NL8102495A - Modulaire gegevensopslaginrichting. - Google Patents

Modulaire gegevensopslaginrichting. Download PDF

Info

Publication number
NL8102495A
NL8102495A NL8102495A NL8102495A NL8102495A NL 8102495 A NL8102495 A NL 8102495A NL 8102495 A NL8102495 A NL 8102495A NL 8102495 A NL8102495 A NL 8102495A NL 8102495 A NL8102495 A NL 8102495A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
storage
module
recorder
cassette
storage module
Prior art date
Application number
NL8102495A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Philips Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Philips Nv filed Critical Philips Nv
Priority to NL8102495A priority Critical patent/NL8102495A/nl
Priority to US06/298,843 priority patent/US4504936A/en
Priority to AT82200570T priority patent/ATE15839T1/de
Priority to EP82200570A priority patent/EP0066317B1/en
Priority to DE8282200570T priority patent/DE3266496D1/de
Priority to BR8202878A priority patent/BR8202878A/pt
Priority to CA000403336A priority patent/CA1176748A/en
Priority to ES512336A priority patent/ES8304683A1/es
Priority to KR8202206A priority patent/KR880002121B1/ko
Priority to AU83880/82A priority patent/AU8388082A/en
Priority to JP57086408A priority patent/JPS57198576A/ja
Publication of NL8102495A publication Critical patent/NL8102495A/nl
Priority to SG850/85A priority patent/SG85085G/en
Priority to HK577/86A priority patent/HK57786A/xx

Links

Classifications

    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B17/00Guiding record carriers not specifically of filamentary or web form, or of supports therefor
    • G11B17/22Guiding record carriers not specifically of filamentary or web form, or of supports therefor from random access magazine of disc records
    • GPHYSICS
    • G06COMPUTING; CALCULATING OR COUNTING
    • G06KGRAPHICAL DATA READING; PRESENTATION OF DATA; RECORD CARRIERS; HANDLING RECORD CARRIERS
    • G06K17/00Methods or arrangements for effecting co-operative working between equipments covered by two or more of main groups G06K1/00 - G06K15/00, e.g. automatic card files incorporating conveying and reading operations
    • G06K17/0003Automatic card files incorporating selecting, conveying and possibly reading and/or writing operations
    • G06K17/0012Automatic card files incorporating selecting, conveying and possibly reading and/or writing operations with more than one selection steps, e.g. selection of a record carrier from a selected compartment of a compartmented storage
    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B17/00Guiding record carriers not specifically of filamentary or web form, or of supports therefor
    • G11B17/22Guiding record carriers not specifically of filamentary or web form, or of supports therefor from random access magazine of disc records
    • G11B17/225Guiding record carriers not specifically of filamentary or web form, or of supports therefor from random access magazine of disc records wherein the disks are transferred from a fixed magazine to a fixed playing unit using a moving carriage

Landscapes

  • Physics & Mathematics (AREA)
  • General Physics & Mathematics (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Theoretical Computer Science (AREA)
  • Automatic Disk Changers (AREA)
  • Memory System Of A Hierarchy Structure (AREA)
  • Magnetically Actuated Valves (AREA)
  • Near-Field Transmission Systems (AREA)
  • Automatic Tape Cassette Changers (AREA)
  • Coupling Device And Connection With Printed Circuit (AREA)

Description

1 t % £ EHN 10.050 1 N.V. Philips’ Gloeilampenfabrieken te Eindhoven "Modulaire gegevensopslaginrichting".
De uitvinding heeft betrekking op een modulaire gegevensopslaginrichting omvattende: een aantal gelijkvormige gegevensdragers met een registratielaag waarin de gegevens in gecodeerde vorm kunnen worden geregistreerd en daaruit kunnen worden uitgelezen; minstens één 5 recorder inrichting voorzien van ondersteuningsmiddelen voor het in een recorderpositie ondersteunen van een gegevensdrager en voorzien van registratie en/of uitleesmiddelen voor het registreren en/of uitlezen van de gegevens op, respectievelijk van, een zich in de recorderpositie bevindende gegevensdrager; minstens één opbergmodule voor het dicht naast m 10 elkaar opbergen van een aantal van de genoemde gegevensdragers, welke opbergmodule een moduulgestel omvat; een binnen het moduulgestel van de opbergmodule aanwezige interne transportinrichting voor het transporteren van gegevensdragers tussen een opbergpositie en een doorgeef-positie aan een achterzijde van de opbergmodule; een aan de achterzijde 15 met de opbergmodule sairenwerkende externe transportinrichting voor het transporteren van gegevensdragers tussen de genoemde doorgeef pos itie aan de achterzijde van de opbergmodule en een aanbiedpositie bij een recorderinrichting; een aan de achterzijde van de opbergmodule aanwezige cmkasting voor de externe transportinrichting; alsmede minstens één 20 electronische besturingseenheid voor het coördineren en besturen van het transport van de gegevensdragers tussen hun opbergposities in de aanwezige opbergmodulen en de aanbiedposities bij de aanwezige recorder inrichtingen ; waarbij de aanwezige opbergmodulen op en naast elkaar in gewenste configuraties samen te voegen zijn voor het vormen van cm-25 kastte modulaire inrichtingen met een aan de behoefte aangepaste gege-vensopslagcapaciteit, waarbij de externe transportinrichting met iedere opbergmodule aan de achterzijde samenwerkt en de cmkasting van de externe transportinrichting is aangepast aan de resulterende buitenafmeting van de genoemde configuratie van samengevoegde opbergmodulen.
30 Uit het Amerikaanse octrooischrift 3.715.040 is een dergelijke modulaire gegevensopslaginrichting bekend voor het opslaan en bewaren van computergegevens. De gegevensdragers bestaat uit magneetbandspoelen voorzien van een hoeveelheid magneetband en de recorderinrichting bestaat 8102495 PHN 10.050 -2 A 1 uit een voor het doel geschikte professionele magneetbandrecorder.
De toegepaste magneetbandrecorder is van het type zoals veelvuldig wordt toegepast als randapparatuur bij grotere computer inrichtingen.
De recorder bezit twee spoelassen, waarbij een magneetband kan worden 5 getransporteerd van een spoelhaspel op de ene spoelas naar een spoel-haspel op de andere spoelas. Ben volle magneetbandspoel wordt met de hand op de ene spoelas aangebracht/ waarna de magneetband via een aantal omleidorganen en magneetkoppen naar de spoelhaspel op de tweede spoelas wordt gevoerd en daarop wordt bevestigd. Hierna kan de recorder 10 in bedrijf worden gesteld voor het lezen van de gegevens op de magneetband of voor het opslaan van gegevens op de magneetband. Na beëindiging van het gebruik wordt de magneetband weer teruggespoeld op de eerste spoelhaspel en de spoelhaspel met de daarop gewikkelde band wordt afgenomen van de magneetbandrecorder en kan daarna weer worden opgeborgen 15 voor later gebruik. De externe transportinrichting bestaat bij de bekende gegevensopslaginrichting uit twee delen. Aan de achterzijde van een aantal opgestapelde opbergmodulen bevindt zich een 'eerste deel van de externe transportinrichting. Gegevensdragers, in casu magneetband-spoelen bestaande uit spoelhaspels met daarop gewikkelde magneetbanden, 20 worden in verticale richting langs de achterzijden van de opbergmodules getransporteerd tot in een bovenste positie. Hier wordt de magneetbandspoel overgenomen door een horizontaal gedeelte van de externe transportinrichting, die een aantal verticale gedeelten van de externe transportinrichting bedient en die geschikt is voor het transport van een 25 magneetbandspoel tot in de aanbiedpositie bij een recorder. Hierbij is het genoemde horizontale gedeelte slechts geschikt voor het aanbieden van magneetbandspoelen in een aanbiedpositie bij één enkele recorder-inrichting. De magneetbandspoelen worden tot boven de recorder inrichting getransporteerd en kunnen aldaar door een bedienende persoon van het 30 horizontale gedeelte van de externe transportinrichting worden afgenomen. Daarna kan de magneetbandspoel met de hand op de recorder inrichting worden aangebracht. Bij het afnemen van een magneetbandspoel van de recorderinrichting door een bedienende persoon kan deze terug in de aanbiedpositie op het horizontale gedeelte van de externe transportin-35 richting worden geplaatst. Dankzij het feit dat de magneetbandspoelen door de transportinrichtingen tot bij de recorder worden getransporteerd, wordt een bedienende persoon een zekere hoeveelheid werk bespaard. Het blijft evenwel noodzakelijk dat de magneetbandspoelen met de hand 8102495 * 1 PHN 10.050 3 f door een bedienende persoon worden gemanipuleerd zodat alleen het opzoeken .van de opbergpositie van de betreffende magneetbandspoel en het vervoeren daarvan tussen de opbergmodule en de recorder, onder besturing van de bes tarings inrichting, automatisch gebeurt. De externe 5 transportinrichting lijkt ongeschikt voor het samenwerken met meerdere magneetbandrecorders, tenzij, overigens niet in het genoemde Amerikaanse octrooischrift getoonde, ingewikkelde verdere maatregelen worden genomen zoals toevoeging van vertakkingen in het horizontale gedeelte van de externe transportinrichting, compleet met wissels en een inge-10 wikkelde besturing.
Het doel van de uitvinding is een modulaire gegevensopslag-inrichting te verschaffen van de in de aanhef vermelde soort, waarbij de recorderinrichting'op afstand kan worden bestuurd zonder ingrijpen van een bedienende persoon en waarbij meerdere recorder inrichtingen kunnen 15 worden toegepast. De uitvinding heeft daartoe het kenmerk: dat de aanwezige recorder inrichtingen worden gevormd door recordermodulen met een moduulgestel die met de opbergmodulen op en naast elkaar in gewenste, aan de behoefte aangepaste, configuraties samen te voegen zijn; dat de genoemde aanbeidposities van de gegevensdragers zich bevinden aan de 20 achterzijden van de aanwezige recordermodulen; dat de externe transpor-inrichting met de achterzijde van de aanwezige opbergmodulen en recor-dermodulen samenwerkt; dat de cmkasting van de externe transporinrich-ting is aangepast aan de resulterende buitenafmeting van de genoemde configuratie van opberg- en recordermodulen; en dat ieder der aanwezige 25 recordermodulen een intrene transportinrichting bezit, voor het transporteren van een gegevensdrager tussen de genoemde aanbiedpositie aan de achterzijde van de recordermodule en de genoemde recorderpositie binnen de recordermodule.
Bij een modulaire gegevensopslaginrichting volgens de uit-30 vinding vormen de recorder inrichtingen dus geen aparte losstaande apparaten. Ze zijn roet de opbergmodulen gecombineerd tot een geïntegreerde configuratie van samengevoegde modulen. Door de externe transportinrichting behoeft op deze wijze een gegevensdrager over slechts een minimale afstand te worden getransporteerd. Alle modulen zijn aan de achter-35 zijde bereikbaar voor de externe transportinrichting, zodat bijvoorbeeld een externe transportinrichting zoals bekend uit het voornoemde Amerikaanse octrooischrift 3.715.040 kan warden gebruikt voor het transport van gegevensdragers tussen alle opbergmodulen en alle recordermodulen.
81 02 4 9 5 ΡΗΝ 10.050 4 K 4·
V
Bij de genoemde leende gegevensopslaginrichting werkt het horizontale gedeelte van de externe transportinrichting Immers samen met alle verticale gedeelten. Aangezien door een bedienende persoon geen gegevensdragers behoeven te worden gemanipuleerd, kan de modulaire gegevensqpslag-5 inrichting geheel cmkast worden, zodat de inrichting optimaal beschermd kan worden tegen omgevingsinvloeden. De interne transportinrichtingen van dearecordermodulen transporteren automatisch de door de externe transportinrichting aangeboden gegevensdragers naar de ondersteunings-middelen en plaatsen de gegevensdrager in de recorderpositie. Aangezien 10 hier geen handelingen van bedienende personen aan te pas korten is de gegevensopslaginrichting qp afstand te besturen.
In principe kan de gegevensopslaginrichting van de uitvinding zich op een willekeurige afstand bevinden van ermede samenwerkende andere inrichtingen. Dit kunnen bijvoorbeeld inrichtingen zijn die gege-15 vens doorgeven aan de gegevensopslaginrichting voor opslag daarin dan wel die gegevens uit de gegevensopslaginrichting qpvragen, zoals documentenleesapparaten, respectievelijk beeldstations.
