NL8005582A

NL8005582A - Vormsluiteenheid.

Info

Publication number: NL8005582A
Application number: NL8005582A
Authority: NL
Original assignee: Hehl Karl
Priority date: 1979-10-25
Filing date: 1980-10-09
Publication date: 1981-04-28
Also published as: IT1134004B; GB2061807A; US4315728A; IT8025531A0

Description

t? 1

Vorms lui teenhei d.

De uitvinding betreft een vormsluiteenheid van een kunststof-spuitgietmachine met een horizontale aan één eind op de vaste vormdrager afgesteunde draagbalk voor de beweegbare vormdrager alsook met twee in hoogte verstelbare leisloffen 5 die afsteunen op rails van het machinevoetstuk en aangrijpen op de beweegbare vormdrager.

Bij een dergelijke vormsluiteenheid bekend uit het Amerikaanse octrooischrift 3.674.400 zijn de in hoogte verstelbare leisloffen verend afgesteund op de vormdrager. Een derge-10 lijke afsteuning brengt steeds een aanzienlijke belasting van de draagbalk en van de bijbehorende glijlegers in de vormdrager met zich mee. Dergelijke belastingen leiden in het bijzonder bij doorlopend bedrijf tot slijtageverschijnselen en vermoeiingsverschijn-selen in het materiaal, zodat de levensduur van de belaste delen 15 nadelig beïnvloed wordt.

De onderhavige uitvinding beoogt een dergelijke hierboven genoemde vormsluiteenheid zodanig verder te ontwikkelen, dat door middel van leisloffen met een hoge levensduur, die geen onderhoud vereisen, de draagbalken zowel van hun draagfunctie 20 alsook van hun geleidingsfunctie ontdaan zijn.

Dit doel wordt overeenkomstig de uitvinding hierdoor bereikt, doordat de leisloffen elk twee ongeveer vertikaal ten opzichte van elkaar staande glijvlakken bezitten en met een vertikale centreerflens door middel van een orgaan met schroef-25 draad gedrukt kunnen worden tegen een centreervlak van de vormdrager, welk orgaan voorzien van schroefdraad met speling gaat door de centreerflens, en dat elke leislof bij een verminderde of toegenomen axiale voorspanning van het orgaan voorzien van schroefdraad door middel van een op de leislof aangrijpend en met een 30 horizontaal been van de valdrager in schroefdraadverbinding staan 8005582 2 verstelorgaan in vertikale richting verstelbaar is.

Een dergelijke uitvoering heeft het voordeel dat de fabrikagekosten aanzienlijk verminderd worden. De organen van de leisloffen kunnen genormaliseerd worden. Hierdoor zijn 5 ze uitwisselbaar. Het is alleen nodig de vormdrager te voorzien van dienovereenkomstige zijdelingse, eveneens genormaliseerde uitstekende delen, waarop de centreervlakken van de vormdrager en de schroefdraad voor het ingrijpen van het orgaan voorzien van schroefdraad zich bevinden. De leisloffen hebben een grote tole-10 rantie ten aanzien van eventueel noodzakelijke zijdelingse verplaatsingen van de rails van het machinevoetstuk ten opzichte van de bewegingsbaan van 'de vormdrager zonder dat noemenswaardige kantelmomenten de loopfunctie van de leisloffen nadelig beïnvloeden.

Het uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding zal 15 thans nader worden toegelicht aan de hand van de beschrijving en bijgevoegde tekening, waarbij: figuur 1 een zijaanzicht is van de op het machinevoetstuk van de kunststof-spuitgietmachine geplaatste vormsluit-eenheid; 20 figuur 2 een aanzicht is van de vormsluiteenheid in de richting a in figuur 1 zonder de vaste vormdrager en zonder de gietvorm met een doorsnede over de draagbalk; figuur 3 op vergrote schaal een detail van figuur 2 weergeeft; 25 figuur 4 de opstelling volgens figuur 2 in een over 90°gedraaide stand weergeeft; figuur 5 de vormsluiteenheid op een trek-spuit-gietmachine weergeeft.

