NL8003805A - Werkwijze ter bereiding van microporeuze holle vezels. - Google Patents

Werkwijze ter bereiding van microporeuze holle vezels. Download PDF

Info

Publication number
NL8003805A
NL8003805A NL8003805A NL8003805A NL8003805A NL 8003805 A NL8003805 A NL 8003805A NL 8003805 A NL8003805 A NL 8003805A NL 8003805 A NL8003805 A NL 8003805A NL 8003805 A NL8003805 A NL 8003805A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
fibers
hollow
precursor
swelling agent
fiber
Prior art date
Application number
NL8003805A
Other languages
English (en)
Other versions
NL190053C (nl
NL190053B (nl
Original Assignee
Celanese Corp
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Celanese Corp filed Critical Celanese Corp
Publication of NL8003805A publication Critical patent/NL8003805A/nl
Publication of NL190053B publication Critical patent/NL190053B/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL190053C publication Critical patent/NL190053C/nl

Links

Classifications

    • DTEXTILES; PAPER
    • D01NATURAL OR MAN-MADE THREADS OR FIBRES; SPINNING
    • D01DMECHANICAL METHODS OR APPARATUS IN THE MANUFACTURE OF ARTIFICIAL FILAMENTS, THREADS, FIBRES, BRISTLES OR RIBBONS
    • D01D5/00Formation of filaments, threads, or the like
    • D01D5/24Formation of filaments, threads, or the like with a hollow structure; Spinnerette packs therefor
    • D01D5/247Discontinuous hollow structure or microporous structure
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B01PHYSICAL OR CHEMICAL PROCESSES OR APPARATUS IN GENERAL
    • B01DSEPARATION
    • B01D67/00Processes specially adapted for manufacturing semi-permeable membranes for separation processes or apparatus
    • B01D67/0002Organic membrane manufacture
    • B01D67/0023Organic membrane manufacture by inducing porosity into non porous precursor membranes
    • B01D67/0025Organic membrane manufacture by inducing porosity into non porous precursor membranes by mechanical treatment, e.g. pore-stretching
    • B01D67/0027Organic membrane manufacture by inducing porosity into non porous precursor membranes by mechanical treatment, e.g. pore-stretching by stretching
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B01PHYSICAL OR CHEMICAL PROCESSES OR APPARATUS IN GENERAL
    • B01DSEPARATION
    • B01D69/00Semi-permeable membranes for separation processes or apparatus characterised by their form, structure or properties; Manufacturing processes specially adapted therefor
    • B01D69/08Hollow fibre membranes
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B01PHYSICAL OR CHEMICAL PROCESSES OR APPARATUS IN GENERAL
    • B01DSEPARATION
    • B01D71/00Semi-permeable membranes for separation processes or apparatus characterised by the material; Manufacturing processes specially adapted therefor
    • B01D71/06Organic material
    • B01D71/26Polyalkenes
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B01PHYSICAL OR CHEMICAL PROCESSES OR APPARATUS IN GENERAL
    • B01DSEPARATION
    • B01D71/00Semi-permeable membranes for separation processes or apparatus characterised by the material; Manufacturing processes specially adapted therefor
    • B01D71/06Organic material
    • B01D71/26Polyalkenes
    • B01D71/261Polyethylene
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B01PHYSICAL OR CHEMICAL PROCESSES OR APPARATUS IN GENERAL
    • B01DSEPARATION
    • B01D71/00Semi-permeable membranes for separation processes or apparatus characterised by the material; Manufacturing processes specially adapted therefor
    • B01D71/06Organic material
    • B01D71/72Macromolecular compounds obtained otherwise than by reactions only involving carbon-to-carbon unsaturated bonds, not provided for in a single one of the groups B01D71/46 - B01D71/70 and B01D71/701 - B01D71/702
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B01PHYSICAL OR CHEMICAL PROCESSES OR APPARATUS IN GENERAL
    • B01DSEPARATION
    • B01D2323/00Details relating to membrane preparation
    • B01D2323/15Use of additives
    • B01D2323/16Swelling agents
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y10TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC
    • Y10TTECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER US CLASSIFICATION
    • Y10T428/00Stock material or miscellaneous articles
    • Y10T428/29Coated or structually defined flake, particle, cell, strand, strand portion, rod, filament, macroscopic fiber or mass thereof
    • Y10T428/2913Rod, strand, filament or fiber
    • Y10T428/2933Coated or with bond, impregnation or core
    • Y10T428/2935Discontinuous or tubular or cellular core

Landscapes

  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Chemical Kinetics & Catalysis (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Textile Engineering (AREA)
  • Manufacturing & Machinery (AREA)
  • Separation Using Semi-Permeable Membranes (AREA)
  • Artificial Filaments (AREA)
  • External Artificial Organs (AREA)
  • Manufacture Of Porous Articles, And Recovery And Treatment Of Waste Products (AREA)