Bestaan de gegevensdragers, zoals bij het eerder genoemde Amerikaanse octrooischrift 3.715.040, uit magneetbandspoelen, dan zal 20 een recorderinrichting middelen moeten bezitten om de magneetband automatisch van de ene spoelhaspel via de cmleidmiddelen en de magneetkoppen naar de andere spoelhaspel te bewegen en aldaar te bevestigen. Recorder inrichtingen welke hiertoe in staat zijn, zijn bekend. Het vrije uiteinde van de magneetband op de magneetbandspoel is voorzien van een 25 min of meer star gedeelte waardoor een automatische invlechting van de magneetband mogelijk is door middel van een mechanisme dat met het min of meer starre gedeelte samenwerkt.
Een bekend nadeel van een magneetband voor de registratie en opslag van gegevens is, dat bepaalde gegevens die zich ergens 30 op de magneetband bevinden niet dan na transport van een zekere hoeveelheid magneetband langs de magneetkoppen voor uitlezing beschikbaar is.
De gegevens staan namelijk in sporen achter elkaar op de band geschreven en er is steeds slechts een klein gedeelte van de magneetband, in de onmiddellijke omgeving van de magneetkoppen, direct toegankelijk voor uit-35 lezing. Gegevensdragers waarbij een snellere toegankelijkheid van de opgeslagen gegevens aanwezig is zijn bijvoorbeeld de bekende magneetschij-ven of optische schijven. De schijven worden geroteerd en de sporen staan op de schijf in de vorm van concentrische cirkels of eventueel in 81 02 4 9 5 * £ -» EHN 10.050 5 de vorm van een spiraal. Door snel een daartoe geschikte kop over het oppervlak van de roterende plaat te verplaatsen is ieder gegeven op de plaat snel te bereiken. Dergelijke schijven kunnen bij een modulaire gegevenscpslaginrichting volgens de uitvinding toegepast worden. De 5 recordermodules met hun interne transportinrichtingen zullen bij toepassing van schijven enige gelijkenis kunnen vertonen met de bekende zogenaamde juke-box apparaten, waarbij grammofoonplaten automatisch op een draaitafel worden geplaatst en daar automatisch weer vanaf worden genomen. Ook op het gebied van de computerrandapparatuur zijn 10 recorder inrichtingen bekend waarbij een transportinrichting aanwezig is cm automatisch een registratieschijf, al of niet in een omhullende hoes of cassette, tussen een aaribiedpositie en een recorderpositie te verplaatsen, men zie bijvoorbeeld het Amerikaanse octrooischrift 4.170.030. Bij de uit dit octrooischrift bekende inrichting bestaan de m 15 gegevensdragers uit flexibele magneetschij ven, aangebracht in een omhulling. Een ander voorbeeld, waarbij de gegevensdragers bestaan uit optische schijven, wordt beschreven in het Artikel "An optical disc replaces 25 magnetic tapes", IEEE Spectrum, February 1979, pages 33-38, van G.C. Kenny e.a.
20 Bij voorkeur wordt een uitvoeringsvorm van de uitvinding gebruikt, welke tot kenmerk heeft, dat ook andere tot de inrichting behorende eenheden, izoals de genoemde electronische besturingseenheid, een voedingseenheid enz., worden gevormd door besturingsmodulen, voe-dingsmodulen, enz., ieder met een moduulgestel, waarbij alle aanwezige 25 modulen op en/of naast elkaar in een bepaalde configuratie samen te voegen zijn voor het vormen van een modulaire inrichting.
Bij deze uitvoeringsvorm kan een in hoge mate gemoduliseerde inrichting worden verkregen met een grote mate van "intelligentie", dat wil zeggen dat vele van de benodige besturingsprocessen binnen de 30 gegevenscpslaginrichting zelf kunnen worden uitgevoerd. Slechts eenvoudige opdrachten behoeven aan de inrichting te worden toegevoerd voor het automatisch doen uitvoeren van de voor het gewenste resultaat benodigde handelingen.
De grote mate van modulisering heeft uiteraard het van moduli-35 sering bekende voordeel dat zeer flexibele indelingen mogelijk zijn, dat defékte of niet geheel naar wens functionerende eenheden snel kunnen worden uitgewisseld tegen andere en dat met standaardafmetingen, dus ook tot cp zekere hoogte met standaardsonderdelen, kan worden gewerkt.
81 02 4 9 5 f * 1' EHN 10.050 6
Van belang hierbij is een volgende uitvoeringsvorm van de uitvinding die tot kenmerk heeft, dat de modulen zijn aangebracht in een draagge-stel, dat het moduulgestel van iedere module door middel van een gelei-dingsinrichting beweegbaar is ten opzichte van het draaggestel en dat 5 ieder der beweegbare moduulgestellen met behulp van de geleidings- inrichting beweegbaar is tussen een bedrijfspositie binnen het draagge-stel en een onderhoudspositie althans ten dele tuiten het draaggestel.
Op deze manier is een snelle toegankelijkheid van alle modulen aan de voorzijde van de gegevensopslaginrichting gewaarborgd. Het is 10 daarbij mogelijk een zodanige besturing toe te passen, dat werkzaamheden aan een moduul plaats kunnen vinden, zonder dat de werking van het overige deel van de installatie wordt gestoord. De externe transportinrichting is van de achterzijde met behulp van deuren in de arikasting gemakkelijk toegankelijk te maken zodat ook reparaties aan de externe 15 transportinrichting, vervanging van onderdelen, dan wel controle van de juiste werking gemakkelijk en snel plaats kunnen vinden.
Gezien het feit dat de gegevensopslaginrichting volgens de uitvinding in het algemeen geheel crnkast zal zijn, maar het niettemin mogelijk moet zijn gegevensdragers met de hand aan de inrichting toe 20 te voeren dan wel daaraan te ontnemen, is een verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding van belang die tot kenmerk heeft, dat in een voorwand van iedere opbergmodule een aan1de uitwendige afmetingen van een gegevensdrager aangepaste doorgeefopening aanwezig is voor het met de hand toe- of af voeren van een gegevensdrager aan, respectievelijk van, 25. de opbergmodule; dat signaleringsmiddelen aanwezig zijn in de opbergmodule voor het signaleren van de aanwezigheid van een gegevensdrager in de doorgeefopening; en dat de gegevensdragers door de interne transportinrichting in de opbergmodule transporteerbaar zijn tussen hun op-bergpositie en een doorgeef positie aan de voorzijde van de opbergmodule 30 in de doorgeefopening.
Bij deze uitvoeringsvorm van de uitvinding heeft de interne transportinrichting van iedere opbergmodule dus een tweevoudige taak, namelijk het transporteren van gegevensdragers tussen hun opbergpositie en de doorgeefpositie aan de achterzijde van de module, alsmede het.
35 transport van gegevensdragers tussen de opbergpositie en de doorgeefpositie aan de voorzijde van de opbergmodule. Door de aanwezigheid van de signaleringsmiddelen kan het transport tussen dè opbergpositie en de doorgeefpositie aan de voorzijde van de opbergmodule plaatsvinden onder 81 02 4 9 5 , ί * •ι HJN 10.050 7 besturing van de besturingseenheid. De signaleringsmiddelen kunnen er tevens voor dienen cm na te gaan of een gegevensdrager zich in de correcte stand en ook eventueel in de correcte positie in de doorgeefopening aan de voorzijde van de qpbergtnodule bevindt. Teneinde het nadeel van 5 qpeningen in de voorwand van de opbergmodule zo veel mogelijk te verkleinen, is een uitvoeringsvorm van de uitvinding van voordeel die het kenmerk heeft, dat de doorgeefqpeningen in de voorwanden van de opberg-modulen blokkeerbaar zijn met beweegbare blokkeer elementen.
Bij de gegevensopslaginrichting bekend uit het eerder genoemde 10 Amerikaanse octrooischrift 3.715.040, staan de gegevensdragers in de cpbergpositie verticaal opgesteld in een cpbergrék in een opbergmodule en wel evenwijdig aan de voorwand daarvan. Iedere opbergmodule bezit een inwendige breedte die groter is dan tweemaal de breedte van een gege-_ vensdrager, waardoor naast het qpbergrek een interne transportruimte 15 aanwezig is met een breedte groter dan de breedte van een gegevensdrager.
De interne transportinrichting van de opbergmodule cmvat een schuif inrichting om een gegevensdrager evenwijdig aan de voorwand van de opbergmodule in en uit het opbergrek te schuiven, tussen de opbergstand en een, in de transportruimte gelegen, uitschoven stand. De genoemde inter-20 ne transportinrichting bezit een grijpinrichting cm de gegevensdrager in de transportruimte vast te grijpen en bezit voorts een translatie-inrich-ting cm een vastgegrepen gegevensdrager in de diepterichting van de opbergmodule te transporteren tussen de uitgeschoven stand en een doorgeef stand. Een uitvoeringsvorm van de uitvinding die deze kenmerken van 25 de bekende gegevensopslaginrichting eveneens bezit heeft verder nog tot kenmerk, dat de gegevensdragers schijven omvatten met een eerste regis-tratielaag aan een eerste zijde en een tweede registratielaag aan een tweede zijde en dat de genoemde interne transportinrichting een in twee richtingen draaibare kantelinrichting bezit om een schijf in de transport-30 ruimte 90° te kantelen in een eerste richting of 90° te kantelen in een tegengestelde tweede richting, cm aldus de schijf in de doorgeefpositie door te geven in een eerste of in een tweede gekantelde oriëntatie.
Deze uitvoeringsvorm van de uitvinding is zeer geschikt gebleken voor de toepassing van gegevensdragers in de vorm van optische 35 schijven aangebracht in een omhulling, waarbij het geheel bestaande uit schijf plus omhulling een cassette vormt. De optische schijven bezitten aan beide zijden een registratielaag en moeten dus in twee verschillende posities op een recorder inrichting kunnen worden aangebracht.
8102495 1» * HM 10.050 8
Als de genoemde translatie-inrichting in de opbergmodule een interene transportwagen omvat, is een uitvoeringsvorm van interesse die tot kenmerk heeft: dat de kantelinrichting zich op de interne transportwagen bevindt en de gegevensdragers in een horizontale po-5 sitie kantelt; dat op de genoemde transportwagen een in hoofdzaak L-vormige tastarm aanwezig is, met een eerste met de genoemde transportwagen verbonden been dat zich horizontaal in de translatierichting van de genoemde transportwagen naar de voorzijde van de opbergmodule uitstrékt en met een van de genoemde transportwagen af gekeerd uiteinde, als-10 mede een tweede, met het genoemde uiteinde verbonden, tweede been dat zich dwars op het eerste been uitstrékt; en dat het tweede been signa-leringsorganen draagt voor het signaleren van de correcte horizontale stand van een gegevensdrager.
Door de kantelinrichting wordt de cassette reeds in de opberg-15 module in een horizontale stand geplaatst. Hierna vindt het verdere transport van de cassette in diens horizontale stand plaats en de cassette wordt ook in horizontale stand in de recorderpositie gebracht. De optische schijf wordt in de recorderinrichting met behulp van een verticale spil aangedreven en de gegevens worden op de optische schijf inge-20 schreven, dan vel van de optische schijf uitgelezen,met behulp van een optische pick-up via een gleuf in de wand van de cassette.
Het in een horizontale stand transporteren van de cassettes heeft een aantal duidelijke voordelen. De optische schijven omvatten een tweetal glasplaten met een diameter van omstreeks 30 cm. Zodat de 25 cassettes een betrekkelijk grote massa bezitten, namelijk ongeveer 1 kg. Het is daarom nuttig de cassettes tijdens het transport over een betrékkelijk groot oppervlak te ondersteunen, zodat de horizontale stand gunstig is. Voor een goed functionerende recorderinrichting is het voorts van voordeel als de optische schijf om een verticale as wordt ge-30 roteerd, omdat dan de gewichtbelasting van de aandrijfspil in de richting van de rotatieas werkt. Door de gelijkgerichtheid van de rotatie-as en de zwaartekracht is gemakkelijker een automatisch centrering van het middelpunt van de optische schijf ten opzichte van de rotatieas van de aandrijfspil te realiseren.
35 In combinatie met de laatst beschreven uitvoeringsvorm is, wanneer aan de voorzijde van de opbergmodule een doorgeef opening aanwezig is, een volgende uitvoeringsvorm van de uitvinding van belang die tot kenmerk heeft: dat op de genoemde interne transportwagen een tweede 8102495 * t * * PHN 10.050 9 1 in hoofdzaak L-vormige tastarm aanwezig is, welke een eerste met de transportwagen verbonden been bezit dat zich horizontaal in de trans-latierichting van de transportwagen naar de achterzijde van de opberg-module uitstrekt en met een van de transportwagen af gekeerd uiteinde, 5 alsmede een tweede, met het genoemde uiteinde verbonden, tweede been dat zich dwars op het eerste been uitstrekt; dat het tweede been signa-eringsorganen draagt voor het signaleren van de correcte horizontale stand van een gegevensdrager; dat althans een meer naar het tweede been gelegen gedeelte van het eerste been van ieder der in hoofdzaak L-vormi-10 ge tastarmen schamierbaar is tussen een tasts tand en een gezwenkte stand in welke stand een gegevensdrager in horizontale richting kan worden verplaatst zonder dat de tastarm daarvoor een beletsel vormt; en dat zich nabij de voorzijde van de opbergmodule een voorste oploopnok en aan de achterzijde van de opbergmodule een achterste oploopnok bevindt, die 15 bij het bewegen van de transportwagen van de opbergmodule naar de voorzijde, respectievelijk naar de achterzijde, samenwerken met het schar-nierbare gedeelte van de, naar de betreffende zijde gekeerde, in hoofdzaak L-vormige tastarm cm deze te verplaatsen van de tas ts tand naar de zwsnkstand.
