NL8300907A

NL8300907A - Inrichting voor het afscheiden van de vleesdelen van het borststuk van geslacht gevogelte.

Info

Publication number: NL8300907A
Application number: NL8300907A
Authority: NL
Original assignee: Stork Pmt
Priority date: 1983-03-11
Filing date: 1983-03-11
Publication date: 1984-10-01
Also published as: US4567624A; DK87284A; NO155953C; CA1214010A; DK155414C; BR8401080A; DK155414B; NO840905L; SU1386015A3; JPS59169441A; ATE25183T1; JPH0443610B2; AU2509484A; EP0118963B1; AU557442B2; EP0118963A1; HU191594B; HUT36692A; DK87284D0; DE3462216D1

Description

*.............“*· 825137/Timmers

Korte aanduiding: Inrichting voor het afscheiden van de vleesdelen van het borststuk van geslacht gevogelte.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het afscheiden van de vleesdelen van het borststuk van geslacht gevogelte.

Hoewel er diverse inrichtingen bestaan waarmee het 5 vlees van de pootbeenderen van geslacht gevogelte kan worden verwijderd - zie bijv. het Amerikaanse octrooischrift 4.041.572 - bestaat er geen inrichting waarmee met een minimum aan vleesverlies (filetdelen) van het borstdeel van geslacht gevogelte van het borstbeen en de ribben kunnen 10 worden losgemaakt. Daar het borststuk van een vogel het smakelijkste en meest waardevolle vlees bevat is het van belang dat het fileren van het borststuk geschiedt met een minimum aan verlies van dit waardevolle vlees; in de praktijk geschiedt deze bewerking tot nu toe dan ook met 15 de hand, is echter een tijdrovende en dure bewerking. * i

De uitvinding beoogt een inrichting te verschaffen met behulp waarvan bovenbedoelde bewerking mechanisch kan j worden uitgevoerd. Een dergelijke inrichting omvat volgens de uitvinding een aantal in een middenlangsvlak verplaats-20 bare vlakke dragers elk met een draagrand en klemmiddelen voor het borststuk en met in de bewegingsrichting der dragers achtereenvolgens een daarboven gelegen geleiding, twee aan weerskanten van het middenlangsvlak opgestelde snijelementen voor het vormen van een snede aan weerskan-25 ten van het borstbeen, twee aan weerskanten van genoemd vlak opgestelde, in de bewegingsrichting der drager divergerende eerste schrapers voor het losmaken van de achterste filetdelen van ribben en borstbeen, twee aan weerskanten van genoemd vlak opgestelde, kleinere en onder een 30 kleinere hoek ten opzichte van dit vlak divergerende tweede schrapers voor het losmaken van de voorste filetdelen, en twee dicht op de beide drageroppervlakken aansluitende en onder een hoek met de bewegingsrichting der dragers staande schrapers voor het totaal lossen van de beide filet-35 helften van het borstbeen.

8300907 4 -Ψ 2

Bij het bewegen van de dragers komt het borststuk eerst onder de snijelementen die aan weerskanten van het borstbeen een insnijding vormen, waarna de eerste schrapers de achterste filetdelen van ribben en borstbeen los-5 maken en de tweede schrapers de voorste filetdelen losmaken. De laatst^schrapers ten slotte verwijderen de filetdelen van de drager.

De gehele bewerking geschiedt zeer efficiënt en vrijwel zonder vleesverlies, terwijl de verkregen filets geen 10 beenresten bevatten.

In een voorkeursuitvoeringsvorm draagt elke drager een uit het dragervlak uitstekende aanslagpen voor de borststukvoorzijde en zijn de tweede schrapers tegen veerwerking in van de dragers-weg beweegbaar opgesteld 15 en gekoppeld met een naar de eerste schrapers gerichte oploopnok die samenwerkt met de aanslagpen der respectievelijke daaronderdoor beweegbare dragers. De aanslagpen maakt het mogelijk de vogels op de juiste plaats op de dragers te leggen; bij het bewegen van de bovenrand 20 daarvan onder de oploopnok worden de tweede schrapers omhoog gedrukt zodat het borstbeen vrij daaronderdoor kan bewegen.