De horizontale draagbalken 117 worden aan één 30 eind opgenomen door een montageplaat 112 van de hydraulische aan-drijfcilinder 113 en aan het andere eind door de vaste vormdrager lil. De montageplaat 112 en de vormdrager 111 zitten vast op het machinevoetstuk 115. De zuigerstang 118 van de hydraulische aan-drijfcilinder 113 sluit onmiddellijk aan op de beweegbare vorm-35 drager 110 en kan met behulp van deze hydraulische aandrijfcilinder 8005532 ft i 3 in de richting van de vaste vormdrager 111 "bewogen worden om de gietvorm 155, 156 te sluiten. De draagbakken 117 zijn gelegerd in bussen 122 van de vormdrager 110. Twee in hoogte verstelbare leisloffen van de vormdrager 110 steunen op rails 119 van het 5 machinevoetstuk 115· De leisloffen 121 grijpen direkt aan op de beweegbare vormdrager 110. Zij liggen buiten het geprojecteerde vlak van deze vormdrager en zijn door middel van een vertikale centreerflens 121 a centreerbaar op de vormdrager 110. Voor het cèntreren wordt het centreervlak 137 van de centreerflens 121a 10 met behulp van organen 13^ voorzien van schroefdraad aangedrukt tegen een plat vlak van het uitstekend gedeelte 110b van de vormdrager 110. Als organen voorzien van schroefdraad worden schroefbouten gebruikt. Deze gaan met speling 130 door de centreerflens 121a. Zij staan met het uitstekend gedeelte 110b van de vormdra-15' ger 110 in een schroefdraadverbinding. De in de centreerflens 121a met speling 131 verzonken koppen hiervan steunen hierop af. Elke leislof 121 kan bij een verminderde of bij grote axiale voorspan-ning van het van schroefdraad voorziene orgaan 123 naar mate de speling 130, 131 versteld worden in een vertikaal vlak. Hier-20 bij kan een vertikale verstelling plaatsvinden door een vertikaal verstelorgaan 125, dat is uitgevoerd als een pen voorzien van schroefdraad, dat met een horizontaal been 110a van het uitstekend deel 110b van de vormdrager 110 in een schroefdraadverbinding staat en dat op het bovenvlak 1kk .van de leislof 121 aangrijpt.

25 De van schroefdraad voorziene pen is in zijn ingestelde stand geborgd door een contramoer iko. Het uitstekend gedeelte 110 b heeft een rechthoekige doorsnede en loopt evenwijdig en symmetrisch ten opzichte van het diagonaal x-y van de vormdrager 110. Zowel de horizontale drager 110a alsook een vertikaal been 110c vormen de 30 uitstekende balk van het uitstekend deel 110b. Het naar de leislof 121 toegekeerd plat vlak 152 van de drager 110a en het betreffend vlak 152a van het been 110c gaan via een vertikaal ten opzichte van het opspanvlak 1^9 van de vormdrager lopend ribbevlak 153 in elkaar over. Dit vlak 153 loopt vertikaal ten opzichte van het 35 diagonaal x-y. Twee vertikaal ten opzichte van elkaar staande C A ‘1 ^ ^ s 2 4 vlakke glijvlakken van elke leislof 121 zijn versterkt met een glijlaag 151, respectievelijk 151a van een hoog polymeermateriaal. Beide glijlagen worden gevormd door vormstaliele banden, die uitwisselbaar zijn opgenomen in dienovereenkomstige uitsparingen 5 van de leislof. Voor de vormstabiele banden komen hoog polymere materialen in aanmerking, die enerzijds een uiterst kleine wrijvingscoefficient en anderzijds een relatieve grote vormstabili-teit bij drukbelasting bezitten. De horizontale laag 151 en de vertikale laag 151a liggen elk aan tegen een overeenkomstig, 10 met een harde staalband 120, respectievelijk 120b versterkt glij-vlak van de bijbehorende rails 119. De leislof 121 is uitgevoerd als een aan twee zijden symmetrisch vormlichaam. Het ene symmetrie-vlak a - a loopt evenwijdig aan het opspanvlak 149 van de vorm-drager (figuur 4). Het andere symmetrievlak b - b (figuur 3) 15 loopt evenwijdig aan de diagonaal x - y van deze vormdrager 110.