Description

Werkwijze ter bereiding van microporeuze holle vezels.
Microporeuze holle vezels zijn in de techniek algemeen bekend evenals de voordelen, die daarmee kunnen worden verkregen. Bijvoorbeeld bezitten microporeuze holle vezels een groter specifiek oppervlak per eenheidsvolume dan een vlakke 5 foelie met een analoge poreuze configuratie indien gebruikt in een scheidingsapparaat. Bijgevolg kunnen zij leiden tot een vermindering van de voorbehandelingseisen van apparaten, waarin zij worden toegepast, welke apparaten worden gebruikt voor de filtratie en een verscheidenheid van andere toepassingen. Lage voor-10 behandelingseisen zijn in het bijzonder van betekenis bij de scheiding van menselijk bloed in plasma en de cellulaire componenten daarvan, gewoonlijk aangeduid als bloedplasmaferese, omdat de regels vereisen dat niet meer dan ongeveer 500 ml van het totale bloed buiten het lichaam mag zijn op een willekeurige gegeven 15 tijd gedurende een piasmaferese-procedure.
Centrifugeringstechnieken worden momenteel gebruikt voor de meeste piasmaferetische toepassingen. Deze technieken worden echter op een discontinue basis uitgevoerd en vertonen verscheidene nadelen met betrekking tot de behandelings-20 duur, de kosten, de doeltreffendheid en de veiligheid.
Bijgevolg vormt de toepassing van de membraan-filtratietechnologie voor de continue stroom-plasmaferese als een alternatief voor bestaande centrifugale technieken het onderwerp van voortgaande onderzoekingen.
25 Waargenomen is dat wanneer bloed stroomt in nauwe kanalen, zoals een holle vezel, de rode bloedcellen de neiging vertonen te migreren naar de as van de weg onder achterlating van een "cel-arme" laag bij de omtrek daarvan. Indien de wand van het 800 3 8 05 2 <* kanaal permeabel is (bijvoorbeeld een microporeuze membraan) kan plasma worden verzameld zonder aantasting (beïnvloeding) van de cellen. In een dergelijk systeem werken twee krachten op de bloedcellen. De eerste is een "sleepkracht", die de neiging ver-5 toont de cellen naar de filtrerende wand te trekken, terwijl de tweede kracht een "afstotingskracht" is, die de cellen beweegt naar de as van het kanaal. Indien de afstotingskracht, die een functie is van de afschuivingsgraad van het systeem, hoger is dan de sleepkracht wordt het contact van de cellen met het filtreren-10 de oppervlak zo klein mogelijk gehouden en kan het plasma gemakkelijk worden verzameld.
Teneinde een microporeuze holle vezel geschikt bruikbaar te doen zijn bij plasmaferese-toepassingen moet de porie-grootte, porie-dichtheid, dikte en structuur van de vezel 15 worden geregeld teneinde een filtratie van slechts het bloedplasma te bewerkstelligen bij een aanvaardbare filtratiesnelheid.
Dit vereist dat de holle vezel een porie-grootte bezit, die groot genoeg is om de plasmaproteïen-moleculen door de vezelwand te laten bewegen en die toch voldoende klein is om de doorgang 20 van de bloedcellen daardoorheen te voorkomen. Bovendien moeten de mechanische eigenschappen van de microporeuze holle vezel voldoende zijn om een breuk te voorkomen van de vezelwand bij het gedurende de procedure toegepaste transmembraan-drukverschil.
Behalve plasmaferese-procedures zijn er een aan-25 tal andere- scheidingen, die noodzakelijk zijn bij zekere industriële bewerkingen, waarbij holle vezelmembranen van het type, waarop de uitvinding betrekking heeft, eveneens met voordeel kunnen worden toegepast. Bij al deze toepassingen is de proceseconomie in sterke mate afhankelijk van de transportsnelheid van 30 „ de verschillende componenten door de vezelwand en van het vermogen van de vezelwand een onderscheid te maken tussen de verschillende componenten. Dat wil zeggen dat een doeltreffende holle-vezel-membraan niet alleen een hoge permeabiliteit of transport-snelheid moet vertonen, maar eveneens een hoge graad van selecti-35 viteit moet bezitten. De tekortkomingen van de holle vezels volgens de stand der techniek spitsen zich voornamelijk toe op het 800 3 8 05 φ· 3 onvermogen een aanvaardbaar evenwicht van mechanische eigenschappen, selectiviteit en permeabiliteit te bereiken.
Zo bezitten bijvoorbeeld cellulose- en polycar-bonaat-membranen in het algemeen slechte mechanische eigenschappen 5 en breken deze betrekkelijk gemakkelijk.
Er is een grote verscheidenheid van technieken bekend voor het verlenen van een poreuze structuur aan polymere vezels of foelies. Zo beschrijft bijvoorbeeld het Amerikaanse oc-trooischrift 3.839.516 een werkwijze ter bereiding van een micro-]0 poreuze foelie door een oplosmiddel-strek-techniek, die gebaseerd is op dezelfde algemene principes als die van de onderhavige uitvinding voor de ontwikkeling van een microporeuze structuur in een holle vezel. Dit Amerikaanse octrooischrift is echter gericht op foelies en niet op holle vezels. Bijgevolg is niet ingezien dat 15 de oriënteringsgraad van de precursor van de holle vezel, die microporeus wordt gemaakt volgens de onderhavige uitvinding, moet worden geregeld teneinde deze op een continue basis verwerkbaar te maken en de permeabiliteit daarvan te regelen en te verbeteren. Verbeteringen van het oplosmiddel-strek-foeliesproces volgens het 20 Amerikaanse octrooischrift 3.839.516 zijn beschreven in de Ameri-. kaanse octrooiaanvrage Serial en de Amerikaanse octrooiaanvrage Serial . Deze Amerikaanse octrooi aanvragen vermelden echter eveneens niet dat het van belang is te voorzien in een precursor van een holle vezel met een gespecifi-25 ceerde oriënteringsgraad.
Het Amerikaanse octrooischrift 4.055.702 beschrijft een werkwijze, waarbij met elkaar verbonden microholten worden gevormd in een vaste vezel en de microholten worden geïmpregneerd met variërende toevoegsels. Dit wordt bewerkstelligd door trekken 30 in de koude van een ongetrokken of een gedeeltelijk getrokken smelt-gesponnen vezel, gevormd uit een polyester, polyamide, propeen of polyetheen met hoge dichtheid in tegenwoordigheid van een niet-oplosmiddelzwelvloeistof of een dampvormig trekmedium ter verkrijging van een plaatselijke vermindering van de diameter van 35 de vezel. De temperatuur van het trekmedium moet echter liggen beneden de effectieve glasovergangstemperatuur van de vezel. Boven- 800 3 8 05 4 dien worden trekmedia, die de ongetrokken vezel in een hoeveelheid van meer dan ongeveer 2 % van het droge volume doen zwellen, als ongeschikt beschouwd. Uit dit Amerikaanse octrooischrift blijkt eveneens dat niet het belang is ingezien van de moleculaire oriën-5 tering van de precursor-vezel.
Het Amerikaanse octrooischrift 3.325.342 beschrijft een werkwijze, waarbij een niet-kristallijne, ongeoriënteerde gesponnen vaste polyamide-vezelgaren wordt behandeld in een waterig zwelmiddel, teneinde een kristallijnheid te ontwikkelen, 10 en vervolgens wordt getrokken teneinde het garen te kristalliseren. Het getrokken garen vertoont een lagere dichtheid dan het ongetrokken garen als gevolg van de aanwezigheid van microscopische holten, gevormd door het zwelmiddel gedurende de kristallisatie-trap. Niet vermeld wordt of deze microholten met elkaar verbonden 15 zijn, hetgeen essentieel is bij de onderhavige uitvinding. Bovendien is de gesponnen vezel, die wordt getrokken, ongeoriënteerd enniet-kristallijn, welke beide omstandigheden onaanvaardbaar zijn bij de onderhavige uitvinding.
Geen enkele van de bovengenoemde octrooischriften 20 beschrijft de bereiding van een opencellen bevattende, micro-poreuze, holle vezel als verkregen volgens de werkwijze van de uitvinding.
De uitvinding voorziet in een werkwijze ter bereiding van microporeuze, opencellen bevattende, holle vezels op 25 een discontinue zowel als in het bijzonder op een continue basis, die een verbeterd evenwicht van selectiviteit, permeabiliteit en mechanische sterkte bij een betere verwerkbaarheid vertonen.
De uitvinding voorziet eveneens in microporeuze, opencellen bevattende holle vezels, die gebruikt kunnen worden als 30 scheidingsmembranen.
De uitvinding voorziet verder in microporeuze, open cellen bevattende holle vezels, die in het bijzonder geschikt kunnen worden gebruikt bij plasmaferese-toepassingen.
Deze en andere doeleinden en aspecten van de uit-35 vinding zullen duidelijk worden uit de onderstaande beschrijving.
Volgens êën aspect voorziet de uitvinding in een 800 3 8 05 * 5 werkwijze ter bereiding van open cellen bevattende, micro-poreuze holle vezels, hierdoor gekenmerkt, dat men (a) voorziet in een niet-poreuze holle precur-sor-vezel uit een polymeer, gekozen uit polyalkenen, polyacetalen, 5 polyamiden, polyesters, polyalkyleensulfiden en polyaryleen- oxyden, waarbij dit polymeer zowel een amorfe component als een kristallijne component bevat met een moleculaire oriënterings-graad, gekarakteriseerd door een dubbelbreking van ongeveer 0,0005 tot ongeveer 0,010, 10 (b) de holle precursor-vezels in contact brengt met een zwelmiddel, waarbij dit zwelmiddel omvat een niet-wate-rig oplosmiddel met een Hildebrand-oplosbaarheidsparameter bij of in de buurt van die van de polymere holle precursor-vezels, gedurende een voldoende lange tijd om de absorptie van het zwel-15 middel in de holle vezels mogelijk te maken, (c) de holle precursor-vezels strekt terwijl zij in contact zijn met het zwelmiddel, dat op een temperatuur is die hoger is dan de glasovergangstemperatuur van de precursor-vezel en het vriespunt van het zwelmiddel en lager is dan de 20 temperatuur, waarbij de precursor-vezel oplost, bij een st-rek-kingsgraad van ongeveer 150 tot ongeveer 400 %, gebaseerd op de begin-precursor-vezellengte, en een spanningssnelheid van ongeveer 5 tot ongeveer 150 %/minuut, en (d) het zwelmiddel uit de foelie verwijdert ter-25 wijl men de holle vezels in de gestrekte toestand houdt.
Volgens een ander aspect van de uitvinding wordt de boven beschreven werkwijze continu uitgevoerd.
Hieronder zullen voorkeursuitvoeringsvormen van de uitvinding worden beschreven.
30 De uitvinding voorziet in een werkwijze ter be reiding van microporeuze holle vezels, die een verbeterd evenwicht vertonen tussen de mechanische eigenschappen en de vloeistof-en gas-permeabiliteiten. De hier beschreven werkwijze voorziet in een niet-poreuze holle precursor-vezel met een specifiek gedefi-35 nieerde oriëntering, die vervolgens wordt blootgesteld aan een aantal behandelingsomstandigheden, die geregeld worden teneinde 800 3 8 05 6 de gewenste poreuze configuratie aan de holle precursor-vezel te verlenen. Door regeling van de precursorvezel-oriëntering kan het evenwicht tussen mechanische sterkte en permeabiliteit worden geregeld en de microporeuze holle vezels kunnen op con-5 tinue basis worden bereid.
Het zal duidelijk zijn dat bij de karakterisering van de microporeuze holle vezels volgens de uitvinding de poreuze of cellulaire vezelstructuren kunnen worden geklassificeerd in twee algemene types, namelijk een type, waarbij de poriën niet 10 met elkaar verbonden zijn, dat wil zeggen een gesloten celstructuur bezitten, en een ander type, waarbij de poriën in hoofdzaak met elkaar verbonden zijn via meer of minder kronkelende wegen, die zich kunnen uitstrekken van het ene buitenoppervlak of opper-vlakte-gebied tot het andere, dat wil zeggen een open celstruc-15 tuur bezitten. De poreuze holle vezels volgens de uitvinding zijn van het laatste type.
De ruime algemene eis ten aanzien van de polymeren, gebruikt ter bereiding van de holle precursor-vezel, toegepast bij de hier beschreven werkwijze, is dat zij tenminste twee componenten 20 moeten bevatten, waarvan de ene component een grotere affiniteit vertoont voor het gekozen zwelmiddel dan de andere componenten.
Bij voorkeur worden kristallijne materialen, die zowel een amorfe component als een kristallijne component bevatten, gebruikt. Het is de amorfe component, die wordt gemobiliseerd door het zwel-25 middel, waardoor de scheiding mogelijk wordt gemaakt tussen de kristalplaatjes (lamella). Bijgevolg zijn polymeren, die een procentuele kristallijnheid van tenminste 30 %, bij voorkeur tenminste 40 % en in het bijzonder tenminste 50 %, bijvoorbeeld ongeveer 50-90 %, vertonen, geschikt, omdat zij door hun aard twee 30 componenten bevatten.
De procentuele kristallijnheid wordt bepaald volgens de röntgenstralenmethode, beschreven door R.G. Quynn c.s., Journal of Applied Polymer Science, Vol. 2, No. 5, 166-173 (1959). Voor een uitvoerige bespreking van de kristallijnheid en de be-35 tekenis daarvan bij polymeren wordt verwezen naar Polymers and Resins, Golding (D. Van Nostrand, 1959).
800 3 8 05 4 7
Andere uit twee componenten of meer componenten bestaande holle precursor-vezels, die gebruikt kunnen worden, omvatten smelt-mengsels van twee of meer polymeren, waarvan er tenminste ëën, maar niet de overwegende hoeveelheid van het 5 mengsel, preferentieel wordt gezwollen door het gekozen zwel- middel. Voorbeelden van dergelijke smelt-mengsels.cmvatten mengsels van twee of meer van de volgende polymeren, namelijk poly-etheen, polypropeen, polyacrylonitril, polystyreen, polyamiden, polyesters en polyacetalen. Blokcopolymeren zijn eveneens bruik-10 baar bij de werkwijze volgens de uitvinding. Bij toepassing van dergelijke copolymeren moet het gekozen zwelmiddel preferentieel tenminste ëën, maar niet de overwegende hoeveelheid, van de soorten van de blokken in het copolymeer zwellen. Voorbeelden van dergelijke blokcopolymeren zijn polystyreen-poly-2-vinylpyridine, 15 polystyreen-polyacrylonitril, polymethacrylaat-polyvinylpyridine en polypropeen-polymethacrylaat.
Een belangrijke groep van kristallijne polymeren, dat wil zeggen synthetische harsachtige materialen, waarop de werkwijze volgens de uitvinding kan worden toegepast, zijn de 20 alkeenpolymeren, bijvoorbeeld polyetheen, polypropeen, poly-3- methylbuteen-1, poly-4-methylpenteen-l, zowel als copolymeren van propeen, 3-methylbuteen-l, 4-methylpenteen-l of etheen met elkaar of met kleine hoeveelheden van andere alkenen, bijvoorbeeld copolymeren van propeen en etheen, copolymeren van een over-25 wegende hoeveelheid 3-methylbuteen-l en een kleine hoeveelheid van een n-alkeen met rechte keten, zoals n-octeen-1, n-hexadeceen-1, n-octadeceen-1 of andere alkenen met betrekkelijk lange keten, zowel als copolymeren van 3-methylpenteen-l en willekeurige van dezelfde n-alkenen als hierboven genoemd in verband met 3-methyl-30 buteen-1. Deze polymeren in de vorm van holle precursor-vezels moeten in het algemeen een procentuele kristallijnheid van tenminste 30 %, bij voorkeur tenminste 40 7, en in het bijzonder ongeveer 50 tot ongeveer 90 % of hoger bezitten.
Bijvoorbeeld kan, wanneer polyetheen wordt ge-35 bruikt, een lineair polymeer met in het algemeen een gewichts- gemiddelde-molecuulgewicht tussen 50.000 en 800.000 en bij voorkeur 800 3 8 05 8 tussen 50.000 en 500.000 worden gebruikt. Wanneer propeen-homopolymeren worden gebruikt kan een isotactisch polypropeen met een procentuele kristallijnheid als hierboven aangegeven, een ge-wichtsgemiddelde-molecuulgewicht variërende van ongeveer 50.000 5 tot 750.000 en bij voorkeur van ongeveer 200.000 tot 500.000 en een smeltindex van ongeveer 0,1 tot ongeveer 75 worden toegepast.
De voorkeurspolymeren, die gebruikt worden voor de bereiding van de holle precursor-vezel, worden gekozen uit de ' boven beschreven groep van alkeenpolymeren op basis van het ver-10 tonen daarvan 'Van een aantal verschillende polymeer-eigenschap-pen, die omvatten de molecuulgewichtverdelingsverhouding (M /M^), de smeltindex (ASTM D-1238), de dichtheid (het polymeer moet bijvoorbeeld een homopolymeer zijn) en de kristallisatie-tijd.
Meer in het bijzonder genieten alkynpolymeren ]5 (dat wil zeggen polymeren, bereid door polymerisatie van alkeen-monomeren via hun onverzadiging), zoals polyetheen met een hoge smeltindex, dat wil zeggen niet minder dan ongeveer 3 en typisch van ongeveer 3 tot ongeveer 20, bij voorkeur van ongeveer 3 tot ongeveer 15 en in het bijzonder van ongeveer 3 tot ongeveer 8, 20 de voorkeur voor de bereiding van de holle precursor-vezels volgens de uitvinding. De hier gebruikte uitdrukking "smeltindex" wordt gedefinieerd als de waarde, verkregen bij de uitvoering van ASTM D-1238 onder omstandigheden van temperatuur, toegepaste belasting, tijdsintervallen en andere werk-variabelen, die daar-25 in zijn gespecificeerd, voor het speciale onderzochte polymeer. De bènedengrens van de smeltindex, dat wil zeggen ongeveer 3, kan verder worden verlaagd tot ongeveer 0,3 door toepassing van kiem-vormende middelen, die een compensatie verschaffen voor hét effect van de toepassing van lagere smeltindices beneden ongeveer 3 en 30 voor de neging van zekere polymeren om grote sferulieten te vormen.