Bij voorkeur worden een invoergeleiding toegepast gevormd door een roterend aangedreven positioneringsrol 25 in combinatie met twee aan weerskanten van het snijmes opgestelde, in de bewegingsrichting der dragers divergerende, geleidebeugels.

De snijelementen worden bij voorkeur gevormd door roterend aangedreven messen en de klemmiddelen door een 30 paar aan de voorrand der drager opgestelde, dwars ten opzichte van het middenlangsvlak beweegbare en aan weerskanten van de aanslagpen gelegen bekken, welke bij voorkeur kunnen verdraaien rond een gemeenschappelijke scharnierpen en elk zijn voorzien van een van het midden 35 naar de buitenrand verlopende geleidegleuf die samenwerkt . met een stuurpen welke uitsteekt uit een stuurstang die aan de drager is gelegerd en naar de dragerrand is gericht.

8300907

«. V

3

Bij voorkeur draagt daarbij het naar buiten gerichte einde der stuurstang de aanslagpen.

Om de inrichting geschikt te maken voor het verwerken van zogenaamde "gesloten” borststukken - waarbij de beide 5 filetdelen nog door een borststukdeel met elkaar zijn verbonden - kan de drager een onder een scherpe hoek met de dragervoorrand staande en nabij de bekken uitmondende uitsparing zijn gevormd. Ook kunnen de beide dragerzijwanden nabij de klembekken zijn voorzien van een verdiept gedeel-10 te waarin de borststukzijdelen passen.

De laatste schrapers worden bij voorkeur gevormd door van schroefvertanding voorziene roterend aangedreven schraperro11en.

De respectievelijke dragers kunnen onderling gekop-15 peld en gemeenschappelijk aangedreven zijn geleid in een gestel dat is voorzien van geleidebanen voor de stuur-stangeinden. Daarbij zijn de dragers bij voorkeur in een cirkelvormige configuratie rond een gemeenschappelijke draaias opgesteld.

20 De uitvinding wordt toegelicht aan de hand van de tekening.

Fig. 1 is een zijaanzicht van een complete inrichting volgens de uitvinding; fig. 2 toont op grotere schaal en meer in detail de 25 belangrijkste onderdelen van deze inrichting; j fig. 3a en 3b verduidelijken het positioneren van een ! borststuk op een drager; fig. 4 is een perspektivische afbeelding van de belangrijkste onderdelen van de inrichting volgens de uit-30 vinding; fig. 5 is een gedeeltelijk aanzicht-gedeeltelijk doorsnede van de dragers met de klemmiddelen; fig. 6 is eveneens een half aanzicht-half doorsnede daarvan; 35 fig.7a t/m 7e tonen een met de inrichting volgens de uitvinding bewerkt borststuk in de verschillende stadia der bewerking.

8300907 i | — - — - - — - -—----:-: ' ; * 4

In fig. 1 is de gehele inrichting aangegeven met het verwijzingscijfer 1? de inrichting bestaat uit een gestel 2 dat via de poten 3, 4 rust op de bodem 5. Onder het gestel iis aangebracht een afvoerhand 6 voor het afvoeren van 5 de met de inrichting gevormde kipfilets; de na het behandelen van de filets overblijvende borstbeendelen en rib-resten worden opgevangen in de verzamelbak 7 en door vacuumzuigen via de leiding 8 afgevoerd. Uiteraard kan hier ook een transportband worden toegepast.

10 De afgebeelde inrichting omvat twaalf, onderling ge koppelde, vlakke dragers 9a t/m 91_ die met bouten 10 zijn vastgezet op een centraal draagwiel 11, dat is vastgezet op de as 12. De as 12 is middels de legers 13 roterend gelegerd in het vaste framedeel 14; het aseinde 15 wordt via 15 een, schematisch aangegeven, geschikte overbrenging 16 aangedreven door de motor 17 (zie fig. 5 en 6).

