NL1005937C2 - Inrichting voor het door spuitgieten vervaardigen van informatie-dragers. - Google Patents

Description

Inrichting voor het door spuitgieten vervaardigen van informatie-dragers

Voor het vervaardigen van optische informatiedragers en dergelijke, zoals compact-discs, VLPs, NODs, recordable discs, wordt gebruik gemaakt van een spuitgietmatrijs met een vormholte waarin zich in 5 negatieve vorm de door de informatiedrager te dragen mechanische informatie bevindt. Bijvoorbeeld kan het de betreffende informatie-dragende informatie-onderdeel zijn uitgevoerd als een deel van de matrijs, dan wel een inzetplaat of zogenaamde "stamper". Een stamper is een in 10 het algemeen in nikkel uitgevoerde plaat, op het werkzame oppervlak waarvan vooraf door op zichzelf bekende middelen de informatie is aangebracht. In het algemeen zal de betreffende informatie van het digitale type zijn en bestaan uit een afwisseling van hetzij verhogingen of 15 verdiepingen en vlakke, onbewerkte delen. De informatie is in het algemeen in een spiraalvormig spoor op de informatiedrager opgenomen.

Nadat een inzetplaat is gebruikt voor het vervaardigen van een bepaald aantal informatie-dragers, 20 neemt de kwaliteit van de hiermee vervaardigde informatie-dragers af en dient het betreffende informatie-onderdeel te worden vervangen. Zo dient de inzetplaat te worden vervangen als het gewenste aantal informatiedragers is vervaardigd of als hij het maximale 25 aantal informatie-dragers heeft vervaardigd dat binnen een gestelde kwaliteitsnorm aanvaardbaar is.

Bij het opnieuw plaatsen van een inzetplaat dient er voor te worden gezorgd, dat deze nauwkeurig de betreffende wand van de vormholte gecentreerd is. Als 30 wordt geconstateerd, dat de betreffende centrering niet geheel conform de gestelde eisen is, dient de inzetplaat te worden verschoven, totdat de vereiste exacte centrering is gerealiseerd. Het is een doel van de 1005937 2 uitvinding, voorzieningen te bieden die het mogelijk maken, de bedoelde centrering zodanig uit te voeren, dat in essentie wordt voorkomen, dat tijdens verplaatsing van de inzetplaat ten opzichte van de vormwand er een 5 relatief hoge wrijvingskracht tussen de inzetplaat en de genoemde vormwand optreedt. Met dergelijke voorzieningen kan de centrering gemakkelijker plaatsvinden, terwijl verder kans op beschadigingen aan vormwand en/of inzetplaat wordt voorkomen.

