NL1033452C2

NL1033452C2 - Snijinrichting.

Info

Publication number: NL1033452C2
Application number: NL1033452A
Authority: NL
Inventors: Antonie Slots; Cornelis Wouteres Janszen; Heinz Gutknecht; Anthonius Wilhelmus Fredrikus Tolkamp
Original assignee: Vmi Epe Holland
Priority date: 2007-02-26
Filing date: 2007-02-26
Publication date: 2008-08-27
Also published as: CN101646535A; CN101646535B; US8596177B2; JP5189601B2; KR101445896B1; US20100139467A1; EP2125304A1; JP2010519060A; EP2125304B1; KR20090125792A; TW200918267A; TWI444275B; RU2009131885A; WO2008123772A1; BRPI0807576A2; RU2468910C2

Description

Snij inrichting

ACHTERGROND VAN DE UITVINDING

De uitvinding heeft betrekking op een snij inrichting voor het snijden van strips van een strook materiaal, 5 in het bijzonder een strook ongevulkaniseerd rubber, meer in het bijzonder koordversterkt.

Een dergelijke snij inrichting is bijvoorbeeld bekend uit EP-1 329 405 A2. De hierin beschreven snij- inrichting omvat een beweegbaar bovenmes en een gefixeerd 10 ondermes. Een strook materiaal wordt van een toevoertrans-porteur overgebracht op een afvoertransporteur, waarbij tijdens het overbrengen een intrekbare plaat de strook materiaal draagt. Hoewel de bekende snij inrichting naar behoren functioneert, blijkt dat in een aantal gevallen de 15 door deze snij inrichting gesneden strips niet aan de door de bandenfabrikanten gestelde eisen voor moderne banden, in het bijzonder voor snelle personenauto's te voldoen. Met name blijkt de spitse punt van de door de bekende snij-inrichting gesneden strips niet altijd aan de gewenste vorm 20 te voldoen.

1033452 2

SAMENVATTING VAN DE UITVINDING

Het is onder meer een doel van de onderhavige uitvinding een snij inrichting voor het snijden van strips 5 van een strook materiaal, in het bijzonder een strook ongevulkaniseerd rubber, meer in het bijzonder koordver-sterkt, waarmee de gesneden strips vaker voldoen aan de door de bandenfabrikanten gestelde eisen dan de strips welke gesneden zijn door de bekende snij inrichting.

10 Hiertoe voorziet de onderhavige uitvinding in een snij inrichting voor het snijden van strips van een strook materiaal, in het bijzonder een strook ongevulkaniseerd rubber, meer in het bijzonder koordversterkt, waarin de snij inrichting is voorzien van een langwerpig bovenmes en 15 een langs het langwerpige bovenmes beweegbaar ondermes. Juist door af te wijken van de tot op heden als gebruikelijk geachte plaatsing van het beweegbare mes boven en een vast mes onder, is gebleken dat het mogelijk is het gestelde doel te bereiken. In het bijzonder voordelig is het 20 daarbij wanneer het ondermes een roteerbaar, althans nage-noég rond mes is.

In de bekende snij inrichting, en vergelijkbare snij inrichtingen, is het vaste mes zeer zwaar en stevig uitgevoerd om ervoor te zorgen dat de snede recht is. Dit 25 zorgt ervoor dat de snij inrichting als geheel omvangrijk en zwaar uitgevoerd is. Volgens de uitvinding kan dit nadeel althans tenminste gedeeltelijk opgeheven worden wanneer het langwerpige bovenmes tot althans nagenoeg aanliggend contact met het ondermes zwenkbaar is, en niet zoals gebruike-30 lijk vast of stationair uitgevoerd is, waarbij de zwenking althans een component dwars op het langwerpige bovenmes omvat. In het bijzonder wanneer het bovenmes door middel van een elektromotor, in het bijzonder een servomotor, tot tegen het ondermes zwenkbaar is, waarbij het bovenmes een 35 kracht op het ondermes uitoefent, waarbij positie en kracht controleerbaar is, kan ervoor gezorgd worden dat de snede van de messen een rechte snede is. Hierdoor wordt ervoor 3 gezorgd dat de lange zijden van de gesneden strips aan de gestelde eisen van bandenfabrikanten voldoen. Hierbij is het voordelig wanneer de elektromotor een regelbare elektromotor is, waarbij bij voorkeur de snij inrichting voor-5 zien is van een terugkoppelinrichting voor het althans nagenoeg constant houden van de kracht waarmee het bovenmes tegen het ondermes drukt. Een eenvoudige terugkoppelinrichting wordt gerealiseerd wanneer de terugkoppelinrichting is voorzien van een koppelmeter, in het bijzonder een stroom-10 meter.

In een uitvoering van een snij inrichting volgens de uitvinding bevat de snij inrichting een toevoertranspor-teur voor het in de richting van het bovenmes en het ondermes transporteren van een strook materiaal, waarbij in het 15 bijzonder het afvoereinde van de toevoertransporteur grenst aan het ondermes.