Elke drager heeft aan de voorrand een paar naar elkaar toe en van elkaar af beweegbare bekken 18a, 18b.

Zij scharnieren rond de as 19 en zijn elk in het onder deze 20 as gelegen deel voorzien van een geleidegleuf 20a, 20b.

In deze geleidegleuf past een geleidepen 21 die uitsteekt uit een stuurstang 22, welke aan het andere einde een ge-leiderol 23 draagt, die kan draaien rond de pen 24 en samenwerkt met een tweetal geleidebanen 25, 26, die vast 25 aan het frame zijn bevestigd. Met deze constructie wordt bereikt dat bij het roteren van de dragers 9a...91^ in het frame de respectievelijke stuurstangen 22 bestuurd in radiale richting naar binnen en naar buiten worden bewogen en daarmee de bekken 18a-18b in bepaalde standen 30 der bijbehorende drager worden geopend en gesloten.

De stuurstang 22 zet zich voorbij de geleidepen 21 voort in een naar boven uitstekend gedeelte 27 dat uitloopt in een versmald deel 28 en een dubbele functie vervult: enerzijds als aanslag voor het borststuk en ander-35 zijds als stuurnok voor de nog te bespreken tweede schraper oppervlakken.

8300907 .

• <* 5

Aangrenzend aan de aanslagpen 27-28 en de bekken 18a-18b heeft elke drager een versmald gedeelte 29 waarin het voorste gedeelte van een borststuk past. Fig. 3a toont hoe het borststuk op de drager wordt gepositioneerd: het 5 wordt met het open voordeel tegen de aanslagpen 27-28 gelegd en, daar de geleidebanen 25, 26 zodanig zijn gevormd dat de bekken 18a-18b der dragers die, zoals in fig. 1 gezien links liggen, open zijn, past het borststuk bij het aandrukken ervan tegen de pen 27-28 tussen de, dan open, 10 bekken. Bij het verder bewegen van de drager sluiten de bekken zich doordat de stuurstang 22 naar het wielcentrum wordt getrokken - ook de aanslag 27-28 beweegt dan radiaal naar binnen. Het inleggen van de borststukken 30 kan met de hand geschieden doch ook door middel van een geschikt j 15 uitgevoerd aanvoermechanisme.

De elementen waarmee de filetdelen van ribben en borstbeen worden losgemaakt zijn in detail weergegeven in de«fig. 2 en 4. Ze zijn, gezien in de bewegingsrichting der dragers - aangegeven met de pijl 31 - de volgende: 20 een boven de dragers opgestelde geleiderol 32 met twee zijflenzen 32a, 32b en een verdiept gedeelte 32c. Deze rol wordt aangedreven door de aandrijving 34 in de richting van de pijl 35. Daarop volgen twee dicht bij elkaar opgestelde snijmessen 36a, 36b (dan wel een enkel mes met 25 geschikte snijkanten) die door middel van de aandrijving 37 roterend om de as 38 in de richting van de pijl 39 worden aangedreven. Naast deze snijmessen zijn opgesteld twee eerste schrapers 40a, 40b met in de bewegingsrichting 31 divergerende, gebogen oppervlakken gevolgd door twee 30 tweede, kleinere schraperoppervlakken 41a, 41b die bestaan uit de zijoppervlakken van een enkel blokvormig deel 42 dat is bevestigd aan de geleidestang 43 en is geleid in het huis 44 waarin deze stang in de richting van de pijl 45 staat onder inwerking van een niet getekende veer. De 35 met de stang 43 verbonden dwarspen 46, geleid in het sleufgat 47, bepaalt de afstand waarover het blok 42 kan bewegen.

8300907 ê « 6

Het blok 42 draagt een langwerpig aanslagelement 48 waarin een langwerpige groef 49 is gevormd waarin het aan-slagpendeel 28 past; in deze groef bevindt zich een uitwisselbare aanslag 50. Wanneer de pen 28 in contact komt 5 met deze aanslag 50 worden de schrapers 41a, 41b tegen veer-werking in geheven.

