlijfdeel strekt zich. bij voorkeur tot ongeveer het achtereinde van de goot uit en 30 zet zich. voort in een stangvormig doorndeel, dat aan zijn uiteinde in het gestel van de inrich-ting vast is ondersteund,

Volgens een ander belangrijk aspect van de uitvinding is bij yoorkeur achter de goot op de bovenzijde 35 yan de doorn resp, het stangyormige deel daarvan ter plaatse yan de messen een langwerpig verhoogd drukstuk met schuin oplopende yoorzijde aangebracht, dat de gewrichten tussen de vleugels en het yogellijf tot boven de messen omhoogdrukt. Hierdoor wordt bereikt, dat deze gewrichten boven 4Q het snijylak van de messen worden opgetild en dus niet in de 8203704 > 1 weg zitten. Daarbij zijn bij voorkeur ter weerszijden van de goot schuin omhoog lopende geleidingsplaten voor de vleugels van de vogels aangebracht, die overgaan in dicht boven de messen geplaatste dekplaten. Ook de vleugels zelf worden al-5 dus tot boven het vlak van de messen omhoog gedraaid.

In de tekening is een uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting volgens de uitvinding afgeheeld.

Fig. 1 is een bovenaanzicht van de inrichting;

Fig. 2 is een vertikale langsdoorsnede volgens 10 de lijn II-II van Fig. 1;

Fig. 3 is een vooraanzicht van de geleidings- goot; en

Fig. 4 is op grotere schaal een doorsnede volgens de lijn IV-IV van Fig. 2 en toont de werking van de mes-15 sen tijdens het lossnijden van de borst van een schematisch aangeduide vogel.

De afgebeelde inrichting voor het afsnijden van de borst van geslachte vogels is opgesteld onder een hangtransporteur van bekende uitvoering, die op regelmatige 20 afstanden van dwars op de transportrichting naast elkaar aangebrachte paren van haken 1 is voorzien, waaraan de te be-handelen geslachte vogels 2 met hun poten zijn opgehangen in een stand, waarin deze met de borst naar voren gericht in de in Fig. 2 aangegeven pijlrichting worden voortbewogen. Zoals 25 in Fig. 2 schematisch is aangegeven hebben de geslachte vogels 2 een buikopening 3 en een halsopening 4, welke ope-ningen tot de ontweide lichaamsholte 5 toegang geven. In Fig. 4 zijn voorts nog schematisch de vleugels 6 met vleu-gelgewrichten 7 en de wervelkolom 8 van de vogel aan-30 gegeven.

De inrichting heeft een gestel 9 met staanders 10, die een horizontale dwarsas 11 dragen. Op deze as 11 is een geleidingsgoot 12 scharnierend ondersteund, welke goot een vanaf de scharnieras 11 omlaag lopend onderste gootdeel 35 13 en een daarop aansluitend schuin omhoog lopend gootdeel 14 heeft, dat zich voortzet in een horizontaal zich achterwaarts onder de transporteur in de transportrichting uitstrekkend gootdeel 15. Op het ondereinde van de goot 12 werkt een trekveer 16, die de goot in de in Fig. 2 getekende ruststand 40 tegen een aanslag 17 trekt. Het achterste horizontale gootdeel 8 2 0 3 7 0 4 ί * -4- 15 kan derhalve vanuit de horizontale stand tegen de werking van de veer 16 in naar de gestippeld getekende stand omlaag draaien. De gootdelen 13/ 14 en 15 hebben een V-vormig profiel (fig. 3} met vertikale zij flenzen. De geleidingsgoot 5 12 is op een zodanige hoogte onder de transporteur opgesteld, dat een aankomende vogel 2 met zijn borst tegen het onderste gootdeel 13 stuit en daarin wordt gecentreerd, vervolgens langs het gootdeel 14 omhoog glijdt en ten slotte in een ongeveer horizontale stand met zijn borst over de bodem van het 10 gootdeel 15 wordt getrokken.