Op het vertikale been 141b van de leislof 121 grijpt eveneens een verstelorgaan 125a aan, dat in een schroefdraadverbinding staat met het vertikale been 110c van het uitstekend deel 110b. Het bovenvlak 144 van de leislof 121 en het van de rails 119 afgekeerd 20 vlak van het been 121b gaan via een vertikaal ten opzichte van het opspanvlak 149 lopend vlak 154 in elkaar over. Dit vlak 154 loopt evenwijdig aan het ribbevlak 153 en bevindt zich op geringe afstand hiervan. De vertikale eentreerflens 121a bezit een ongeveer rechthoekig centreervlak 137, dat overgaat in het vlak 154, dat een 25 rechte hoek hiermee maakt. Het uitstekend deel 11 Oh neeft een rechthoekige doorsnede. Het symmetrievlak hiervan loopt evenwijdig aan het symmetrievlak b - b van de leislof 121. Aan beide zijden van het symmetrievlak a - a steekt de leislof 121 zodanig uit, dat zijn afmeting in de glijrichting c - c meer dan dubbel zo groot 30 is als de betreffende afmeting van het uitstekend deel 110b. Het centreervlak 137 van de centreerflens 121a ligt in het vlak van het opspanvlak 149 van de vormdrager 110. Als verstelorganen 125, 125a worden van schroefdraad voorziene pennen gebruikt. Elke leislof 121 kan met behulp van de vertikale van schroefdraad voorziene pen 35 in vertikale richting versteld worden. Dit betekent dat een ver- * 0 ^ z % s / 'V V v w L·.

V * 5 stelling van de van schroefdraad voorziene pen leidt tot een verhoogde of verminderde belasting van de leislof in vertikale richting. Op dezelfde wijze leidt een verstelling van de horizontale van schroefdraad voorziene pen (verstelorgaan 125a) tot een 5 verhoogde of verkleinde zijdelingse belasting van de leislof 121 ter plaatse van zijn vertikaal been 121b. Een optimale instelling wordt verkregen, wanneer de leisloffen 121 zodanig in vertikale en horizontale richting belast en zodoende de draagbalken 117 dienovereenkomstig ontlast zijn, dat deze laatste geen draagfunctie 10 en geen geleidingsfunctie hebben. In een dergelijk geval zijn de draagbalken 117 in hoofdzaak alleen nog op axiale trek en druk belast, doordat zij de in de vormsluiteenheid optredende, evenwijdig aan de middenas d - d gerichte drukken, in het bijzonder de sluit-druk opnemen. Hierdoor worden niet alleen de geleidingsorganen 15 van de beweegbare vormdrager 110 gespaard en zodoende de levensduur verhoogd, maar ook nog de nauwkeurigheid van de geleiding van de beweegbare vormdrager in een ten opzichte van de vaste vormdrager 111 evenwijdige stand vergroot. Dit is een belangrijk vereiste voor een exact op elkaar drukken van de gietvormhelften bij de 20 fabrikage van spuitgietstukken met een zeer grote maatnauwkeurig-heid voor horloges, meetgereedschappen en dergelijke. De gewenste instelling wordt verkregen met behulp van een aftastinrichting 50, waarmee de afwijking van de afgesteunde vormdrager 110 van een ten opzichte van de vaste vormdrager 111 evenwijdige en ten opzichte 25 van de middenas d - d concentrische stand kan worden gemeten.