10 Met het oog hierop verschaft de uitvinding een hulpinrichting, bestemd om te worden toegevoegd aan een spuitgietinrichting voor het vervaardigen van schijfvormige informatiedragers, welke spuitgietinrichting omvat: 15 een matrijs met ten minste twee ten opzichte van elkaar verplaatsbare matrijsdelen, die in een eerste relatieve positie een vormholte begrenzen waarvan de vorm overeenkomt met de vorm van de te vervaardigen informatiedragers, in welke 20 vormholte een toevoer voor verwarmde kunststof uitmondt, en die in een tweede relatieve positie op een zodanige afstand van elkaar gelegen zijn, dat de vormholte toegankelijk is,· en eerste vasthoudmiddelen voor het in een 25 gewenste positie houden van een tegen een eindwand van de vormholte te brengen inzetplaat, waarop zich de op de informatiedrager op te nemen informatie bevindt, zodanig dat een inzetplaat bij het uitnemen van een gevormde informatiedrager in positie blijft ten opzichte van de 30 vormholte; welke hulpinrichting omvat: een voorraadhouder, waarin ten minste één inzetplaat kan worden opgenomen; transportmiddelen voor het tussen de 35 voorraadhouder en de matrijs transporteren van successieve inzetplaten, welke transportmiddelen een kop omvatten, die is ingericht voor het in axiale richting naar en vanaf de genoemde eindwand verplaatsen van 1005937 3 successieve inzetplaten, die alle van een centraal doorgaand gat zijn voorzien, en welke kop centreermiddelen omvat voor het in correcte positie plaatsen van een inzetplaat ten opzichte van de eindwand, 5 door gebruikmaking van een doorgaand centraal gat in een inzetplaat; welke kop omvat: tweede vasthoudmiddelen voor het in de randzone aangrijpen van een inzetplaat; 10 verend indrukbare drukmiddelen voor het tegen de werking van de drukmiddelen aanduwen van de centrale zone van de inzetplaat, zodanig dat de inzetplaat een convexe vorm verkrijgt en de inzetplaat met de genoemde centrale zone 15 het eerst de eindwand kan raken; en met de spuitgietinrichting gekoppelde of koppelbare besturingsmiddelen, die zijn ingericht voor: het besturen van de transportmiddelen; het uitsluitend in de tweede relatieve 20 positie van de matrijsdelen vrijgeven van de transportmiddelen voor het van of naar de matrijs transporteren van een inzetplaat, en en het zodanig besturen van de eerste vasthoudmiddelen en de tweede vasthoudmiddelen, dat de 25 genoemde centrale zone van een inzetplaat eerst de eindwand raakt, door voortgaande axiale verplaatsing uiteindelijk de gehele inzetplaat tegen de eindwand is gedrukt, vervolgens de eerste vasthoudmiddelen een zodanig grote kracht op de inzetplaat uitoefenen, dat bij 30 terugwaartse axiale verplaatsing van de kop de inzetplaat door de eerste vasthoudmiddelen tegen de eindwand wordt vastgehouden.

Ten einde een zeer betrouwbare centrering te verzekeren onder volledige vermijding van mogelijke 35 schade aan de inzetplaten kan de hulpinrichting met voordeel zodanig zijn uitgevoerd, dat de centreermiddelen een bijvoorbeeld stompe, naar buiten toe toelopende pen omvatten.

1005937 4

De vasthoudmiddelen kunnen bijvoorbeeld van magnetisch type zijn of op zuiging gebaseerd zijn.

Een voorkeursuitvoering vertoont de bijzonderheid dat drukmiddelen een veerbelaste ring 5 omvatten.

Bij voorkeur vertoont deze variant de bijzonderheid dat de ring kantelbaar is. De genoemde kantelbaarheid is een extra vrijheidsgraad van beweging. Mocht, bijvoorbeeld door de bewegingssnelheid, het 10 wisselgereedschap niet volledig evenwijdig gericht zijn aan de betreffende wand van de vormholte, dan zal als gevolg van de genoemde invering van de bij voorkeur kunststof ring onder (geringe) kanteling daarvan toch de correcte positionering en gewenste aandrukking van de 15 inzetplaat tegen de betreffende wand van de vormholte zijn verzekerd, waarbij tevens voor een correcte centrering zorg is gedragen.

Een voorkeursuitvoering vertoont de bijzonderheid dat de ring uitsluitend aangrijpt in een 20 zone die grenst aan het doorgaande centrale gat in de inzetplaat. Hiermee vindt conform de uitvinding eerste een correcte centrering van de binnenzone plaats, gevolgd door een aandrukking in de meer naar buiten gelegen zones. De uiteindelijke positionering wordt verkregen 25 door het opheffen van de convexe vorm van de inzetplaat en het met kracht tegen de wand van de vormholte vasthouden daarvan.

Een bepaalde uitvoering van de laatst beschreven variant vertoont de bijzonderheid dat de 30 radiale uitgestrektheid van de genoemde aangrijpingszone maximaal 3 mm bedraagt.