20 Wanneer de modulaire gegevensopslaginrichting volgens de uit vinding, net als bij het eerder genoemde Amerikaanse octrooischrift 3.715.040, is voorzien van een externe transportinrichting die een verticale geleidingsinrichting bezit aan de achterzijde van een aantal boven elkaar geplaatste modulen en verder een langs de geleidingsinrichting 25 in verticale richting beweegbare wisselaar bezit voor het wisselen van gegevensdragers en welke is voorzien van een vasthoudinrichting voor een gegevensdrager, kan met voordeel een uitvoeringsvorm van de uitvinding toegepast worden die tot kenmerk heeft, dat, bij aanwezigheid van een aantal naast elkaar geplaatste modulen, de externe transport-30 inrichting een horizontale geleidingsinrichting bezit aan de achterzijde van de configuratie van boven en naast elkaar geplaatste modulen en dat de verticale geleidingsinrichting in zijn geheel horizontaal beweegbaar is langs de horizontale geleidingsinrichting, zodat de wisselaar zowel in horizontale als in verticale richting beweegbaar is langs de 35 achterzijde van de configuratie van modulen.
Bij een modulaire gegevensopslaginrichting volgens deze uitvoeringsvorm is de wisselaar van de externe transportinrichting in verticale zowel als in horizontale richting, eventueel gelijktijdig, be- 8102495 * t PHN 10.050 10 weegbaar. In vergelijking met de genoemde bekende modoulaire gegevens-opslaginrichting is een voordeel van de aanwezigheid van een dergelijke externe transportinrichting dat de gegevensdragers niet behoeven te warden doorgegeven tussen verschillende delen van de externe transportin-5 richting. Slechts een enkele wisselaar wordt gebruikt/ waarin de gegevensdrager tijdens het transport door de externe transportinrichting blijft. Hierdoor vervalt een technische complicatie/ terwijl er bovendien een sneller transport van de gegevensdrager langs de achterzijden van de modulen kan plaatsvinden door het vermijden van overbodige be-10 wegingen.
Een uitvoeringsvorm van de uitvinding waarbij de externe transportinrichting een langs de achterzijde van een aantal modulen beweegbare wisselaar bezit met een vasthoudinrichting voor een gegevensdrager heeft bij voorkeur tot kenmerk/ dat de wisselaar is voorzien van twee 15 vasthoüdinrichtingen voor twee gegevensdragers/ teneinde aan de achterzijde van een module twee gegevensdragers tegen elkaar uit te kunnen wisselen. Deze uitvoeringsvorm van de uitvinding heeft het belangrijke voordeel dat het transport van gegevensdragers door de externe transportinrichting vrijwel twee maal zo snel plaats kan vinden als wanneer 20 een vasthoudinrichting voor slechts een enkele gegevensdrager aanwezig is, zonder dat de bewegingsssnelheden waarmee de wisselaar in verticale en horizontale richting wordt verplaatst behoeft te worden verhoogd.
Bij toepassing van deze. uitvoeringsvorm wrodt een aangepaste besturing van de wisselaar gebruikt. Gedurende de tijd dat een gegevensdrager 25 zich in de recorderpositie op een recorderinrichting bevindt wordt door de besturingsinrichting de wisselaar reeds naar een opbergmodule gestuurd om daar een gegevensdrager weg te bergen en vervolgens naar een opbergmodule om een andere gegevensdrager op te halen en wordt deze gegevensdrager vervolgens naar de achterzijde van de recordermodule ge-30 bracht. Inmiddels kan de gegevensdrager welke zich op de recorderinrichting bevindt ai moet worden uitgewisseld met de volgende gegevensdrager, door de interne transportinrichting van de recorderinrichting van de recorderpositie naar de doorgeefpositie getransporteerd worden om vervolgens door de eerste vasthoudinrichting van de wisselaar te wor-35 den o ver genomen. Deze verplaatst zich over een kleine afstand en de zojuist opgehaalde gegevensdrager wordt in de omgekeerde volgorde aan de recorderinrichting toegevoerd. Door de wisselaar wordt de zojuist ontvangen gegevensdrager teruggebracht naar diens opbergmodule en wordt een 8102495 » * PHN 10.050 11 volgende gegevensdrager bij een opbergmodule opgehaald en weer tot voor de recorderlnrichting gebracht.
Aan de hand van de tekening zal nu een uitvoeringsvorm van de uitvinding worden toegelicht waarbij de gegevensdragers bestaan uit 5 cassettes, bestaande uit een platte doosvormige omhulling met daarin een enkele, aan twee zijden beschrijfbare en uitleesbare, optische plaat. m de tekening is:
Figuur 1 een perspectivisch vooraanzicht van een modulaire gegevensopslaginrichting volgens de uitvinding met een opbergmodule die 10 ten behoeve van onderhoudswerkzaamheden over een zékere afstand naar buiten is verplaatst en voorzien van vierenzestig cassettes voorzien van een optische plaat,
Figuur 2 een perspectivisch achteraanzicht van de modulaire opslaginrichting volgens figuur 1, 15 Figuur 3 een perspectivisch aanzicht van een besturingsmodule,
Figuur 4 een perspectivisch aanzicht van een opbergmodule, waarbij omwille van de duidelijkheid sommige delen van de opbergmodule zijn weggebroken,
Figuur 5 een perspectivisch aanzicht van het grootste deel van 20 een interne transportinrichting van de opbergmodule,
Figuur 6 een perspectivisch aanzicht van enkele onderdelen van de opbergmodule ter plaatse van de voorste doorgeef opening,
Figuur 7 een perspectivisch aanzicht van een aantal onderdelen van de opbergmodule ter plaatse van een opto-electronische locali-25 seringsinrichting voor het nauwkeurig localiseren van de plaats van een cassette In een opbergrék van de opbergmodule,
Figuur 8 een perspectivisch aanzicht van een recordermodule waarvan omwille van de duidelijkheid sommige delen zijn weggebroken,
Figuur 9 een perspectivisch aanzicht, met een weggebroken deel, 30 van een optische plaat,
Figuur 10 een perspectivisch aanzicht, met een weggebroken deel, van een cassette met een optische plaat volgens figuur 1, welke cassette een gestandaardiseerde gegevensdrager vormt voor een gegevensopslaginrichting volgens de uitvinding, 35 Figuur 11 een perspectivisch aanzicht van een deel van de re cordermodule, met weggebroken delen, van figuur 8,
Figuur 12 een perspectivisch aanzicht van een ander deel van de recordermodule van figuur 8, met weggebroken delen, 81 02 4 9 5 PHN 10.050 12
Figuur 13 een perspectivisch achteraanzicht van de externe transportinrichting aan de achterzijde van de gegevensopslaginrichting,
Figuur 14 een perspectivisch aanzicht van een cassettewisselaar van de externe transportinrichting, waarbij zich een enkele cassette 5 ten dele in de cassettewisselaar bevindt,
Figuur 15 een bovenaanzicht op de cassettewisselaar van figuur 14, hier en daar in doorsnede en met weggebroken delen,
Figuur 16 een aanzicht tegen de cassettewisselaar van figuur 14 gezien vanuit de gegevensopslaginr ichting, hier en daar in 10 doorsnede en met weggebroken delen,
Figuur 17 een dwarsdoorsnede van de cassettewisselaar volgens de lijn XVII-XVII in figuur 16 en
Figuur 18 een zijaanzicht van de cassettewisselaar in de richting van de pijl XVIII in figuur 16.
15 Teneinde de verschillende details van de modulaire gegevens- opslaginrichting zo goed mogelijk te kunnen tonen, zijn de Figuren niet alle op dezelfde schaal getekend, maar steeds op een schaal aangepast aan de behoefte tot het zo duidelijk mogelijk tonen van de te bespreken details.
20 De modulaire gegevensopslaginrichting omvat een aantal gelijk vormige gegevensdragers in de vorm van cassettes 3_ met optische platen 1, zie figuren 9 en 10 en het deel van de beschrijving onder het hoofd "De cassette".
De opslaginrichting bezit een uit metalen profielen vervaar-25 digd draaggestel 4 dat aan de bovenzijde wordt afgedekt met dekplaten 5. Aan ieder der zijkanten bevinden zich twee zijplaten 6 en 7 en een achterste zijdeur 8. Ieder gestel 4 is geschikt voor het er in aanbrengen van een drietal boven elkaar geplaatste modulen. De modulen kunnen bestaan uit recordermodulen _9 (zie figuur 8), opbergmodulen JjD (zie fi-30 guur 4), besturingsmodellen 21 (zie figuur 3), en eventueel uit nog andere soorten modulen.
Elk draaggestel 4 wordt aan;de voorzijde afgesloten met behulp van een tweetal voordeuren 12A van ongelijke breedte. De breedste deur dekt de doorgeefopeningen van de opbergmodules af, zodat de smallere deur 35 bij met de hand inbrengen of uitnemen van een cassette gesloten kan blijven. Aan de achterzijde zijn achterdeuren 12B aanwezig. De gegevensopslaginrichting is zodoende geheel omkast, waarbij door de toepassing van deuren niettemin een goede toegankelijkheid gewaarborgd is. Binnen 81 02 4 9 5 PHN 10.050 13 « de onikasting bevindt zich aan de achterzijde van de modulen een externe transportinrichting J_3 voor het transporteren van cassettes tussen de modulen. De qpbergmodulen 10 en de recordersmodulen 9_ zijn ieder voorzien van interne transportinrichtingen welke verderop nader besproken 5 zullen worden.
Met behulp van onder andere de electronische besturingseenheid 22. wordt het transport van cassettes _3 tussen opbergmodulen en recordeonodulen gecoördineerd en bestuurd. De aanwezige opbergmodulen, recordermodulen, besturingsmodulen en eventuele verdere modulen, zijn op 10 en naast elkaar in een gewenste configuratie samen te voegen voor het vormen van modulaire inrichtingen met een aan de behoefte aangepaste gegevensopslagcapaciteit. Bij de in de tekening getoonde uitvoeringsvorm kan de inrichting naar believen worden uitgebreid met draaggestellen 4 alsmede dekplaten, zijplaten en deuren, cm aldus modulaire gegevensop-15 slaginrichtingen te vormen van aangepaste capaciteit. De externe transportinrichting J[3 wordt aangepast aan het aantal aanwezige draaggestellen en werkt met alle aanwezige qpbergmodulen en recordermodulen aan de achterzijde samen. De gegevensopslaginrichting is ongeveer 1.70 m. hoog en 1.62 m. diep. De breedte van een enkel draaggestel 4 bedraagt ongeveer 20 0.90 m..
De getekende gegevensopslaginrichting kan bijvoorbeeld gebruikt worden als electronisch archief voor het opslaan van documenten in gecodeerde vorm. Bij documenten in A4 formaat is volgens normen welke gelden voor fascimile-weergave van hoge kwaliteit een oplossend vermogen 25 nodig van 8 lijnen per nrti. horizontaal en 7,7 verticaal. Dit betékent dat per pagina A4 een maximum van 500 kbyte aan binaire informatie nodig is. Met deze hoeveelheid informatie per pagina kunnen teksten, grafieken, tekeningen met goede kwaliteit weergegeven worden. Per optische plaat is met gebruikmaking van een data-compressie methode een 30 opslagcapaciteit van ongeveer 25.000 pagina’s A4 aanwezig en dus per opbergmodule een capaciteit van 1,5.10 pagina's. Wordt uitsluitend de opslag van gedrukte tekst verlangd, waarbij de alphanumeriéke gegevens van ieder document met een code als bijvoorbeeld de ASCII-code gecodeerd worden, dan is een ruwweg twintigmaal zo grote capaciteit mogelijk.
35 Ieder der modulen bezit een moduulgestel. Het moduulgestel 14 van de besturingsmodule 22. (figuur 3) omvat een aantal geprofileerde stijlen die op geëigende manier met elkaar zijn verbonden. Aangezien één en ander duidelijk uit de tekening blijkt zullen deze onderdelen 8102495 t PHN 10.050 14 en hun onderlinge bevestigingen niet verder worden besproken. In het moduulgestel 14 van de besturingsmodule Y\_ zijn een aantal metalen dozen 15 op standaard 19 inchrmaat aangebracht, waarin zich elektronische schakelingen bevinden voor de besturing van de gegevensopslag-5 inrichting. De opbergmodule _10 bezit een soortgelijk moduulgestel 16 en de recordermoduul 9_ een soortgelijk moduulgestel 17. Eventuele andere benodigde modulen, zoals een voedingsmodule, kunnen worden uitgevoerd met een soortgelijk moduulgestel van dezelfde afmetingen.