Een constructief eenvoudige uitvoering van een snij inrichting volgens de uitvinding waarmee een gesneden strip realiseerbaar is, wordt verkregen wanneer het boven-20 mes zwenkbaar is tot in contact met het bovenvlak van het afvoereinde van de toevoertransporteur, waarbij het snijvlak van het bovenmes grenst aan het snijvlak van het ondermes. Een reproduceerbare en nauwkeurige snede is realiseerbaar wanneer de toevoertransporteur voorzien is 25 van een voorspanningsinrichting voor het in de richting van het tot in contact met het afvoereinde gezwenkte bovenmes voorspannen van de toevoertransporteur. Hierbij is het voordelig wanneer de voorspanningsinrichting een elastisch element, in het bijzonder een veer, omvat. Wanneer het 30 bovenmes voorzien is van een rolelement kan ervoor gezorgd worden dat tijdens contact van het bovenmes met de strook materiaal hierop geen ongewenste krachten worden uitgeoefend.

In een uitvoering van een snij inrichting volgens 35 de uitvinding bevat de snij inrichting een afvoertranspor-teur voor het van het bovenmes en ondermes afvoeren van een gesneden strip.

4

Bij de bekende snij inrichting, en vergelijkbare snij inrichtingen, valt de gesneden strip na gesneden te zijn op de afvoertransporteur. Door dit vallen kunnen ongewenste positie- en vormveranderingen in de strip ont-5 staan, welke veranderingen door latere bewerkingen ongedaan of verminderd dienen te worden. Dit nadeel wordt volgens de uitvinding althans tenminste gedeeltelijk opgeheven doordat het bovenvlak van de afvoertransporteur en de bovenrand van het ondermes althans nagenoeg in één vlak gelegen zijn. 10 Hierdoor blijven dus positie- en vormveranderingen als gevolg van vallen achterwege. Hierdoor kunnen latere bewerkingen achterwege blijven of vereenvoudigd worden.

Een verdere verbetering van de positionering van de gesneden strip op de afvoertransporteur wordt verkregen 15 wanneer de afvoertransporteur is voorzien van een beweegbaar transportvlak voor het afvoeren van de strip, en van een onder het transportvlak aangebrachte houdmagneet voor het op het transportvlak houden van de strip. Hierbij is het voordelig wanneer de werking van de snij inrichting 20 zodanig wordt bestuurd dat de strook materiaal pas gesneden wordt wanneer de op de afvoertransporteur geplaatste strook materiaal door de magneet ten opzichte van de afvoertransporteur gefixeerd is. In een voordelige uitvoering van een snij inrichting volgens de uitvinding is de houdmagneet in 25 hoogte beweegbaar ten opzichte van het transportvlak aangebracht .

In een verdere voorkeursuitvoering van een snij-inrichting volgens de uitvinding is de snij inrichting voorzien van een verplaatsbare overbrenginrichting voor het 30 grijpen van de strook materiaal op de toevoertransporteur en voor het voorbij het bovenmes en ondermes overbrengen van de strook materiaal tot op de afvoertransporteur. Het op deze wijze grijpen en overbrengen van de strook materiaal is voordeliger dan het bij sommige snij inrichtingen 35 bekende duwen van de strook materiaal van de toevoertransporteur naar de afvoertransporteur, door welk duwen vormveranderingen 'in de strook materiaal kunnen ontstaan.

5

Hierbij is het voordelig wanneer de overbrenginrichting is voorzien van een magneetbalk voor het grijpen van het vrije uiteinde van de strook materiaal.

Teneinde te verhinderen dat het zwenken van het 5 bovenmes en de beweging van de overbrenginrichting elkaar nadelig beïnvloeden, is het voordelig wanneer de snij-inrichting is voorzien van een inrichting voor het synchroniseren van het zwenken van het bovenmes en het verplaatsen van de overbrenginrichting.

10 Op de afvoertransporteur worden gesneden strips gebruikelijk aan elkaar gelast, welk lassen ook bekend staat onder de benaming splicen. Om het positioneren van de einden van aan elkaar te splicen strips te vergemakkelijken is in een uitvoering van een snij inrichting volgens de 15 uitvinding de toevoertransporteur voorzien van een geleiding voor het geleiden van één rand van de strook materiaal. Een voordelige uitvoering hiervan wordt gevormd doordat de geleiding van het vlak van de toevoertranspor-teur opstaande rollen omvat. Hierbij is het voordelig 2 0 wanneer de toevoertransporteur ingericht is voor het in de richting naar en tegen de geleiding aan bewegen van de strook materiaal, in het bijzonder omvat de toevoertransporteur hiertoe transportrollen waarvan de lengterichting een hoek maakt met de hoofdlijn van de toevoertransporteur. 25 Wanneer de snij inrichting voorzien is van een inrichting voor het meten van de lengte van de strook materiaal, kan het resultaat van de meting worden gebruikt voor de transportafstand van de afvoertransporteur om ervoor te zorgen dat de einden van opeenvolgende strips 30 althans nagenoeg tegen elkaar aan liggen.

