NL9402105A - Werkwijze en inrichting voor het inbrengen van informatiedragers. - Google Patents

Description

Werkwijze en inrichting voor het inbrengen van informatiedragers

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor hetinbrengen van informatiedragers in een substraat, zoals de grond vanpotplanten.

Eindgebruikers stellen het op prijs indien bij potplanten eeninformatiedrager ingesloten is, die inlichtingen geeft over hetbetreffende gewas en de verzorging daarvan.

In de stand der techniek is het bekend dergelijkeinformatiedragers aan de plant zelf te bevestigen. Een andere methode isdergelijke informatiedragers in de grond van de potplant te steken. Onder"grond" wordt hier elk materiaal verstaan waarin de plant opgekweektwordt. Bij een dergelijke uitvoering zijn de informatiedragers van eenpuntig uiteinde voorzien. Dit insteken kan gemechaniseerd worden door hetmet lucht inschieten van de informatiedragers in de grond resp. hetsubstraat.

Gebleken is echter dat een dergelijke werkwijze nietbetrouwbaar is en indien het substraat een hardere samenstelling heeft,is het goed mogelijk dat de informatiedrager niet in het substraatgeschoten wordt maar afketst en/of wegspringt.

Een betere werking is te verkrijgen indien de informatiedragermet grotere dikte, d.w.z. grotere stijfheid, uitgevoerd wordt, maardaaraan kleven kostprijstechnische bezwaren.

Het doel van de onderhavige uitvinding is de hierbovenbeschreven werkwijze te verbeteren zodanig, dat deze in de meestevoorkomende gevallen volledig mechanisch kan worden uitgevoerd.

Dit doel wordt bij een hierboven beschreven werkwijzeverwezenlijkt doordat het aanbrengen van de informatiedragers omvat hetmechanisch door steken aanbrengen van een opening in het substraat bijhet gelijktijdig meenemen en plaatsen van een informatiedrager in de zovervaardigde opening. D.w.z. de informatiedrager wordt niet langergebruikt om zelf een opening te vervaardigen, maar deze wordt inhoofdzaak vervaardigd door een afzonderlijk mechanisch hulpmiddel datherhaaldelijk gebruikt wordt. De informatiedrager wordt gelijktijdig methet steken in het substraat aangebracht.

Dit betekent dat de aan de informatiedrager gestelde eisenaanzienlijk minder zijn dan bij inrichtingen waarbij de informatiedragerzelfstandig een opening dient te verwezenlijken.

Zo is het in principe nie'; langer noodzakelijk dat deinformatiedrager van een scherpe punt is voorzien. Bovendien kan dewanddikte daarvan gereduceerd worden omdat geen stijfheid nodig is om deopening te vervaardigen. Vanzelfsprekend dient de wanddikte zodanig tezijn, dat de informatiedrager in gebruikstoestand in het algemeen rechtovereind blijft staan. De werkwijze volgens de uitvinding kan opverschillende plaatsen toegepast worden. Als voorbeeld worden depotmachine en de daaropvolgende transportband genoemd.

Indien de hierboven beschreven werkwijze wordt toegepast om ineen reeks van potplanten steeds een informatiedrager aan te brengen, isgebleken dat het mechaniseren op zodanig snelle wijze kan wordenuitgevoerd dat het niet noodzakelijk is om de transportband of andermiddel waarop de potplanten bewegen, intermitterend te sturen. D.w.z.vanuit stationaire positie kunnen de informatiedragers in de continubewegende stroom potplanten worden gestoken.

De uitvinding heeft eveneens betrekking op een inrichting voorhet aanbrengen van informatiedragers in een substraat, zoals de grond vanpotplanten, omvattende een aan een frame aangebracht magazijn voorinformatiedragers, alsmede middelen om die informatiedragers stuk voorstuk achtereenvolgens in het substraat aan te brengen.

Volgens de onderhavige uitvinding omvatten die middelen een tenopzichte van het frame op en neer beweegbare steekorgaan om een openingin het substraat aan te brengen, alsmede meeneemmiddelen om eeninformatiedrager bij het vervaardigen van een opening in het substraatdaarin te plaatsen.

Deze meeneemmiddelen kunnen alle in de stand der techniekbekende constructies omvatten. Zo is het mogelijk door vacuüm of op basisvan statische eigenschappen de informatiedragers mee te nemen.

Gezien de moeilijke omstandigheden waarin wordt gewerkt metveel stof, aarde en dergelijke wordt er echter de voorkeur aan gegevendat die meeneemmiddelen een op het steeklichaam aangebrachte meeneemnokomvatten. Een dergelijke meeneemnok beweegt de informatiedrager tezamenmet het steekorgaan in het substraat.