Een als geheel door 18 aangeduide doorn strekt zich in horizontale richting door het achterste gootdeel 15 op enige afstand boven de gootbodem uit en is aan zijn achterzijde vastgezet in een houder 19, die in horizon-15 tale zin instelbaar door een aan het gestel 9 vastzittende steun 20. wordt gedragen. De doorn 18 heeft een stangvormig doorndeel 21 van rond profiel, een verbreed middelste lijf- deel 22, dat zich vanaf de achterrand van het gootdeel 15 · aan door dit gootdeel uitstrekt en-de andere zijde over enige 20 afstand nog boven het schuine gootdeel 14 uitsteekt, en een smaller stangvormig licht omlaag gebogen voorstuk 23. In het lijfdeel 22 van de doorn is een langsgleuf 24 gevormd.

Tegen de onderzijde van het doornlijf 22 is een geleidingsstang 25 vastgelast, die onder een kleine 25 hoek. schuin omlaag lopend aan de achterzijde uit het gootdeel 15 naar buiten steekt en aan zijn einde omlaag is gebogen.

Achter het gootdeel 15 en boven het gebogen uiteinde van de geleidingsstang 25 is op het doorndeel 21 een drukstuk 26 vastgelast, dat een schuin oplopende voor-30 kant, een brede platte bovenzijde en een gebogen ondervlak heeft, dat vanaf het midden, waar het drukstuk 26 aan het doorndeel 21 vastzit, naar beide zijden omhoog loopt.

Ter hoogte van de bovenzijde van het doorndeel 21 zijn ter weerszijden van het drukstuk 26 twee rote-35 rende schijfvormige messen 27 geplaatst, die tot dichtbij of tot onder het drukstuk 26 reiken. De messen 27 worden door geschikte aandrijfmiddelen aangedreven, die in op het gestel 9 ondersteunde kasten 28 zijn ondergebracht. Dicht boven de messen 27 zijn dekplaten 29 geplaatst, waaraan ter weerszijden 40. van het gootdeel 15 schuin omhoog lopende geleidingsplaten 30 8203704 ;γ;ϊ:t".üï·.. ............ ::,'":;'!""i:»j|i'........ '$36. ' '' #· * , : * -5- vastzitten, die dienen om de omlaag hangende vleugels 6 van de aangevoerde vogels op te lichten en buiten het bereik van de messen 27 naar de dekplaten 29 te voeren (fig. 4).

De werking van de beschreven machine is 5 als volgt.

Een door de transporteur aangevoerde vogel wordt op de beschreven wijze bij het bereiken van de goot 12 door de gootdelen 13 en 14 naar het ongeveer horizontale bovenste gootdeel 15 geleid, waarbij het doornvoorstuk 23 10 met zijn afgeronde einde in de buikopening 3 van de vogel naar binnentreedt en door de halsopening 4 weer uittreedt, zodat de borst van de vogel tussen de bodem van het gootdeel 15 en het brede doomlijf 22 opgesloten komt te liggen. Afhankelijk van de grootte van de vogel kan het gootdeel 15 15 daarbij tegen de werking van de veer 16 in naar omlaag uit-wijken. Daarbij kan de wervelkolom van de vogel in de langs-gleuf 24 geleiding vinden, waardoor de vogel gecentreerd wordt gehouden. Als de vogel het gootdeel 15 verlaat wordt de borst door de omlaag lopende leidingsstang 25 vanaf de 20 binnenzijde naar beneden gedrukt en daardoor uitgerekt, waardoor de baan voor de messen wordt vrijgemaakt en deze zo hoog mogelijk de borst kunnen afsnijden. Door dit omlaag drukken van de borst worden echter ook de vleugelgewrichten naar de messen toegetrokken, hetgeen een juiste snede zou 25 verhinderen. Het drukstuk 26 zorgt er nu voor, dat de vleugelgewrichten boven de messen opgetild worden, zodanig, dat de snede op de gewenste plaats tussen de vleugel en het rayenheksheen wordt aangebracht. Aldus wordt bereikt, dat de borst geheel en net een minimum aan vleesverlies wordt 30 afgesneden.

De afgesneden borst valt tussen de kasten 28 omlaag en wordt door niet getekende middelen afgevoerd, terwijl het resterende deel van de vogel voor verdere bewerking door de transporteur wordt meegenomen.