De uitvinding zal nu worden toegelicht aan de hand van bijgaande tekeningen. Hierin tonen: figuur 1 een gedeeltelijk weggebroken 35 perspectivisch aanzicht van een spuitgietmatrijs met een hulpinrichting met één kop waarbij de voorraadhouder lineair verplaatsbaar is; 1005937 5 figuur 2 een gedeeltelijk weggebroken perspectivisch aanzicht van een hulpinrichting en matrijs, gedeeltelijk in (blok-)schematische vorm, waarbij de voorraadhouder roteerbaar is; 5 figuur 3 het detail III van figuur 2 op vergrote schaal en in gedeeltelijk weggebroken perspectivisch aanzicht; figuur 4 een gedeeltelijk perspectivisch aanzicht van een variant; 10 figuur 5 een perspectivisch aanzicht van een deel van een spuitgietmatrijs met mechanische positioneringsmiddelen; figuur 6 een gedeeltelijk perspectivisch aanzicht van een detail van een 15 voorkeursuitvoeringsvoorbeeld; figuur 7 gedeeltelijk in zijaanzicht, gedeeltelijk in langsdoorsnede, een kop volgens figuur 6; figuur 8 een met figuur 7 corresponderend aanzicht van een uitvoering van een kop volgens de 20 uitvinding in de situatie, waarin de inzetplaat nog dient te worden geplaatst; en figuur 9 een met figuur 8 corresponderend aanzicht van de situatie, waarin de inzetplaat is geplaatst en de kop gereed is om te worden 25 teruggetrokken.

Figuur 1 toont een hulpinrichting 1, die is toegevoegd aan een spuitgietinrichting 2 voor het vervaardigen van schijfvormige informatie-dragers.

De spuitgietinrichting omvat een matrijs 3 met 30 twee ten opzichte van elkaar verplaatsbare matrijsdelen 4, 5. Door middel van een hefboommechanisme 6 en een hydraulische cilinder 7 kan het matrijsdeel 5 heen en weer worden bewogen, waarbij geleiding plaatsvindt door een viertal geleidingsstangen, die gemakshalve alle met 8 35 zijn aangeduid en die in een vierkant patroon gerangschikt zijn. Het relatief vaste matrijsdeel 4 is met de spuitkop 9 van een plastificeereenheid koppelbaar.

In een eerste, gesloten relatieve positie begrenzen 1005937 6 de matrijsdelen 4 en 5 een vormholte 10, waarvan de vorm overeenkomt met de vorm van de te vervaardigen informatie-dragers. In de vormholte 10 mondt een toevoer ll voor verwarmde geplastificeerde kunststof uit. In een 5 tweede, open relatieve positie zijn de matrijsdelen 4 en 5 op een zodanige afstand van elkaar gelegen, dat de vormholte 10 toegankelijk is, en in wezen op dat moment niet bestaat. Deze open positie is in figuur 1 getoond.

De spuitgietinrichting 2 omvat verder 10 positioneringsmiddelen voor het op een gewenste positie houden van een informatie-onderdeel, in dit geval een tegen een eindwand 12 van de vormholte 10 te brengen plaat of "stamper" waarop zich de op de informatiedrager op te nemen informatie in negatieve vorm bevindt, welk 15 informatie-onderdeel bij het uitnemen van een gevormde informatie-drager in positie blijft ten opzichte van de vormholte 10. Voor het vasthouden van een stamper 13 wordt in deze uitvoering gebruik gemaakt van een aantal gaten 14 in de eindwand 12, die door onderdruk de stamper 20 in positie houden.

De hulpinrichting l omvat een aantal als voorraadhouders dienst doende voorraadhouders 15, waarin, in afzonderlijke compartimenten, een aantal stampers 13 kunnen worden opgenomen. Een transportinrichting 16 dient 25 voor het transporteren van successieve stampers tussen de voorraadhouder 15 en de matrijs 4, 5.