Alle modulen zijn aangebracht in een draaggestel 4 en zijn 10 aan weerszijden aan de onderkant voorzien van een viertal wielen 18.
In het draaggestel rusten de wielen 18 op geleiders 19. De wielen 18 en de geleiders 19 vormen tezamen geleidingsinrichtingen voor de modulen. Met behulp van zulk een geleidingsinrichting zijn de modulen he-weergbaar tussen een bedrijfspositie binnen het draaggestel 4 en een 15 onderhoudspositie. Mën zie figuur 1, waarin een opbergmodule _1_0 zich ten dele buiten het draaggestel 4 bevindt. Gezien de afmetingen en het gewicht van de opbergmodule wordt hierbij gebruik gemaakt van een speciaal onderhoudsgestel 20, dat aan het draaggestel 4 wordt gekoppeld en poten 21 bezit welke uitwisselbaar zijn tegen poten met een andere lengte.
20 Om de modulen in de bedrijf spositie stevig en spelingsvrij in de draag-gestellen vast te kunnen zetten zijn alle modulen voorzien van, met de hand draaibare, stempels 22 die in naar beneden gedraaide toestand rusten cp dwarsspijlen 23 van het draaggestel.
De cassette.
25 De optische plaat 1_ bestaat uit een tweetal glazen schijven 113 en 114 die met een drietal concentrische afstandsringen 115 tot en met 117 tot één geheel zijn verenigd. Een dergelijke optische ge-heugenschijf is beschreven in het Amerikaanse octrooischrift 4.074.282 (PHA 20.742) (herewith incorporated by reference). In het gebied tussen 30 de afstandringen 115 en 116 zijn de glazen schijven 113 en 114 aan hun naar elkaar toegekeerde zijden voorzien van een opgedampte metalen laag. In deze laag kunnen met behulp van een laserstraal plaatselijke gaatjes worden gesmolten. Hierdoor ontstaan gebieden in de metalen laag met afwijkende lichtreflecterende eigenschappen. De gereflecteerde licht-35 bundel wordt gemoduleerd door het patroon van putjes in de stralingsgevoelige metaallaag. Deze modulatie wordt met geschikte opto-electronische middelen omgezet in een electrische modulatie, waardoor de putjespatronen in de metalen laag worden omgezet in bitpatronen geschikt voor digi- 81 02 4 95 EHN 10.050 15 tale venirerking. Centraal in de optische schijf 1_ bevindt zich een gat 118 waarin aan weerszijden centreerdoppen 119 zijn geplaatst welke warden gebruikt voor het centreren van de optische schijf op de recorder-inrichting.
5 De cassette 3^ zie figuur 10, werd reeds beschreven in Aan- vraagsters eerdere octrooiaanvrage nr. 80-00381 (EHN 9671) (herewith incorporated by reference). De cassette bestaat in hoofdzaak uit de optische plaat en een behuizing gevormd door een tweetal deksels 120 van vierkante vorm. Op de hoeken zijn de deksels 120 met elkaar verbonden 10 door elastische verbindingsorganen 121 welke de deksels 120 naar elkaar toe trekken. In de zijkant van de behuizing van de cassette zijn een tweetal uitsparingen 49 aanwezig voor samenwerking met een schuifnok 39 van de interne transportinrichting 32 van de opbergmodule.
Voorts zijn een tweetal openingen 122 in de behuizing van de 15 cassette aanwezig met behulp waarvan een optische controle kan plaatsvinden in de opbergmodule met betrekking tot de juiste stand van de cassettes in het opbergrek. Langs de ontrek van de cassette is een rondlopende gleuf 123 aanwezig, begrensd door richels 124 van de deksels 120. De richels zijn plaatselijk voorzien van een uitsteeksel in de vorm van 2o een nok 125 welke dient cm een verkeerd in de recorderinrichting plaatsen van een cassette te beletten en nokken 414 voor het vergrendelen van de cassette in een gleuf 392 in de rekplaat 31 van de opbergmodule. Gleuven 208 in de deksels 120 laten een lichtbundel door naar de optische plaat.
25 De opbergmodule.
Ter bescherming tegen stof en vuil worden de opbergmodulen zowel aan de voorzijde als aan de achterzijde afgedékt door een op het draaggestel 4 losneembaar geplaatste voorwand 24, respectievelijk achterwand 25. In deze voorwanden, respectievelijk achterwanden, zijn aan de 30 uitwendige afmetingen van de cassettes _3 aangepaste doorgeefopeningen 26 en 27 aanwezig. De doorgeef opening 26 aan de voorzijde dient voor het met de hand toe- of afvoeren van cassettes _3. Achter de voorwand 24 is, op het moduulgestel 16, een tweede voorwand 28 bevestigd die normaal gesproken ook tijdens onderhoudswerkzaamheden op zijn plaats blijft.
35 De doorgeefopening 26 zet zich in de voorwand 28 voort. Aan de achterzijde van opbergmodule bevindt zich een tweede achterwand 29 waarin zich de doorgeefopening 27 voortzet.
Binnen het moduulgestel 16 bevindt zich een opbergrek voor de 8102495 * PHN 10.050 16 cassettes 3, bestaande uit een bovenste gegleufde rékplaat 30 en een onderste gegleufde rékplaat 31. In dit opbergrek staan de cassettes 3 in de opbergpositie verticaal opgesteld/evenwijdig aan de voorwand 24. De inwendige breedte van de opbergmodule _10 is groter dan tweemaal 5 de breedte van een cassette 3, zodat naast het opbergrek een interne transportruimte aanwezig is met een breedte die groter is dan de breedte, van een cassette _3. In deze transportruimte is een interne transportinrichting 32 beweegbaar. Deze bestaat in hoofdzaak uit drie eenheden, namelijk een schuifinrichting 33, een grijpinrichting 34, alsmede een 10 translatie-inrichting 35. De schuifinrichting 33 is bedoeld on een cassette 3 evenwijdig aan de voorwand 24 in en uit het opbergrek te schuiven tussen de opbergstand (getekend in figuur 4) en een in de transportruimte uitgeschoven stand. De grijpinrichting 34 grijpt de cassette 3 in de transportruimte vast. De translatie-inrichting 35 trans-15 porteert de vastgegrepen cassette in de diepterichting van de opbergmodule tussen de uitgeschoven stand en een doorgeef stand aan de voorzijde of aan de achterzijde van de opbergmodule. In een doorgeef stand bevindt de cassette zich gedeeltelijk in de gleuf 26 aan de voorzijde of in de gleuf 27 aan de achterzijde.
20 De interne transportinrichting 32 bestaat uit een wagen 36 waarop een zich in dwarsrichting uitstrekkende balk 37 van de schuifinrichting 33 vast is bevestigd, alsmede de grijpinrichting 34. De balk 37 bezit aan zijn bovenzijde een gleuf 38 waarin een schuifnok 39 beweegbaar is. Deze wordt aangedreven door een getande riem 40, die aan de 25 ene zijde over een omleidrol 41 is gevoerd en aan de andere zijde over een aandrijf rol 42. De aandrijving van de aandrijf rol geschiedt met behulp van een motor 43 die de aandrijf rol aandrijft via twee conische tandwielen 44 en 45, een as 46 en een slipkoppeling 47 met een drukveer 48. In de motor 43 is een tachogenerator ingebouvd, alsmede een Gray-code 30 aspositie-indicator. De cassettes _3 zijn voorzien van een uitsparing 49 waarin de schuifnok 39 past. Door de schuifnok 39 kan een cassette _3 uit het opbergrek getrokken worden, van de opbergstand tot in een uitgeschoven stand. Deze laatste is in de tekening niet getoond. Om de cassettes _3 bij het verschuiven in zijdelingse richting enigszins te 35 geleiden zijn op de balk zijdelingse geleidingsnokken 50 bevestigd.
De grijpinrichting 34 bezit een tweetal grijpers 51 en een viertal pennen 52. In figuur 4 zijn de grijpers 51 en de pennen 52 getekend in een verticale positie. In deze positie kan door de schuifnok 81 0 2 4 9 5 » EHN 10.050 17 39 een cassette _3 tassen de pennen 52 en de beide grijpers worden geschoven. In figuur 5 zijn de grijpers 51 en de pennen 52 getékend in een horizontale positie, over een hoek van 90° gekanteld voor het in horizontale richting transporteren van een cassette binnen de opbergirodule.
5 De grijpers 51 bestaan uit ringen 53 net conische randen 54 om samen te werken met een conische rand 55 van een centrale opening van de cassettes 3. Iedere ring 53 draagt een aantal korte spaken 56 met kussentjes 57 en is bevestigd op een hefboom 58 die beweegbaar bevestigd is op de wagen 36.
10 Op de wagen 36 is een kantelinrichting voor de grijpinrichting 34 aangebracht. De kantelinrichting omvat een motor 59 met een worm 60 en een wormwiel 61 dat door de worm 60 wordt aangedreven. Op het wormwiel bevinden zich een tweetal platen 62 en 63 waarop de beide hefbomen 58 zijn gelagerd. De lagering van iedere hefboom bevindt zich tussen de 15 ring 53 aan het ene uiteinde en een rol 64 aan het andere uiteinde.
Tussen de rollen 64 trekt een trekveertje 65 de, zich aan die zijden bevindende, uiteinden van de hefbomen 58 naar elkaar toe tegen nok 67.
De plaat 62 draagt een motor 66 die een nok 67, gelegen tussen de hefbomen 58, kan aandrijven. De nok 67 heeft een onronde vorm waardoor op 20 een plaats gelegen dichtbij de rollen 64 de hefbomen uit elkaar kunnen worden gedrukt. Hierdoor worden de hefbomen 58 aan de zijde van de ringen 53 naar elkaar toe gedrukt en kan een cassette vast worden gegrepen. De kantelinrichting maakt het mogelijk cm een cassette 3^ in de trans-portruimte van de qpbergmodule te kantelen vanuit de verticale stand 25 over een hoek van 90° in een eerste richting of in een tweede richting zodat óf de ene kant van de cassette, óf de andere kant van de cassette boven komt. Aldus kan de cassette in een der doorgeefopeningen 26 of 27 gebracht worden in een eerste of een tweede gekantelde oriëntatie.
In welke van de twee gekantelde oriëntaties de cassette 30 is gebracht wordt vastgesteld met behulp van opto-electronische middelen. (¾) het wormwiel 61 is een spiegeltje 424 aangebracht. Een viertal opto-electronische inrichtingen 425-428 zijn voorzien van een lichtbron en een lichtgevoelige cel en zijn identiek aan een nog te beschrijven inrichting 405. Ze werken met het spiegeltje 424 samen cm te 35 signaleren of de grijpinrichting 34 verticaal staat dan wel in zijn eerste of zijn tweede gekantelde oriëntatie. Ze worden bovendien gebruikt voor het besturen van de motor 59 die de grijpinrichting kantelt.
De translatie-inrichting 35 van de interne transportinrichting 8102495 PHN 10.050 18 « 32 omvat de wagen 36, een aantal op de wagen 36 gelagerde rollen 68, een geleidelineaal 69, een lange tandriem 70, een korte tandriem 71, een aandrijfmotor 72 met poelie 73. De motor 72 bezit een ingebouwde tacho-generator. Een Gray-code aspositie-indicator 391 is tegen de motor aange-5 bouwd.
De wagen 36 beweegt langs de lineaal 69 en fungeert als interne transportwagen waarop zowel de grijperinrichting 34 als de schuifin-richting 33 zijn bevestigd. Aan elk der zijden van deze interne transportwagen bevindt zich een in hoofdzaak L-vormige tastarm 75, respec-10 tievelijk 76. De tastarm 75 bezit een eerste horizontaal been 77 dat zich in de translatierichting van de transportwagen naar de voorzijde 28 van de opbergmodule uitstrekt. Aan het van de transportwagen af gekeerde uiteinde 78 van het been 77 bevindt zich een tweede been 79 dat zich in horizontale richting dwars op het been 77 uitstrekt. Op dit tweede been 15 bevindt zich een tweetal signaleringsorganen 80 en 81 voor het signaleren van de aanwezigheid van en een correcte horizontale stand van een cassette _3. Het betreft hier een tweetal microschakelaars die zodanig naast elkaar geplaatst zijn dat de ene, namelijk de schakelaar 80, is ingedrukt wanneer een cassette _3 zich in horizontale stand in de 20 grijpinrichting 34 bevindt terwijl de andere, namelijk de schakelaar 81, controleert of zich een uitsparing 49 ter plaatse van de schakelaar bevindt. Zo ja dan wordt de schakelaar 81 niet ingedrukt. Zo niet dan wordt de schakelaar 81 wel ingedrukt. De twee schakelaars 80 en 81 controleren dus niet alleen de aanwezigheid van een cassette _3 maar ook de juiste 25 oriëntatie van de cassette. Het tweede been 79 draagt een aanslag 82 voor de zijkant van een cassette _3.
