NL1001058C2 - Inrichting voor het openen van de lichaamsholte van een geslachte vogel. - Google Patents

Description

Inrichting voor het openen van de lichaamsholte van een geslachte vogel

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het vanaf de aarsopening openen van de lichaamsholte van een geslachte vogel.

Bij een bekende inrichting van dit type wordt een 5 tweedelige bol in de aarsopening van de vogel gestoken, waarna één helft van de bol inwendig in de richting van de borstpunt van de vogel wordt bewogen. Aan de naar de huid van de vogel gekeerde zijde van de bolhelft bevindt zich een mes, dat tijdens de beweging van de bolhelft de huid door-10 snijdt.

Deze bekende inrichting bezit een aantal nadelen. Op de eerste plaats kan niet worden voorkomen, dat in sommige gevallen het mes tevens darmen mee doorsnijdt, waardoor de darminhoud vrijkomt en de vogel besmet. Op de tweede plaats 15 wordt het mes snel bot, zodat voor een goede werking van de inrichting het mes veelvuldig moet worden vervangen. Op de derde plaats kan deze bekende inrichting niet goed rekening houden met vogels van verschillende afmetingen. Wanneer een zeer kleine vogel moet worden geopend kan het voorkomen, dat 20 het mes de borstpunt van de vogel doorsnijdt, hetgeen ongewenst is. Bij een vogel daarentegen, die groter is dan gemiddeld, wordt de snede niet ver genoeg doorgevoerd, zodat de vogel onvolledig geopend wordt.

De uitvinding beoogt een inrichting voor het vanaf de 25 aarsopening openen van de lichaamsholte van een geslachte vogel te verschaffen, waarmee deze nadelen op eenvoudige, doch niettemin doeltreffende wijze zijn opgeheven.

Hiertoe wordt de inrichting volgens de uitvinding gekenmerkt door een via de aarsopening in de richting van de 30 borstpunt in de lichaamsopening brengbaar spanorgaan voor het vanaf de binnenzijde aangrijpen op de huid van de vogel en een op de wijze van een schaar met dit spanorgaan samenwerkend openknipdeel. Het spanorgaan wordt via de aarsopening in de richting van de borstpunt in de lichaamsopening 35 van de vogel gebracht en spant op deze wijze de huid tussen de aarsopening en de borstpunt. Vervolgens wordt het open- 1001058 2 knipdeel bekrachtigd, waardoor de huid van de vogel tussen de aarsopening en de borstpunt wordt opengeknipt. Met behulp van het spanorgaan vindt een reproduceerbare plaatsing van de vogel ten opzichte van het openknipdeel plaats, zodat 5 ervoor kan worden gezorgd dat de gemaakte opening zich telkens over het gehele gewenste traject (vanaf de aarsopening tot aan de borstpunt) uitstrekt. Tevens wordt voorkomen, dat een ongewenste beschadiging van de darmen plaatsvindt, aangezien het spanorgaan vlak onder de huid, en derhalve tussen 10 de darmen en de huid in, in de lichaamsopening van de vogel wordt gestoken. De beweging van het openknipdeel wordt bepaald door de plaats van het spanorgaan, zodat ook het openknipdeel de darmen niet zal raken. Ten slotte wordt door de knippende bewerking een lagere slijtage van de onderdelen 15 van de inrichting verkregen, met name het openknipdeel, zodat vervanging hiervan, vergeleken met het mes van de bekende inrichting, aanzienlijk minder vaak hoeft plaats te vinden.

Overeenkomstig een gunstige uitvoeringsvorm van de 20 inrichting volgens de uitvinding geldt, dat het spanorgaan bestaat uit twee naast elkaar gelegen corresponderende plaatdelen die tussen zich in een spleet vrijlaten voor het opnemen van het openknipdeel. De beide plaatdelen spannen van binnen uit de huid van de geslachte vogel tussen de 25 aarsopening en de borstpunt op. Het openknipdeel zal tijdens het openen van de lichaamsholte tussen de beide plaatdelen omlaagbewegen, waarbij de beide plaatdelen aan weerszijden van het openknipdeel de huid blijven ondersteunen. Op deze wijze kan het openknippen van de lichaamsopening op optimale 30 wijze worden uitgevoerd, zonder dat bijvoorbeeld een verschuiving van de huid zal optreden.