De individuele compartimenten 17 worden toegankelijk gemaakt door het verschuiven van een afdekorgaan 18 door middel van een cilindereenheid 19.

30 De transportinrichting 16 omvat een arm 20 aan het ene einde waarvan zich een drietal zuignappen 21 bevinden. Met behulp van deze zuignappen kan een stamper 13 worden aangegrepen om uit een compartiment 17 te worden uitgenomen en door zwaaiing van de arm 20 volgens 35 pijl 22 in de richting van de matrijs 4, 5 te worden getransporteerd. Zoals figuur 1 toont, kan de arm 20 de geleidingsstangen 8 niet passeren. In verband daarmede wordt in een verhoogde stand van de arm 20 deze door 1005937 7 bekrachtiging van de cilindereenheid 23 ingetrokken, zodat hij door verdere rotatie de betreffende stang 8 kan passeren. Na het bereiken van een betreffende, in dit geval horizontale, positie, kan de arm weer worden 5 uitgeschoven om de stamper 13 tegen de eindwand 12 te brengen, waar hij door bekrachtiging van een bron voor lucht onder onderdruk via de gaten 14 tegen de eindwand 12 wordt vastgezogen.

Duidelijk zal zijn, dat ook de omgekeerde 10 verplaatsing mogelijk is.

Opgemerkt wordt, dat figuur l geen besturingsmiddelen toont, waarmee de diverse onderdelen in de tijd functioneel op elkaar zijn afgestemd.

De diverse compartimenten 17 kunnen, ook onder 15 besturing van een centrale besturingseenheid, waarin een besturingsprogramma is opgenomen, op een gewenste lokatie worden geplaatst, zodanig dat een uit de matrijs 4, 5 genomen stamper 13 in een leeg, desgewenst vooraf gekozen compartiment 17 kan worden geplaatst, dan wel een 20 geselecteerd compartiment 17 op de betreffende uitneemlokatie kan worden geplaatst voor het naar de matrijs 4, 5 transporteren van de in dat compartiment 17 aanwezige stamper 13.

Via een niet-getekende bron voor lucht onder 25 een geringe overdruk kan via een toevoer 27 lucht onder een lichte overdruk in de voorraadhouder 15 worden ingeblazen. De lucht is vooraf stofvrij gemaakt. Deze voorziening verzekert dat de in de voorraadhouder 15 aanwezige stampers 13 zoveel mogelijk stofvrij bewaard 30 blijven.

Figuur 2 toont een variant, waarin de hulpinrichting 24 een ringvormige voorraadhouder 25 omvat.

De voorraadhouder omvat een stationaire 35 behuizing 26, die via een toevoer 28 stofvrije lucht onder een lichte overdruk ontvangt. Het inwendige van de voorraadhouder 25 is toegankelijk via een sleufvormige opening 29 met een centrale verbreding 30, waar doorheen 1005937 δ de stampers 13 kunnen worden getransporteerd met gebruikmaking van een transportarm 31. In dit verband wordt verwezen naar de hierna volgende bespreking van figuur 3.

5 In de stationaire voorraadhouder 26 is een drager-carrousel 32 geplaatst. Door middel van een motor 33 kan het carrousel 32 worden geroteerd, waarbij middelen aanwezig zijn voor het waarnemen van de hoekpositie van het carrousel 32 ten opzichte van de 10 sleuf 29, 30, zodanig dat een gewenste lokatie van het carrousel overeenkomt met de plaats van het sleufgat 29, 30. Een centrale besturingseenheid 34 met invoer 35 bestuurt de hulpinrichting 24 en synchroniseert de diverse met elkaar samenwerkende onderdelen. Tevens 15 ontvangt de CPU 34 via een gegevensinvoer 36 gegevens met betrekking tot de open c.g. gesloten stand van de matrijs 4, 5.

Figuur 3 toont, op welke wijze een stamper 13 kan worden verplaatst door middel van de 20 transportinrichting 37, waarvan de arm 31 deel uitmaakt.