Geschikte kiemvormende middelen moeten niet-reactief zijn met het polymeerhars onder de verwerkingsomstandig-heden, een hoog specifiek oppervlak en een kleine deeltjesgrootte 35 bezitten en gedispergeerd kunnen worden in de polymeermatrix. Bovendien moeten dergelijke middelen niet worden geagglomereerd wan- 800 3 8 05 9 neer men het maximale effect wenst te bereiken.
Representatieve voorbeelden van geschikte kiem-vórmende middelen zijn siliciumoxyde, diatomeeënaarde, titaan-dioxyde, kleisoorten, zouten van mono- en dicarbonzuren, colloï-5 daal polytetrafluorethyleen, dat wil zeggen polytetrafluor- ethyleen met een colloïdale deeltjesgrootte van ongeveer 0,5-1,0 micron, dat in de colloïdale toestand kan worden gedispergeerd, en mengsels daarvan.
Het kiemvormende middel kan eveneens zijn een 10 polyetheenhars met een lage smeltindex van ongeveer 0,1 tot ongeveer 3, in het bijzonder van ongeveer 0,4 tot ongeveer 1, en een nauwe molecuulgewichtverdelingsverhouding van ongeveer 1 tot ongeveer 3,5. Een dergelijk polymeer moet een grote hoeveelheid molecuulgewichtfracties in het traject van ongeveer 150.000 tot 15 ongeveer 200.000 bezitten. Bijgevolg zullen deze hoge molecuulgewichtfracties het eerst vast worden bij de afkoeling en aangenomen wordt dat deze voorzien in kiemvormingsplaatsen voor de vorming van kleine sferulieten. Daar een polyetheen-kiemvormend middel wordt gebruikt in kleine hoeveelheden resulteert dit in 20 een totaal evenwicht van polymeermengsel-eigenschappen, die gunstig zijn voor de holle microporeuze vezelstructuur volgens de uitvinding.
De kiemvormende middelen kunnen in het polymeer aanwezig zijn in een hoeveelheid, die typisch zal variëren van 25 ongeveer 0,01 tot ongeveer 10 %, bij voorkeur van ongeveer 0,01 tot ongeveer 1,0 % en in het bijzonder van ongeveer 0,01 tot ongeveer 0,5 gew.%, gebaseerd op het gewicht van het polymeer.
De kiemvormende middelen worden opgenomen en gedispergeerd in het polymeerhars onder toepassing van gebruikelijke 30 methodes, zoals menging daarvan met hars-pellets en daarnavol- gende smelt-extrusie van het mengsel onder hoge afschuif-omstan-digheden.
Anderzijds kan het polymeer worden opgelast in een geschikt oplosmiddel en het kiemvormende middel worden gedis-35 pergeerd in de oplossing. Het polymeer en kiemvormende middel worden vervolgens gecoprecipiteerd door afflitsen van het oplosmiddel 300 3 8 05 10 of door toevoeging van een niet-oplosmiddel. Het coprecipitaat wordt vervolgens afgefiltreerd en gedroogd.
De voorkeursalkeenpolymeren bezitten eveneens een brede molecuulgewichtverdelingsverhouding (Μ /M ) van niet 5 minder dan ongeveer 3,8, typisch van ongeveer 3,8 tot ongeveer 13 en bij voorkeur van ongeveer 6 tot ongeveer 12 (bijvoorbeeld ongeveer 8 tot ongeveer 12).
De molecuulgewichtverdelingsverhouding van een polymeer wordt bepaald door delen van het gewichtsgemiddelde-10 molecuulgewicht (M ) door het aantalgemiddelde-molecuulgewicht (M^) van een gegeven monster.
kan worden bepaald door gelpermeatiechromato-grafie onder gebruikmaking van o-dichloorbenzeen bij 145°C, zoals verder beschreven door J.F. Johnson en B.S. Porter, eds., 15 "Analytical Gel Permeation Chromatography", Wiley-Interscience, N.Y. (1968). Mn kan worden bepaald door eindgroepanalyse, zoals beschreven in 9 Encyclopedia of Polymer Science and Technology 184, Interscience Publishers (1967).
Op analoge wijze is het van voorkeur gebruik te 20 maken van alkeen-homopolymeren met een technisch zo hoog mogelijke dichtheid in plaats van copolymeren bij de bereiding van de- holle precursor-vezel, omdat de toepassing van homopolymeren met steeds hogere dichtheid de morfologische structuur van de daaruit bereide microporeuze holle vezels verslechtert. Wanneer polyetheen wordt 25 toegepast als het polymeer, dat gebruikt wordt voor de bereiding van de holle precursor-vezel, moet de dichtheid daarvan niet min- 3 der zijn dan ongeveer 0,960 g/cm en bij voorkeur ongeveer 0,962 3 tot ongeveer 0,965 g/cm bedragen. Deze dichtheidstrajecten zijn indicatief voor polyetheen-homopolymeren. De hier gebruikte uit- 3 30 drukking "dichtheid" wordt gedefinieerd als de waarde in gram/cm , die verkregen wordt bij de uitvoering van ASTM D-1505 op een speciaal polymeer.
De voorkeursalkeenpolymeren zullen bij voorkeur eveneens een kristallisatietijd boven zekere grenzen vertonen.
35 De kristallisatietijd wordt bepaald door verhitting van het polymeer op een temperatuur boven het smeltpunt (bijvoorbeeld 200°C
800 3 8 05 η voor polyetheen) en handhaving van deze temperatuur gedurende 1 minuut. Men laat het polymeer vervolgens afkoelen tot een van te voren bepaalde temperatuur (dat wil zeggen 120°C voor polyetheen) en deze temperatuur wordt gehandhaafd terwijl de tijd, 5 nodig voor het optreden van een kristallisatie, wordt bepaald door de differentiële aftastingscalorimetrie (DSC). Bij de DSC-analyse wordt de warmte, ontwikkeld gedurende de kristallisatie, afgezet als functie van de tijd. De tijd, die nodig is voor de DSC-curve om de piek te bereiken, wordt aangenomen als de kris-10 tallisatietijd.
Polymeren met steeds lagere kristallisatietijden zullen in het algemeen holle precursor-vezels geven, die steeds hogere permeabiliteitspotentialen vertonen. De kristallisatietijden voor polyetheen om de DSC-piek te bereiken bij een tempera-15 tuur van 120°C moeten minder zijn dan ongeveer 70 seconden en bij voorkeur ongeveer 10 tot ongeveer 40 seconden bedragen.
De aanwezigheid van gelen in het polymeer, dat gebruikt wordt voor de bereiding van de precursor-vezel, wordt bij voorkeur vermeden door smeltfiltratie.
20 Dit wordt bewerkstelligd door het hars, gebruikt voor de vorming van de precursorvezels, in gesmolten toestand vanuit een extrusie-apparaat te leiden door een geschikte filter, zoals een zeefpakveranderend middel ("a screen pack changer")
TM
(bijvoorbeeld 200 x 1200 mesh) of Dynalloy X-6 of X-7 filter
. s TM
25 (met openingen van respectievelijk 15 en 20 micron). Dynalloy X-6 en X-7 zijn kwaliteiten van filtermedia van het diepte-type, vervaardigd uit gesinterde metaalvezels, in de handel gebracht door Fluid Dynamics, Inc., of Cedar Knolls, N.J. Het filtermedium wordt bevestigd in een geschikt filterhouderorgaan en geplaatst 30 bij het uitlaat-uiteinde van een smeltextrusie-apparaat en voor de spindop. Voor de continue uitvoering wordt het filtermedium periodiek veranderd door overschakeling van de smeltstroom op een shunt-filter terwijl de uitgeputte filter wordt vervangen.
De gemiddelde gel-telling van het hars na de 35 filtratie wordt bepaald door extrusie van een 3 mil dikke vlakke foelie onder gebruikmaking van het gefiltreerde hars en telling 800 3 8 05 2 12 van het aantal gelen in een filmgebied van 90 inch door visueel onderzoek.
Het hars wordt smelt-gefiltreerd totdat het een lage gemiddelde gel-telling vertoont van niet groter dan ongeveer .. 2 5 2,0 en bij voorkeur van ongeveer 0 tot ongeveer 1,0 per 90 inch oppervlak van een geëxtrudeerd 3 mil dik foeiiemonster.
Het zal duidelijk zijn dat alkeenpolymeren, in het bijzonder polyetheen, die een of meer van de hierboven beschreven eigenschappen buiten de hier beschreven trajecten bezitten, 30 bij de werkwijze volgens de uitvinding kunnen worden gebruikt.
Dit heeft echter tot gevolg dat de permeabiliteit van de micro-poreuze holle vezel in toenemende mate lager wordt, terwijl andere speciale eigenschappen in toenemende mate gaan afwijken van de polymeereigenschap-trajecten, die de voorkeur genieten.
15 De harsen, die het meest de voorkeur genieten, zijn echter de snel kristalliserende homopolymeren met een hoge smeltindex en een hoge dichtheid met een brede molecuulgewicht-verdelingsverhoud ing.
Het homopolymeer ten gebruike bij de werkwijze 20 volgens de uitvinding, dat het meest de voorkeur geniet, is polyetheen met de hierboven aangegeven eigenschappen.
Hoewel de beschrijving en de voorbeelden in het bijzonder zijn gericht op de bovengenoemde alkeen-polymeren omvat de uitvinding eveneens de toepassing van de hoogmoleculaire ace-25 tal, bijvoorbeeld oxymethyleen, polymeren. Hoewel zowel acetal- homopolymeren als -copolymeren kunnen worden toegepast is het voor-keursacetalpolymeer een "ordeloos" oxymethyleencopolymeer, dat wil zeggen een copolymeer, dat zich herhalende oxymethyleen, dat wil zeggen -CH^-O-, eenheden, afgewisseld door -OR-groepen in 30 de hoofdpolymeerketen bevat, waarin R voorstelt een tweewaardige rest, bevattende tenminste 2 koolstofatomen, die direct met elkaar zijn verbonden en in de keten aanwezig tussen de twee valenties, waarbij eventuele substituenten aan de rest R inert zijn, dat wil zeggen dat zij geen storende functionele groepen bevatten en 35 geen ongewenste reacties zullen veroorzaken, en waarbij een overwegende hoeveelheid van de -OR-eenheden aanwezig zijn als enkel- 800 3 8 05 13 voudige eenheden, vastgehecht aan oxymethyleen-groepen aan elke zijde. Voorbeelden van voorkeurspolymeren omvatten copolymeren van trioxan en cyclische ethers, bevattende tenminste twee aangrenzende koolstofatomen, zoals de copolymeren, beschreven in het 5 Amerikaanse octrooischrift 3.027.352. Deze polymeren in vezelvorm kunnen eveneens een kristallijnheid van tenminste 30 %, bij voorkeur tenminste 40 % en in het bijzonder tenminste 50 %, bijvoorbeeld 50-60 %, of hoger bezitten. Verder bezitten deze polymeren een smeltpunt van tenminste 150°C en een aantalgemiddelde-molecuul-10 gewicht van tenminste 10.000. Voor een meer uitvoerige bespreking van acetal- en oxymethyleenpolymeren wordt verwezen naar Formaldehyde, Walkter, 175-191 (Reinhold, 1964).
Andere betrekkelijk kristallijne polymeren, die bij de uitvinding kunnen worden toegepast, zijn de polyalkeensul-15 fiden, zoals polymethyleensulfide en polyethyleensulfide, de poly-aryleenoxyden, zoals polyfenyleenoxyde, de polyamiden, zoals poly-hexamethyleenadipamide (nylon 66) en polycaprolactam (nylon 6), en polyesters, zoals polyethyleentereftalaat, polypropyleenterefta-laat, polybutyleentereftalaat, die alle in de techniek bekend zijn 20 en kortheidshalve hier niet verder zullen worden beschreven.
Het geschikte polymeer wordt omgezet in een holle precursor-vezel onder toepassing van een willekeurige in de techniek bekende methode, waarmee de gewenste oriënteringsgraad kan worden verschaft en die geschikt is voor het speciale gekozen polymeer 25 om daaraan een holle vezelconfiguratie te verlenen. Dergelijke methodes omvatten het nat spinnen, het nat spinnen in een droge straal, het droog spinnen en smeltspinnen. De voorkeursmethode is het smeltspinnen. Bij een smeltspintechniek laat men het gesmolten polymeer stromen door ëën of meer openingen (dat wil zeggen 30 stralen) van een spindop, die de gewenste continue holle configuratie aan de vezel kan verlenen. Bijvoorbeeld laat men bij een voorkeursuitvoeringsvorm de smelt stromen door een of meer ringvormige matrijzen met een holle naald, die uitsteekt in elk centraal gedeelte daarvan. Een gasvormige of vloeibare stroom wordt 35 vervolgens geleid door de naald wanneer de smelt wordt gepompt door de ringvormige matrijs, waardoor een holle configuratie aan de @»10 3 8 05 14 vezel wordt verleend.
De spinomstandigheden, waaronder de niet-poreuze holle precursor-vezel wordt bereid, zoals de straaldiameter, de extrusie-temperatuur, de luchtstroomsnelheid, de opwikkelsnelheid, 5 de koelsnelheid en de trekverhouding worden gedeeltelijk geregeld op een wijze, die voldoende is om een specifieke moleculaire oriënteringsgraad te verlenen aan de holle precursor-vezel.
De moleculaire oriënteringsgraad van de precursor-vezel wordt gekarakteriseerd in termen van de dubbelbreking, 10 die bepaald wordt volgens de procedures, beschreven in het Amerikaanse octrooischrift 3.683.188.
De dubbelbreking van de holle precursor-vezels wordt aldus op zodanige wijze geregeld, dat deze typisch ongeveer 0,0005 tot ongeveer 0,010, bijAoorkeur ongeveer 0,0008 tot onge-15 veer 0,005 en in het bijzonder ongeveer 0,001 tot ongeveer 0,003 bedraagt.
De speciale dubbelbreking, verleent aan de holle precursor-vezels, wordt gekozen in relatie tot de oplosmiddel-strekomstandigheden teneinde de verwerkbaarheid van de precursor-20 vezels en de permeabiliteit van de resulterende holle microporeuze vezels te regelen.
Bij toenemend hogere dubbelbrekingen van de precursor-vezel, bijvoorbeeld groter dan ongeveer 0,01, zal de vloeistof- en gas-permeabiliteit van de resulterende oplosmiddel-25 gestrekte holle microporeuze vezels in toenemende mate worden verminderd voor ieder gegeven stel van oplosmiddel-strek-omstandig-heden. Bij toenemend lagere dubbelbrekingen van de precursor-vezel, bijvoorbeeld minder dan ongeveer 0,0005, zullen de mechanische eigenschappen van de precursor-vezel in toenemende mate 30 worden verminderd tot een mate, waarbij deze zijn vermogen zal verliezen om een oplosmiddel-strekking te ondergaan onder continue behandelingsomstandigheden.
De procesomstandigheden van neertrekverhouding, opwikkelsnelheid en koelsnelheid zijn direct evenredig met de 35 moleculaire oriëntering van de precursor-vezel, terwijl de straaldiameter en de extrusietemperatuur omgekeerd evenredig zijn met 800 3 8 05 15 een dergelijke oriëntering.
In verband met het bovenstaande ligt de temperatuur, waarbij het polymeer wordt geëxtrudeerd, dat wil zeggen wordt smeltgesponnen (waarbij verondersteld wordt dat andere 5 spinvariabelen als hier beschreven worden toegepast), in het algemeen niet hoger dan ongeveer 150°C boven het smeltpunt van het polymeer en niet lager dan ongeveer 10°C boven het smeltpunt van het polymeer. Voor polyetheen kunnen dergelijke temperaturen variëren van ongeveer 170 tot ongeveer 270°C en bij voorkeur van 10 ongeveer 180 tot ongeveer 250°C.
De smeltspin- of smeltextrusie-trap van de werkwijze wordt uitgevoerd bij een betrekkelijk hoge "neertrekking" of "spintrek" verhouding. De toegepaste neertrekverhouding is een factor die in aanzienlijke mate bijdraagt aan de oriënterings-15 graad, die verleent wordt aan de holle precursor-vezel. De neertrekverhouding wordt gedefinieerd als de verhouding van de snelheid van de aanvankelijke opwikkelsnelheid van de holle vezels tot de lineaire extrusie-snelheid van het polymeer door de spin-dopopening. De neertrekverhouding, toegepast bij de werkwijze 20 volgens de uitvinding bij de bereiding van precursor-vezels uit een alkeenpolymeer, zoals polyetheen, is typisch ongeveer 20 tot ongeveer 200, bij voorkeur ongeveer 25 tot ongeveer 150 en in het bijzonder ongeveer 30 tot ongeveer 100. De opwikkelsnelheden, die gebruikt worden ter verkrijging van de vereiste neertrekver-25 houdingen, bedragen in het algemeen tenminste ongeveer 20 m/min., typisch ongeveer 30 tot ongeveer 200 m/min. en bij voorkeur ongeveer 50 tot 150 m/min. Typische matige afschuifkrachten worden ontwikkeld in het polymeermateriaal, die niet worden opgeheven voordat de vezel vast geworden is.
30 Meer in het bijzonder bepaalt de hoeveelheid van de residuale afschuifkrachten de oriëntering of dubbelhreking van de precursor-vezel. Dergelijke afschuifkrachten worden voornamelijk beïnvloed door de smelttemperatuur, de neertrekverhouding en de koelsnelheid. Bijgevolg is het mogelijk dat een precursor-35 vezel een lagere dubbelbreking vertoont bij hogere neertrekverhou-dingen en extrusietemperaturen dan verkregen zou worden bij toe- 800 3 8 05 16 passing van lagere extrusietemperaturen en analoge hoge neertrek-verhoudingen. De opwikkelsnelheid op zichzelf bepaalt niet de neertrekverhouding omdat dergelijke verhoudingen eveneens afhankelijk zijn van de extrusiesnelheden. De opwikkelsnelheid 5 * zal echter de dubbelbreking beïnvloeden omdat deze eveneens de koelsnelheden van de precursor-vezel beïnvloedt.
De luchtstroomsnelheid, dat wil zeggen de snelheid waarmee de lucht wordt geleid door de naald in het centrale gedeelte van de straalopening, zal variëren in afhankelijkheid 10 van het aantal straalopeningen in de spindop en‘wordt typisch ge- 3 regeld op ongeveer 0,05 tot ongeveer 10 cm /min./straalopening en ' 3 bij voorkeur ongeveer 0,05 tot ongeveer 5 cm /min./straalopening.
De temperatuur van de lucht wanneer deze de lucht-injectiespindop verlaat is typisch ongeveer dezelfde als de smelt-15 spintemperatuur van het polymeer.