Constructief geniet een uitvoeringsvorm van de inrichting de voorkeur, waarbij het spanorgaan de vorm bezit van een stang met een eerste zich in hoofdzaak evenwijdig 35 aan zijn aanbrengrichting uitstrekkend achterste gedeelte en een hierop aansluitend, een zodanige hoek hiermee makend voorste gedeelte, dat de convexe zijde van de stang zal aangrijpen op de huid van de vogel. Met behulp van het een hoek makende voorste gedeelte wordt het spanorgaan in de aarsope- 1 0 0 1 0 5 8 3 ning van de te bewerken vogel gestoken. Wanneer vervolgens het spanorgaan aan de binnenzijde van de huid in de richting van de borstpunt wordt bewogen zorgt het voorste gedeelte voor het geleidelijk opspannen van de huid. De convexe vorm 5 van de stang is hierbij aangepast aan de anatomie van de vogel.

Verder geniet het in dit kader de voorkeur, dat de punt van het voorste gedeelte van het spanorgaan stomp is uitgevoerd. Een dergelijke stompe punt bezit een tweetal .

10 voordelen. Enerzijds wordt hierdoor voorkomen, dat de punt van het spanorgaan door de darmen prikt, terwijl anderzijds het beschadigen van met name kleine vogels ter plaatse van de borstpunt wordt voorkomen. Bij een kleine vogel zal de stompe punt de borstpunt oprekken, zodat tijdens het active-15 ren van het openknipdeel de borstpunt buiten bereik daarvan zal blijven.

Verder wordt een bijzondere uitvoeringsvorm van de inrichting genoemd, waarbij het spanorgaan en het openknipdeel zijn aangebracht op de omtrek van een roterende bewer-20 kingsinrichting, waarbij de spaninrichting en het openknipdeel in radiale richting ten opzichte van de bewerkingsin-richting beweegbaar zijn en het openknipdeel bovendien ten opzichte van de bewerkingsinrichting verzwenkbaar is. Een dergelijke roterende bewerkingsinrichting wordt bij het be-25 werken van geslachte vogels op grote schaal toegepast. Veelal werkt een dergelijke bewerkingsinrichting samen met een hangtransporteur, waarmee de vogels hangend aan hun poten worden getransporteerd. De baan van de hangtransporteur valt hierbij samen met een gedeelte van de omtrek van de bewer-30 kingsinrichting, zodat aldaar door de bewerkingsinrichting bewerkingen op passerende vogels kunnen worden uitgevoerd.

In het algemeen draagt een dergelijke bewerkingsinrichting regelmatig over zijn omtrek verdeeld een aantal spanorganen en hiermee samenwerkende openknipdelen.

35 Wanneer een dergelijke roterende bewerkingsinrichting wordt toegepast, kan deze verder voorzien zijn van samenwerkende curverollen en curvebanen op het spanorgaan en het openknipdeel respectievelijk de bewerkingsinrichting voor het realiseren van de radiale beweging en verzwenking van 1001058 4 het spanorgaan respectievelijk het openknipdeel. Op zichzelf zijn curvebanen en hiermee samenwerkende curverollen voor het realiseren van de meest uitlopende bewegingen bekend.

Ten slotte wordt de mogelijkheid genoemd, dat positi-5 oneringsmiddelen voor het ten opzichte van het spanorgaan positioneren van een te bewerken vogel zijn toegepast. Dergelijke positioneringsmiddelen zorgen ervoor, dat een vogel tijdens het openen van de lichaamsholte een stationaire positie ten opzichte van het spanorgaan en het openknipdeel.

10 bezit. Met name is dit essentieel op het moment, dat het spanorgaan in de aarsopening wordt gestoken, aangezien op een dergelijk moment de aarsopening een precies bepaalde positie dient te bezitten.

De uitvinding wordt hierna nader toegelicht aan de 15 hand van de tekening, waarin een uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting volgens de uitvinding is weergegeven.