Van belang is dat enerzijds gewaarborgd is dat deinformatiedrager met het steekorgaan mee in het substraat bewogen wordt,maar anderzijds daarin achterblijft terwijl het steekorgaan uit hetsubstraat terugbewogen wordt voor een volgende bewerking. Gezien hetbovenstaande is het van belang dat de informatiedrager bij het inbrengensteeds zo volledig mogelijk tegen het steekorgaan gedrukt wordt. Dit kan met de hierboven beschreven middelen, zoals lucht en/of vacuüm,verwezenlijkt worden. Eveneens is het mogelijk tegenover het steekorgaangeleidingsmiddelen aan te brengen, zodat de informatiedrager tussen hetsteekorgaan en de geleidingsmiddelen bewogen wordt. Daarbij is het vanbelang dat de geleidingsmiddelen zodanig zijn uitgevoerd, dat deinformatiedrager niet opgesloten wordt en/of vastgeklemd raakt. Bovendiendient de wrijving tussen geleidingsmiddelen en informatiedragers zo kleinmogelijk te zijn. Een wijze om aan deze voorwaarde te voldoen is diewaarbij de geleidingsmiddelen omvatten twee op afstand liggendeafgeschuinde delen, waarbij de afstand tussen die afgeschuinde delenkleiner is dan de breedte van de informatiedrager. Hierdoor wordt in eenoptimale verplaatsing en opsluiting van de informatiedragers voorzien.

De uitvinding zal hieronder aan de hand van een in de tekeningafgebeeld uitvoeringsvoorbeeld nader verduidelijkt worden. Daarbij tonen:

Fig. 1 schematisch in zijaanzicht en gedeeltelijk opengewerktde inrichting volgens de uitvinding in combinatie met een van potplantenvoorziene transportband;

Fig. 2 een detail,gedeeltelijk in dwarsdoorsnede, van deinrichting volgens fig. 1;

Fig. 3 een doorsnede volgens de lijn III-III in fig. 2;

Fig. 4 een detail van de in de figuren 1-3 getoondegeleiderplaat en fig. 5 een detail van de in de figuren 1-3 getoonde steekplaat.

De inrichting volgens de uitvinding is de figuren in zijngeheel met het verwijzingscijfer 1 aangegeven.

Uit fig. 1 blijkt dat deze inrichting bevestigd is aan een nietnader gedefinieerd frame 2, dat op vaste wijze verbonden is met het framevan de transportinrichting voor potplanten waarvan de inrichting deeluitmaakt. Daarvan is een transportband 3 getoond waarop potplanten 4 zijnaangebracht welke in de richting van pijl 5 beweegt. In deze potplanten 4dienen informatiedragers 6 aangebracht te worden.

De inrichting volgens de uitvinding is voorzien van een arm 7,die tevens als opslag voor de informatiedragers 6 dienst doet, zoalsblijkt uit fig. 1 en 2. Daartoe is een aandrukplaat 20 aanwezig en metbehulp van een veer 10 wordt deze aandrukplaat 20 in fig. 2 steeds naarrechts gedreven. De opslag kan afhankelijk van de dikte van deinformatiedragers en de lengte daarvan een groot aantal informatiedragersomvatten. Een verhoudingsgewijs kleine opslag kan al 1600informatiedragers bevatten. Inrichting 1 is bovendien voorzien van een luchtcilinder 9 met zuigerstang 11. Op niet nader getoonde wijze kan deluchtcilinder 9 bediend worden om zuigerstang 11 op en neer te bewegen.Zuigerstang 11 is verbonden met een steekplaat 12. Steekplaat 12 is eenverhoudingsgewijs hard(stalen) deel voorzien van een puntig uiteinde. Ditis in fig. 3 afgebeeld waarin eveneens twee posities van de steekplaatmet de informatiedrager getoond zijn.

De steekplaat 12 is voorzien van een meeneemnok 13 met eenzodanige hoogte, dat een informatiedrager binnen de zo begrensdeuitsparing in het benedendeel van steekplaat 12 kan worden opgenomen.

Steekplaat 12 wordt geleid door geleiderollen 14 en 15, zoalsafgebeeld in fig. 2 en waarvan de onderste 15 vanwege de duidelijkheidin fig. 1 weggelaten is.

In fig. 5 is steekplaat 12 in detail afgebeeld.

Onder het magazijn voor de informatiedragers is eengeleiderplaat 16 aangebracht. Zoals uit fig. 4 blijkt, is deze voorzienvan twee afschuiningen 17 waartussen de informatiedrager 6 (gestippeldafgebeeld) wordt opgenomen. Door enerzijds de gebolde uitvoering van deopname in de steekplaat en anderzijds de dubbele afschuining van degeleiderplaat 16 wordt gewaarborgd dat de informatiedragers met enigevoorspanning tegen de steekplaat 12 gedrukt worden maar anderzijds dewrijving niet zodanig hoog is dat met name bij het terugbewegen van desteekplaat 12 de informatiedrager mee terugbeweegt. Dit wordt bovendientegengegaan doordat de informatiedrager enigszins breder is uitgevoerdbij het insteekdeel in de grond van de potplant dan de steekplaat zelf.D.w.z. een ondergeschikt deel van de opening dient door deinformatiedrager zelf tot stand gebracht te worden.