De smeltgesponnen holle vezels worden bij voorkeur langzaam afgekoeld ter minimalisering van de spanning en een eventuele daarmee verband houdende oriëntering, die zou kunnen resulteren uit een snelle afkoeling ter verkrijging van een maximale 20 kristallijnheid, maar toch voldoende snel om de ontwikkeling van grote sferulieten te voorkomen. Dit kan worden bewerkstelligd door regeling van de afstand van de koelrol-opwikkeling vanaf de spindop op ongeveer 1 tot ongeveer 20 meter en bij voorkeur van ongeveer 2 tot ongeveer 10 meter. Eventueel kunnen de vezels worden 25 geleid door een water-koelbad, dat gehouden wordt op een temperatuur van ongeveer 20 tot ongeveer 30°G (bijvoorbeeld 25-30°C). Het koel-bad bevindt zich bij voorkeur op 12,70-25,40 cm vanaf het spindop-voorvlak.
Hoewel de bovengenoemde behandelingsparameters wor-30 den geregeld met het oog op het bereiken van een moleculaire oriëntering van de precursor-vezel binnen een beperkt traject worden deze eveneens geregeld teneinde aan de holle precursor-vezel de gewenste afmetingen te verlenen van binnen- en buitendiameters zowel als van de verhouding van binnendiameter tot wanddikte. De 35 afmetingen van de holle precursor-vezel regelt de afmetingen van de microporeuze holle vezels, die resulteren uit het oplosmiddel- 800 3 8 05
V
17 strekproces.
De speciale afmetingen, verleend aan de holle precursor-vezels, zullen in het algemeen worden bepaald door de toepassing, die beoogd wordt voor de resulterende microporeuze 5 holle vezels. Zo kan de gemiddelde binnendiameter (ID) van de holle precursor-vezel variëren van slechts 25 micron tot wel 500 micron. Het oplosmiddel-strekproces resulteert in het algemeen in een vermindering van 20-40 % van de binnendiameter van de precursor-vezel, terwijl de vezelwanddikte van de resulterende microporeuze 10 holle vezel niet aanzienlijk verandert in vergelijking met die van de holle precursor-vezel. Wanneer de microporeuze holle vezels moeten worden gebruikt voor het bewerkstelligen van een scheiding en zuivering van bloedplasma wordt de gemiddelde binnendiameter typisch geregeld op ongeveer 200 tot ongeveer 400 micron.
15 De minimale wanddikte van de holle precursor- vezels moet voldoende zijn om niet gemakkelijk te worden gebroken of op andere wijze een fysische achteruitgang te ondergaan met een snelheid, die jiun toepassing onaantrekkelijk zou maken nadat zij microporeus zijn gemaakt volgens de hier beschreven procedu-20 res. De maximale wanddikte van de holle vezels wordt beperkt door de permeabiliteitsgraad, die men wenst te verlenen aan het eindprodukt .
De meting van de gemiddelde wanddikte wordt bewerkstelligd door bepaling van de gemiddelde buitendiameter en de 25 gemiddelde binnendiameter van de vezel en door als wanddikte aan te nemen de helft van het verschil tussen deze gemiddelde diameters.
Verder kan de gemiddelde wanddikte worden uitgedrukt als een functie van de gemiddelde binnendiameter van de 30 holle vezel. De verhouding van de gemiddelde binnendiameter van de holle precursor-vezel tot de gemiddelde wanddikte daarvan zal typisch variëren van ongeveer 1:1 tot ongeveer 10:1, bij voorkeur van ongeveer 2:1 tot ongeveer 8:1 en in het bijzonder van ongeveer 3:1 tot ongeveer 6:1.
35 De holle precursor-vezels met de geschikte oriën- teringsgraad worden vervolgens microporeus gemaakt door deze bloot 800 3 3 05 18 te stellen aan een oplosmiddel-strekbewerking.
Eventueel kunnen de holle precursorvezels eerst aanvankelijk worden onderworpen aan een warmtebehandeling of worden ontlaten alvorens deze in contact te brengen met het zwel-5 middel teneinde de kristalstructuur te verbeteren, bijvoorbeeld door vergroting van de afmeting van de kristallieten en verwijdering van de onvolmaaktheden daarin. De ontlating van de holle precursor-vezel maakt het mogelijk dat deze reageert op gegeven oplosmiddel-strekomstandigheden in een kortere tijdsperiode dan 10 anders zou worden verkregen in afwezigheid van een ontlating en maakt bijgevolg de toepassing mogelijk van hogere spanningssnelheden gedurende de strekking.
In het algemeen wordt deze ontlating uitgevoerd bij een temperatuur in het traject van ongeveer 5 tot 50°C be-15 neden het smeltpunt van het polymeer gedurende een periode van enkele seconden tot verscheidene uren, bijvoorbeeld 5 seconden tot 24 uren en bij voorkeur ongeveer 30 seconden tot ongeveer 2 uren.
Geschikte ontlatingstemperaturen voor polyetheen 20 bij de uitvoering in lijn, dat wil zeggen op continue basis, kunnen variëren van ongeveer 90 tot ongeveer 120°C en bij voorkeur van ongeveer 110 tot ongeveer 120°C gedurende een tijdsperiode die kan variëren van ongeveer 1 tot ongeveer 30 minuten en bij voorkeur van ongeveer 2 tot ongeveer 10 minuten (bijvoorbeeld 25 5 minuten). De discontinue ontlating van een grote rol van holle precursor-vezel (bijvoorbeeld ongeveer 5000 meter) zal langere periodes vereisen, bijvoorbeeld ongeveer 24-96 uren bij temperaturen van ongeveer 80 tot ongeveer 90°C ter verkrijging van analoge resultaten.
30 Opgemerkt kan worden dat de ontlatingsduur en d,e ontlatingstemperatuur in het algemeen tot een zekere graad onderling uitwisselbaar zijn in deze zin, dat de ontlatingstemperatuur kan worden verhoogd indien de blootstelling daaraan op geschikte wijze wordt bekort.
35 De ontlatingstrap kan worden uitgevoerd in een onder spanning staande of gecontroleerde lengte-toestand door af- 800 3 8 05 19 zetting van de precursor-vezel onder statische omstandigheden in een verhittingszone, die op de vereiste verhoogde temperatuur wordt gehouden, of door continu leiden van de precursor-vezel door de verhittingszone. Bijvoorbeeld kan de verhoogde temperatuur 5 worden verkregen door toepassing van een gebruikelijke circulatie- luchtoven, infraroodverhitting, diëlektrische verhitting of door direct contact van de bewegende vezel met een verhit oppervlak, dat bij voorkeur gebogen is teneinde een goed contact te bevorderen. De precursor-vezel kan continu worden geleid door 10 een van een mantel voorziene buis of omhulling, die warmte uitstraalt van de gewenste temperatuur. Anderzijds kan de precursor-vezel zonder een aanzienlijke spanning worden opgewikkeld op een spoel terwijl deze de ontlating ondergaat of eenvoudig in de verhittingszone worden geplaatst in een losse toestand, zoals 15 een streng van continue vezels. Ter verkrijging van de beste resultaten wordt aanbevolen de holle vezel op een constante lengte te houden gedurende de ontlafingstrap, dat wil zeggen onder omstandigheden, die voldoende zijn om een longitudinale uitzetting of krimping van meer dan ongeveer 5 % te voorkomen. Dit kan worden 20 bereikt door de vezels in de richting van hun lengte te leiden over en rond een eerste spanningsisolatie-orgaan via een verhittingszone, die op de geschikte temperatuur wordt gehouden, en vervolgens over en rond een tweede spanningsisolatie-orgaan. Elk spanningsisolatie-orgaan kan geschikt de vorm hebben van een 25 stel schuine rollen. De regeling van de verhouding van de opper-vlakte-snelheden van de twee stellen rollen maakt de isolatie en controle mogelijk van de spanning van de vezels tussen de rollen wanneer zij de ontlating ondergaan.
De holle precursor-vezel, die eventueel kan en 30 bij voorkeur wordt ontlaten, wordt vervolgens in contact gebracht met een zwelmiddel (dat wil zeggen voorgedrenkt), bij voorkeur daarin ondergedompeld, gedurende een tijd, die voldoende is om de absorptie mogelijk te maken van het zwelmiddel in de holle vezel-wanden, waardoor een zwelling van de vezelwanden wordt veroorzaakt, 35 en gestrekt terwijl deze nog in contact is met het zwelmiddel.
Het zwelmiddel wordt bij voorkeur door verdamping verwijderd ter- 800 3 8 05 20 wijl de holle vezel onder spanning wordt gehouden en bij voorkeur bij dezelfde uitrekking in de gestrekte toestand.
Het zwelmiddel moet zodanig zijn, dat het preferentieel tenminste êên van de in kleine hoeveelheid aanwezige 5 componenten van de uit twee componenten of meer componenten bestaande holle precursor-vezel doet zwellen. De diffusie of absorptie van het zwelmiddel in de precursor-vezel wordt bij voorkeur bewerkstelligd door drenken van de precursor-vezel in het zwelmiddel (voor de strekking) bij ongeveer de beoogde oplosmiddel-10 strektemperatuur gedurende een periode van ongeveer 10 seconden tot ongeveer 10 minuten en bij voorkeur gedurende ongeveer 15 seconden tot ongeveer 3 minuten bij een nagenoeg constante lengte (dat wil zeggen een krimping of uitzetting van niet meer dan ongeveer 5 %, gebaseerd op de oorspronkelijke precursor-vezellengte). 15 Voor de meeste polymeren kan de oplosmiddel- strekking worden uitgevoerd door contact met een willekeurig geschikt oplosmiddel.
Inhet algemeen zal een oplosmiddel met een Hildebrand-oplosbaarheidsparameter bij of in de buurt van die van 20 het polymeer een oplosbaarheid geven, die geschikt is voor het hier beschreven trekproces. De Hildebrand-oplosbaarheidsparameter is een maat voor de cohesieve energfe-dichtheid. Het onderliggende principe is gebaseerd op het feit dat een oplosmiddel met een analoge cohesieve energie-dichtheid als een polymeer een hoge 25 affiniteit zal hebben voor dit polymeer en geschikt zal zijn voor dit proces.
Het is van voorkeur dat het zwelmiddel een verbinding is, die is samengesteld uit koolstof, waterstof, zuurstof, stikstof, halogeen en zwavel en die tot ongeveer 20 koolstofato-30 men en bij voorkeur tot ongeveer 10 koolstofatomen bevat.
Algemene groepen van zwelmiddelen, waaruit een geschikt zwelmiddel voor de speciale holle precursor-vezel kan worden gekozen, zijn lagere alifatische alkoholen, zoals ethanol, etc., lagere alifatische ketonen, zoals aceton, methylethylketon, 35 cyclohexanon, lagere alifatische zuuresters, zoals ethylformiaat, butylacetaat, etc., halogeenkoolwaterstoffen, zoals tetrachloor- 800 3 8 05 21 koolstof, trichloorethyleen, perchloorethyleen, chloorbenzeen, etc., koolwaterstoffen, zoals heptaan, cyclohexaan, benzeen, xyleen, tetraline, decaline, etc., stikstof bevattende organische verbindingen, zoals pyridine, formamide, dimethylformamide, 5 etc., en ethers, zoals methylether, ethylether, dioxan, etc.
Een mengsel van twee of meer van deze organische oplosmiddel kan eveneens worden toegepast.
De voorkeurszwelmiddelen voor polyetheen zijn perchloorethyleen (kookpunt 127°C) en trichloorethyleen (kook-10 punt 86°C).
De strekkingsgraad in tegenwoordigheid van een zwelmiddel moet niet groter zijn dan ongeveer 400 % en kan variëren van ongeveer 150 tot ongeveer 400 % (bijvoorbeeld 150 tot -ongeveer 300 %) en bij voorkeur van ongeveer 200 tot ongeveer 15 325 % (bijvoorbeeld van ongeveer 200 tot ongeveer 300 %), geba seerd op de oorspronkelijke lineaire precursor-vezel-1engte.
De spanningssnelheid, dat wil zeggen de procentuele strekking per tijdseenheid in tegenwoordigheid van het zwelmiddel, waarbij de holle precursor-vezels worden gestrekt, 20 is gedeeltelijk afhankelijk van de totale strekkingsgraad. Wanneer aldus een strekkingsgraad van ongeveer 150 tot ongeveer 400 % wordt gebruikt bij de oplosmiddel-strekking van de precur-sor-vezel kunnen geschikte spanningssnelheden variëren van ongeveer 5 tot ongeveer 150 %/min., bij voorkeur van ongeveer 10 tot 25 ongeveer 50 %/min. en in het bijzonder van ongeveer 10 tot ongeveer 30 %/min. De spanningssnelheden kunnen worden vergroot door de precursor-vezel te ontlaten, zoals hierboven beschreven. Bij de voorkeursstrekkingsgraad van ongeveer 200 tot ongeveer 300 % kan de spanningssnelheid variëren van ongeveer 10 tot ongeveer 30 30 %/min.
Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm wordt de oplosmiddel-strekking uitgevoerd in meerdere trappen, waarbij de hier beschreven totale strekkingsgraad wordt bereikt in toenemende trappen in teg-enwoordigheid van het zwelmiddel.
35 De temperatuur van het zwelmiddel gedurende de oplosmiddel-strekking (dat wil zeggen de oplosmiddel-strektempera- 800 3 8 05 22 tuur) is voornamelijk afhankelijk van het kookpunt van de speciale zwelmiddelen, de strekkingsgraad en de toegepaste spanningssnelheid. Wanneer echter de temperatuur van het zwelmiddel wordt verhoogd raakt de precursor-vezel steeds meer gezwollen en beginnen 5 de polymeerketens zich van elkaar te scheiden. Indien de oplos- middel-strektemperatuur te sterk wordt verhoogd (bijvoorbeeld meer dan ongeveer 95°C voor perchloorethyleen) zal het polymeer in zodanige mate zwellen, dat de precursor-vezel zal worden gesplitst wanneer deze wordt gestrekt. Indien de temperatuur, toegepast ge-10 durende de oplosmiddel-strekking, te laag is (bijvoorbeeld ligt beneden de glasovergangstemperatuur van het polymeer) wordt de permeabiliteit van de resulterende microporeuze vezels in aanzienlijke mate verminderd. Bijgevolg wordt de temperatuur gedurende de oplosmiddel-strekking voor elk oplosmiddel geregeld in samen-15 hang met de andere hier beschreven procesparameters teneinde een overmatige zwelling te voorkomen en teneinde een microporeuze holle vezel te verkrijgen, die een goede vloeistof- en gas-permeabiliteit vertoont.
De oplosmiddel-strektemperatuur kan aldus binnen 20 ruime grenzen variëren van boven de glasovergangstemperatuur van de precursor-vezel (zoals bepaald door thermomechanische analyse) en het vriespunt van het zwelmiddel tot beneden de temperatuur, waarbij de precursor-vezel oplost, en zal typisch variëren van ongeveer 25 tot ongeveer 95°C en bij voorkeur van ongeveer 85 tot 25 ongeveer 90°C.
Wanneer perchloorethyleen als zwelmiddel wordt gebruikt bedraagt de toegepaste strekkingsgraad ongeveer 150 tot ongeveer 300 % (bijvoorbeeld 300 %) en de spanningssnelheid ongeveer 5 tot ongeveer 150 %/min. (bijvoorbeeld 15 %/min.), waarbij 30 de temperatuur gedurende de oplosmiddel-strekking kan variëren van ongeveer 80 tot ongeveer 95°C en bij voorkeur van ongeveer 90 tot 95°C (bijvoorbeeld 90°C). Wanneer trichloorethyleen als zwelmiddel wordt gebruikt onder analoge omstandigheden zal de temperatuur typisch variëren van ongeveer 25 tot ongeveer 80°C 35 (bijvoorbeeld 70°C).
De oplosmiddel-gestrekte vezels worden eveneens 800 3 8 05 23 bij voorkeur nagedrenkt bij nagenoeg constante lengte na de strekking gedurende ongeveer 1 tot ongeveer 5 (bijvoorbeeld 2) minuten in het gekozen strek-oplosmiddel bij ongeveer de oplosmiddel-s tr ekt emp eratuur.
5 De strekking van de precursor-vezels kan op een willekeurige geschikte wijze onder toepassing van bekende technieken worden uitgevoerd. Bijvoorbeeld kunnen de holle vezels worden gestrekt op een gebruikelijk trekraam (trekfreem), geplaatst in een bad van het zwelmiddel, dat op de geschikte oplosmiddel-]0 strektemperatuur wordt gehouden. Anderzijds kunnen de vezels op continue wijze worden gestrekt met behulp van een spanningsisola-tie-orgaan, analoog aan dat beschreven in verband met de ontla-tingstrap.
Dienovereenkomstig kunnen de precursor-vezels 15 verscheidene malen worden opgewikkeld om een eerste stel schuine rollen, worden geleid door een bad van het zwelmiddel en verscheidene malen worden opgewikkeld rond een tweede stel schuine rollen. Deze opstelling maakt de isolatie en regeling mogelijk van de longitudinale spanning van de vezels tussen de twee stel-20 len rollen gedurende de oplosmiddel-strekking. De differentiële verhouding van de oppervlakte-snelheid van het tweede stelrollen ten opzichte van de oppervlakte-snelheid van het eerste stel rollen bepaalt de strekverhouding en de spanningssnelheid, die overeenkomstig worden ingesteld.
25 Wanneer de microporeuze holle vezels gebruikt moe ten worden bij zekere procedures, zoals de piasmaferese, moeten zij niet-toxïsch zijn. Zo is het voor zekere potentieel toxische zwelmiddelen van voorkeur de vezels te wassen met een niet-toxische vloeistof, zoals ethylalkohol, en deze vervolgens bloot 30 te stellen aan een warmtebehandeling in vacuo teneinde te verzekeren dat al het oorspronkelijke zwelmiddel is verwijderd. Anderzijds kan het van voorkeur zijn gebruik te maken van zwelmiddelen, zoals aceton, ethylalkohol en dergelijke.
Nadat de microporeuze holle vezels aan de oplos-35 middel-strekking zijn onderworpen en eventueel zijn nagedrenkt worden zij bij voorkeur ontlaten, dat wil zeggen door verhitting 800 3 8 05 24 gehard, bij een temperatuur van ongeveer 25°C tot beneden de smelttemperatuur, typisch van ongeveer 80 tot ongeveer 130°C en bij voorkeur van ongeveer 85 tot 120°C, teneinde de microporeuze structuur van de vezels te stabiliseren tegen krimping bij kamer-5 temperatuur gedurende een lange tijdsperiode of wanneer zij worden blootgesteld aan verhoogde temperaturen.
De harding door verhitting wordt uitgevoerd terwijl de vezels op zodanige wijze onder spanning worden gehouden, dat zij niet vrij zijn om te krimpen of in elke richting slechts 10 kunnen krimpen in een gecontroleerde hoeveelheid van niet meer dan ongeveer 15 %, waarbij de spanning echter niet zo groot is, dat de vezels meer dan nog 15 % worden gestrekt. Bij voorkeur is de spanning zodanig, dat nagenoeg geen krimping of strekking optreedt, bijvoorbeeld dat een verandering in de gestrekte lengte 15 niet gro-ter is dan ongeveer 5 % in elke richting.