Fig. 1 toont, schematisch, in doorsnede een gedeelte van een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding, en 20 Fig. 2 toont op grotere schaal een doorsnede volgens de lijn II-II in fig. 1.

In fig. l is schematisch een gedeelte van de langs-doorsnede weergegeven van een inrichting voor het openen van de lichaamsholte van een geslachte vogel. De getoonde in-25 richting vormt een om een centrale as 1 roterende bewer-kingsinrichting. Deze bewerkingsinrichting werkt, op op zichzelf bekende wijze, samen met een hangtransporteur 2 die is voorzien van op de poten van een geslachte vogel aangrij-pende draaghaken 3. De beweging van de hangtransporteur 2 en 30 de rotatie van de bewerkingsinrichting wordt gesynchroniseerd door een bovenste gedeelte 4 van de bewerkingsinrichting. Dit behoort tot de normale kennis van een deskundige op dit gebied, zodat een nadere toelichting overbodig is.

Regelmatig over zijn omtrek verdeeld bezit de bewer-35 kingsinrichting radiale geleidingen 5 langs welke sledes 6 heen en weer beweegbaar zijn. Elke slede 6 draagt een curve-rol 7 die samenwerkt met een curvebaan 8 die is gevormd in een stationaire kern 9 van de bewerkingsinrichting.

De slede 6 draagt een spanorgaan 10 dat, zoals zicht- 1001058 5 baar is in fig. 2, bestaat uit twee naast elkaar gelegen stangen met elk een voorste gedeelte 10' en een achterste gedeelte 10". De stangen 10 zijn elk via een verbindings-plaat 11 verbonden met de slede 6.

5 Er is ook een uitvoeringsvorm denkbaar waarbij slechts één stang 10 is toegepast.

Met behulp van een scharnieras 12 ligt tussen de beide verbindingsplaten 11 een plaatvormig openknipdeel 13 opgesloten. Op de achterzijde van dit openknipdeel 13 is op-10 nieuw een curverol 14 gemonteerd, die samenwerkt met een curvebaan 15 in de stationaire kern 9.

Tot de bewerkingsinrichting behoren verder verticale geleidingen 16, een stationair hierop aangebrachte op zichzelf bekende U-vormige beugel 17 en een langs de geleiding 15 16 op en neer beweegbare positioneerplaat 18, die voor zijn op-en-neerbeweging is voorzien van een curverol 19 die samenwerkt met een curvebaan 20 welke is gevormd in een stationaire kern 21.

De inrichting werkt als volgt: 20 Een geslachte vogel (niet getoond) die met zijn poten hangend aan een draaghaak 3 van de hangtransporteur 2 wordt aangevoerd, wordt, met zijn rug naar de centrale as 1 van de inrichting gekeerd, met zijn beide poten aan weerszijden van de U-vormige beugel 17 geplaatst. Tijdens de rotatiebeweging 25 van de inrichting volgt de curverol 19 van de positioneer-plaat 18 de curvebaan 20, zodanig dat de plaat 18 omhoog wordt bewogen en op de onderzijde van de poten van de vogel aangrijpt en de vogel aldus met zijn onderlijf stevig tegen de U-vormige beugel 17 drukc. Hierdoor vindt een exact be-30 paald positioneren van de vogel plaats.

Tevens zal ten gevolge van de rotatie van de inrichting om de centrale as 1 door een samenwerking tussen de curverol 7 van de slede 6 en de in de stationaire kern 9 gevormde curvebaan 8 de slede 6 (als gezien in fig. l) naar 35 links bewegen zodat de stangen 10 met hun uiteinde (dat is voorzien van een stompe punt 22) in de aarsopening van de vogel worden gestoken. Langs het hellende voorste gedeelte 10' wordt de huid van de vogel tussen de aarsopening en de borstpunt opgespannen. De opgespannen stand van de huid is 1001058 6 schematisch door de stippellijn 24 in fig. 2 weergegeven. In het algemeen zal de slede 6 zover worden verplaatst, totdat gegarandeerd wordt dat, ongeacht van de afmeting van de te bewerken vogel, de stompe punten 22 van de stangen 10 in 5 aangrijping komen met de borstpunt van de vogel.