De tastarm 76 aan de andere zijde van de transportwagen 36 bezit op geheel overeenkomstige wijze een eerste been 83 met een uiteinde 84, een tweede been 85, een tweetal tastorganen in de vorm van 30 microschakelaars 86 en 87 en een aanslag 88. De benen 77 en 83 van de respectievelijke tastarmen 75 en 76 zijn scharnier baar om een horizontale pen 89 respectievelijk 90. Nabij het uiteinde 78 van de tastarm 75 respectievelijk het uiteinde 84 van de tastarm 76 bevindt zich een rol 91, respectievelijk 92. Op de tweede voorwand 28 van de opbergmodule 35 10. is een oploopnok 93 bevestigd die een gekromde oploopbaan 94 bezit.
Op de tweede achterwand 29 is een soortgelijke oploopnok 95 bevestigd met een gekromde oploopbaan 96. Deze oploopnokken dienen om samen te werken met de tastarmen 75 en 76. De rol 91 kan zich bewegen langs de 81 0 2 4 9 5 EHN 10.050 19 gekroirle baan 94 en de rol 92 langs de gekromde baan 96. Trekvaren 97 en 98 trekken de uiteinden 78 respectievelijk 84 van de tastarmen 75 en 76 naar beneden tot de in figuur 5 getoonde stand, hierna te noemen de taststand van de tas tarnen. Kamt één der jollen 91 of 92 in aanraking 5 met de bijbehorende oploopbaan vanlde bijbehorende oploqpnok dan wordt de tastarm ver zwenkt vanuit de taststand naar een gezwenkte zwenkstand. In deze stand vormt de tastarm geen beletsel voor een cassette _3 die in een doorgeef opening 26 of 27 wordt aangeboden.
Het kan gewenst zijn een doorgeef opening te blokkeren met be-10 hulp van een blokkeerelement, zodat niet op een ongewenst moment cassettes in de opbergmodule kunnen worden gestoken. Figuur 6 toont de nabije omgeving van de doorgeef opening 26 aan de voorzijde van de opbergmodule. Aan weerszijden van de doorgeefopening 26 zijn geleideblokken 99 respectievelijk 100 aanwezig. Het geleideblok 99 draagt een zestal geleide-15 rallen 101 voor het geleiden van de boven- en onderwand van een cassette. Het geleideblok 100 draagt een tweetal geleiderollen 102. Voor de geleiding in de dwarsrichting zijn in het geleideblok 99 een tweetal· verticale rollen 103 en 104 aanwezig op een veerbelaste drukplaat 74.
Bij het inbrengen van een cassette wordt deze tegen een in de tekening 20 niet zichtbare verticale rol van het geleideblok 100 gedrukt, omdat de cassette bij het inbrengen de drukplaat 74 tegen de veer belasting indrukt. Het indrukken van de drukplaat kan, ten behoeve van het blokkeren van de doorgeefopening 26, belet worden door een electrische hefmagneet 105. Op de achterwand 29 bevinden zich geleideblokken 106 en 107 voor-25 zien van rollen 108 respectievelijk 109 voor het geleiden van de onderen bovenkant van een cassette. Het geleideblok 106 bezit een drukplaat 429 voor de verticale rollen 110 en 111. De drukplaat 429 kan warden geblokkeerd door de hefmagneet 112.
Nabij het vrije uiteinde van de balk 37 is een cpto-electro-30 nische localiseringsinrichting 390 aanwezig voor het nauwkeurig locali-seren van de plaats van een cassette in het opbergrek door het zuiver plaatsen van de balk 37 ten opzichte van de genoemde gewenste positie.
Op een L-vormige beugel 398 is een lichtbron 399, een lens 401 en een lichtgevoelige dubbeldiode 401 A, B bevestigd. Een lijst 402, die onder 35 de onderste rékplaat 31 loopt, bezit openingen 403 die nauwkeurig corresponderen met de gleuven 392 voor de cassettes _3 in de rékplaat 31. De beide diodes 401A, B bevinden zich achter de lijst, zodat een lichtvlak 404 de diodes alleen kan bereiken indien de arm 37 zich voor een opening 8102495 PHN 10.050 20 403 bevindt. Een zuivere positionering kan plaats vinden door de arm ter verplaatsen totdat de beide diodes een signaal van gelijke amplitude leveren.
Een tweede opto-eleetronische inrichting 405 controleert of 5 op de gevonden locatie een cassette aanwezig is. In iedere gleuf 392 van de rekplaat 31 bevindt zich een tuimelaar 406. Een veertje 407 duwt de tuimelaar met geringe kracht omhoog. Een in de gleuf aanwezige cassette duwt de tuimelaar door zijn gewicht omlaag. Aan de onderzijde van de tuimelaar bevindt zich een lichtreflecterend vlak 408. Een in 10 een vatting 409 gevatte lichtbron 410 straalt een lichtbundel 411 uit die, alleen als de tuimelaar 408 door een cassette naar beneden wordt gedrukt, door het vlak 408 wordt teruggekaatst naar een lichtgevoelige cel 412.
In de gleuven 392 bevinden zich grendeltuimelaars 413 die ach-15 ter een nok 414 van een cassette grijpen cm deze tegen verschuiven in de gleuf te vergrendelen. Een veertje 415 drukt de grendeltuimelaar omhoog. Op de arm 37 van de schuif inrichting 33 is een ontgrendelbeugel 393 gelagerd met een aanslag 415 die in een gleuf 416 van de grendeltuimelaar steekt. De ontgrendelbeugel kan naar beneden gezwenkt worden door 20 bekrachtiging van een magneet 417 op de zijkant van de arm 37, waardoor de aanslag 415 de grendeltuimelaar naar beneden zwenkt wanneer een cassette door de schuifinrichting naar de transportruimfce geschoven moet worden.
Rollen 418 geleiden het vrije uiteinde van de arm 37 over een 25 geleidestang 419.
Een lichtbron 420 en een lichtgevoelige cel 421 controleren de stand van de cassettes in het opbergrek via openingen 122 in de cassettes.
De recordermodule.
30 Ook de recordermodule wordt tegen het binnendringen van stof en vuil beschermd door op het draaggestel 4 losneembaar geplaatste wanden. De achterwand is identiek aan de achterwand 25 van de opberg-modulen en bezit dus een doorgeefopening 27 op dezelfde plaats. Een voorwand 422, zie Figuur 1, kan geheel dicht zijn.
35 De recorderinrichting, zie Figuur 11, bezit een interne trans portinrichting met een transportgestel dat in hoofdzaak bestaat uit een tweetal vaste zijplaten 126 en 127 die aan de achterzijde met elkaar zijn verbonden door een dwarsplaat 128 en aan de voorzijde door een 81 0 2 4 9 5 PHN 10.050 21 dwarsplaat 423 en rust met poten 129 op een grondplaat 130. Deze grond-plaat is roet behulp van denpingsblokken 131 in het gestel 17 van de recordermoduul 9 geplaatst, zie figuur 8.
In het transporgestel zijn een bovenplaat 132 en een onder-5 plaat 133 beweegbaar gelagerd. Deze beide platen kunnen ten opzichte van het onringende transportgestel een beperkte verticale beweging uitvoeren. Voor het geleiden van de verticale bewegingen zijn op de hoeken van het transportgestel korte geleiderailsen 134 aangebracht, waarvan er in figuur 11 slechts een enkele te zien is. De bovenplaat 133 draagt op 10 ieder van zijn hoeken een blokje 135 met geleiderollen 136 en 137.
De onderplaat 133 is op zijn hoeken voorzien van een blokje 138 met geleiderollen 139 en 140. Op de hoeken van het transportgestel bevinden zich verbindingsplaten 141. Tussen de verbindingsplaten 141 en de bovenplaat 132 bevinden zich drukveren 142. De bovenplaat 132 en de 15 onderplaat 133 bezitten kanteelvormige randen 143 respectievelijk 144 die zich langs drie zijden voortzetten. Deze randen zijn ten opzichte van elkaar zo geplaatst dat de uitsteeksels van de ene kanteelrand vallen in de uitsparingen van de andere kanteelrand. De rand 143 van de bovenplaat 132 draagt naar binnen stekende pennen 145 en de rand 144 20 van de onderplaat 133 draagt identieke pennen 146. In de in figuur 11 getekende situatie, waarin zich geen cassette op de recorderinrichting bevindt, liggen de pennen 145 en 146 op een rechte lijn.
Meer naar de zijde van de voorplaat 423 zijn links en rechts geleideblokken 147 aanwezig met een geleidegleuf 148 voor het geleiden 25 van een cassette. In de in figuur 11 getoonde positie bevinden de geleideblokken 147 en de boven- en onderplaten 132 respectievelijk 133 zich in een zodanige onderlinge stand dat een cassette in de recorderinrichting kan worden geschoven tussen de platen 132 en 133. De pennen 145 en 146 steken in de gleuf 123 tussen de randen 124 van dè cassette 30 en vormen dus geen belemmering voor het insteken van de cassette, tenzij deze zich in een onjuiste positie bevindt, waarbij de meest naar de geleideblokken 147 gekeerde pennen tegen de nok 125 in de gleuf 123 stoten.
Op de basisplaat 130 van de recorderinrichting is een motor 149 bevestigd met een spil 150 en een draaitafel 151. De draaitafel is 35 voorzien van een rubberen meeneemring 152 en van een centrale uitholling 153. Deze heeft zodanige afmetingen dat de centreerdop 119 van de optische plaat daarin kan warden opgenansn.
Naast de motor 149 is cp de basisplaat 130 een verplaatsings- 81 02 4 95 PHN 10.050 22 inrichting 154 aangebracht voor het onder de optische schijf verplaatsen van een optische pick-up 155. Op de basisplaat 130 is verder een heliunr neon laser 156 gemonteerd en een stationaire opto-electronische eenheid onder een kap 157. Een door de laser 156 opgewekte lichtbundel 158 5 wordt door een spiegel 159 over een hoek van 90° af gebogen, passeert vervolgens een sluiter 160 en geraakt via een opening 161 in de ruimte onder de kap 157. Met behulp van een stationair prisma 162 wordt de lichtstraal nogmaals over 90° afgebogen om daarna een lenssysteem 163 . te passeren dat de diameter van de lichtbundel doet toenemen. Vervol-10 gens wordt de lichtbundel door een polarisatieprisma 164 gesplitst in twee bundels. Eén hiervan verlaat via een leis 165 de ruimte onder de kap 157 en treft via een diaphragma 166 op een lichtgevoelige cel 167. Langzame intensiteitsveranderingen van de lichtbundel worden door deze cel gemeten, zodat bij onderschrijding van een toegelaten minimum-waarde 15 een afstelling van de laser uitgevoerd kan worden. Voorts meldt de cel of de sluiter 160 open of dicht is en wordt het signaal gebruikt voor een compensator van een spoorvolgfoutsignaal (zie verder).
De andere bundel treedt door een opening 158 in de kap 157 naar buiten en wordt via een vast prisma 169, een beweegbare spiegel 170 en 20 een tot de optische pick-up 155 behorend prisma 171 naar een beweegbaar objectief 172 gevoerd. Het objectief 172 gelijkt op een type objectief zoals bekend uit het Amerikaanse octrooischrift 4.021.101 (PHN 7938) (herewith incorporated by reference). Het bestaat in hoofdzaak uit een lenssysteem gevat in een cilindrische vatting die met behulp van een 25 eveneens cilindrische spreekspoel electromagnetisch in verticale richting beweegbaar is. Voor het verkrijgen van een buitengewoon wrijvings-arme lagering van het objectief wordt bij de hier beschreven recorder-inrichting gebruik gemaakt van een luchtlagering. Druklucht voor de la-gering wordt toegevoerd door een luchtslang 173. Het vaste prisma 169 30 en de beweegbare spiegel 170 bevinden zich op een steun 174 met opening-en 175 en 176 voor het doorlaten van de lichtbundel. De beweegbare spiegel 170 kan zijn van een type zoals bekend uit het Amerikaanse octrooischrift 4.129.930 (PHN 8650) (herewith incorporated by reference).