Een in het bijzonder eenvoudig aan elkaar lassen van opeenvolgende strips wordt gerealiseerd wanneer de snij inrichting voorzien is van middelen voor het sturen van de verplaatsing van de overbrenginrichting zodat de strook 35 materiaal op de afvoertransporteur wordt neergelegd zodat de ene rand van de strook materiaal in het verlengde ligt van de geleiding. Dergelijke middelen kunnen in het bijzon- 6 der worden gevormd door een centrale spindel welke boven de toevoertransporteur is geplaatst, aan welke spindel de overbrenginrichting is opgehangen en welke spindel in de voortbewegingsrichting van de toevoertransporteur gelegen 5 is. In een uitvoering van een snij inrichting volgens de uitvinding waarin de snij inrichting voorzien is van middelen voor het sturen van de aandrijving van de afvoertrans-porteur zodat het achterliggende einde van een reeds gesneden strip in het verlengde van de geleiding komt te liggen, 10 kan het lassen of splicen van strips op constructief eenvoudige wijze nauwkeurig worden gerealiseerd.

Een constructief eenvoudige snij inrichting kan worden gerealiseerd wanneer de toevoertransporteur om een althans nagenoeg verticale as scharnierbaar ten opzichte 15 van de afvoertransporteur aangebracht is, waarbij de as gelegen is in de snijlijn welke wordt gedefinieerd door het beweegbare ondermes.

In een uitvoering van een snij inrichting volgens de uitvinding of volgens een verder aspect van de uitvin-2 0 ding is de snij inrichting voorzien van een lasinrichting (splicer) voor het in een lasplaats aan elkaar lassen (splicen) van gesneden strips, welke strips zich op een afvoertransporteur bevinden, waarbij de lasinrichting ten opzichte van de afvoertransporteur verplaatsbaar is aange-25 bracht. Bij bekende inrichtingen is de lasinrichting vast opgesteld en worden de strips zodanig getransporteerd dat de lasplaats precies beneden de lasinrichting komt te liggen. Dit laatste zorgt er voor dat het snijden, het positioneren en het transport van de strips in feite afhan-30 kelijk is van het splicen. Door nu volgens de uitvinding de lasinrichting verplaatsbaar aan te brengen, zodat deze naar de te lassen plaats te bewegen is, kan ervoor gezorgd worden dat alle bijbehorende processen eenvoudiger en sneller uitgevoerd worden, waarbij tevens de positionering-35 nauwkeurigheid tenminste behouden blijft.

De in deze beschrijving en conclusies van de aanvrage beschreven en/of de in de tekeningen van deze 7 aanvrage getoonde aspecten en maatregelen kunnen waar mogelijk ook afzonderlijk van elkaar worden toegepast. Die afzonderlijke aspecten, zoals een beweegbaar ondermes, zwenkbaar bovenmes, het in een vlak liggen van de bovenkant 5 van het beweegbare ondermes en het bovenvlak van de afvoer-transporteur, het uitvoeren van het snijden van de strook materiaal nadat de strook materiaal op de afvoertranspor-teur is gefixeerd, en andere aspecten kunnen onderwerp zijn van daarop gerichte afgesplitste octrooiaanvragen. Dit 10 geldt in het bijzonder voor de maatregelen en aspecten welke op zich zijn beschreven in de volgconclusies.

KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN 15

De uitvinding zal worden toegelicht aan de hand van een aantal in de bijgevoegde tekeningen weergegeven voorbeelduitvoeringen. Getoond wordt op schematische wijze in: 20 Figuren IA tot en met 1F verschillende stadia van het snijden en toevoeren van een strook materiaal;

Figuren 2A en 2B een boven- respectievelijk zijaanzicht van de opstelling van toevoer- en afvoertrans-porteur; 25 Figuur 3 een bovenaanzicht van de geleiding op de toevoertransporteur; en

Figuren 4A tot en met 41 verschillende stadia van het toevoeren en in strips snijden van een strook materiaal, en het lassen van gesneden strips.

30

GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN

In Figuur IA is schematisch een aanzicht in 35 doorsnede van een snij inrichting voor het snijden van strips van een strook materiaal, in het bijzonder een strook ongevulkaniseerd rubber, meer in het bijzonder 8 koordversterkt, weergegeven.

De snij inrichting is voorzien van een langwerpig bovenmes 1 en een langs het langwerpige bovenmes 1 beweegbaar ondermes 2. Het ondermes 2 is een roteerbaar, althans 5 nagenoeg rond mes, dat een afgeschuinde snijtop 3 heeft, welke snijtop 3 naar het bovenmes 1 toe is gericht.