35 Desgewenst is het mogelijk om de geleidings- stang 25 onder yeerdruk scharnierend aan het doornlijf 22 te bevestigen, zodat het omlaag gebogen einde daarvan de borst van de vogelveren aangrijpt en daardoor een aanpassing aan het formaat van de vogel mogelijk maakt.

8203704

Claims

1. Inrichting voor het afsnijden van de borst van geslachte vogels, waarbij de vogels hangend aan hun poten met de borst naar voren gekeerd door een hangtransporteur worden aangevoerd, gekenmerkt door een zich in de 5 transportrichting van de vogels onder de transporteur uitstrekkende geleidingsgoot (12) voor het ondersteunen en geleiden van de borst van een aangevoerde vogel in een ongeveer horizontale stand daarvan, een zich boven de goot uitstrekkende en zich voorbij het achtereinde daarvan voortzet-10 tende doorn (18), die een vrijliggend, tegen de transportrichting in uitstekend vooreinde (23) heeft, dat door de buikopening van een aangevoerde vogel in de lichaamsholte kan treden en door de halsopening weer kan uittreden, een aan de onderzijde van de doorn vastzittende en zich voorbij 15 het achtereinde van de goot achterwaarts en omlaag uitstrekkende geleider (25), die de borstkas van een over de doorn voortschuivende vogel omlaag drukt, en een paar achter de goot dicht boven de doorn en ter weerszijden daarvan opgestelde messen (27) voor het lossnijden van de borst.

2. Inrichting volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat de goot (12) aan de voorzijde een schuin omhoog lopend gootdeel (14) heeft, dat zich in een zich horizontaal achterwaarts in de transportrichting uitstrekkend gootdeel (15) voortzet, waarbij het vooreinde (23) van de 25 doorn (18) zich over enige afstand boven het schuine gootdeel (14) uitstrekt.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, m e t het kenmerk, dat de geleidingsgoot (12) aan de voorzijde scharnierend is ondersteund en onder de werking 30 van een veer (16) naar de door een aanslag (17) bepaalde horizontale ruststand wordt gedrukt.

4. Inrichting volgens conclusie 1, 2 of 3, met het kenmerk, dat de goot (12) een driehoekvormig profiel heeft.

5. Inrichting volgens een der voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de doorn een schuin omlaag gebogen voorstuk (23) met afgerond vooreinde heeft. 8203794 ·.*;. . -7- ' *

6. Inrichting volgens een der voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de doorn (18) een verbreed lijfdeel (22) heeft, waarin aan de bovenzijde een geleidingsgleuf (24) is gevormd voor het geleiden en 5 daardoor centreren van de wervelkolom van het vogellijf.

7. Inrichting volgens conclusie 6, m e t h e t kenmerk, dat het verbrede doornlijfdeel (22) zich tot ongeveer het achtereinde van de goot (12) uitstrekt en zich in een smaller stangvormig doorndeel (21) voortzet, dat aan 10 zijn uiteinde in het gestel van de inrichting is ondersteund.

8. Inrichting volgens een der voorafgaande conclusies, raethet kenmerk, dat achter de goot (12) op de bovenzijde van de doorn (18) resp. het stangvormige achterste deel (21) daarvan, ter plaatse van de messen (27) 15 een langwerpig verhoogd drukstuk (26) met schuin oplopende voorzijde is aangebracht, dat de gewrichten tussen de vleugels en het vogellijf tot boven de messen omhoog drukt.

9. Inrichting volgens conclusie 8, m e t het k e n m e r k, dat het drukstuk (26) van zijn in het midden 20 gelegen bevestigingsplaats op het onderliggende doorndeel (21) naar beide zijden schuin omhoog loopt waarbij de messen (27) althans nagenoeg tot onder het drukstuk reiken.

10. Inrichting volgens een der voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat ter weerszijden 25 van de goot (12) schuin omhoog lopende geleidingsplaten (30) voor de vleugels van de aangevoerde vogels zijn aangebracht, die overgaan in dicht boven de messen (27) geplaatste dekplaten (29) .

11. Inrichting volgens een der voorafgaande 30 conclusies, met het kenmerk, dat de geleidings-stang (25) verend aan de doorn (18) vastzit. 8203704