De van de onderzijde van dè plaat J_ teruggekaatste bundel 35 wordt via het objectief 172, het prisma 171, de spiegel 170 en het prisma 169 via de opening 168 weer naar de ruimte onder de kap 157 geleid. Een-voudigheidshalve zijn in de getekende lichtweg de benodige 1/4-golf-lengteplaatjes weggelaten, die samenwerken met de gebruikte polarisatie- 8102495 » " EHN 10.050 23 prism's. Het door het polarisatieprisma 164 doorgelaten deel van de teruggekaatste bundel wordt door een tweede polarisatieprisma 177/ een derde polarisatieprisma 178 en een prism 179 gesplitst in drie bundels ten behoeve van een drietal opto-electronische eenheden 180, 5 181 en 182. Deze drie eenheden dienen voor het ontzetten van de hoog frequente hundelmodulatie in een electrische modulatie welke de qp de plaat 1_ aanwezige informatie bevat en voor het genereren van respectievelijk een focusseringsfoutsignaal en een spoorvolgf outsignaal. Het focusseringsfoutsignaal wordt in een regelkring gebruikt voor het corri-10 geren van de focusseringspositie van het objectief 172. Het spoorvolg-foutsignaal wordt gebruikt voor het corrigeren van de stand van de beweegbare spiegel 170. Voor een verdere beschrijving van de optische en electronische bijzonderheden van optische platenspelers en digitale optische recorders wordt verwezen naar de desbetreffende literatuur, 15 zoals het artikel "An optical disc replaces 25 magnetic tapes" van G.C. Kenney e.a. in IEEE Spectrum, Febr. 1979.
Vbor het in radiale richting bewegen van de optische pick-up 157 bezit de verplaatsingsinrichting 154 een balk 183 waarop de optische pick-up is bevestigd. De balk is gelagerd in een juk 184 van een lineaire 20 motor, welke aan weerszijden van de balk permanente magneten 186 en 187 bezit, alsmede een met de balk 183 verbonden lineair beweegbare spoel 188. Aan weerszijden van de verplaatsingsinrichting 154 bevinden zich aanslagen 189 en 190 \relke de slag van de balk 183 begrenzen.
De interne transportinrichting van de recorderrrodule S_ voor 25 het transporteren van een cassette _3 tussen diens aanbiedpos it ie aan de achterzijde van de recordermodule en de recorderpositie binnen de re-cordermodule bestaat in hoofdzaak uit eerste middelen voor het in horizontale richting tussen de bovenplaat 132 en 133 verschuiven van de cassette en twaede middelen welke dienen voor het in verticale richting 30 naar de draaitafel 151 toe bewegen van de plaat en het terzelfdertijd enigszins openen van de cassette.
Door de nog te bespreken externe transportinrichting wordt een cassette, door een doorgeef opening 27 en via de gleuven 148 van de gelei-debldkken 147, over enige afstand tussen de platen 132 en 133 geschoven, 35 waarbij een aantal vrij draaiende geleiderollen 191 in de onderplaat 133 bijdragen tot een geringe weerstand. Op de bovenplaat 132 bevindt zich een U-vormige beugel 192 die scharniert om twee pennen 193. Op de beugel 192 is een as 194 gelagerd die aan weerszijden van de beugel 8102495 PHN 10.050 24 aandrijfrollen 195 aandrijft. De as 194 kan via tandwielen 196 en 197 worden geroteerd door een motor 198 welke vast met de beugel 192 is verbonden. Met behulp van een tweetal drukveren 199, die steunen tegen een vaste balk 200 aan de bovenzijde van het recordergestel, wordt de 5 beugel 192 naar beneden gedrukt. Met behulp van een hefmagneet 201, een haakse hefboom 202, een nok 203 en een met de beugel 192 verbonden rol 204 kan de beugel 192 enigszins omhoog warden gelicht, tegen de druk van de veren 199 in. De beugel 192 wordt in de enigszins omhoog gelichte stand gehouden bij het inbrengen van een cassette, zodat de 10 rollen 195 geen beletsel voor het inbrengen vormen. In de bovenplaat 132 zijn twee lichtbronnen 430 en 431 gemonteerd. De eerste werkt samen met een lichtgevoelige cel 432 in de onderplaat 133 en de tweede met een identieke, niet getoonde, cel. Pas wanneer een cassette tot voorbij de rollen 195 tussen de boven- en onderplaten 132 en 133 is 15 geschoven, wat wordt gemeld door de lichtgevoelige cel 432, wordt de voeding van de hefmagneet 201 uitgeschakeld en worden de rollen 195 door de veren 199 op de bovenzijde van de cassette gedrukt. Hierna kan door bekrachtiging van de motor 198 de cassette in horizontale richting verder tussen de platen 132 en 133 worden getransporteerd. Een drietal 20 microschakelaars 205, 206 en 207 tasten de rand van de ingeschoven cassette af, waarbij de schakelaar 207 de positie van de uitsparing 49 aan de achterzijde van de cassette aftast cm te controleren of de cassette zich in de juiste stand in de recorder bevindt. Doordat twee schakelaars 205 en 206 worden gebruikt wordt een eventueel schranken 25 van de cassette gedetecteerd. De cassette bezit in elk van zijn deksels een gleuf 208 die in de recorder naar achteren gericht moet zijn voor het doorlaten van de lichtbundel van de laser. In de figuren 4 en 10 zijn de cassettes 3 getékend in een uitvoeringsvorm waarbij de gleuf 208 open is. Een uitvoeringsvorm van een cassette voorzien van middelen 30 voor het afsluiten van de gleuf 208 is beschreven in Aanvraagster eerdere aanvrage nr. 80 04 378 (PHN 9808) (herewith incorporated by-reference) . Aan de achterzijde van het transportgestel is een beugeltje 209 aanwezig dat dient voor het samenwerken met tot buiten de cassette uitstékende delen van tot deze cassette behorende schuiven 35 voor het afsluiten van de sleuf 208.
Wanneer door de rollen 195 de cassette geheel tussen de platen 132 en 133 in horizontale richting getransporteerd is, bevindt de opening 118 van de optische plaat zich boven de draaitafel 151 en onder 81 02 4 9 5 ESN 10.050 25 een platendrukker 210. Deze platendrukker is net behulp van een stift 211 gemonteerd op een boven de bovenplaat 132 lopende en in verticale richting beweegbare traverse 212. Tussen de platendrukker 210 en de traverse 212 bevindt zich een drukveer 213 die de platendrukker naar 5 beneden drukt. In de bovenplaat 132 bevindt zich een opening 214 voor het doorlaten van de platendrukker.
Het tweede gedeelte van de interne transportinrichting van de recordermodule, voor het in verticale richting verplaatsen van de optische plaat tot op de draaitafel 151, omvat een motor 215 die door 10 middel van een rondsel 216 een getande kam 217 aandrijft. Deze laatste is vast verbonden met een stang 218 waarop aan de andere zijde van de recorder een soortgelijke kam 219 vast is bevestigd. De kam 219 is evenwel niet van tanden voorzien. De stang 218 is in de zijplaten 126 en 127 van het transportgestel gelagerd, zodat de kaïrmen 217 en 219 een 15 draaiende beweging kunnen maken. De beide kannen zijn met behulp van schamierpennen 220 scharnierend verbonden met respectievelijk een linker en een rechter schuifplaat 221. Deze pennen bewegen ieder in een sleufgat van de bijbehorende schuifplaat. De schuifplaten zijn op de zijplaten 126 en 127 van het transportgestel schuifbaar gelagerd met 20 behulp van een aantal geleiderollen 222. De onderplaat 133 bezit zijwaarts uitstekende pennen 223 welke zijn gestoken door gleuven 224 in de schuifplaten 221. De traverse 212, waarop de platendrukker 210 is gemonteerd, bezit zijplaten 225 die op de zijplaten 126 en 127 van het transportgestel in verticale richting beweegbaar zijn en worden geleid 25 door geleiderollen 226. De zijplaten 225 van de traverse 212 dragen pennen 227 die in gleuven 228 van de schuifplaten 221 steken. Bij het draaien van de as 218 worden de schuifplaten 221 in hun lengterichting verschoven. Door de vorm van de gleuf 228 wordt hierbij, via de pennen 227, de traverse 212 naar beneden verplaatst. Op een later tijdstip 30 wordt door de pennen 223 ook de onderplaat 133 naar beneden verplaatst. De bovenplaat 132 volgt de beweging van de onderplaat 133 order invloed van de op de bovenplaat 132 uitgeoefende druk, afkomstig van de druk-veren 142. De geleiderollen 136 bereiken qp een gegeven moment aanslagen 227 welke een verder naar beneden bewegen van de bovenplaat 132 belet-35 ten. De pennen 145 welke in de gleuf 123 van een ingeschoven cassette steken houden het bovenste deksel 120 tegen, zodat deze niet verder naar beneden kan bewegen. De onderplaat 133 wordt verder naar beneden bewogen en neemt via de pennen 146 het meer naar de draaitafel 151 ge- 81 0 2 4 9 5 ΙΏΝ 10.050 26 keerde deksel van de cassette mee. Bij deze naar beneden gaande beweging wordt ook de traverse 212 en dus de platendrukker 210 verder naar beneden bewogen. Op een gegeven moment kcrat de plaat 1_ op de draaitafel 151 te rusten. Het naar onderen gekeerde deksel van de cassette wordt 5 door de pennen 146 nog wat verder naar beneden verplaatst en de platendrukker 210 wordt op de bovenste dop 119 van de plaat gedrukt zodat de plaat op de draaitafel wordt gecentreerd en vastgedrukt. De beide deksels 120 zijn nu zodanig van elkaar gescheiden dat de plaat binnen de deksels kan worden geroteerd. Tijdens de slag 10 van de beide schuifplaten 221 wordt het uiteinde 228 van een om de stang 219 aangebrachte veer 229 tegen de cassette gedrukt. Deze extra, naar de schakelaars 205-209 en de beugel 209, gerichte druk is noodzakelijk om de tegenwerkende druk van de schakelaars te overwinnen. Bovendien zijn bij cassettes voorzien van, door de beugel 209 te openen, schuiven 15 voor de gleuven 208 veren aanwezig voor het sluiten van de schuiven.
Ook de veerkracht van deze veren wordt door de veer 229 overwonnen, zodat de cassette in zijn correcte uiteindelijke positie tussen de platen 132 en 133 wordt gedrukt. Op de stang 218 is verder nog een met de stang 218 meebewegend orgaan 230 aanwezig. Dit orgaan zorgt ervoor dat 20 de deksels 120 van de cassette ook aan de zijde van de stang 218 voldoende van elkaar gescheiden blijven. Dit is nodig in die gevallen dat de deksels 120 enigszins flexibel zijn en dus enigszins kunnen doorbuigen. De pennen 145 en 146 bevinden zich slechts langs drie zijden van het transportgestel, maar niet aan de zijde van de stang 218 zodat 25 aldaar de deksels 120 zouden kunnen doorbuigen en de afstand tussen de deksels te gering zou kunnen worden.
Voor de besturing van de bewegingen van de beide schuifplaten 221 zijn een tweetal schakelaars 231 '-en 232 aanwezig, waarvan de laatste samenwerkt met de ongetande kam 219 en de eerste met een nok die 30 zich in figuur 11 achter de kam 219 bevindt (niet zichtbaar). Met behulp van deze twee schakelaars worden de beide eindstanden van de schuifplaten 221 gemeld.
Binnen het moduulgestel 17 van de recordermodule bevindt zich nog een aantal dozen 234 voorzien van electronische circuits. Voorts is 35 een plaat 235 aanwezig, waarop een aantal connectors 236 is gemonteerd benodigd voor de electrische aansluitingen van de recordermoduul.
De externe transporting· ichting,
De externe transportinrichting bezit een cassettewisselaar die 81 0 2 4 9 5 t PHN 10.050 27 binnen de omkasting van de gegevensopslaginrichting in horizontale en in verticale richting langs de achterzijde van alle aanwezige recorder-modulen en opbergmodulen beweegbaar is. Aan de achterkant van de gegevensopslaginrichting bevinden zich een bovenste horizontale tandheugel S 238 en een benedenste horizontale tandheugel 239. Verder is een bovenste horizontale geleidingsstang 240 en een onderste horizontale geleidings-stang 241 aanwezig. Door de beide horizontale geleidingsstangen 240 en 241 wordt een horizontaal langs de achterzijde van de gegevensopslaginrichting beweegbare wagen 242 geleid, die door middel van tandwielen 10 243 en 244 langs de beide tandheugels 238 en 239 in horizontale richting kan worden verplaatst.