De duur van de harding door verhitting, die wordt uitgevoerd na de oplosmiddel-strekkingsbewerking, kan variëren van ongeveer 5 tot ongeveer 180 seconden bij de hogere ont-latingstemperaturen en kan in het algemeen liggen binnen het tra-20 ject van ongeveer 0,1 seconde tot ongeveer 1 uur (ongeveer 5 seconden tot ongeveer 1 uur) en bij voorkeur ongeveer 1-30 minuten.
De harding door verhitting kan worden bewerkstelligd in een atmosfeer, verhit op de voorgeschreven temperatuur. Een bevredigende uitvoering wordt verkregen in hetelucht-25 circulatie-ovens, die geplaatst zijn na het einde van de oplos-middel-strekzone. De ovens kunnen voorzien zijn van met verschillende snelheid lopende rollen teneinde de vezels onder een longitudinale spanning te houden, terwijl zij worden voortbewogen bij snelheden, die beogen te voorzien in een geschikte 30 verblijftijd van de vezels binnen de ontlatingsovens.
Voor zekere toepassingen kan het wenselijk zijn om de normaal hydrofobe microporeuze holle vezels volgens de uitvinding hydrofiel te maken. Dit kan worden bewerkstelligd onder toepassing van willekeurige in de techniek bekende middelen, 35 zoals door impregnering van de poriën van de vezels met een geschikt oppervlakactief middel, zoals polyvinylpyrrolidon (PVP) en 800 3 8 05 25 hoogmoleculaire, niet-ionische oppervlak-actieve middelen, ver- . TM .
krijgbaar onder de handelsnaam Pluromcs , in de handel gebracht door Wyandotte Chemicals Corp., die bereid worden door condensatie van ethyleenoxyde met een hydrofobe base, gevormd door 5 condensatie van propyleénoxyde met propyleenglycol. Andere opper- vlakactieve middelen omvatten de reeks van niet-ionische oppervlak-
TM
actieve middelen, verkrijgbaar onder de handelsnaam Tween , die polyoxyalkyleenderivaten zijn van hexitolanhydride en gedeeltelijke langeketenvetzuuresters. Anderzijds kunnen de vezels wor-10 den behandeld met zwavelzuur, chloorsulfonzuur of andere dergelijke middelen teneinde de vezels hydrofiel te maken. De speciale keuze van het oppervlakactieve middel zal worden beïnvloed door de beoogde eindtoepassing van de holle vezels. Wanneer de holle vezels bedoeld zijn voor plasmaferese-toepassingen moet het 15 oppervlakactieve middel niet-toxisch zijn.
De poriën van de microporeuze holle vezels zijn in hoofdzaak met elkaar verbonden door kronkelwegen, die zich kunnen uitstrekken van het ene uitwendige oppervlak of oppervlakte-gebied tot het andere, dat wil zeggen dat open cellen aanwezig zijn. 20 De uitdrukking "open celstructuur" betekent dat de overwegende hoeveelheid van de open ruimte of poriënruimte binnen de geometrische begrenzingen van de wanden van de holle vezel in verbinding staat met de oppervlakken van de vezelwanden.
Verder zijn de poreuze holle vezels volgens de 25 uitvinding microscopisch, dat wil zeggen dat de details van hun porie-configuratie of -opstelling slechts worden beschreven door microscopisch onderzoek. In feite zijn de open cellen of poriën in de vezels kleiner dan die welke kunnen worden gemeten onder gebruikmaking van een gewone lichtmicroscoop, omdat de golflengte 30 van zichtbaar licht, die ongeveer 5000 £ bedraagt, langer is dan de langste planaire of oppervlakte-afmeting van de open cel of porie. De microporeuze holle vezels volgens de uitvinding kunnen echter worden geïdentificeerd onder toepassing van elektronen-microscopie-technieken, onder toepassing waarvan details van de 35 poriestructuur beneden 5000 & zichtbaar kunnen worden gemaakt.
De microporeuze holle vezels, bereid volgens de 800 3 8 05 26 uitvinding, bezitten een gemiddelde porie-afmeting van 2000- 10.000 £ en meer gewoonlijk van 4000-8000 £. Deze waarden worden bepaald door kwik-porosimetrie, zoals beschreven in een artikel door R.G. Quynn, op pagina's 21-34 van Textile Research 5 Journal, January 1963. Anderzijds kan een elektronenmicrografie van de vezels worden opgenomen en kunnen porie-lengte en -breedtemetingen worden uitgevoerd onder gebruikmaking van een beeldanalysator of liniaal teneinde direct de lengte en breedte van de poriën daarvan te meten, gewoonlijk bij een vergroting 10 van 5000-12.000 en verkleining van de schaal tot de geschikte afmeting. In het algemeen zijn de porielengte-waarden, verkrijgbaar met elektronenmicroscopie, ongeveer gelijk aan de porie-afmeting-waarden, verkregen door kwikporosimetrie.
De microporeuze holle vezels volgens de uitvin-15 ding worden eveneens gekarakteriseerd door een verminderd stort-gewicht, soms eenvoudigweg aangeduid als een "lage" dichtheid.
Het stortgewicht is eveneens een maat voor de toeneming in de porositeit van de vezels. Dat wil zeggen dat deze microporeuze holle vezels een stortgewicht of totale dichtheid bezitten, die 20 lager is dan het stort-gewicht van overeenkomstige holle precur-sor-vezels, bestaande uit identiek polymeermateriaal, maar zonder een open celstructuur of een andere, een lege ruimte omvattende structuur. Onder de uitdrukking "stortgewicht" verstaat men hier het gewicht per eenheid van het grove of geometrische volume van 25 de vezel, waarbij het grove volume wordt bepaald door onderdompeling van een bekend gewicht van de vezel in een vat, dat gedeeltelijk gevuld is met kwik, bij 25°C en onder atmosferische druk. De volumetrische stijging in het niveau van het kwik geeft een directe maat voor het grove volume. Deze methode is bekend 30 als de kwik-volumenometer-methode en is beschreven in Ecyclopedia of Chemical Technology, Vol. 4, pag. 892 (interscience 1949).
Aldus bezitten de microporeuze holle vezels een stortgewicht van niet groter dan 60 % en bij voorkeur ongeveer 20-50 % van de precursor-vezels. Het stortgewicht is met andere 35 woorden met tenminste 40 % en bij voorkeur ongeveer 50-80 % verminderd. Het stortgewicht is eveneens een maat voor de porosi- 800 3 8 05 27 teit omdat, wanneer het stortgewicht ongeveer 20-50 % van de pre-cursor-vezel bedraagt, de porositeit is toegenomen tot 50-80 % vanwege de poriën of openingen.
De uiteindelijke kristallijnheid van de micro-5 poreuze holle vezels is bij voorkeur tenminste 50 %, meer hij voorkeur tenminste 60 % en in het bijzonder ongeveer 65-90 %.
De hier beschreven microporeuze holle vezels zul- 2 len een specifiek oppervlak van tenminste 15 m /g en hij voorkeur van ongeveer 20-60 m2/g bezitten.
10 Het specifieke oppervlak kan worden bepaald uit de stikstofgas- of krypton-gas-adsorptie-isothermen onder gebruikmaking van een methode en inrichting als beschreven in het Amerikaanse octrooischrift 3.262.3J9. Het volgens deze methode verkre- . 2 gen specifieke oppervlak wordt gewoonlijk uitgedrukt als m per 15 gram.
Teneinde de vergelijking van verschillende materialen te vergemakkelijken kan deze waarde worden vermenigvuldigd 3 met het stortgewicht van het materiaal in gram per cm , resulte- 2 3 rende in een specifiek oppervlak, uitgedrukt als m per cm .
20 De porositeit van de oplosmiddel-gestrekte micro poreuze holle vezels volgens de uitvinding kan worden gedefinieerd als een procentuele verhouding van het totale volume, bezet door de lege ruimte van een standaardmonster van microporeuze holle vezel, tot het bulk-volume van hetzelfde monster, dat de som is van 25 het volume van de lege ruimte en het volume, bezet door het vaste materiaal van de vezel zelf. De procentuele porositeit wordt bepaald door bereke-ning van het bulk-volume van een macroporeus vezelmonster en de daarna volgende bepaling van de dichtheid van de vezel uit zijn gewicht en het berekende bulk-volume. De dichtheid 30 van het polymeerhars, gebruikt ter bereiding van de holle vezel, m < wordt vervolgens bepaald. De procentuele porositeit wordt vervolgens berekend uit de vergelijking: dichtheid van vezelmonsterv irin % porositeit = (1 - ,.·ν·. ;—r-) x 100 r dichtheid van hars
De porositeit van de microporeuze holle vezels, 35 bereid volgens de uitvinding, kan variëren van ongeveer 40 tot ongeveer 80 7a, bij voorkeur van ongeveer 50 tot ongeveer 80 7> en in het 800 3 8 05 28 bijzonder van ongeveer 60 tot ongeveer 80 %.
De holle microporeuze vezels vertonen eveneens een breuk-rek (ASTM D—123—70) van niet minder dan ongeveer 20 % en bij voorkeur niet minder dan ongeveer 50 %.
5 De treksterkte (ASTM D—123—70) van de microporeuze holle vezels is typisch groter dan ongeveer 105 kg/cm , bij voorkeur 2 groter dan ongeveer 140 kg/cm en in het bijzonder groter dan 2 ongeveer 175 kg/cm .
De gas-permeabiliteit van de microporeuze holle 10 vezels volgens de uitvinding wordt bepaald met de Gurley-proef, dat wil zeggen volgens ASTM D-726. Deze proef wordt uitgevoerd door samenbrenging van de microporeuze holle vezels in een proef-module, die is aangepast voor de aanbrenging in een Gurley-densometer. Het ene uiteinde van de hollevezel-module wordt afge-15 sloten, zodat alle lucht, die verplaatst wordt uit het Gurley- instrument, door de poriën van de holle vezels stroomt. De vezels worden blootgesteld aan een standaarddrukverschil van 12,2 inch 3 " water. De tijd in seconden, nodig voor het passeren van 10 cm lucht door de holle vezels, wordt uitgedrukt in seconden. Deze 20 tijd-waarde wordt vervolgens ingesteld onder gebruikmaking van het transportgebied, dat wil zeggen het inwendige oppervlak van de holle vezels van het samenstel van holle vezels, teneinde de tijd- waarde om te rekenen in seconden/inch transportoppervlak (gebied).
De resulterende ingestelde tijd-waarden worden aangeduid als 25 Gurley-seconden. Een gurley-waarde, zoals in deze beschrijving aangegeven, is dus de tijd in seconden, die nodig is voor het be-3 2 wegen van 10 cm lucht door 1 inch inwendig oppervlak van holle vezels bij een druk van 12,2 inch water.
De Gurley-waarde van de microporeuze holle vezels 30 volgens de uitvinding kan worden geregeld op minder dan ongeveer 50 seconden, bijvoorkeur minder dan ongeveer 20 seconden en in het bijzonder minder dan ongeveer 10 seconden.
De selectiviteit van de microporeuze holle vezels volgens de uitvinding is gemeten in termen van de permeabiliteit 35 daarvan ten opzichte van dextranen (opgelost in waterige oplossingen) met variërende molecuulgewichten. Dextranen zijn polymeren 800 3 8 05 29 van glucose, die ketenachtige structuren bezitten en molecuulge-wichten, die aanzienlijk variëren. Dextranen, die bekende bloed-plasmavervangingsmiddelen zijn, worden hier gebruikt voor het beoordelen van het vermogen van de holle microporeuze vezels om hoog-5 moleculaire moleculen te laten passeren of te filtreren door de poriën van de vezelwanden. De eigenschap van de microporeuze holle vezels, die de permeabiliteit daarvan ten opzichte van dextran beschrijft, wordt hier aangeduid als de klaringseigenschap. De klaringseigenschap wordt gemeten door bepaling van de procentuele 10 klaring van 0,10 gew.%’s waterige oplossingen van dextran, types T10, T40, T70, T250, T500 en T2000, die verschillen met betrekking tot hun molecuulgewichtseigenschappen, zoals aangegeven in tabel B van voorbeeld I. De procentuele klaring wordt op de in voorbeeld I beschreven wijze bepaald. De procentuele klaring 15 voor de oplossing van elk dextran-type wordt vervolgens gemiddeld ter bepaling van de klaringseigenschap.
De microporeuze holle vezels volgens de uitvinding kunnen aldus klaringseigenschappenvertonen, die typisch groter zijn dan ongeveer 80 %, bij voorkeur groter dan ongeveer 90 % en 20 in het bijzonder groter dan ongeveer 95 %.
De microporeuze holle vezels volgens de uitvinding vertonen een goed evenwicht tussen mechanische eigenschappen en permeabiliteitseigenschappen. Dit maakt deze vezels geschikt voor een aantal verschillende toepassingen.
25 Zoals vermeld kunnen de microporeuze holle vezels volgens de uitvinding worden gebruikt bij piasmaferese-procedures. De afscheiding van bloedcellen uit suspenderende vloeistoffen vindt verscheidene belangrijke toepassingen. Bij de bloedtransfu-sie-diensten zijn de verzame-ing van bronplasma en de verwijdering 30 van cryobeschermende middelen uit bloedcellen, die in een vries-opslag worden gehouden, voorbeelden van dergelijke toepassingen. Therapeutische toepassingen, omvattende de plasma-verwijdering uit patiënten, gevolgd door ofwel een zuivering door perfusie over specifieke sorbentia ofwel uitwisseling met geschikte fysioloy 35 gische oplossingen, waren succesvol bij de behandeling van een verscheidenheid van ziekten, waaronder Goodpasture’s syndroom, 800 3 8 03 30 hyperviscositeit, uitbarstende immune-complex crescentische nefri-tis, hepatische encefalopathie, sommige vormen van kanker, afstoting van vreemde materialen ("xenograft rejection") en lupus.
Voor de toepassing van de microporeuze holle ve-5 zeis voor de piasmaferese kan ieder filtratie-apparaat, aangepast om te kunnen werken met holle microporeuze vezels, worden gebruikt. Bijvoorbeeld kan een wenselijk aantal holle vezels van te voren worden gerangschikt tot een evenwijdige bundelconfiguratie en een kleefmiddel worden aangebracht op elk uiteinde van de bundel.
10 De gebundelde vezels worden vervolgens bij voorkeur gestoken in een langgerekt vloeistof-dicht buisvormig huissamenstel, gevormd uit een geschikt materiaal, zoals staal of kunststof. Elk uiteinde van de gebundelde vezels staat in verbinding met de buitenkant van het huis, terwijl aan het andere uiteinde van het huis is voorzien 15 in een middel voor de afsluitende vasthechting van elk uiteinde van de vezelbundel aan de uiteinden van het huis. Aldus kan bloed worden gepompt door de lumen van de holle vezels. Het buisvormige huis is verder voorzien van kleppen, die openen in het inwendige van het huis en naar het buitenoppervlak van elk van de vezels.
20 Het bloed van een donor kan continu worden geleid door de lumen van de holle vezels bij een geschikte stroomsnelheid en inlaat-druk en het plasma kan worden verzameld en verwijderd uit het buisvormige huis. De bloedcellen kunnen ofwel worden teruggeleid naar de donor volgens een continu proces of al naar wens worden ver-25 zameld en gebruikt.
In plaats van gebruik te maken van een buisvormig huis, waarvan de beide uiteinden open zijn om de doorgang van bloed mogelijk te maken, is het mogelijk een inrichting te gebruiken, waarbij de holle vezelbundel is gevormd tot een lus, zodat de 30 uiteinden van elk van de vezels beide uitsteken door dezelfde opening in het buisvormige huis.
Behalve voor de plasmaferese kunnen de microporeuze holle vezels worden gebruikt bij een verscheidenheid van andere toepassingen, zoals de afscheiding van kaasproteïnen uit kaas-wei, 35 de bloed-oxygenering, ultrafiltratie, dialyse en dergelijke.
De porie-afmeting van de holle vezels kan worden geregeld teneinde 800 3 8 05 31 te voldoen aan de eisen van elke speciale eindtoepassing.
De uitvinding wordt verder toegelicht maar niet beperkt door de volgende voorbeelden, waarin de delen en percentages, tenzij anders is aangegeven, gewichtsdelen en gewichts-5 percentages zijn.
Voorbeeld I
Polyetheen met een smeltindex van 6, een gewichts- gemiddelde-molecuulgewicht van 79.000, een molecuulgewichtver- delingsverhouding van ongeveer 6,0 een geltelling van 2 als hier- 3 10 boven gedefinieerd en een dichtheid van 0,962 g/cm , wordt smelt-gesponnen door een vijf gaten bevattende concentrische holle straalspindop. Elk straalgat van de spindop is van het standaard-buis-in-opening-type, waarbij de buis is verbonden met een bron van lucht van lage druk, waarbij de druk wordt geregeld met een 15 luchtstroommeetorgaan, ingesteld op een stroomsnelheid van 3,0 cm /min. De buitendiameter van elke extrusie-opening (straalgat) van de spindop is 1,39 mm en de binnendiameter van elke extrusie-opening is 0,76 mm. De diameter van elke luchtbuis binnen elke extrusie-opening is 0,32 mm. Pellets van het polyetheen worden 20 gebracht in een "Modern Plastics Machinery" (MPM) met een extruder van 1 inch (24:1) en door de zwaartekracht toegevoerd aan de voe-dingszone van de extruder. De extruder is voorzien van een doseer-pomp voor het regelen van de smeltdruk van het spindop-samenstel teneinde te voorzien in een doorvoer door het spindop-samenstel 25 van 22,2 g/min. De temperaturen van de voedingszone, doseer- en smeltzones van de extruder worden geregeld door afzonderlijke mantel-gedeelten. De temperatuur van het spindop-samenstel wordt geregeld door een afzonderlijke elektrisch verhitte mantel en een constante extrusie, dat wil zeggen spintemperatuur van 250°C 30 wordt gehandhaafd als aangegeven door een thermokoppel in het spindop-samenstel. Een instelbaar voedingopnemingsorgaan verzamelt de geëxtrudeerde vezels nadat deze zijn geleid door een waterbad, dat wordt gehouden op een temperatuur tussen 25 en 30°C en dat zich bevindt op een afstand van 7 inch van het spindop-voorvlak, 35 bij een opnemingssnelheid (TUS) van 140 m/min. De holle precursor-vezels worden aldus getrokken bij een neertrek- of spinverhouding 800 3 8 05 32 van 32,3. De opneemrol bevindt zich op een afstand van 25 feet vanaf de spindop. De oriënteringsgraad van de holle precursor-vezels wordt bepaald door dubbelbreking-analyse als hierboven beschreven en de resultaten zijn aangegeven in tabel B, proef 1.