Bij het instellen van de verstelelementen 125 , 125a oriënteert men zich op de meetresultaten van de aftastinrichting 50. Hierbij worden de verstelelementen telkens onder oriëntering op de meetresultaten van de aftastinrichting zo lang versteld, tot de 30 beweegbare vormdrager 110 ongeveer de gewenste evenwijdigheid ten opzichte van de vaste vormdrager 111 en de gewenste concentrische stand ten opzichte van de middenas d - d bezit en aldus de draagbalken 117 volledig ontlast zijn. De aftastinrichting 50 is gecentreerd in de centreeropening 45 van de vaste vormdrager 111, 35 die overgaat in de opening 46 voor de plastificeercilinder van ö ö u 5 ΰ v i 6 de spuitgieteenheid. Voor het centreren dient een in de centreer-opening 45 opgenomen opneempasstuk 47, waarin een houder 48 voor de aftastinrichting 50 draaibaar is gelegerd· Een konische opneem-as 50a van de aftastinrichting is opgenomen in een paszitting van 5 de houder 48 en draagt de meetklok 50b, Aan de kopzijde is op het huis van de meetklok 50b een slede 50c aangebracht, waarin een meettaster 50b verschuifbaar is gelegerd. De zwenkbaar gelegerde meetvoe^.eB0e van de meettaster 50d kan naar keuze op het binnen-mantelvlak van de centreeropening 51 van de beweegbare vormdrager 10 110 of op het opspanvlak hiervan voor het aftasten aangebracht zijn. In het eerste geval wordt de concentrische stand, in het laatstgenoemde geval de evenwijdigheid van de beweegbare vormdrager gemeten. Hierbij wordt de vormdrager belast met een gewicht, dat overeenkomt met een gemiddelde belasting van de gietvorm.

15 In figuur 5 is duidelijk gemaakt dat de lei slof f en 121 op dezelfde wijze voor het afsteunen en geleiden van de vormdrager 110a van een kunststof-spuitgietmachine van het trekkende type gebruikt kunnen worden zoals voor de vormdrager 110 van een kunststof-spuitgietmachine van het perstype (figuren 20 1 tot 4). Bij de spuitgietmachine volgens figuur 5 is een als vaste vormdrager lila dienend cietvormstuk vast gelegerd op het machine-voetstuk 115, 119. In het vormstuk zijn de hydraulische aandrijf-cilinder voor het opwekken van de sluitdruk voor de spuitgietvorm 155, 156 aangebracht. De beweegbare vormdrager 110a zit vast op 25 de zuigerstangen 117a van de hydraulische aandrijfcilinder. Deze is via de leisloffen 121 afgesteund op de glijrails 119 van het machinevoetstuk 115.

Bij het perstype van een kunststof-spuitgietmachine volgens de figuren 1 tot 4 wordt, zoals blijkt uit figuur 1, de 30 beweegbare vormdrager 110 met behulp van één enkele in de middenas d - d aangebrachte hydraulische cilinder 113 via de zuigerstang 118 aangedreven. De hydraulische aandrijfcilinder 113 is via een montageplaat 112 vast verbonden met het machinevoetstuk 115.

Q, A 0 λ M 9 S w v v ^ "

Claims

1. Vormsluiteenheid van een kunststof-spuit-gietmachine met horizontale, aan één eind op de vaste vormdra-ger afjesteunde draagbalken voor de beweegbare vormdrager, als- 5 ook twee in hoogte verstelbare leisloffen, die afsteunen op rails van het machinevoetstuk en aangrijpen op de beweegbare vormdrager, met het kenmerk, dat de leisloffen (121) elk twee ongeveer vertikaal ten opzichte van elkaar staande glijvlakken (151, 151a) bezitten en met een vertikale centreerflens (121a) door middel 10 van een van schroefdraad voorziene element (123) aangedrukt kunnen worden tegen een centreervlak (137) van de vormdrager (110), welk van schroefdraad voorziene element (123) met speling gaat door de centreerflens (121a), en dat elke leislof (121) bij een kleinere of hogere axiale voorspanning van het van schroefdraad 15 voorziene element (123) in vertikale richting verstelbaar is door middel van een op de leislof (121) aangrijpend en met een horizontaal been (110a) van de vormdrager (110) in schroefdraad-verbinding staand verstelorgaan (125).