De hierboven beschreven inrichting werkt als volgt:

Indien een potplant moet worden voorzien van eeninformatiedrager en in de juiste positie onder de inrichting 1 volgens deuitvinding geplaatst is, hetgeen met niet nader afgebeeldedetectiemiddelen kan worden verwezenlijkt, wordt de zich in de bovenstestand bevindende zuigerstang 11 met behulp van cilinder 9 geactiveerd ennaar beneden bewogen. Door nok 13 wordt een informatiedrager meegenomenwaarbij de bovenzijde van geleiderplaat 16 voorkomt dan meer dan ééninformatiedrager naar beneden wordt bewogen. Het blijkt dat deinformatiedrager bijna congruent op de steekplaat 12 past. Door hetpuntige uiteinde van steekplaat 12 wordt een opening in het substraat vande potplant aangebracht waarin gelijktijdig de informatiedrager 6geplaatst wordt. Zoals blijkt uit fig. 3 is het laatste deel van de informatiedrager dat in de grond van de potplant gebracht wordt,enigszins breder dan de steekplaat, maar omdat al een opening in de grondis gevormd, zal verhoudingsgewijs weinig kracht via nok 13 naar deinformatiedrager 6 overgebracht behoeven te worden om verder transportvan de informatiedrager 6 te verwezenlijken.

Door combinatie van de verhoudingsgewijs smalle uitvoering vande steekplaat 12 en geleiderplaat 16 zal na het bereiken van het diepstepunt bij het terugbewegen van de zuigerstang 11 de informatiedrager 16 inde potplant achterblijven.

Gebleken is dat het niet noodzakelijk is de beweging van detransportband 3 tijdens het inbrengen en wegnemen van de steekplaat 12stop te zetten. Zelfs bij een snelheid van 5000 potplanten per uur.

Door de hier gebruikte constructie is het mogelijk deinformatiedrager dunner uit te voeren.

Bovendien is het mogelijk door het gebruik van een of meerinrichtingen volgens de uitvinding naar wens al dan niet, ofverschillende, informatiedragers te plaatsen.

Hoewel het in principe mogelijk is informatiedragers zonderpunt toe te passen, is het vaak niet gewenst omdat de eindgebruiker deinformatiedrager verwijdert om de daarop begrepen informatie te bevattenen vervolgens weer wil inbrengen zonder de inrichting volgens deuitvinding.

Hoewel de uitvinding hierboven aan de hand van eenvoorkeursuitvoering beschreven is, zal begrepen worden voor degenebekwaam in de stand der techniek dat talrijke wijzigingen mogelijk zijn,die liggen binnen het bereik van de hieronder volgende conclusies. Zo ishet mogelijk met vacuüm of perslucht de informatiedrager op de steekplaatte houden.

Claims (6)

1. Werkwijze voor het inbrengen van informatiedragers in eensubstraat, zoals de grond van potplanten, omvattende het mechanisch doorsteken aanbrengen van een opening in het substraat bij het gelijktijdigmeenemen en plaatsen van een informatiedrager in de zo vervaardigdeopening in het substraat.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij de informatiedragersin een reeks substraten aangebracht worden, welke zonder onderbrekinglangs het steekmechanisme bewogen worden.

3. Inrichting (1) voor het aanbrengen van informatiedragers (6)in een substraat, zoals de grond van potplanten, omvattende een aan eenframe (2) aangebracht magazijn (8) voor informatiedragers, alsmedemiddelen om die informatiedragers stuk voor stuk achtereenvolgens in hetsubstraat aan te brengen, met het kenmerk, dat die middelen omvatten eenten opzichte van het frame op en neer beweegbaar steekorgaan (12) om eenopening in het substraat aan te brengen, alsmede meeneemmiddelen om eeninformatiedrager bij het vervaardigen van een opening in het substraatdaarin te plaatsen.

4. Inrichting volgens conclusie 3, waarbij die meeneemmiddelenomvatten een op het steekorgaan aangebrachte meeneêmnok (13).

5. Inrichting volgens een van de conclusies 3 of 4, omvattendeaandrukmiddelen om de informatiedrager tegen de meeneemmiddelen tedrukken.

6. Inrichting volgens conclusie 5, waarbij die aandrukmiddelenomvatten geleidingsmiddelen (16) voor die informatiedrager met twee opafstand liggende afgeschuinde delen (17), waarbij de afstand tussen dieafgeschuinde delen kleiner is dan de breedte van de informatiedrager.