Aan weerskanten van de roterende snijmessen 36a, 36b en boven de schrapers 40a, 40b is de stangvormige geleiding 51 aangebracht, die de de messen afschermende be-10 schermbeugel 52 draagt; aan weerskanten van de messen is voorts nog een schraper 53 geplaatst voor het schoon houden der mesoppervlakken.

Ten slotte is aan weerskanten van de drager een cilindrische door een transmissie 54 roterend aangedreven en 15 van omtreksvertanding voorziene schraper 55a, 55b opgesteld. Pig. 1 toont een uitvoeringsvorm waarin deze schraper verticaal is geplaatst en fig. 4 een uitvoeringsvorm waarin in de aandrijfas een kruiskoppeling 56a, 56b is opgenomen wat de mogelijkheid geeft de stand van de schraper door 20 verdraaiing van de geleiding 57a, 57b naar wens onder een bepaalde hoek met de draaginrichting in te stellen.

De werking van de inrichting wordt mede toegelicht aan de hand van de fig. 7a t/m 7e en is als volgt:

Na het opleggen van een borststuk 30 op een drager 25 (in fig. 2: de drager 9e) wordt de voorzijde 60 van het borststuk bij het verder bewegen der drager gegrepen door de bekken 18a, 18b (zie fig. 3a). Bij het verder bewegen van de drager 9e komt het borststuk 30 eerst onder de druk- en positioneringsrol 32 met de drukvlakken 32a, 32b en wordt 30 daardoor tegen de drager gedrukt; in fig. 2 is deze stand aangegeven met 30'. Bij het daaropvolgend passeren van de snijmessen 36a, 36b worden in de rugzijde van het borststuk twee overlangs verlopende insnijdingen 61, 62 gemaakt (zie fig. 7b) en vrijwel tegelijkertijd beginnen de schra-35 pers 40a, 40b de delen 63, 64 van het borststuk (zie fig.7c) weg te schrapen. Wanneer het voorste gedeelte 60 van het borststuk de kleine schrapers 41a, 41b bereikt worden de delen 65 en 66 (zie fig. 7d) los geschraapt. Bij het verder 8300907 • ·* 7 bewegen van de drager met de borststukdelen, die nu aan weerskanten van de drager hangen terwijl het borstbeen met j de ribben zich op de drager bevindt, bereikt de punt 28 de j aanslag 50 en drukt via deze de schrapers 41a, 41b omhoog 5 zodat de voorrand daarvan over de borstbeendelen 67 heen wordt getold.

Het op de drager rustend borstbeen 67 met ribben 68 en links en rechts de filetdelen 63, 65 resp. 64, 66 bereikt nu de van omtreksvertanding voorziene, roterende, 10 schrapers 55a, 55b die nauw en verend op de zijvlakken van de drager aansluiten en de filetdelen van ribben en borstbeen scheiden. De filetdelen vallen omlaag tot op de transportband 6 en worden afgevoerd; de beendelen blijven aan de drager hangen totdat zij de aan de onderzijde van de 15 inrichting opgestelde schrapers 69a, 69b bereiken waarmee ze van de drager worden afgeschraapt; ze vallen dan in de opzamelhouder 7 en worden via de leiding 8, bij voorkeur door middel van een vacuumzuiginrichting, afgevoerd-

Een inrichting als bovenomschreven met de beschreven 20 dragers is geschikt voor het verwerken van zogenaamde "open" borststukken, doch de inrichting kan ook geschikt worden gemaakt voor het verwerken van zogenaamde "gesloten" borststukken. Fig. 3b toont hoe met een geschikte modificatie van de dragers - waarvan er een is aangegeven met 25 het verwijzingscijfer 9le - dergelijke borststukken kunnen worden verwerkt. De dragers zijn in elk van hun voorrand i voorzien van een uitsnijding 70 voor het opnemen van het : gesloten deel 71 van het borststuk 72; de aanslagpen 73 is in dit geval niet inzinkbaar doch vast aan de drager be-30 vestigd. Bij het verwerken van dergelijke borststukken is de werking van de inrichting overigens gelijk aan die als bovengenoemd omschreven.