2. Vormsluiteenheid volgens conclusie 1, 20 met het kenmerk, dat het ene glijvlak (151a) gevormd wordt door een ongeveer vertikaal been (151b) van de leislof (121) en dat op dit been (151b) een verstelorgaan (125a) aangrijpt, dat met een vertikaal been (110c) van de vormdrager (110) in een schroefdraadverbinding staat, waarbij de benen (110a, 110c) delen 25 zijn van een ongeveer diagonaal (x - y) lopend uitstekend deel (110) van de vormdrager (110).

3. Vormsluiteenheid volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de naar de leislof (121) toegekeerde vlakken (152, 152a) van de benen (110a, 110c) in elkaar overgaan via een 30 vertikaal ten opzichte van het opspanvlak (149) van de vormdrager (110) en ongeveer vertikaal ten opzichte van de diagonalen (x-y) verlopend ribbevlak (153).

4. Vormsluiteenheid volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het in het vlak van het opspanvlak (149) van 35 de vormdrager (110) liggend, ongeveer rechthoekig aanlegvlak van de centreerflens (121a) overgaat in een vlak (154) van de leislof (121), dat evenwijdig aan en op afstand van het ribbevlak (153) loopt.

5. Vormsluiteenheid volgens één der voorgaande 5 conclusies, met het kenmerk, dat de leislof (121) een vormlichaam is met twee symmetrievlakken (a - a; b - b), waarvan een symmetrie-vlak (b - b) ongeveer evenwijdig loopt aan de diagonalen (x - y) van de vormdrager (110).

6. Vormsluiteenheid volgens één der voorgaande 10 conclusies, met het kenmerk, dat het symmetrievlak (a - a) van de leislof (121) in het middenvlak van het in doorsnede rechthoekig uitstekend deel, echter buiten het grondvlak van de vormdrager (110) ligt en in de glijrichting (c - c)(in figuur 4) meer als dubbel zo lang is als het uitstekend deel (110b) breed is.

7. Vormsluiteenheid volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het glijvlak (151, respectievelijk 151a) van de leislof (121) gevormd wordt door een vooraf vervaardigde band van een hoog polymeermateriaal, dat uitwisselbaar is gelegen in een verdieping van de leislof (121) en dat 20 het tegen het glijvlak (151, respectievelijk 151a) van de leislof (121) aanliggend glijvlak van de rails (119) gevormd wordt door een stalen band (120, respectievelijk 120b).

8. Vormsluiteenheid volgens één der voorgaande conclusies, gekenmerkt door een aftastinrichting (48 - 51) voor 25 het vaststellen van een afwijking van een ten opzichte van de vaste vormdrager (111) evenwijdige en ten opzichte van de middenas (d - d) van de vormsluiteenheid concentrische stand van de afgesteunde opspanplaat (110).

9. Vormsluiteenheid volgens conclusie 8, 30 met het kenmerk, dat de aftastinrichting is gecentreerd in de centreeropening (45) van de vaste opspanplaat (111) met behulp van een opneempasstuk (47) en een in het opneempasstuk (47) draaibaar gelegerde houder (48) en aan de kopzijde voorzien is van een slede (50e), waarin een meettaster (50b) met een meetvoeler (50e) 35 verschuifbaar is gelegerd. 3005502 • *

10. Vormsluiteenheid volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de meetvoeler (50e) aangebracht kan worden op het binnenmanteIvlak van de centreeropening (51) van de afgesteunde vormdrager (110) of op het opspanvlak (149) van deze 5 vormdrager.

11. Vormsluiteenheid in hoofdzaak zoals beschreven in de beschrijving en/of weergegeven in de tekeningen. 8 0 0 5 5 S 2