Het langwerpige bovenmes 1 is tot, althans nagenoeg, aanliggend contact met het ondermes 2 zwenkbaar, waarbij de zwenking althans een component dwars op het 10 langwerpige bovenmes 1 omvat. In de in Figuur 1 weergegeven uitvoering is het bovenmes 1 zwenkbaar om een zwenkas 4 die evenwijdig loopt aan de lengterichting van het bovenmes 1.

De zwenking van het bovenmes 1 word door middel van een elektromotor, in het bijzonder een servomotor 5 15 geëffectueerd, en wel zodanig dat het bovenmes 1 tot tegen het ondermes 2 zwenkt, zoals achtereenvolgens in Figuren IA tot en met 1D te zien is. Wanneer het bovenmes 1 tegen het ondermes 2 aanligt oefent het bovenmes 1 een kracht op het ondermes 2 uit. Nadat het bovenmes 1 tegen het ondermes 2 20 aanligt, wordt het ondermes 2 in de lengterichting langs het bovenmes 1 bewogen voor het snijden van tussen het bovenmes en ondermes aanwezig materiaal. Hierdoor wordt een strip 14, 14' (zie Figuren 4E en 4F) van de strook mate riaal 8 afgesneden.

25 In de weergegeven uitvoering is de servomotor 5 een regelbare servomotor is, die is voorzien van een terugkoppel inrichting 6 voor het althans nagenoeg constant houden van de kracht waarmee het bovenmes 1 tegen het ondermes 2 drukt. De terugkoppelinrichting 6 omvat een 30 koppelmeter, in het bijzonder een stroommeter, voor het meten en aan de hand daarvan regelen van de kracht waarmee de servomotor 5 het bovenmes tegen het ondermes aandrukt. Hoewel in de weergegeven uitvoering de terugkoppelinrichting in de servomotor is aangebracht kan deze terugkoppel-35 inrichting ook elders ondergebracht zijn.

Zoals weergegeven in Figuur IA bevat de sni j-inrichting een toevoertransporteur 7 voor het in de rich- 9 ting van het bovenmes 1 en het ondermes 2 transporteren van een strook materiaal 8. De toevoertransporteur 7 is zwenk-baar gelagerd om een zwenkas 9, en is aan het afvoereinde 10 daarvan voorzien van een voorspanningsinrichting 11.

5 Deze voorspanningsinrichting 11 duwt het afvoereinde 10 van de toevoertransporteur 7 in de richting van het bovenmes 1. Hierdoor wordt ervoor gezorgd dat bij het tot in contact met het afvoereinde 10 zwenken van het bovenmes 1 de strook materiaal 8 gedefinieerd tussen het bovenmes 1 en het 10 bovenvlak van de toevoertransporteur 7 wordt geklemd, waardoor een goede snede van de strook materiaal 8 kan worden verkregen. Het bovenmes 1 is voorzien van een rol-element 12 om ervoor te zorgen dat het bovenmes 1 bij het over de strook materiaal 8 bewegen hierin geen ongewenste 15 spanningen en/of vervormingen teweegbrengt en wordt de strook materiaal 8 op de toevoertransporteur 7 gedrukt.

De voorspanningsinrichting 11 omvat een elastisch element, dat in de weergegeven uitvoering een veer is.

Zoals in Figuur IA is weergegeven is een en ander 20 zo opgesteld dat het afvoereinde 10 van de toevoertransporteur 7 grenst aan het ondermes 2. Daarbij grenst, wanneer het bovenmes 1 tot in contact met het bovenvlak van het afvoereinde 10 van de toevoertransporteur 7 is gezwenkt, het snijvlak van het bovenmes 1 aan het snijvlak van het 25 ondermes 2.

Zoals in Figuur IA is weergegeven bevat de snij-inrichting een af voert ransporteur 13 voor het van het bovenmes 1 en ondermes 2 afvoeren van een gesneden strip 14, 14' . In de in Figuren IA tot en met 1F weergegeven 30 uitvoering liggen het bovenvlak van de afvoertransporteur 13 en de bovenrand (de punt van de snij top 3) van het ondermes 2 in één vlak. Hierdoor blijft de afgesneden strip na het snijden op dezelfde hoogte als de strook materiaal zich bevindt vóór het snijden, hetgeen gunstig is voor de 35 vorm van de afgesneden strip. Met andere woorden, doordat de strip niet op de afvoertransporteur valt, ontstaan er geen ongewenste vormveranderingen.

10

In de in Figuren IA tot en met 1F getoonde uitvoering is de afvoertransporteur 13 voorzien van een beweegbaar transportvlak voor het af voeren van de strip, en is onder het transportvlak een houdmagneet 15 voor het op 5 het transportvlak houden van de strip 14, 14' aangebracht.