5 De resulterende vezels worden vervolgens ontlaten bij een constante lengte terwijl zij nog gewikkeld zijn rond de opneemrol door de opneemrol te plaatsen in een oven en de vezels gedurende 120 minuten te verhitten op 100°C. Verscheidene andere stellen vezels worden bereid op analoge wijze onder behandelings-10 omstandigheden, die zijn aangegeven in tabel A, proeven 2-4, en de dubbelbrekingen daarvan zijn aangegeven in tabel B.
Monsters van ontlaten holle precursor-vezels, verkregen uit elke proef, worden vervolgens geklemd tussen de klauwen van een beweegbaar Bruckner-strekraam en ondergedompeld 15 (voorgedrenkt) in perchloorethyleen, dat gehouden wordt op de oplosmiddel-strektemperatuur, teneinde de vezels te doen zwellen. De voordrenktijden zijn aangegeven in tabel A. De monsters worden vervolgens gestrekt terwijl zij zijn ondergedompeld in een bad van perchloorethyleen bij de geschikte strekkingsgraad 20 en spanningssnelheid als aangegeven in tabel B, proeven 1-4. De temperatuur van het perchloorethyleen-bnderdompelingsbad (dat wil zeggen de oplosmiddel-strektemperatuur) wordt gehouden op een waarde als aangegeven in tabel A. Na de oplosmiddel-strekking worden de vezels nagedrenkt bij constante lengte in perchloor-25 ethyleen bij de oplosmiddel-strektemperatuur gedurende 1 minuut, zoals aangegeven in tabel B. Het perchloorethyleen wordt vervolgens verwijderd door verdamping terwijl men de vezels laat drogen aan de lucht bij kamertemperatuur in de gestrekte toestand. De vezels worden vervolgens bij constante lengte door verhitting 30 gehard bij 110°C gedurende 3 minuten in een circulerende hete- luchtoven. De gemiddelde binnendiameter (ID), buitendiameter (OD), wanddikte en porie-afmeting van elk stel vezels is voor iedere proef aangegeven in tabel B,
Elk stel vezels wordt vervolgens onderzocht ter 35 bepaling van hun procentuele klaring voor dextran-oplossingen en wel op de volgende wijze.
800 3 8 05 J? 33
De microporeuze holle vezels van elke proef worden van te voren samengesteld tot een evenwijdige vezelbundel-configuratie. Het aantal en de lengte van de vezels, gebruikt in elke vezel-module voor elke proef, is aangegeven in tabel B. De 5 open uiteinden van elk uiteinde van elke vezelbundel worden vervolgens gestoken door twee verschillende harde kunststofbuizen met een korte lengte- (1 inch), elk met een binnendiameter van 1/3 6 inch. De beide uiteinden van de vezels worden vervolgens bekleed met epoxyhars op een afstand van 1-2 inch vanaf de open vezeluiteinden. 10 Elke kunststofbuis wordt vervolgens naar beneden getrokken over het met hars beklede gedeelte van elk uiteinde van de vezelbundel, zodat ongeveer 1,27 cm van de onbeklede vezelbundel uit elke buis steekt onder achterlating van de open uiteinden van de vezelbundel, die uit de buis steken..Wanneer het hars is gehard 15 worden de open uiteinden van de vezelbundel door afknippen gelijk gemaakt met iedere doorsnede van de kunststofbuis. Elk uiteinde van elk buis-vezelsamenstel wordt vervolgens geplaatst in een Swagelok hulpstuk met een diameter van 1/8 inch en stevig bevestigd ter verkrijging van een vloeistofdichte afsluiting 20 onder achterlating van een uitstekend gedeelte van elke doorsnede van de buis van 1/8 inch, dat blootgesteld wordt boven de hulpstukken. Elk met epoxyhars ingepot vezelsamenstel wordt vervolgens in een lus-vorm gebracht en gestoken in een afzonderlijke beker. Elk vezelsamenstel wordt behandeld met ethylalkohol en 25 vervolgens gewassen met driemaal gedestilleerd water gedurende 0,5 uur. De water-permeabiliteit van elk vezelsamenstel wordt vervolgens bepaald door driemaal gedestilleerd water bij een druk als aangegeven in tabel D door te pompen en de stroomsnelheid door de vezelwand gedurende de verzamelingstijd als aangegeven in 30 tabel D wordt bepaald. Het inlaatuiteinde van elk buis-vezel- samenstel wordt vervolgens verbonden met een bron van voedings-voorraadoplossing en het andere uiteinde dient als. een uitlaat daarvan.
Elke voedingsvoorraadoplossing bevat een dextran 35 met verschillende molecuulgewichteigenschappen als aangegeyen in tabel G. Dextran is een bekend bloedplasma-vervangingsmiddel en 300 38 05 34 verdunningsmiddel ("expander"). De concentratie van het dextran in elke oplossing is eveneens aangegeven in tabel C. Elke voe-dings-voorraadoplossing wordt geleid door het vezelsamenstel gedurende periodes (dat wil zeggen verzamelingstijden), die variëren 5 van 1 tot 4 uren, in bij een inlaatdruk als aangegeven in tabel D. Het permeaat wordt verzameld in de beker. De vezels worden gespoeld met water voor elke voorraadoplossing. De stroomsnelheid (dat wil zeggen de permeaat-stroom) van elke voorraadoplossing door de vezelwand is aangegeven in tabel D. De concentratie van het dextran 10 in het verzamelde permeaat wordt vervolgens bepaald door spectro- fotometrische analyse en de procentuele klaring voor elke oplossing wordt bepaald en is weergegeven in tabel D.
De Gurley-waarde van elk vezelsamenstel wordt eveneens bepaald als hierboven beschreven bij een druk van 12,2 inch 15 water en de resultaten zijn aangegeven in .tabel D.
Zoals uit de in tabel D aangegeven waarden blijkt vertonen de holle microporeuze vezels een goede procentuele klaring voor dextranen met een verscheidenheid van molecuulgewichten. Een dergelijke hoge klaring wijst er op dat de microporeuze holle 20 vezels permeabel zijn voor hoogmoleculaire moleculen, die liggen binnen het molecuulgewichtstraject van bloedplasma proteïnen.
Bij vergelijking van proeven 1-3, uitgevoerd onder dezelfde oplosmiddel-strekomstandigheden, blijkt dat wanneer de dubbelbreking afneemt de permeabiliteit per micron vezelwanddikte 25 wordt verbeterd, terwijl de mechanische eigenschappen slechter worden.
800 3 8 05 * 35
ÜD
a •Μ <J> .
U 0 Ό ·η —« „ — m
μ S
\ο ^ '0 > 00 I Ö Ai ·Η β ό co co m in J3 λ η ft η 4J o CM IN in in μ Λ η η <u μ <ϋ φ S > <j Td
<U -A · CO CO
rH Ai <U Ö » (I) ,Μ A! *H Ο O " rm Ή H g <f "ί ™ - cd ^ a) I-* H & Ö g O W —'
<U
H
CO
0 ·
μ O O O O
•U E U m m CM CM
|xj (HO CM CM CM CM
M JJ w OJ T3 /-V •Η *H ·
CO (U a cm CM O O
j5 A< *H Λ * Λ λ μ Η g CM CM — — 4J (U'M N CM « ·— M Ö to H CD V y~\
I -U
β cd - O b0 * o --. μ τί ö +j ·η ·η ο ο m m CO CJ β ·* Λ Λ Λ 4J Ai--- CO CO Ο Ο A3 Ή CO ,0 0) 6 3 Ö Ο 1-3 Μ —' ή ο ο μ - cm co <f
PM
800 3 8 05 36 μ 3 I 3
CO VI
ω 3 rj
<H 03 Ο Ο Ο O
Ά ft/—·. — — ·— —* μ ö o — — -- — Λ 30 S -u ^ 60 3
•H
W 0)0 M *i-l -- — — — 3 § 13
H
i—I I
0) μ
-Ö O
T3 0
•H r-i C
e 3 oj r-ί 3 3= = = 3 μ 33
|3 01 4J
N α. o p-4 3 T) I fl Ê H •Η 3 3 /-s e 4J 3 o
CO ,Ü +JO O O O O
0 <u 3 s—' on <3ί <Τι σ\ r-i μ μ ft -u 01 O « ft cn Ö0 Ό 3 -fi /"n •h o) 3 cn o co r·» G ,£3 ·Η * Λ Λ Λ G 1-4 g cn m cn vo si oi — — cs — —.
ft 3 m r-l 1 3 co Ό 00 T3 3 •rt «Η s ^ cn Ai -G /-s
O 3 3 fr-S O OOO
ι-ιμπ)'-' o ο o m
ft -μ μ IN CS CM CN
Ο Μ M
3 I Ό 3 I
t—i μ 3 3 rQ μ I un m oo oo -Ορ-ια,μ m m m cm
3 ¢) Οι—I — — OO
Η ΐ «Μ0 0) O OOO
g ,G 3 3 N O OOO
φ J3 ·Η £3 Φ Λ Λ Λ Λ ο -ο ,ϋ ο > ο οοο
IW
3 ο νι cm cn ο- ft 800 3 8 05 37 co Γ“ί O) Ν (!) (1) > s r-l dd O O. Cft ΟΊ
ld o N CM
H ë aj ö <3 ·Η CU I r-4 μ H ®/-v ifl >Λ N Ά M J) Ό g «»«·»“ tJNÖü (U <u sJ. — —· —<
iJ > rO
lil O O
cd — » Λ I ÖO » ·> o — cu a ^ o o
PQ ·Η *W al ï«i K ><i X
+J O'* 00 00 i—i o <u <t en ei o CU 0L| S * « " " ,η o o <m on cd u <u dd <u >—n i=3 t—i -μ i a cd ® ^ o > 'ϋ -rl ft dd o uh u ·μ d M m oi m co N Oi
iH ÖÖÜ=)N cO cn Cd CO
O CU cd ·Η CU CU t-> ~ > O £ 6 ^ > !-l
CU
> I
o CU 1 μ >0 cd cj /~v r—i *h ·η pi <u dd S <u d d n σ>
d ® μ 3 H Oï CO O <N
Ö CU CU CU -* N >ί N
SÖ-PMN — — Od
CU ·!-Ι CU O CU
Üi Ê ftl> CU | CU dl cd | N /—> r-c ·η ·η a a CU Td s CU θ'- dd a Μ νΟ-ΡΓ-ΐΌ
TJCUi-lOrH CJd O O O
•Η +> CU (¾ CU — <N tn LO
g ·Η +J O N
cu a <u f-c cu O ,α ‘ë O >
CO
ÖO /~N
a · •,μ ü o o o o dd dd <u oo oo oo o
}4 ·!-) CD t— — r— CO
cd ·Η ^
tÖ 4J
800 3 8 05 % 38 cn
' I
CO ¢30 oo ö C ·Η
•d CO
Ό co 03 O 0 1-1 > ft O
Ö ö &·« cO co oooooo ω
CJ
03 X ΛΛΛΛΛΛ ·Η •HO) OOOOOO co 4J Ό co co I 0 M 'O i-1 U O ft
Ö CO O
03 Μ T3 o iJ Λ
(3 Ö 0 CO
03 Ο Ο M
S3 U > d ö 2
•Η O
CO > CO co
ο ο 5P
p—J β .- l-H ft *d
03 Ο TO
,J2 Ό 03 CO CO * 0 H co 4J > u £1 u a -u 03 ο ·Η ί Ο 0 5 o > 03 ·—) β
1 ¢30 s CO
d rd a) > cO fi 3 ¢30
M ON OOOOO 3rdW
U ft'-' OOOOO U3pC
X O* 3 CM Ο Ο Ο O <! 3 3 U
O O IS ·— rHO-H
Q,3 ΙΟ M - O' CO B 0 3 > 0 cm <r ο o St-103 co — cn I o ¢30
3 3 S
<u Ό3 1 W
ÖO t—1 3 03 • H 03 TO J3
03 3 H
1 Ό3 3 ft d
Ö .H Ό CT CO
cO S TO Ό CO
μ 3 ·Η μ P
4J ¢30 S 3 pS! X CO 3 3 -d 03 4J 60 CO Xt O — OOOOOO P rd ¢0 C3
w OOOOOO 3 CO P CO
O' O O’ Ο Ο O -H+J33
>...... 3 C Μ O
12 03 O' Ο I·'» O 3 CO
<ί λ rt - O d<3 « -u cm m o 3 • II II · -d
CM s Z
& 0 3
3 IS IS O II
ft >> \ /·—\ <ς
4J —· <N CO
I ·-/ \_/ x-> 2 3
cO
d O
•u Ο O O
X o o o m ο o 03 —< <r cm m cm
P
Ed Η Η Η Η H
800 3 8 05 ,- 39 Τ' rM Ο Ο _ φ ^ ο «μ °
¢5 w — CM CM CM
* I JLi <νΓ — <Τ “0 CO ”1 .ϋ Μ "·. d " " " * Π φ Φ 60 CJ CM CO — co ~ μ+jcü^co co r- cm h
HtnU'w'Csl cm >— CM ïï d
Μ I N
>N ft d I *H £; £ § s m § N I" HOONÖ*> * “ * ^bd 3 J) <rl ® «1 β O IN O O m” owd>&^ % ^ ® ^ m sr ^ °° 2 'öö p-t o » » Λ * s c; μ φ co vo — co p d^co co ob - co 1 öp ω ω d o r-· ^1-1 O NON OO-Ï M3 O O CO O CO C'® o cooco —or^ — oor-- cm o o en d h w
CM O CM — O CM O N OC^I N 3 NO
fi Λ * * «3^^ Η Ο Ο Ο °'Νφ'~/0
ο ο Ο — Ν U TJ
ο ν ο ο ο μ ο co <τ -er ο η- ο to ο ο ® ro™ ο to νο οι ο ν ο σ\ — ι—· ο ο ο ο ο σι m > jö™ in Ο CM CM — Ο CM Η Ο CM CM ~ Ο CM Γ*» ®Μ λ « λ ^ γ3 ΪΓ Η o^oO^oho ~ 8 £ δω CM ®« 0 Ό Ο > •Η Ο σοο* ΙΛ Ο — Ο ΟΟΙ-'Ο LOOCOO 4J dö ΡΛ LO OOcJnO COOOïO cv! ο co ο «ο ο « 2 ·ΗΗ COCM OM VTM ΟΝ Μ« ΟΝ ΙΠ ΟΝ Μ «0 η λ * Λ Λ 255 γ3 η ο η ο η ο ηο η 122
Ρ< Φ +j +J
^ττ-ι <t ο ό m ο cm ο m ο ο ν ο ο ο ft X
r-tdo commo νοοσο coo m ^οσο—
m ert rv. O p* Τ'* —im OCM in ^ ON M ^ ON UO d 'dOO
λ c. ·> «* * Q » d d d H O HO H OSH Ο H > g § H g d > > > σονοοοοοο-το o o ^ o co n own Noom <f o o _ _ _ ïfï _ ° 2.2 <!)<;} O — CM— OCM — CM— OCM — Q Q Q CM o !-l "Γΐ|1 η. Λ Λ Λ Q *-N. ^ ^ ^ *5 zi g Η Ο Η Ο H OÏSH 2 K 2 H 2 “2d H Λ (U -P 4-1
M £g ® 3 SS
α) o cm d o — — ο vooh ο o jj Ρ Si u p'-.o CM Ο Ο σο ·> CM Ο 03 dd 5 O am OeCM^- OCM^O^ % ood * h oan oaw ο a q |„d O CM Ö0 ft
•d M W * Μ I, S3 S
g ^ ^ ο ‘I g • ö ö c-'dxj cn pi ·ι-4 ·η ·η s y *y d §s e e ^8,2.2 o u · ^ Ο P fj h '—, d CN ÖCN 5^n rH /-V S <u 6 QJ Ë ? νλ
Söfl CJ PO M CO
wpc r0 ^ 0^ $ .. ^ & • ·γ^ rH /-% v^ rH s~\ 'w' rH /—v ^ ^ ^ gg .rHgÖO gÖO göO __ OB T3 vjil nj v_x {Xj r0 Ο V-/ bd TJ CO · «Γη · ·Γη · *Γη
φ odod O-uod 'dwod_?|',J
o to 3 Μ Μ·Η O'-'KdW * Ml P ^ S Ö SP» u WddHH h«OM^ S4pbp54 *pöp CU dfl-H O ® U|Ü CO ti UI ^ ÖO d +J ^5 ÜOÖ CÖJJd>d to 3 M rl 'rl Hl 3 Mi-I'H M 3 60 ri ·Η φ Φddn-^d -uMdoi-f +jfudOT-i +JMdOi-;
Cu ë d η Φ n d d ·η > ® dO*H>® d T3 ·η > Φ i>, EhM o U d-udid d-udld ® y y I § Η Φΰ ^ddddHddddHdddd'wd
OiH^5ft> Ëdr-ldN βφρ-4ΦΝ gdr-ΙΦΝ s-ir-fWod inr-tWOd dr-jü<ioi-j dd ftldtud Clddd M ® ftH6^ft> fU (U > φ H 6^ fU >
MH
Φ
O
O — cM cO -Τ ft 800 3805
Voorbeeld II
40
Voorbeeld I woïdt herhaald ter bereiding van verscheidene stellen holle precursor-vezels onder gebruikmaking van de omstandigheden, aangegeven in tabel E, proeven 1-6. De 5 resulterende precursor-vezels, waarvan de dubbelbreking en de afmetingen zijn aangegeven in tabel E, worden bij een constante lengte gedurende 1 minuut bij 90°C voorgedrenkt in perchloor-ethyleen en oplosmiddel-gestrekt in perchloorethyleen volgens voorbeeld I bij een totale strekkingsgraad van 300 %, een span-10 ningssnelheid van 30 %/min en een oplosmiddel-strektemperatuur van 90°C. De resulterende microporeuze holle vezels uit elke proef worden vervolgens gedurende 1 minuut nagedrenkt in perchloorethyleen bij 90°C en bij een constante lengte en vervolgens gedurende 3 minuten door verhitting gehard bij 100°C in een 15 heteluchtoven. De lucht Gurley wordt vervolgens bepaald bij elke proef en omgerekend in Gurley-seconden per micron vezelwanddikte teneinde de vergelijking van de waarden voor elke proef te vergemakkelijken. Zoals blijkt uit de in tabel E aangegeven waarden wordt de Gurley per micron vezelwanddikte aanzienlijk verhoogd 20 wanneer de dubbelbreking van de vezel toeneemt, hetgeen wijst op een vermindering van de permeabiliteit van de holle vezels.
In zekere gevallen kan .een lage permeabiliteit wenselijk zijn.
Uit deze waarden blijkt dat de regeling van de dubbelbreking van de holle precursor-vezels kritisch is voor het verkrijgen van een 25 speciale permeabiliteit wanneer de precursor-vezel wordt onderworpen aan een oplosmiddel-strekking onder een willekeurig gegeven stel van oplosmiddel-strekomstandigheden als hierin beschreven.
800 3 8 05 41
O
0 «
4J dl S H
33 ,-ι 3 · oor^oOiM·^'^· O μ μ O !3 *> ·> " " " * 2 3 α) μ o o — ro co vo P O ft u — o o
rH O
μ co ju o n λ οι η ά O — CS sf — st· <t-
— CM CS
Η β r-l
O O Φ Ό O N N
fl U 3 O /-v •h ^ o > a- g <u μ co o ό r>. o\ m « μ o o (NfoiMcnpa — o 4-1 ft r-l ·
r-l « O r-l H
ΛΟμΟ- O Ü0 CJ rC 13 bO I (3 O •H >
<£ I
o μ vo m — m o i'' μο ocNooooo — ncn « w h N ui r-l μ O o o o o o 0)3 o o o o o o O ΛΛΛΛΛΛ
3 (IJ H O O O O O O
3 μ o
O ft M
μ r-i p r-. i-. co -o- m oo O 0J · *3 vO — v3 ΙΓ) p-» W N H — ^ μ O —i _r 3 > 3 3 WO· ° 0 30 ιλ r^* - — o μμ ,_ι μ . - κι B η - N ou ΟΡΟ - «----- see
£ , β ö S
^ *μ .μ u o I *d
• μ 3 μ μ S
jj o OU
μ 3 60 κι κι b <t n n 4J-U3 οι μ 3 inc^'BJO'ifO o o -h 0 o ·μ —« ----- g g -2 > -3 3 3 0
Λ K -Η -H +J
1 33 Ό Ai H 3 3 ö ·* O -H /—n <U 2 2 V£i o 3 -00¾ 3 3·Η O O O O O O ·Η3β
•μ i-i ö st «a- *·ί r-* r·* 2*dS
ft ö Ë
0 W v5 II II II
1 P P H
0 Ό · · · •μ ·μ ,-n · O H 13 «03 _ 3 p -h iDcsosimo — μ f-l g Λ Λ r Λ Λ Λ 4J Ο^ Ο Ρ Ο O'1 ^ κ 3 Μ — <Ν — — w W 'w' Ο •Η Μ 3·^-τ ooomino μ ρ,ο m LD ΙΓ) οο co ΓΊ U g ο Ν Ν Μ - - Ν X Ο ν-' W 4-» ιμ Ο ο » Μ (Ο < Β Β μ ft 800 3 8 05
Voorbeeld III
42
Verscheidene stellen holle vezelprecursor-mon-sters worden bereid volgens voorbeeld I onder behandelingsomstan-digheden, die zodanig zijn, dat daaraan een dubbelbreking wordt 5 verleend als aangegeven in tabel F. De resulterende holle precur-sorvezels worden voorgedrenkt en ontlaten volgens voorbeeld I en op een continue basis op de volgende wijze onderworpen aan een oplosmiddel-strekking. De holle precursor-vezels, verkregen uit elke proef, worden geleid door een bad van perchloorethyleen onder 10 gebruikmaking van een reeks van spanningsisolatie-organen, die in de vorm zijn van verscheidene paren schuine rollen. De opper-vlaktesnelheid van elk stel schuine rollen wordt zodanig geregeld, dat een toenemende strekking wordt verleend aan de ondergedompelde holle precursor-vezels. De totale strekkingsgraad, verleend aan 15 de holle vezels, wordt gevarieerd van 200 tot 300 %, zoals aangegeven in tabel F. De spanningssnelheid wordt eveneens vergroot gedurende elke proef, zoals aangegeven in tabel F.
Zoals blijkt uit tabel F breken de holle vezels van proeven 6-9, die dubbelbrekingen vertonen van 0,00022 en 20 0,00030, die buiten het raam van de uitvinding vallen, als gevolg van het gemis van een voldoende mechanische sterkte, zodat zij niet op continue basis konden worden verwerkt. In tegenstelling daarmee braken de holle vezels van proeven 1-5, die dubbelbrekingen bezitten van 0,00150 en 0,00180, die binnen het raam van de uit-25 vinding vallen, niet en konden deze gemakkelijk aan een oplos-middel-strekking worden onderworpen.
Dit voorbeeld illustreert het effect van de regeling van de dubbelbreking van de holle precursor-vezels op de mechanische eigenschappen de verwerkbaarheid daarvan bij een con-30 tinu oplosmiddel-sfrekproces.
800 38 05 43 β
<D
Μ μ *J ϋ U
rj ,i! ,ij μ) •h S ΟΟΟΟ Οββββ a) β β β β
(- rQ ,Ο rü XI
u Λ β 13 τ3 •Η β
rC
Γ-Ι β β /—' «β omootnomom co ·Η OcvimO<NO<NOCsl
Ö0 S T"»· 1"“* 1*“·* ι~^ I-’ 1-· *"* ,“H
Ö < ! ! I I I I I ! I
LHOO^OlOOLOO ς* w cNicn'sj-cMcoc^mcscn 0 cd a< co P=4
r-J
<U
^ I cd w H öO 0 •H
*3 <u M ·γΊ +J ^ fr-S β CO S'? „ _ w OOOOOOOOO β <u o^ooomomoio β i—( t3 (NCSmCNCNlCSiNCMCS ,ϋ β β β β β β Ο β -° Η Μ) C0
rH
0 φ β I Ν > β 5 ο > Ö0 Μ
β β II
•β β ..
Α! ο ^ β β ο ββ 00000<Ν<Ν00 ,b ft iniAi/iooojMiNPin
Γ-ι w — — — ~ — οοοσ ββιΗ OOOOO OOOO
μΡι—ΙβΟΟΟΟΟΟΟΟ'Ο ,ΟΗ Η βΟβΟΟΟΟΟΟΟΟΟ Ρΐ !> <β β ο β — (Nn'tfmvor-'COCTv
PU
800 38 05