De wagen 242 bestaat in hoofdzaak uit een bovenste en een onderste gedeelte welke met elkaar verbonden zijn door een viertal verticale stangen 245 tot en met 248. Het bovenste gedeelte van de wagen 15 242 bevat een aandrijf eenheid voor het in horizontale richting verplaat sen van de wagen en voor het in verticale richting verplaatsen van de cassettewisselaar 237. De aandrijf eenheid bestaat uit een gestelplaat 249, een tweetal flensplaten 250 en 251, zijplaten 252 en 253, een afstandsstang 254, een tweetal geleideblokken 255 en 256, een tweetal 20 motoren 257 en 258, een door de afstandsstang 254 lopende doorgaande 4 as 259 met daarop bevestigde poelies 260, 261 en 262, een aandrijfpoelie 263 op de spil van de motor 258, een conisch rondsel 264 op de spil van de motor 257, een conisch aandrijfwiel 265 en een aandrijfas 266, waarop het conische aandrijfwiel 265 is bevestigd,alsmede de beide tand-25 wielen 243 en 244. De beide motoren 257 en 258 zijn ieder voorzien van een ingebouwde tachogenerator en een Gray-code aspositie-indicator.
Het onderste deel van de wagen 242 omvat een tweetal zijplaten 267 en 268 die door middel van een afstandsstang 269 met elkaar zijn verbonden. Op deze afstandsstang bevinden zich blokken 270 en 271 die 30 door middel van bladveren 272 verbonden zijn met geleideblokken 273 en 274. (¾) de zijplaten 267 en 268 zijn omleidpoelies 275 en 276 vrij draaibaar gelagerd.
De motor 258 drijft via een tandriem 267 de beide poelies 260 en 261 aan. De poelie 260 werkt samen met een getande riem 278 die aan 35 de benedenzijde wordt ongeleid door de poelie 275. De poelie 276 drijft een getande riem 279 aan die aan zijn onderzijde wordt omgeleid door de poelie 276.
De cassettewisselaar 237 is aangebracht in een draaggestel 8102495 PHN 10.050 28 dat een zijplaat 280, een zijplaat 281 en een verbindingsplaat 282 omvat. De zijplaten 280 en 281 van dit draaggestel zijn met de tandriemen 278 respectievelijk 279 verbonden en glijden met behulp van kogellei-bussen 283 en 284 over de geleidestangen 246. Aan de andere zijde zijn 5 twee stellen kogellagers 285 A, B en 286 A, B aanwezig die over de stang 248 lopen. Ter campensering van het gewicht van de cassettewisse-laar en het draaggestel zijn contragewichten 287 en 288 aanwezig die eveneens met de tandriemen 278 respectievelijk 279 zijn verbonden en werden geleid langs de geleidestangen 245 respectievelijk 247.
10 De cassettewisselaar bestaat in hoofdzaak uit een wisselaar- gestel dat een tweetal zijplaten 290 en 291 en tussenplaten 305 en 306 omvat die met elkaar zijn verbonden met behulp van een achttal holle afstandsbussen 292 tot en met 299. Door de afstandsbussen lopen draad-stangen 300 waarop moeren 301 zijn geschroefd. Ieder der afstandbussen 15 bestaat uit meerdere afzonderlijke delen die zich gezamenlijk bevinden op een draadstang. Aan de belde zijkanten van het wisselaargestel bevinden zich zijwaarts uitstekende ophangpennen 302 en 303, met behulp waarvan de cassettewisselaar enigszins zwenkbaar is opgehangen in het draaggestel 280. Een beperkte zwenkbaarheid is van belang voor het goed 20 functioneren van de cassettewisselaar en dient om kleine positioneer-fouten van de cassettewisselaar ten opzichte van de gleuven 27 te kunnen compenseren. De zijplaten 280 en 281 van het draaggestel bezitten rubber aanslagen 304 die de zwenkbewegingen van de cassettewisselaar ten opzichte van het draaggestel begrenzen.
25 De cassettewisselaar is voorzien van twee vasthoudinrichting- en voor twee cassettes, zodat twee cassettes aan de achterzijde van een module tegen elkaar kunnen worden uitgewisseld. In de cassettewisselaar zijn twee ruimtes 307, respectievelijk 308, aanwezig voor het invoeren van een cassette 3. In figuur 14:is een cassette _3 gedeeltelijk in de 30 ruimte 307 geschoven. De cassettewisselaar is voorzien van drie motoren 309, 310 en 311. De motoren 309 en 310 zijn voorzien van tachogenerato-ren. Motor 310 drijft via een op zijn spil aangebrachte poelie 312 een riem 313 aan. Deze loopt over een poelie 314 die vast is verbonden met een doorgaande as 315. Deze as steekt tot buiten de zijplaten 290 en 291 35 uit en draagt aan de buitenzijde van deze zijplaten poelies 316 en 317. Deze drijven via korte riemen 318, respectievelijk 319, twee poelies 320, respectievelijk 321, aan die via korte assen 322, respectievelijk 323, vervolgens weer binnen de zijplaten 290 en 201 gelegen poelies 324, 81 02 4 9 5 * EHN 10.050 29 respectievelijk 325, aandrijven. Over poelie 324 loopt een rupsband 326 die aan de andere zijde loopt over een vrij draaibare poelie 327 die verschuifbaar is voor het spannen van de rupsband. De rupsband 328 loopt over de poelie 325 en over een los draaibare poelie 329, die ook 5 verschuifbaar is. Door de motor 309 kunnen de beide rupsbanden 326 en 328 dus tegelijkertijd en synchroon warden aangedreven. Met behulp van deze beide rupsbanden kan een cassette _3 worden ingevoerd in de ruimte 308 van de cassettewisselaar. Voor het in de ruimte 307 invoeren van een cassette zijn een tweetal soortgelijke rupsbanden 330 en 331 aan-10 wazig. Motor 310 is voorzien van een poelie 332 die een riem 333 aandrijft welke loopt over een poelie 334. Deze poelie is vast verbonden met een doorgaande as 335 welke zich in zijwaartse richting uitstrekt tot buiten de beide tussenplaten 305 en 306. De rupsbanden 330 en 331 zijn geslagen over poelies 336 en 337 die vast op de as 335 zijn bevestigd.
15 Aan de andere zijde zijn de rupsbanden 330 en 331 geleid over vrij draaibare poelies 338, respectievelijk 339, wederom verschuifbaar.
In de ruimten 307 en 308 van de cassettewisselaar warden de cassettes ondersteund door de rupsbanden. Ze kunnen zodoende met behulp van de motoren 309 en 310 in de genoemde ruimten getransporteerd worden.
20 Ter vermijding van slip tussen de cassettes en de rupsbanden zijn druk-rollen 340 tot en met 343 aanwezig voor het tegen de rupsbanden drukken van de cassettes. De drukrollen 340 en 341 drukken een cassette in de bovenste ruimte 308 tegen de rupsbanden 326 en 328; de drukrollen 342 en 343 drukken een cassette in de onderste ruimte 307 tegen de rupsban-25 den 330 en 331. Behalve de genoemde drukrollen zijn verder nog geleide-rollen 344 en 345 aanwezig voor een cassette in de bovenste ruimte 308 en geleiderollen 346 en 347 voor een cassette in de onderste ruimte 307.
De drukrollen mogen geen belemmering vormen voor het in de cassettewisselaar invoeren van cassettes. Ze zijn daarom op enigszins 30 zwsnkbare hefbomen 348 tot 351 gelagerd die tijdens het invoeren van een cassette enigszins weggezwenkt kunnen warden. Trekveren 352 trekken de drukrollen omlaag met behulp van metalen snaren 353 die over rolletjes 354 lopen en die eindigen in doppen 355. Voor het zwenken van de hefbomen zijn nokken 356 tot en met 359 aanwezig die vast zijn verbon-35 den met doorgaande assen 360 en 361. Deze assen kunnen over een beperkte hoek gedraaid warden door de motor 311, die via poelies 362 tot en met 365 en een tandriem 366 de beide assen 360 en 361 aandrijft. Op de poelie 433 zijn nokken 366 tot en met 368 aanwezig om het met behulp van 8102495 PHN 10.050 30 een tweetal schakelaars 369 en 379 mogelijk te maken de mate van de rotatie van de assen 360 en 361 te detecteren en te besturen.
De nokken op de as 360 zijn tegengesteld georienteerd aan de nokken op de as 361. Door de motor 311 óf linksom óf rechtsom te draai-5 en wordt dus óf het ene stel drukrollen óf het andere stel drukrollen gelicht, nimmer echter beide stellen drukrollen tegelijkertijd.
Voor het vasthouden van cassettes in de cassettewisselaar zijn de drukrollen 340 tot en met 343, die aan de bovenzijde op een cassette drukken, aanwezig. Een aantal rollen 371 is aanwezig op de 10 zijplaten 290 en 291 en kunnen met behulp van bladveren 372 een zijdelingse druk op een cassette uitoefenen indien deze ten opzichte van de neutrale positie enigszins in zijdelingse richting verschoven mocht zijn.
Voor het aftasten van de aanwezigheid en van de stand van een cassette in de cassettewisselaar is op twee achterplaten 373 en 374 een 15 aantal schakelaars 375 tot en met 378 aanwezig. Op een middenplaat 380 bevinden zich een viertal lichtbronnen 381 tot en met 384. Deze zenden lichtstraaltjes uit in de richting van lichtgevoelige cellen 385 tot en met 388 op de middenplaat 389 en op de tussenplaat 305. Met behulp van deze lichtbronnen en lichtgevoelige cellen kan op twee plaatsen de 20 aanwezigheid van een cassette in de cassettewisselaar worden afgetast, voor het besturen van de motor 311 die de drukrollen bedient en voor het tijdig af remmen van de rupsbanden tegen het bereiken van de eindpositie.
In de figuren 2 en 13 zijn ter wille van de duidelijkheid een aantal details van de cassettewisselaar, die wel in figuur 14 getoond 25 worden, weggelaten.
Werking van de gegevensopslaginrichting.
De besturing van de gegevensopslaginrichting gebeurt met behulp van een externe computer en met interne besturingscomputers in een besturingsmodule. De recordetmodules, de opbergmodules en de externe 30 transportinrichting zijn voorzien van een eigen microprocessor al of niet in de besturingsmodule, voor het controleren van de eigen functies en voor het communiceren met de computer. Aangezien de besturing geen onderwerp van de onderhavige uitvinding is, zal deze'slechts ter sprake komen voor zover van belang voor de bespreking van de werking van de 35 gegevensopslaginrichting volgens de uitvinding.
Voor deze bespreking zal uitgegaan worden van een beginsituatie waarbij alle cassettes zich op hun plaats in de opbergmodulen bevinden en de installatie geheel buiten bedrijf is gesteld.. Bij het in bedrijf 8102495 ΓΗΝ 10.050 31 stellen van de installatie wordt, onder besturing van zijn besturingscan-puter, in elke opbergmodule door de interne transportinrichting een loca-tieroutine uitgevoerd die dient cm de posities van de cassettes nauwkeurig te localiseren. Hierbij wordt door de motor 72 de wagen 36 een keer 5 van het begin naar het einde van de lineaal 69 gevoerd waarbij door de optische inrichting 390, bij het passeren van de gaten in de lijst 402, positiesignalen worden gegenereerd waarvan de maximale waarden steeds gelden als de posities van de cassettegleuven 391 in de onderste rekplaat 31. Hierbij worden de signalen van de optische inrichting 390 gerelateerd 10 aan de, door de roterende Gray-code aspositie-indicator 391 gemelde, positiecode van de wagen 36 van de translatie-inrichting 35. Elke cassettelocatie wordt zodoende periodiek in Gray-code in een geheugen vastgelegd. Het oplossend vermogen van deze methode van localise-ring van de cassettes bedraagt 0,2 tot 0,3 mm. Van belang is een spe-15 lingvrije interne transportinrichting. Desgewenst kan van tijd tot tijd, bijvoorbeeld dagelijks, de genoemde locatie-routine herhaald worden. In het geheugen van de externe computer wordt aan elke cassette een tweetal addressen toegevoerd, één voor iedere kant van de optische plaat. In ieder adres wordt een codenummer van de opbergmodule en een 20 codenummer van de locatie van de cassette in het opbergrek binnen de opbergmodule vermeld.
Verzoeken tot reproductie of opslag van gegevens worden door de externe computer aan de besturingsccnputer vna de opbergmodule toegevoerd in de vorm van addressen. Nadat vastgesteld is welke cassette 25 uit een opbergmodule moet worden opgehaald, wordt door de externe computer een signaal gestuurd naar de betreffende opbergmoduul waarin zich de gezochte cassette bevindt. De interne transportinrichting van deze opbergmodule beweegt zich naar de cassette welke zich op de opgegeven locatie bevindt, hierbij gestuurd door de Gray-code aspositie-indicator 30 391. De interne transportinrichting 32 wordt hierbij door de motor 72 in de langsrichting van de opbergmodule bewogen. De schuifnok 39 bevindt zich in een zodanige positie dat deze onder de cassettes langs kan bewegen door de uitsparingen 49 van de cassettes.