Langs de arm 31 is een wagen 38 verrijdbaar. De wagen 38 draagt de zuignappen 21, conform figuur l, die via een zuigleiding 39 in verbinding staan met een niet-getekende bron voor lucht onder onderdruk. Door middel 25 van rollen 40 kan de wagen zich verplaatsen langs de arm 31, die daartoe is uitgevoerd als een aan één zijde open profielbalk, zoals figuur 3 duidelijk toont. Een eindloze snaar 41 is met de wagen 38 voor transport verbonden.

Deze snaar 41 wordt geleid om een omleidrol 42 en een 30 aandrijfrol 43, die door een motor 44 wordt aangedreven. Aldus kan de wagen 38 heen en weer rijden langs de arm 31. De arm zelf kan heen en weer bewegen door middel van een tandheugel 45, die wordt aangedreven door een tandwiel 46, dat op zijn beurt in verbinding staat met een 35 motor 47.

Door geschikte besturing van de motoren 44 en 47 en aangepaste bekrachtiging van de onderdrukmiddelen voor het besturen van de zuignappen 21 kan een stamper 1005937 9 vanuit de voorraadhouder 25 naar de matrijs 4, 5 worden verplaatst en omgekeerd.

Figuur 4 toont de spuitgietinrichting 2, waaraan een hulpinrichting 48 van een ander type is 5 toegevoegd. In dit geval is een wagen 49 in langsrichting ten opzichte van de beweeglijkheid van de matrijs 4, 5 aandrijvend verplaatsbaar door middel van een motor 50.

De wagen 49 draagt een geknikte arm 51 met twee werkzame eindzones 52, 53, die elk zijn uitgevoerd met 10 bekrachtigbare zuignappen. De koppen 52, 53 zijn ten opzichte van de zwenkhartlijn, die wordt bepaald door motor 50, op gelijke radiale posities geplaatst. De structuur verzekert een vrije beweeglijkheid van de werkzame eindzones 52, 53 met inbegrip van een opgenomen 15 stamper, zonder dat daarbij hinder wordt ondervonden van de aanwezigheid van de geleidingsstangen 8. In deze uitvoering kan de wagen 49 worden gereden vanaf de met getrokken lijnen aangegeven positie, die overeenkomt met de stand van de geopende matrijs 4, 5, naar de met 20 onderbroken lijnen aangeduide positie 49', waarin stampers 13 kunnen worden geplaatst in of verwijderd uit een magazijn 54.

Het gebruik van een dubbele kop heeft het voordeel, dat in één arbeidsgang met het verwijderen van 25 een stamper de volgende stamper kan worden geplaatst, hetgeen een aanzienlijke tijdwinst kan opleveren.

Figuur 5 toont, op welke wijze een stamper 13 kan worden vastgehouden tegen de eindwand 12. In dit geval wordt gebruik gemaakt van mechanische 30 vasthoudmiddelen in de vorm van een centrale centreer- en positioneringspen 154, die kan worden ingestoken in het centrale gat van de stamper 13 en past in een positioneringsgat 55 in de eindwand 12. Een groef 56 dient voor het vasthouden in de werkstand van de 35 positioneringspen 154. De pen 154 draagt aan zijn einde een kleine verbreding, die voldoende radiale en axiale dimensies heeft voor het stevig vasthouden van een stamper, maar niettemin in het gevormde eindprodukt 10U 5937 10 slechts minimaal aftekent. De vasthoudrand 57 is in dit verband ten opzichte van de werkelijke afmetingen ter wille van de duidelijkheid overdreven groot getekend.