Claims (10)

1. Werkwijze ter bereiding van holle, open cellen bevattende microporeuze vezels, met het kenmerk, dat men (a) voorziet in niet-poreuze holle precursor- 5 vezels uit een polymeer, gekozen uit polyalkenen, polyacetalen, polyamiden, polyesters, polyalkyleensulfiden en polyaryleen-oxyden, waarbij dit polymeer zowel een amorfe component bevat als een kristallijne component met een moleculaire oriënterings-graad, gekarakteriseerd door een dubbel-breking van ongeveer 10 0,0005 tot ongeveer 0,010, (b) de holle precursor-vezels in contact brengt met een zwelmiddel, waarbij het zwelmiddel omvat een niet-wa-terig oplosmiddel, met een Hildebrand-oplosbaarheidsparameter bij of in de buurt van die van de polymere holle precursor-vezels, 15 gedurende een voldoende lange tijd om de absorptie van het zwelmiddel in de holle vezels mogelijk te maken, (c) de holle precursor-vezels strekt terwijl zij in contact zijn met het zwelmiddel, dat op een temperatuur is van hoger dan de glasovergangstemperatuur van de precursor-vezel 20 en het vriespunt van het zwelmiddel en lager dan de temperatuur, waarbij de precursor-vezel oplost, bij een strekkingsgraad van ongeveer 350 tot ongeveer 400 %, gebaseerd op de aanvankelijke precursor-vezellengte, en een spanningssnelheid van ongeveer 5 tot ongeveer 150 %/min., en 25 (d) het zwelmiddel uit de foelie verwijdert ter wijl men de holle vezels in de gestrekte toestand houdt.
2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het polymeer, waaruit de holle precursor-vezel wordt bereid, wordt gekozen uit polyalkenen en polyacetalen.
3. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat men de werkwijze op continue basis uitvoert.
4. Werkwijze ter bereiding van holle, open cellen bevattende microporeuze vezels, met het kenmerk, dat men (a) onder gebruikmaking van tenminste één poly- 35 alkeen met zowel een amorfe component als een kristallijne component voorziet in polymere, niet-poreuze holle precursor-vezels met 800 3 8 05 een moleculaire oriënteringsgraad, gekarakteriseerd door een dubbel-breking van ongeveer 0,0005 tot ongeveer 0,010, (b) de holle precursor-vezels in contact brengt met een zwelmiddel, waarbij dit zwelmiddel omvat een niet-wate- 5 rig oplosmiddel met een Hildebrand-oplosbaarheidsparameter bij of in de buurt van die van de polymere holle precursor-vezels, gedurende een voldoende lange tijd om de absorptie van het zwelmiddel in de holle vezels mogelijk te maken, (c) de holle precursor-vezels strekt terwijl zij 10 in contact zijn met het zwelmiddel, dat gehouden wordt op een temperatuur, die hoger is dan de glasovergangstemperatuur van de precursor-vezels en het vriespunt van het zwelmiddel en lager dan de temperatuur, waarbij de precursor-vezels oplossen, bij een strek-kingsgraad van ongeveer 150 tot ongeveer 400 %, gebaseerd op de 15 aanvankelijke precursorvezellengte, en een spanningssnelheid van ongeveer 5 tot ongeveer 150 %/min, en (d) het zwelmiddel uit de foelie verwijdert terwijl men de holle vezels in de gestrekte toestand houdt.
5. Werkwijze volgens conclusie 4, met het kenmerk, 20 dat het polyalkeen een homopolymeer is, dat wordt smeltgesponnen onder vorming-van de holle precursor-vezels, de dubbelbreking van de precursor-vezels wordt geregeld op ongeveer 0,0008 tot ongeveer 0,005, het zwelmiddel wordt gekozen uit trichloorethyleen en perchloorethyleen, de strekkingsgraad ongeveer 200 tot ongeveer 25 300 % bedraagt, de spanningssnelheid ongeveer 10 tot ongeveer 50 %/ min. is en de oplosmiddel-strektemperatuur ongeveer 25 tot ongeveer 90°C bedraagt.
6. Werkwijze volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat men de strekking van de holle precursor-vezels op continue 30 basis uitvoert.
7. Werkwijze volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat het polyalkeen-homopolymeer polyetheen is met een smeltindex van ongeveer 3 tot ongeveer 20, een molecuulgewichtverdelings-verhouding van ongeveer 3,8 tot ongeveer 13, een dichtheid van 3 35 ongeveer 0,962 tot ongeveer 0,965 g/cm , ende dubbelbreking van de holle precursor-vezels wordt geregeld op ongeveer 0,001 tot onge- 800 3805 t veer 0,003.
8. Werkwijze volgens conclusies 1-7, met het kenmerk, dat de holle precursor-vezels voor de strekking worden ontlaten bij een temperatuur van ongeveer 90 tot ongeveer 120°C bij 5 een nagenoeg constante lengte gedurende een periode van ongeveer 1 tot ongeveer 30 minuten, worden gedrenkt in het zwelmiddel bij de oplosmiddel-strektemperatuur gedurende een periode van ongeveer 10 seconden tot ongeveer 10 minuten bij een nagenoeg constante lengte alvorens de strekking wordt uitgevoerd, en de re-10 sulterende microporeuze holle vezels na de strekking worden onderworpen aan een harding door verhitting bij een temperatuur van ongeveer 85 tot ongeveer J20°C gedurende een periode van ongeveer 0,1 seconde tot ongeveer 1 uur op een zodanige wijze, dat een verandering in de lengte van de microporeuze vezels van meer 15 dan ongeveer 5 %, gebaseerd op de lengte van de microporeuze vezels voor de harding door verhitting, wordt voorkomen.
9. Werkwijzen als beschreven in de beschrijving en/of voorbeelden.
10. Microporeuze holle vezels, verkregen onder 20 toepassing "van de werkwijze volgens conclusies 1-9. 800 3 8 03
NLAANVRAGE8003805,A 1979-07-02 1980-07-01 Werkwijze ter bereiding van microporeuze holle vezels. NL190053C (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
US06/054,050 US4290987A (en) 1979-07-02 1979-07-02 Process for preparing microporous hollow fibers
US5405079 1979-07-02