Het is wellicht overbodig om op te merken, dat de radiale positieverandering van de curvebaan 8 ten opzichte van de centrale as 1 telkens gelijk is aan de radiale positieverandering van de curvebaan 15, waarin de curverol 14.

10 loopt die zorgt voor een verzwenking van het openknipdeel 13 om de scharnieras 12.

Wanneer in overeenstemming met het voorgaande de als spanorgaan fungerende stangen 10 de huid van de vogel hebben opgespannen bereikt de curverol 14 een oplopend gedeelte van 15 de curvebaan 15, waardoor het openknipdeel 13 om de scharnieras 12 wordt verzwenkt. Hierdoor beweegt het openknipdeel 13 in de richting van de zich tussen de beide stangen 10 uitstrekkende spleet 23 (zie fig. 2). Door de samenwerking tussen het openknipdeel 13 en de beide stangen 10 wordt al-20 dus de huid vanaf de aarsopening tot aan de borstpunt van de vogel opengeknipt. De eindpositie, die de stangen 10 en het openknipdeel 13 na het openknippen van de lichaamsopening van de vogel bereiken, is weergegeven aan de rechterzijde van fig. 1. Zichtbaar is, dat de radiale positie van de 25 stangen 10 en het openknipdeel 13 ten opzichte van de centrale as 1 is veranderd, zodanig dat ze op een grotere afstand van de as liggen. Bovendien is het openknipdeel 13 omlaaggezwenkt tussen de beide stangen 10. Tevens is aan deze zijde van fig. l zichtbaar dat de positioneerplaat 18 30 omhoog is bewogen.

Nadat aldus de lichaamsopening van de vogel is opgeknipt bewegen alle onderdelen terug naar hun uitgangspositie, waarna de betreffende draaghaak 3 het met een deel van de omtrek van de bewerkingsinrichting corresponderende ge-35 deelte van zijn baan verlaat en de vogel wegvoert van de bewerkingsinrichting.

De uitvinding is niet beperkt tot de in het voorgaande beschreven uitvoeringsvorm, die binnen het door de conclusies bepaalde kader van de uitvinding op velerlei wijze 1001058 7 kan worden gevarieerd.

1001058

Claims (7)

1. Inrichting voor het vanaf de aarsopening openen van de lichaamsholte van een geslachte vogel, gekenmerkt door een via de aarsopening in de richting van de borstpunt in de lichaamsopening brengbaar spanorgaan voor het vanaf de 5 binnenzijde aangrijpen op de huid van de vogel en een op de wijze van een schaar met dit spanorgaan samenwerkend open-knipdeel.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het spanorgaan bestaat uit twee naast elkaar gelegen 10 corresponderende plaatdelen die tussen zich in een spleet vrijlaten voor het opnemen van het openknipdeel.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het spanorgaan de vorm bezit van een stang met een eerste zich in hoofdzaak evenwijdig aan zijn aanbrengrich- 15 ting uitstrekkend achterste gedeelte en een hierop aansluitend, een zodanige hoek hiermee makend voorste gedeelte, dat de convexe zijde van de stang zal aangrijpen op de huid van de vogel.

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, 20 dat de punt van het voorste gedeelte van het spanorgaan stomp is uitgevoerd.

5. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het spanorgaan en het openknipdeel zijn aangebracht op de omtrek van een roterende bewerkingsinrich- 25 ting, waarbij de spaninrichting en het openknipdeel in radiale richting ten opzichte van de bewerkingsinrichting beweegbaar zijn en het openknipdeel bovendien ten opzichte van de bewerkingsinrichting verzwenkbaar is.

6. Inrichting volgens conclusie 5, gekenmerkt door 30 samenwerkende curverollen en curvebanen op het spanorgaan en het openknipdeel respektievelijk de bewerkingsinrichting voor het realiseren van de radiale beweging en verzwenking van het spanorgaan respektievelijk het openknipdeel.

7. Inrichting volgens conclusie 5 of 6, gekenmerkt 35 door positioneringsmiddelen voor het ten opzichte van het spanorgaan positioneren van een te bewerken vogel. 1001058