Figuur 6 toont een opbouw, waarvan het principe 5 overeenkomt met dat volgens figuur 4. De koppen 61 en 62 worden gedragen door een arm 63 die zwenkbaar is onder invloed van een niet-getekende aandrijving. Het zwenkcentrum is met 64 aangeduid. Met onderbroken lijnen is aangeduid, dat de arm met de koppen kan worden 10 gezwenkt naar een positie, waarin de koppen zich niet in het gebied van de matrijs 65 bevinden, maar in het gebied van een horizontaal roteerbare voorraadhouder 66. In deze met onderbroken lijnen getoonde positie zijn de arm met 63' en de koppen met respectievelijk 61' en 62' 15 weergegeven.

In deze uitvoering kunnen de besturingsmiddelen zijn ingericht voor het zodanig besturen van de koppen 61, 62 door zwenking van arm 63, dat de koppen in hun baan tussen voorraadhouder (61', 62') en matrijs (61, 62) 20 tijdelijk worden stilgezet voor het met de hand plaatsen en verwijderen van een stamper.

Opgemerkt wordt, dat de voorraadhouder 66 zodanig is uitgevoerd, dat zich in grosso modo tangentiële posities positioneringsvoorzieningen 67 25 bevinden, waarin inzetplaten kunnen worden genomen.

Figuur 7 toont een kop 61 of 62. Een inzetplaat 68 wordt gedragen door zuignappen 69. De inzetplaat 68 vertoont een centraal gat 70, waardoorheen zich een stompe, toelopende centreerpen 71 uitstrekt, die dient 30 voor samenwerking met gat 72, dat uitmondt aan matrij swand 73.

De zuignappen 69 zijn aangesloten aan een bestuurbare bron voor onderdruk via aansluiting 74.

Balgen 75 omsluiten respectieve drukveren 76 , die 35 samenwerken met respectieve centreerpennen 77 en bussen 78. Via een bestuurbare bron voor onderdruk, aangesloten via een met 79 aangeduid leidingsysteem kunnen de balgen 75 aan een onderdruk worden onderworpen, waardoor een 1005937 11 effectieve verkorting optreedt, die resulteert in een verplaatsing van dragerplaat 80 ten opzichte van gestel 81. Een verensysteem 82 belast centreerpen 71 ten opzichte van gestel 81.

5 De aandacht wordt erop gevestigd, dat ook andere dan de getekende centreermiddelen mogelijk zijn, bijvoorbeeld sensoren met daaraan toegevoegde elektronica en geschikte besturingsmiddelen.

In de hierna te bespreken figuren 8 en 9 zijn 10 de met bijvoorbeeld figuur 7 corresponderende functionele elementen met dezelfde verwijzingsgetallen aangeduid als daar. Een beschrijving zal hier dan ook achterwege worden gelaten.

De structuur volgens de figuren 8 en 9 wijkt op 15 enkele ondergeschikte punten af van de in figuur 7 getoonde structuur. Voor het begrip van de uitvinding is dit echter van geen belang.

Van wezenlijk belang voor de uitvinding is de aanwezigheid in kop 101 van een centrale kunststof ring 20 102 die met een ringvormig centraal gebied 103 drukkend samenwerkt met de randzone van het centrale gat 70 van inzetplaat 68. Doordat de kunststof ring 102 is veerbelast door een krans van helix-drukveren 104 ten opzichte van dragerplaat 80 kan op de in figuur 8 25 getekende wijze de inzetplaat 68 door ring 102 in de richting van matrijswand 3 worden gedrukt, terwijl de krans van werkzame zuignappen 69 de omtrekszone van inzetplaat 68 vasthouden. Hierdoor ontstaat de getekende, naar matrijswand 73 gerichte convexe vorm. De 30 werkzaamheid van zuignappen 69 is symbolisch aangeduid door pijlen 105 die de werkzaamheid van een niet-getekende zuigpomp via aansluitingen 74 aanduiden.

Pijlen 106 indiceren de beweging van kop 101 met inzetplaat 68 in de richting van matrijswand 73.