Deze houdmagneet 15 is in hoogte beweegbaar ten opzichte van het transportvlak aangebracht.

Zoals onder meer in Figuur IA is weergegeven is de snij inrichting voorzien van een verplaatsbare overbreng-10 inrichting 16 voor het grijpen van de strook materiaal 8 op de toevoertransporteur 7 en voor het voorbij het bovenmes 1 en ondermes 2 overbrengen van de strook materiaal 8 tot op de afvoertransporteur 13. In de weergegeven uitvoering is de overbrenginrichting 16 voorzien van een magneetbalk 17 15 voor het grijpen van het vrije uiteinde van de strook materiaal 8. Hierbij wordt het vastgrijpen/vasthouden en weer loslaten van de strook materiaal (koordversterkt) vergemakkelijkt doordat de magneetbalk 17 verplaatsbaar gemonteerd is in een houderconstructie zoals door de pijl 20 in Figuur 1C schematisch is aangegeven.

De snij inrichting is op een op zich bekende manier voorzien van een (niet in de Figuren weergegeven) regeleenheid, zoals bijvoorbeeld een computer of microprocessor, voor het regelen van de onderlinge bewegingen en 25 werking van de verschillende onderdelen van de snij inrichting.

Deze regeleenheid zorgt voor onder meer het synchroniseren van het zwenken van het bovenmes 1 en het verplaatsen van de overbrenginrichting 16, 17.

3 0 De werking van de snij inrichting zal in het kort aan de hand van Figuur 1 worden verduidelijkt.

In Figuur IA is de situatie getoond waarin door de toevoertransporteur 7 een strook materiaal 8 tot aan het afvoereinde 10 van de toevoertransporteur 7 is bewogen. Het 35 bovenmes 1 is omhoog gezwenkt, en de overbrenginrichting 16 is tot in contact met het uiteinde van de strook materiaal 8 gebracht om deze vast te grijpen. De overbrenginrichting 11 16 beweegt vervolgens naar links (zoals aangegeven door de pijl) en tegelijkertijd wordt het bovenmes 1 omlaag gezwenkt. Wanneer de overbrenginrichting 16 de gewenste positie op de afvoertransporteur 13 heeft bereikt (Figuur 5 1B) , wordt de overbrenginrichting 16 omlaag bewogen totdat de strook materiaal op het bovenvlak van de afvoertransporteur 13 is geplaatst. De houdmagneet 15 wordt omhoog bewogen, zodat de houdmagneet 15 de strook materiaal 8 in positie ten opzichte van de afvoertransporteur 13 fixeert. 10 Vervolgens wordt de magneetbalk 17 omhoog bewogen binnen in de dragende constructie van de overbrenginrichting 16 (zoals in Figuur 1C is weergegeven), zodat de overbrenginrichting 16 de strook materiaal 8 loslaat.

Het bovenmes 1 heeft inmiddels de strook mate-15 riaal 8 tegen de toevoertransporteur 7 gedrukt (Figuur 1D), waarbij het afvoereinde 10 van de toevoertransporteur 7 enigszins tegen de werking van de voorspanningsinrichting 11 in omlaag wordt gedrukt. De overbrenginrichting 16 wordt tot in een wachtpositie vóór het bovenmes 1 bewogen. Dan 20 wordt het ondermes 2 in de lengterichting langs het bovenmes 1 bewogen voor het maken van de snede en het vormen van een strip (14 zie Figuur 4E) . Tijdens het maken van de snede zorgt de servomotor 5 met de terugkoppelinrichting 6 ervoor dat de kracht waarmee het bovenmes 1 tegen het 25 ondermes 2 drukt constant blijft, zodat de snede uiterst nauwkeurig is. Door de houdmagneet 15 blijft de afgesneden strip gedefinieerd op de afvoertransporteur liggen.

Daarna wordt het bovenmes 1 omhoog gezwenkt, wordt de overbrenginrichting 16 tot boven de toevoertrans-3 0 porteur 7 verplaatst (Figuur IE) , wordt de strip door de afvoertransporteur afgevoerd, en beweegt de houdmagneet 15 zich tot enige afstand onder het bovenvlak van de afvoertransporteur 13 (Figuur 1F), waarna de volgende strip afgesneden kan worden.

35 Zoals in Figuur 2A schematisch in bovenaanzicht en in Figuur 2B schematisch in zijaanzicht (gedeeltelijk in doorsnede) is weergegeven, is de toevoertransporteur 7 om 12 een althans nagenoeg verticale as 18 scharnierbaar ten opzichte van de afvoertransporteur 7 aangebracht. De as 18 is hierbij gelegen in de snijlijn welke wordt gedefinieerd door het beweegbare ondermes 2. Het geheel van toevoer-5 transporteur 7, afvoertransporteur 13 en overbrenginrich-ting 16 is daarbij op een gestel 19 (Figuur 2B) gemonteerd, welk gestel in vergelijking met gestellen van bekende snij inrichtingen relatief licht van gewicht kan zijn. Door de scharnierbare opstelling is de snij inrichting heel 10 eenvoudig aan te passen aan verschillende hoeken waaronder de strook materiaal 8 voor een bepaalde te vervaardigen band gesneden dient te worden.