Publications (3)

Publication Number Publication Date
NL8003805A true NL8003805A (nl) 1981-01-06
NL190053B NL190053B (nl) 1993-05-17
NL190053C NL190053C (nl) 1993-10-18

Family

ID=21988447

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NLAANVRAGE8003805,A NL190053C (nl) 1979-07-02 1980-07-01 Werkwijze ter bereiding van microporeuze holle vezels.

Country Status (18)

Country Link
US (1) US4290987A (nl)
JP (1) JPS5615412A (nl)
KR (1) KR830003605A (nl)
AU (1) AU5973280A (nl)
BE (1) BE884102A (nl)
BR (1) BR8003905A (nl)
CA (1) CA1131861A (nl)
CH (1) CH652042A5 (nl)
DD (1) DD151971A5 (nl)
DE (1) DE3023058A1 (nl)
FR (1) FR2461032A1 (nl)
GB (1) GB2053792B (nl)
IL (1) IL60446A (nl)
IT (1) IT1131880B (nl)
NL (1) NL190053C (nl)
PL (1) PL225374A1 (nl)
SE (1) SE448888B (nl)
YU (1) YU41931B (nl)

Families Citing this family (40)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE3026718A1 (de) * 1980-07-15 1982-02-04 Akzo Gmbh, 5600 Wuppertal Hohlfasermembran fuer die plasmaseparation
US4530809A (en) * 1980-10-14 1985-07-23 Mitsubishi Rayon Co., Ltd. Process for making microporous polyethylene hollow fibers
US4405688A (en) * 1982-02-18 1983-09-20 Celanese Corporation Microporous hollow fiber and process and apparatus for preparing such fiber
US4444710A (en) * 1982-02-19 1984-04-24 E. I. Du Pont De Nemours And Company Process for increasing void volume of hollow filaments
JPS58179243A (ja) * 1982-04-13 1983-10-20 Teijin Ltd 多孔性ポリエステル成形物の製造方法
US4596577A (en) * 1982-04-21 1986-06-24 Junkosha Co. Ltd. Napped fluororesin materials having continuous pores, and a method of manufacturing the same
US4501793A (en) * 1983-06-17 1985-02-26 Celanese Corporation Surfactant treated polyolefinic microporous materials capable of multiple re-wetting with aqueous solutions
JPS61146308A (ja) * 1984-12-21 1986-07-04 Ube Ind Ltd 多孔質ポリプロピレン中空糸又はフイルムの製造法
US4670341A (en) * 1985-05-17 1987-06-02 W. R. Grace & Co. Hollow fiber
US4900502A (en) * 1985-08-29 1990-02-13 Bend Research, Inc. Hollow fiber annealing
US4766036A (en) * 1985-09-16 1988-08-23 The Dow Chemical Company Process for producing porous fibers from orientable olefin polymers having cation-containing, pendent reactive side-groups and the resultant product
US4900449A (en) * 1987-05-20 1990-02-13 Gelman Sciences Filtration membranes and method of making the same
CA1315929C (en) * 1987-06-26 1993-04-13 Masahiko Yamaguchi Porous hollow-fiber
US4962184A (en) * 1988-03-31 1990-10-09 Shell Oil Company Polyketone polymer useful in chromatography
JP2755800B2 (ja) * 1990-02-22 1998-05-25 滋 山本 電気絶縁等に適する高分子材料
EP0498414B1 (en) * 1991-02-08 1995-12-27 Mitsubishi Rayon Co., Ltd. Porous hollow fiber membrane of polypropylene and production thereof
US5284584A (en) * 1992-12-31 1994-02-08 Hoechst Celanese Corporation Hollow fiber membrane fabric - containing cartridges and modules having solvent-resistant thermoplastic tube sheets, and methods for making the same
US6203905B1 (en) * 1995-08-30 2001-03-20 Kimberly-Clark Worldwide, Inc. Crimped conjugate fibers containing a nucleating agent
US5762840A (en) * 1996-04-18 1998-06-09 Kimberly-Clark Worldwide, Inc. Process for making microporous fibers with improved properties
US6179939B1 (en) 1997-05-12 2001-01-30 Kimberly-Clark Worldwide, Inc. Methods of making stretched filled microporous films
US6110251A (en) * 1998-11-03 2000-08-29 Johns Manville International, Inc. Gas filtration media and method of making the same
GB2352652A (en) * 1999-08-06 2001-02-07 Fsm Technologies Ltd Pre-treating hollow fibre membranes for micro-organism detection
US6743273B2 (en) * 2000-09-05 2004-06-01 Donaldson Company, Inc. Polymer, polymer microfiber, polymer nanofiber and applications including filter structures
US7115150B2 (en) * 2000-09-05 2006-10-03 Donaldson Company, Inc. Mist filtration arrangement utilizing fine fiber layer in contact with media having a pleated construction and floor filter method
US6800117B2 (en) * 2000-09-05 2004-10-05 Donaldson Company, Inc. Filtration arrangement utilizing pleated construction and method
US7270693B2 (en) * 2000-09-05 2007-09-18 Donaldson Company, Inc. Polymer, polymer microfiber, polymer nanofiber and applications including filter structures
US6673136B2 (en) 2000-09-05 2004-01-06 Donaldson Company, Inc. Air filtration arrangements having fluted media constructions and methods
US6740142B2 (en) 2000-09-05 2004-05-25 Donaldson Company, Inc. Industrial bag house elements
US20020092423A1 (en) * 2000-09-05 2002-07-18 Gillingham Gary R. Methods for filtering air for a gas turbine system
US6746517B2 (en) * 2000-09-05 2004-06-08 Donaldson Company, Inc. Filter structure with two or more layers of fine fiber having extended useful service life
US6716274B2 (en) 2000-09-05 2004-04-06 Donaldson Company, Inc. Air filter assembly for filtering an air stream to remove particulate matter entrained in the stream
RU2300543C2 (ru) * 2001-05-31 2007-06-10 Дональдсон Компани, Инк. Составы тонкого волокна, способы их получения, способ изготовления тонковолокнистого материала
SE527054C2 (sv) * 2002-04-23 2005-12-13 Gambro Lundia Ab Förfarande för framställning av ett regioselektivt membran
US6763559B2 (en) * 2002-04-25 2004-07-20 Scimed Life Systems, Inc. Cold drawing process of polymeric yarns suitable for use in implantable medical devices
US20050221075A1 (en) * 2004-03-31 2005-10-06 Travelute Frederick L Iii Low density light weight filament and fiber
JP4855119B2 (ja) * 2006-03-28 2012-01-18 テルモ株式会社 フィルタ部材および人工肺
US8326103B2 (en) * 2008-04-04 2012-12-04 Baker Hughes Incorporated Cable and method
KR20190062168A (ko) * 2017-11-28 2019-06-05 주식회사 엘지화학 불소계 수지 다공성 막의 제조방법
WO2021101987A1 (en) 2019-11-21 2021-05-27 Emd Millipore Corporation Hydrophilic membranes
WO2021101995A1 (en) 2019-11-21 2021-05-27 Emd Millipore Corporation Microfiltration membrane

Family Cites Families (20)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR1078949A (fr) * 1951-09-12 1954-11-24 Felten & Guilleaume Carlswerk Dispositif pour la fabrication de rubans ou de fils en matières spongieuses
US3117173A (en) * 1959-07-22 1964-01-07 Du Pont Process of preparing substantially oriented filaments having circumferential ridges on the surface
US3078544A (en) * 1960-05-19 1963-02-26 Du Pont Crimpable synthetic filaments and process of manufacturing same
US3088794A (en) * 1960-08-26 1963-05-07 Du Pont Process for spinning and drawing polyalkylene isophthalamides
US3155754A (en) * 1962-04-11 1964-11-03 Du Pont Process for producing oriented synthetic linear polyester fibers and films having a sheath-core structure
US3215486A (en) * 1962-04-17 1965-11-02 Toyo Spinning Co Ltd Fixation of polypropylene fibers impregnated with dyestuffs and other treating agents
US3325342A (en) * 1963-03-19 1967-06-13 Du Pont Crystalline polyalkylene isophthalamide filaments with voids
US3423491A (en) * 1964-09-02 1969-01-21 Dow Chemical Co Permselective hollow fibers and method of making
US3513110A (en) * 1965-07-26 1970-05-19 Celanese Corp Open-celled low density filamentary material
FR1518975A (fr) * 1967-02-17 1968-03-29 Cellophane Sa Films étirés opalescents en polymères thermoplastiques
US3677881A (en) * 1967-05-15 1972-07-18 Chemcell Ltd Open celled polypropylene filament of improved uniformity
DE1760467A1 (de) * 1968-05-22 1972-06-08 Barmag Barmer Maschf Technischer Draht aus thermoplastischem Kunststoff
US3822333A (en) * 1969-04-02 1974-07-02 Chisso Corp Process for producing shaped articles of crystalline polyolefins having a roughened surface
US3839516A (en) * 1971-06-25 1974-10-01 Res Triangle Inst Process for the preparation of opencelled microporous films
US3957936A (en) * 1971-07-22 1976-05-18 Raduner & Co., Ag High temperature process for modifying thermoplastic filamentous material
US4001367A (en) * 1974-03-29 1977-01-04 M & T Chemicals Inc. Method for permanently and uniformly incorporating an additive into an undrawn fiber
US4096227A (en) * 1973-07-03 1978-06-20 W. L. Gore & Associates, Inc. Process for producing filled porous PTFE products
US4055702A (en) * 1974-03-29 1977-10-25 M & T Chemicals Inc. Additive-containing fibers
US4020230A (en) * 1975-10-03 1977-04-26 The Dow Chemical Company Microporous polyethylene hollow fibers and process of preparing them
JPS5812932B2 (ja) * 1977-06-30 1983-03-10 日本ゼオン株式会社 中空繊維の製造方法

Also Published As

Publication number Publication date
JPS5615412A (en) 1981-02-14
DE3023058C2 (nl) 1990-09-27
US4290987A (en) 1981-09-22
YU41931B (en) 1988-02-29
IT8023156A0 (it) 1980-07-01
CA1131861A (en) 1982-09-21
GB2053792A (en) 1981-02-11
IT1131880B (it) 1986-06-25
BR8003905A (pt) 1981-02-03
SE448888B (sv) 1987-03-23
IL60446A (en) 1983-09-30
GB2053792B (en) 1983-02-16
YU173080A (en) 1983-01-21
NL190053C (nl) 1993-10-18
BE884102A (fr) 1981-01-05
FR2461032B1 (nl) 1983-03-25
AU5973280A (en) 1981-01-15
JPH0428803B2 (nl) 1992-05-15
KR830003605A (ko) 1983-06-21
NL190053B (nl) 1993-05-17
CH652042A5 (fr) 1985-10-31
SE8004874L (sv) 1981-02-23
PL225374A1 (nl) 1981-04-24
FR2461032A1 (fr) 1981-01-30
DD151971A5 (de) 1981-11-11
DE3023058A1 (de) 1981-01-08
IL60446A0 (en) 1980-09-16

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8003805A (nl) Werkwijze ter bereiding van microporeuze holle vezels.
KR102144703B1 (ko) 중공사막 모듈, 중공사막의 제조 방법 및 중공사막 모듈의 제조 방법
EP0050399B1 (en) Microporous polyethylene hollow fibers and a process for preparing the same
US4364759A (en) Methods for preparing anisotropic hollow fiber membranes comprising polymer of acrylonitrile and styrene and hollow fiber membranes produced therefrom
EP0997182A1 (en) Polysulfone-base hollow-fiber hemocathartic membrane and processes for the production thereof
EP0126994B1 (en) Porous regenerated cellulose hollow fiber and process for preparation thereof
TWI683933B (zh) 中空絲膜模組及其製造方法
US3933653A (en) Membranes of acrylonitrile polymers for ultrafilter and method for producing the same
KR20160136430A (ko) 중공사막, 및 중공사막의 제조 방법
CN108136341B (zh) 分离膜、纤维素系树脂组合物及分离膜的制造方法
US4530809A (en) Process for making microporous polyethylene hollow fibers
AU614098B2 (en) Porous hollow fiber membrane, method for production thereof, and oxygenator using the hollow fiber membrane
GB2047162A (en) Anisotropic membranes
EP0175948B1 (en) Method for manufacture of hollow fibers for dialysis
JP6291970B2 (ja) タンパク質吸着材料およびその製造方法、血液浄化器
Twarowska-Schmidt et al. Melt-spun asymmetric poly (4-methyl-1-pentene) hollow fibre membranes
JP6834677B2 (ja) 吸着カラム
KR20190129890A (ko) 분리막 및 분리막의 제조 방법
JPS6342006B2 (nl)
JP7078171B2 (ja) 分離膜及び分離膜の製造方法
JPS5825371B2 (ja) 異方性膜及びその製法
CN114733366A (zh) 一种非对称中空纤维膜的制备方法
WO2024128243A1 (ja) 多孔質膜および精製方法
JPH09253463A (ja) ポリスルホン系限外濾過膜の製造方法
JP2016047240A (ja) 中空糸膜モジュール及びその製造方法

Legal Events

Date Code Title Description
A85 Still pending on 85-01-01
BA A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
V1 Lapsed because of non-payment of the annual fee