35 Aan de hand van figuur 7 is reeds de werking van stompe, toelopende centreerpen 71 beschreven, die kan samenwerken met het centrale gat 72 in het midden van matrijswand 73. Nadat met de getoonde convexe vorm van 1005937 12 inzetplaat 68 de juiste centrering is gerealiseerd vindt een verdere verplaatsing van kop 101 en daarmee dragerplaat 80 volgens pijlen 106 plaats, waardoor vanaf de middenzone van dragerplaat 80 een geleidelijk verdere 5 aandrukking van inzetplaat 68 naar de meer naar buiten gelegen zones plaatsvindt. Onder toenemende indrukking van drukveren 104. Nadat de in figuur 9 getoonde volledige en vlakke aandrukking van inzetplaat 68 tegen de matrijswand 73 is bereikt, wordt de bekrachtiging van 10 zuignappen 69 beëindigd, hetgeen in figuur 9 is aangeduid doordat de pijlen 105 daar niet zijn getekend. In die situatie wordt vervolgens verzekerd dat kop 101 en dragerplaat 80 kan worden teruggetrokken volgens pijlen 107. Voorafgaand daaraan dient echter te worden 15 verzekerd, dat inzetplaat 68 gefixeerd blijft ten opzichte van de vlakke matrijswand 73. Daartoe is een groef 108 met een algemene ringvorm of een ringvormige krans van gaten of andere voor medium doorlaatbare zones in de matrijswand 73 aanwezig. Deze doorlaatbare zone of 20 zones zijn aangesloten aan zuigleidingen 109 die zijn aangesloten aan een niet-getekende zuigpomp. In de situatie op figuur 8 is de betreffende zuigpomp onwerkzaam, terwijl in de situatie volgens figuur 9 de pomp in kwestie werkzaam is, hetgeen symbolisch met 25 pijlen 110 is aangeduid. Door de betreffende zuigwerking wordt via de doorlaatbare zones 108 een zuigkracht op inzetplaat 68 uitgeoefend, waardoor deze zeer stevig tegen de wand 73 gedrukt blijft. Zodra deze aandrukking door bekrachtiging van de genoemde zuigpomp is verzekerd, 30 kan de kop 101 volgens pijlen 107 worden teruggetrokken, kan de matrijs worden gesloten op de in het voorgaande aangegeven wijze en kan een aanvang worden gemaakt met het vervaardigen door spuitgieten van een informatiedragers.

35 De aandacht wordt erop gevestigd, dat de voorzieningen voor het tegen de matrijswand 73 vasthouden van de inzetplaat 68 ook bijvoorbeeld zuigzones of andere radiale posities kunnen omvatten.

1OÜ 5937 i 13

Als alternatief kan een inzetplaat van ferromagnetisch type ook door elektromagnetische middelen worden vastgehouden.

De structuur volgens de uitvinding, zoals 5 weergegeven in de figuren 8 en 9 verzekert, dat bij het plaatsen van een inzetplaat tegen de matrijswand de centrering op zeer eenvoudige wijze betrouwbaar kan plaatsvinden, zonder dat grote wrijvingskrachten noodzakelijk zijn bij het bereiken van een correcte 10 centrering. Verder is de kop 101 zodanig uitgevoerd, dat desgewenst een relatief grote aandrukkracht op een inzetplaat 68 kan worden uitgevoerd, zowel in het centrum als in de omtrekszone. Hierdoor kan ook een niet volledig vlakke inzetplaat zeer goed vlak tegen de vormwand 73 15 worden gedrukt.