De verplaatsing van de overbrenginrichting 16 wordt gestuurd door middelen welke een centrale spindel 20 15 omvatten, die boven de toevoertransporteur 7 is geplaatst en die in de voortbewegingsrichting van de toevoertransporteur 7 gelegen is. De overbrenginrichting 16 is aan deze centrale spindel 20 opgehangen. Zoals in Figuren 2A en 2B is weergegeven, is de overbrenginrichting voorzien van een 2 0 verdere magneetbalk 21 voor het vastgrijpen/vasthouden van de strook materiaal 8 ten behoeve van het overbrengen van de strook materiaal naar de afvoertransporteur 13, hoewel deze verdere magneetbalk 21 optioneel weggelaten kan worden .

25 Zoals boven is beschreven bevat de afvoertrans porteur 13 een houdmagneet 15 voor het fixeren van de positie van de strip ten opzichte van de afvoertransporteur 13. Dit zorgt ervoor dat latere bewerkingen aan de strip, bijvoorbeeld het splicen van de strip aan andere strips, 30 eenvoudiger en nauwkeuriger kan plaatsvinden. De snij-inrichting bevat nog verdere elementen om deze verdere bewerkingen eenvoudiger en nauwkeuriger te doen plaatsvinden, zoals hierna zal worden verduidelijkt.

Zoals in Figuur 3 is weergegeven is de toevoer-35 transporteur voorzien van een geleiding 22 voor het geleiden van één rand 23 van de strook materiaal 8 langs een rechte lijn 24. In de weergegeven uitvoering omvat de 13 geleiding 22 van het vlak van de toevoertransporteur op-staande rollen 25. Hierbij is de toevoertransporteur ingericht voor het in de richting naar en tegen de geleiding 22 aan bewegen van de strook materiaal 8. Bijvoorbeeld kan de 5 toevoertransporteur voorzien zijn van transportrollen waarvan de lengterichting een hoek maakt met de hoofdlijn van de toevoertransporteur, zodat de transportrollen de strook materiaal naar de opstaande rollen 25 sturen.

Doordat de centrale spindel 20 evenwijdig aan de 10 transportrichting van de toevoertransporteur is gelegen, wordt tijdens het overbrengen van de strook materiaal 8 door de overbrenginrichting 16 ervoor gezorgd dat de rand 23 van de strook materiaal 8 neergelegd wordt op de afvoer-transporteur 13 zodat deze rand 23 precies in het verlengde 15 van de lijn 24 op de afvoertransporteur 13 komt te liggen (zie Figuur 4C) . Natuurlijk kunnen ook meet- en terugkop-pelinrichtingen of andere middelen voor het sturen van de verplaatsing van de overbrenginrichting zodat de strook materiaal op de afvoertransporteur wordt neergelegd zodat 2 0 de ene rand van de strook materiaal in het verlengde ligt van de geleiding gebruikt worden.

De snij inrichting is verder voorzien van een inrichting 26 (Figuur 3) voor het meten van de lengte van de strook materiaal 8, i.e. de afstand tussen de rand 23 25 (of de lijn 24) en de tegenover gelegen rand van de strook materiaal 8, welke meetinrichting 26 op een op zich bekende wijze bijvoorbeeld een camera, een laser, LEDs of dergelijke kan omvatten.

Aan de hand van Figuren 4A tot en met 41 zullen 30 in het kort de bewerkingen van het snijden en het splicen worden verduidelijkt.

In Figuur 4A is in bovenaanzicht schematisch de uitgangspositie getoond. In Figuur 4B is de overbrenginrichting 16 tot boven het uiteinde van de strook mate-35 riaal 8 bewogen voor het vastgrijpen/vasthouden van de strook materiaal. In Figuur 4C heeft de overbrenginrichting 16 de strook materiaal· 8 over de snijlijn heen naar de 14 afvoertransporteur 13 gebracht en daarop neergelegd zodat een rand 23 van de strook materiaal 8 op de lijn 24 terecht komt. In Figuur 4D is de situatie getoond waar de houdmag-neet de strook materiaal 8 vasthoudt en het ondermes langs 5 het bovenmes beweegt voor het snijden van de strook materiaal 8 zodat de strip 14 wordt gevormd. Daarna wordt de strip 14 afgevoerd (Figuur 4E), waarbij het afvoeren plaatsvindt over de gemeten lengte van de strip. Hierdoor komt het nalopende einde van de strip 14 althans nagenoeg 10 op de lijn 24 te liggen.