- Conclusies - | 8300907

Claims

1. Inrichting voor het afscheiden van de vleesdelen van het borststuk van geslacht gevogelte, gekenmerkt door een aantal in een middenlangsvlak verplaatsbare vlakke dragers elk met een draagrand en klemmiddelen voor het 5 borststuk en met in de bewegingsrichting der dragers achtereenvolgens een daarboven gelegen geleiding, twee aan weerskanten van het middenlangsvlak opgestelde snijelementen voor het vormen van een snede aan weerskanten van het borstbeen, twee aan weerskanten van genoemd vlak opgestelde, in de 10 bewegingsrichting der drager divergerende eerste schrapers voor het losmaken van de achterste filetdelen van ribben en borstbeen, twee aan weerskanten van genoemd vlak opgestelde, kleinere en onder een kleinere hoek ten opzichte van dit vlak divergerende tweede schrapers voor het losmaken 15 van de voorste filetdelen, en twee dicht op de beide drager-oppervlakken aansluitende en onder een hoek met de bewegingsrichting der dragers staande schrapers voor het totaal lossen van de beide filethelften van het borstbeen.

2. Inrichting volgens conclusie l,met het 20 kenmerk, dat elke drager een uit het dragervlak uitstekende aanslagpen voor de borststukvoorzijde draagt, de tweede schrapers tegen veerwerking in van de dragers weg beweegbaar zijn opgesteld en zijn gekoppeld met een naar de eerste schrapers gerichte oploopnok die samenwerkt met de 25 aanslagpennen der respectievelijke daaronder doorbewegende, dragers.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2,met het kenmerk , dat de invoergeleiding wordt gevormd door een roterend aangedreven positioneringsrol.

4. Inrichting volgens conclusie 3, gekenmerkt door twee, aan weerskanten van het snijmes opgestelde, in de bewegingsrichting der dragers divergerende geleide-beugels. 8300907 Λ «r

4 v

5. Inrichting volgens conclusies 1-4, met het kenmerk , dat de snijelementen worden gevormd door roterend aangedreven messen.

6. Inrichting volgens conclusies 1-5, met het 5 kenmerk, dat de klemmiddelen worden gevormd door een paar aan.de voorrand der drager opgestelde, dwars ten opzichte van het middenlangevlak beweegbare en aan weerskanten van de aanslagpen gelegen bekken.

7. Inrichting volgens conclusie 6, m e t het 10 kenmerk, dat de beide bekken kunnen verdraaien rond een gemeenschappelijke scharnierpen en elk zijn voorzien van een van het midden naar de buitenrand verlopende ge-leidegleuf die samenwerkt met een stuurpen welke uitsteekt uit een stuurstang die aan de drager is gelegen en naar de 15 dragerrand is gericht.

8. Inrichting volgens conclusie 7, m e t het kenmerk , dat het naar buiten gerichte einde der stuurstang de aanslagpen draagt.

9. Inrichting volgens conclusies 1-8,met het 20 kenmerk, dat in de drager een onder een scherpe hoek met de dragervoorrand staande en nabij de bekken uitmondende uitsparing is gevormd. j

10. Inrichting volgens conclusies 1-9, m e t h et kenmerk , dat de beide dragerzijwanden nabij de 25 klembekken zijn voorzien van een verdiept gedeelte.

11. Inrichting volgens conclusies 1-10, m e t h e t kenmerk , dat de op de dragerzijvlakken aansluitende schrapers worden gevormd door van schroefvertanding voorziene roterend aangedreven schraperrollen.

12. Inrichting volgens conclusies 1-11, met het kenmerk , dat de respectievelijke dragers onderling gekoppeld en gemeenschappelijk aangedreven zijn geleid in een gestel dat is voorzien van geleidebanen voor de stuurstangeinden.

13. Inrichting volgens conclusie 12,m e t het kenmerk , dat de dragers in een cirkelvormige configuratie rond een gemeenschappelijke draaias zijn opgesteld. 83 0 0 9 0 7