1005937

Claims (11)

1. Hulpinrichting, bestemd om te worden toegevoegd aan een spuitgietinrichting voor het vervaardigen van schijfvormige informatiedragers, welke spuitgietinrichting omvat: 5 een matrijs met ten minste twee ten opzichte van elkaar verplaatsbare matrijsdelen, die in een eerste relatieve positie een vormholte begrenzen waarvan de vorm overeenkomt met de vorm van de te vervaardigen informatiedragers, in welke 10 vormholte een toevoer voor verwarmde kunststof uitmondt, en die in een tweede relatieve positie op een zodanige afstand van elkaar gelegen zijn, dat de vormholte toegankelijk is,· en eerste vasthoudmiddelen voor het in een 15 gewenste positie houden van een tegen een eindwand van de vormholte te brengen inzetplaat, waarop zich de op de informatiedrager op te nemen informatie bevindt, zodanig dat een inzetplaat bij het uitnemen van een gevormde informatiedrager in positie blijft ten opzichte van de 2 0 vormholte; welke hulpinrichting omvat: een voorraadhouder, waarin ten minste één inzetplaat kan worden opgenomen,· transportmiddelen voor het tussen de 25 voorraadhouder en de matrijs transporteren van successieve inzetplaten, welke transportmiddelen een kop omvatten, die is ingericht voor het in axiale richting naar en vanaf de genoemde eindwand verplaatsen van successieve inzetplaten, die alle van een centraal 30 doorgaand gat zijn voorzien, en welke kop centreermiddelen omvat voor het in correcte positie 100 53 37 plaatsen van een inzetplaat ten opzichte van de eindwand, door gebruikmaking van een doorgaand centraal gat in een inzetplaat; welke kop omvat: 5 tweede vasthoudmiddelen voor het in de randzone aangrijpen van een inzetplaat; verend indrukbare drukmiddelen voor het tegen de werking van de drukmiddelen aanduwen van de centrale zone van de inzetplaat, 10 zodanig dat de inzetplaat een convexe vorm verkrijgt en de inzetplaat met de genoemde centrale zone het eerst de eindwand kan raken; en met de spuitgietinrichting gekoppelde of koppelbare besturingsmiddelen, die zijn ingericht voor: 15 het besturen van de transportmiddelen; het uitsluitend in de tweede relatieve positie van de matrijsdelen vrijgeven van de transportmiddelen voor het van of naar de matrijs transporteren van een inzetplaat, en 20 en het zodanig besturen van de eerste vasthoudmiddelen en de tweede vasthoudmiddelen, dat de genoemde centrale zone van een inzetplaat eerst de eindwand raakt, door voortgaande axiale verplaatsing uiteindelijk de gehele inzetplaat tegen de eindwand is 25 gedrukt, vervolgens de eerste vasthoudmiddelen een zodanig grote kracht op de inzetplaat uitoefenen, dat bij terugwaartse axiale verplaatsing van de kop de inzetplaat door de eerste vasthoudmiddelen tegen de eindwand wordt vastgehouden.

2. Hulpinrichting volgens conclusie 1, waarin de centreermiddelen een pen omvatten.

3. Hulpinrichting volgens conclusie 2, waarin de pen naar buiten toe toeloopt.

4. Hulpinrichting volgens conclusie 2, waarin 35 de pen een stomp einde vertoont.

5. Hulpinrichting volgens conclusie 1, waarin de vasthoudmiddelen van magnetisch type zijn. 1005937

6. Hulpinrichting volgens conclusie 1, waarin de vasthoudmiddelen op zuiging gebaseerd zijn.

7. Hulpinrichting volgens conclusie 1, waarin de drukmiddelen een veerbelaste ring omvatten.

8. Hulpinrichting volgens conclusie 7, waarin de ring kantelbaar is.

9. Hulpinrichting volgens conclusie 7, waarin de ring uit kunststof bestaat.

10. Hulpinrichting volgens conclusie 7, waarin 10 de ring uitsluitend aangrijpt in een zone die grenst aan het doorgaande centrale gat in de inzetplaat.

11. Hulpinrichting volgens conclusie 10, waarin de radiale uitgestrektheid van de genoemde aangrijpingszone maximaal 3 mm bedraagt. 5 * ★ ★ ★ * 1005937