Vervolgens wordt op dezelfde manier een volgende strip 14' gesneden (Figuren 4F, 4G) , en daarna afgevoerd (Figuur 4H) over een voor die strip 14' gemeten lengte. Hierbij wordt opgemerkt dat onder meer door de overbrengin-15 richting, de houdmagneet en de gemeten lengte er dus voor wordt gezorgd dat het nalopende einde van de eerdere strip 14 en het voorlopende einde van de volgende strip 14' tegen elkaar aan komen te liggen.

Boven de afvoertransporteur 13 is een splicer 27 20 in een rustpositie aangebracht. Deze splicer 27 is niet alleen instelbaar overeenkomstig de hoek waaronder de strook materiaal wordt toegevoerd, maar is ook verplaatsbaar in een richting evenwijdig aan de bewegingsrichting van de afvoertransporteur aangebracht. Dit in tegenstelling 25 tot bekende splicers die vast opgesteld staan.

Nadat de volgende strip 14' gebaseerd op de gemeten breedte van die strip 14' afgevoerd is in de richting van splicer 27 (Figuur 4H) , wordt de splicer 27 zodanig bewogen dat deze precies boven de lasplaats komt te 3 0 liggen waar het nalopende einde van de eerdere strip 14 en het voorlopende einde van de volgende strip 14' tegen elkaar aan liggen, waarna het splicen wordt uitgevoerd (Figuur 41).

Op deze wijze kan een lange opeenvolging van aan 35 elkaar gelaste strips worden gevormd welke bijvoorbeeld op een voorraadrol 28 kan worden gewikkeld of welke direct kan worden afgevoerd voor verder verwerking in een band, zoals 15 een auto- of vliegtuigband.

De bovenstaande beschrijving is opgenomen om de werking van voorkeursuitvoeringen van de uitvinding te illustreren, en niet om de reikwijdte van de uitvinding te 5 beperken. Uitgaande van de bovenstaande uiteenzetting zullen voor een vakman vele variaties evident zijn die vallen onder de geest en de reikwijdte van de onderhavige uitvinding, in het bijzonder zoals gedefinieerd in de bijgaande conclusies.

1033452

Claims

1. Snij inrichting voor het snijden van strips van een strook materiaal, in het bijzonder een strook ongevulkaniseerd rubber, meer in het bijzonder koordver-sterkt, met het kenmerk, dat de snij inrichting is voorzien 5 van een langwerpig bovenmes en een langs het langwerpige bovenmes beweegbaar ondermes.

2. Snij inrichting volgens conclusie 1, waarin het ondermes een roteerbaar, althans nagenoeg rond mes is.

3. Snij inrichting volgens conclusie 1 of 2 of 10 volgens de aanhef van conclusie 1, waarin het langwerpige bovenmes tot althans nagenoeg aanliggend contact met het ondermes zwenkbaar is, waarbij de zwenking althans een component dwars op het langwerpige bovenmes omvat.

4. Snij inrichting volgens een van de voorgaande 15 conclusies, waarin het bovenmes door middel van een elektromotor, in het bijzonder een servomotor, tot tegen het ondermes zwenkbaar is, waarbij het bovenmes een kracht op het ondermes uitoefent.

5. Snij inrichting volgens conclusie 4, waarin de 20 elektromotor een regelbare elektromotor is.

6. Snijinrichting volgens conclusie 5, waarin de snij inrichting voorzien is van een terugkoppelinrichting voor het althans nagenoeg constant houden van de kracht waarmee het bovenmes tegen het ondermes drukt.

7. Snij inrichting volgens conclusie 6, waarin de terugkoppelinrichting is voorzien van een koppelmeter, in het bijzonder een stroommeter.

8. Snij inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarin de snij inrichting een toevoertranspor-3 0 teur bevat voor het in de richting van het bovenmes en het ondermes transporteren van een strook materiaal. :033452

9. Snij inrichting volgens conclusie 8, waarin het afvoereinde van de toevoertransporteur grenst aan het ondertnes.

10. Snij inrichting volgens conclusies 3 en 9, 5 waarin het bovenmes zwenkbaar is tot in contact met het bovenvlak van het afvoereinde van de toevoertransporteur, waarbij het snijvlak van het bovenmes grenst aan het snijvlak van het ondermes.

11. Snij inrichting volgens conclusie 9 of 10, 10 waarin de toevoertransporteur voorzien is van een voorspan- ningsinrichting voor het in de richting van het tot in contact met het afvoereinde gezwenkte bovenmes voorspannen van de toevoertransporteur.

12. Snij inrichting volgens conclusie 11, waarin 15 de voorspanningsinrichting een elastisch element, in het bijzonder een veer, omvat.

13. Snij inrichting volgens conclusie 3 of 10, waarin het bovenmes voorzien is van een rolelement.

14. Snij inrichting volgens een van de voorgaande 20 conclusies of volgens de aanhef van conclusie 1, waarin de snij inrichting een afvoertransporteur bevat voor het van het bovenmes en ondermes afvoeren van een gesneden strip.

15. Snij inrichting volgens conclusie 14, waarbij het bovenvlak van de afvoertransporteur en de bovenrand van 25 het ondermes althans nagenoeg in één vlak gelegen zijn.

16. Snij inrichting volgens conclusie 14 of 15, waarin de afvoertransporteur is voorzien van een beweegbaar transportvlak voor het af voeren van de strip, en van een onder het transportvlak aangebrachte houdmagneet voor het 30 op het transportvlak houden van de strip.

17. Snij inrichting volgens conclusie 16, waarin de houdmagneet in hoogte beweegbaar ten opzichte van het transportvlak is aangebracht.

18. Snij inrichting volgens conclusie 8 of een van 35 de conclusies 9 tot en met 17 onder verwijzing naar conclusie 8, waarin de snij inrichting is voorzien van een verplaatsbare overbrenginrichting voor het grijpen van de strook materiaal op de toevoertransporteur en voor het voorbij het bovenmes en ondermes overbrengen van de strook materiaal tot op de afvoertransporteur.

19. Snij inrichting volgens conclusie 18, waarbij 5 de overbrenginrichting is voorzien van een magneetbalk voor het grijpen van het vrije uiteinde van de strook materiaal.

20. Snij inrichting volgens conclusie 3 of een van de conclusies 4 tot en met 19 onder verwijzing naar conclusie 3 en volgens conclusie 19 of 20, waarin de snijinrich- 10 ting is voorzien van een inrichting voor het synchroniseren van het zwenken van het bovenmes en het verplaatsen van de overbrenginrichting.

21. Snij inrichting volgens conclusie 8 of volgens een van de conclusies 9 tot en met 20 onder verwijzing naar 15 conclusie 8, waarin de toevoertransporteur is voorzien van een geleiding voor het geleiden van één rand van de strook materiaal.

22. Snij inrichting volgens conclusie 21, waarin de geleiding van het vlak van de toevoertransporteur op- 20 staande rollen omvat.

23. Snij inrichting volgens conclusie 21 of 22, waarin de toevoertransporteur ingericht is voor het in de richting naar en tegen de geleiding aan bewegen van de strook materiaal.

24. Snij inrichting volgens conclusie 23, waarin de toevoertransporteur transportrollen omvat waarvan de lengterichting een hoek maakt met de hoofdlijn van de toevoertransporteur.

25. Snij inrichting volgens een van de conclusies 3 0 21 tot en met 24, waarbij de snij inrichting voorzien is van een inrichting voor het meten van de lengte van de strook materiaal.

26. Snij inrichting volgens conclusie 18 of een van de conclusie 19 tot en met 2 5 onder terugverwijzing 3. naar conclusie 18 en volgens een van de conclusies 21 tot en met 25, waarin de snij inrichting voorzien is van middelen voor het sturen van de verplaatsing van de overbreng- inrichting zodat de strook materiaal op de afvoertranspor-teur wordt neergelegd zodat de ene rand van de strook materiaal in het verlengde ligt van de geleiding.

27. Snij inrichting volgens conclusie 26, waarin 5 de snij inrichting voorzien is van middelen voor het sturen van de aandrijving van de afvoertransporteur zodat het achterliggende einde van een reeds gesneden strip in het verlengde van de geleiding komt te liggen.

28. Snij inrichting volgens conclusie 26 of 27, 10 waarin de middelen voor het sturen van de verplaatsing van de overbrenginrichting worden gevormd door een centrale spindel welke boven de toevoertransporteur is geplaatst, aan welke spindel de overbrenginrichting is opgehangen en welke spindel in de voortbewegingsrichting van de toevoer- 15 transporteur gelegen is.

29. Snij inrichting volgens conclusie 8 of volgens een van de conclusies 9 tot en met 28 onder verwijzing naar conclusie 8, waarin de toevoertransporteur om een althans nagenoeg verticale as scharnierbaar ten opzichte van de 20 afvoertransporteur aangebracht is, waarbij de as gelegen is in de snijlijn welke wordt gedefinieerd door het beweegbare ondermes.

30. Snij inrichting volgens een der voorgaande conclusies. of volgens de aanhef van conclusie 1, waarin de 2. snij inrichting is voorzien van een lasinrichting (splicer) voor het in een lasplaats aan elkaar lassen (splicen) van gesneden strips, welke strips zich op een afvoertransporteur bevinden, waarbij de lasinrichting ten opzichte van de afvoertransporteur verplaatsbaar is aangebracht.

31. Inrichting voorzien van een of meer van de in de bijgevoegde beschrijving omschreven en/of in de bijgevoegde tekeningen getoonde kenmerkende maatregelen. -o-o-o-o-o-o-o-o- ”452