De ringen van de grijpinrichting 34 staan in de verticale 35 positie, zoals getekend in figuur 4. Bij het bereiken van de opgegeven cassettelocatie wordt de ontgrendelbeugel 393 bekrachtigd waardoor de grendeltuimelaar 394 wordt weggezwenkt en de betreffende cassette door de schuifnok 39 naar voren kan worden getrokken. De motor 43 wordt be- :. · ; v ^ 9 5 » PHN 10.050 32 krachtigd en de schuifnok 39 verplaatst zich in de richting van de wagen 36, waarbij de positie van de schuifnok wordt gemeld door een Gray-code aspositieindicator 395 op de motor 43. Bij het naar buiten trekken van de cassette uit het opbergrek wordt de cassette enigszins 5 geleid door de beide geleidenokken 50 op de balk 37. Voorts wordt de cassette, wanneer deze wat verder naar buiten is getrokken, gesteund door de pennen 52 waar de cassette tussendoor beweegt. De grijpinrich-ting 34 staat geopend zodat de ringen 53 geen belemmering voor het verschuiven van de cassette uit het opbergrek vormen. De eindpositie van 10 de cassette wordt gemeld met in de tekening niet getoonde opto- electronische middelen. Hierna wordt de motor 43 uitgeschakeld en de motor 66 bekrachtigd waardoor de nok 67 wordt geroteerd en de hefbomen 58 worden bewogen, zodat ringen 53 naar elkaar toe bewegen. De conische kanten 54 van deze ringen bewerkstelligen een centrering van de cirkel-15 vormige en conische rand 55 van de cassette ten opzichte van de grijp-inrichting 34 terwijl tevens een kleine verplaatsing (ongeveer 1,5 mm) in verticale richting wordt bewerkstelligd waardoor de cassette los komt van de balk _37. De kussentjes 57 zijn in contact met de cassette om een rotatie van de cassette te beletten. Door de externe computer is gemeld, 20 via het adres, welke zijde van de optische plaat gebruikt moet worden.
De motor 59 wordt bekrachtigd en voert een rotatie in een zodanige richting uit dat door het tandwiel 61 de grijpinrichting 34 in de juiste richting wordt gekanteld. De kanteling wordt beëindigd doordat door de ' opto-electronische inrichting 425 of 428 de gekozen horizontale stand 25 van de cassette gemeld wordt. Hierna wordt de motor 72 van de horizontale transportinrichting weer ingeschakeld en wordt de cassette naar de achterste doorgeefopening 27 gevoerd. Indien mogelijk vinden kanteling en intern transport gelijktijdig plaats. Dit is afhankelijk van de startpositie van de wagen 36 en dus van het adres van de opgehaalde 30 cassette. Bij het bereiken van de achterzijde van de opbergmodule rolt de rol 92 langs de oploopbaan 96 van de oploopnok 95 omhoog waardoor de tastarm 76 naar boven wordt ver zwenkt. De wagen 36 wordt verder bewogen totdat de cassette zich in een doorgeef positie in de gleuf 27 bevindt, waarbij de cassette gedeeltelijk buiten de opberg-35 module uitsteekt.
Inmiddels is door de externe transportinrichting, in opdracht van zijn besturingsconputer, de cassettewisselaar 237 tot voor de doorgeefopening 27 van de betreffende opbergmodule gebracht. De motor 257 3 1 0 2 4 9 5 ÏHN 10.050 33 drijft daarbij via het tandwiel 243 de wagen 242 in horizontale richting langs de achterzijde van de module, waarbij de positie gemeld wordt door een Gray-code aspositieindicator 396 op de motor 257. Ook de motor 258, die via de poelies 260 tot en met 263 en de tandrieraen 278 en 279 5 het draaggestel voor de cassettewisselaar 237 aandrijft, is voorzien van een Gray-code aspos it ie-indicator 397. De eigen bestor ingsccmputer is dus voortdurend qp de hoogte van de horizontale en de verticale positie van de cassettewisselaar en kan door bekrachtiging van de motoren 257 en 258 de cassettewisselaar naar ieder punt aan de achter-10 zijde van de gegevensopslaginrichting dat door de externe transportinrichting wordt bestreken sturen, waarbij de positie van ieder punt wordt bepaald door een horizontale en een verticale coördinaat. Voor een snelle en efficiënte beweging van de cassettewisselaar langs de achterzijde van de gegevensopslaginrichting kan de besturingsccmputer zodanig 15 geprogrammeerd zijn dat de horizontale en de verticale bewegingen zo veel mogelijk tegelijkertijd kunnen worden uitgevoerd.
Uiteraard dient voorkomen te worden dat een cassettewisselaar zich naar een doorgeef opening aan de achterzijde van een module begeeft qp het moment dat aldaar een cassette in de doorgeefopening in de aan-20 biedpositie aanwezig is, aangezien in dat geval een beschadiging van de cassette en van de gegevensopslaginrichting niet uitgesloten is. Deze situatie wordt voorkomen doordat de externe computer ervoor zorgt, dat de cassettewisselaar 237 eerst in zijn definitieve positie voor de doorgeefopening is gebracht alvorens de interne transportinrichting van de 25 opbergmodule toestemming krijgt cm de cassette door de doorgeefopening tot in de aanbiedstand te verplaatsen.
De cassette wordt door de interne transportinrichting van de opbergmodule zover door de doorgeefopening 27 naar buiten verplaatst dat de cassette zich in een der ruimtes 307 of 308 van de cassettewis-30 selaar bevindt, boven de rupsbanden welke zich aan de onderzijde van de betreffende ruimte bevinden en onder de, door middel van de motor 361, weggezwenkte drukrollen. Wordt er van uitgegaan dat de cassette wordt geplaatst in de onderste ruimte 307 van de cassettewisselaar, dan bevindt de cassette zich dus, zoals in figuur 14 getoond, op de rups-35 banden 330 en 331 en onder de drukrollen 342 en 343,gedetecteerd door de lichtgevoelige cellen 383 en 387. De cassette kan nu uit de aan-biedpositie worden overgencmen door de cassettewisselaar. Door middel van de motor 361 worden de drukrollen 342 en 343 naar beneden gezwenkt 81024a5 PHN 10.050 34 zodat deze door de trekveren 352 op de bovenkant van de cassette rusten en de cassette op de rupsbanden 330 en 331 drukken. In de opbergmodule is de motor 59 bekrachtigd waardoor de grijpinrichting 34 geopend is, zodat de ringen 53 de cassette niet langer vasthouden en geen belemme-5 ring meer vormen voor het verder naar buiten verplaatsen van de cassette. De motor 310 van de cassettewisselaar wordt ingeschakeld en de rupsbanden 330 en 331 trekken de cassette verder in de cassettewisselaar tot in een eindpositie welke gemeld wordt door de eindschakelaars 378 en 379. De lichtgevoelige cellen 384 en 388 geven even tevoren een 10 signaal voor het af remmen van de motor 310.
De cassettewisselaar wordt nu door de externe transportinrichting getransporteerd tot voor de doorgeefopening van een recorder-inrichting. De cassette wordt vervolgens door de cassettewisselaar in omgekeerde richting bewogen en begeeft zich via de geleidegleuven 148 15 tot tussen de platen 132 en 133 van de recorder inrichting. De hefraagneet 201 is bekrachtigd zodat de rollen 195 geen belemmering vormen voor het invoeren van de cassette in de recorderinrichting. Door de cassettewisselaar wordt de cassette in de recorderinrichting verplaatst tot in een doorgeefpositie waarin de cassette zich onder de rollen 195 be-20 vindt, hetgeen wordt vastgesteld door de lichtgevoelige cel- 432. De verdere verplaatsing van de cassette kan nu worden overgenomen door de interne transportinrichting van de recorderinrichting. Door de motor 361 worden de drukrollen 342 en 343 van de cassettewisselaar gelicht.
De voeding naar de hefmagneet 201 wordt uitgeschakeld en de rollen 25 195 worden door de drukveren 199 tegen de bovenkant van de cassette gedrukt. De motor 198 van de recorderinrichting wordt ingeschakeld en de cassette wordt over de rollen 191 in de onderplaat 132 getransporteerd tot in een eindpositie welke wordt gemeld door de eindschakelaars 205 tot en met 207. Het bereiken van de eindpositie van de cassette 30 betekent tevens een signaal,roer de besturingscomputer van de externe transportinrichting. Via de externe computer meldt deze dat de cassette- 1 wisselaar weer verplaatst mag worden.
In de recorderinrichting wordt nu de motor 215 bekrachtigd, waardoor de schuifplaten 221 vanuit hun in figuur 11 getoonde stand 35 worden verschoven. De traverse 212 daalt en de optische plaat wordt gecentreerd door de plaatdrukker 210. Hierna beginnen ook de beide platen 130 en 132 zich naar beneden te bewegen, zodat de cassette in zijn geheel zich beweegt in de richting van de draaitafel 151. Op een 81 0 2 4 9 5 EHN 10.050 35 gegeven moment kanen de rollen 136 van de bovenplaat 132 in aanraking met de aanslag 227 waarna de bovenplaat zich niet verder meer naar beneden kan bewegen. De pennen 145 van de bovenplaat 132 houden nu het bovenste deksel van de cassette vast, terwijl het onderste deksel 5 door de pennen 146 door de verdergaande beweging van de onderplaat 133 verder naar beneden wordt bewogen, zodat de beide cassettedeksels ten opzichte van elkaar verplaatst werden tegen de veerkracht van de verende verbindingsorganen 121 van de cassette in. De optische plaat bereikt de draaitafel 151 en wordt daarop gecentreerd en vastgedrukt door de platen-10 drukker 210. De onderplaat 133 beweegt zich nog wat verder zodat het onderste deksel van de cassette geen contact meer maakt met de optische plaat. De eindstand van de schuifplaten 221 wordt gemeld door een der schakelaars 231 en 232, waarna de motor 215 wordt uitgeschakeld. Nog voordat de geleiderollen 136 de aanslagen 227 bereikt hebben worden de 15 deksels van de cassette door het uiteinde 228 van de veer 229 naar de schakelaars 205-207 gedrukt. In de eindstand worden de cassettedeksels van elkaar gescheiden door het orgaan 231 op de stang 218. Eventuele afdichtingsorganen voor de gleuf 208 van de cassette zijn in hun geopende stand geplaatst door de beugel 209 vóórdat de schakelaars 205 en 207 20 geschakeld worden. De optische pick-up 155 kan nu door de gleuf 208 de laserbundel op de optische plaat, die binnen de cassette vrij geroteerd kan worden door de motor 149, focusseren. Door de verplaatsings-inrichting 154 wordt de pick-up 155 verplaatst naar een positie op de optische plaat die door de besturingscenputer van de recorderinrichting 25 is bepaald uit de toegediende adresgegevens afkomstig van de externe computer. De gezochte gegevens worden nu bijvoorbeeld uitgelezen en electronisch verwerkt om tenslotte aan geschikte uitvoerorganen, zoals een beeldstation, een uitwendig buffergeheugen, een facsimile apparaat, of een drukker te worden toegevoerd. Uiteraard is het ook mogelijk om, 30 in plaats van gegevens van de optische plaat uit te lezen, gegevens op de optische plaat te registreren.
Terwijl in de recordermodule een optische plaat zich op de draaitafel bevindt en gegevens worden uitgelezen ofwel geregistreerd, wordt door de externe transportinrichting intussen de cassettewisselaar 35 naar een andere opbergmodule gebracht om een volgende cassette op te halen. De cassette wordt vanuit de opbergmodule in de cassettewisselaar geplaatst op de eerder beschreven wijze en de cassettewisselaar wordt teruggetransporteerd naar de recorderinrichting. Wordt aangenomen dat de 8102495 4 » PHN 10.050 36 nieuw opgehaalde cassette zich wederom in de ruimte 307 van de cassette bevindt, dan wordt de cassettewisselaar zodanig voor de recordermodule gepositioneerd dat de lege ruimte 308 van de cassettewisselaar zich bevindt tegenover de doorgeef opening van de recordermodule. Na het be-5 eindigen van het uitlezen of het registreren worden door de interne transportinrichting van de recordermodule de eerder beschreven trans-porthandelingen in omgekeerde richting uitgevoerd, zodat de cassette door de aandrijf rollen 195 via de geleidegleuven 148 tot buiten de recordermodule door de doorgeef opening 27 worden verplaatst tot in een 10 aanbiedpositie waarbij de cassette zich onder de drukrollen 340 en 341 van de cassettewisselaar bevindt en boven de rupsbanden 326 en 328. De hefmagneet 201 wordt bekrachtigd en de drukrollen 195 worden van het bovenste deksel van de cassette afgelicht. De drukrollen 340 en 341 van de cassettewisselaar worden naar beneden gezwenkt en de cassette kan 15 door de rupsbanden 326 en 328 in de cassettewisselaar worden getrokken. De eindpositie van de cassette wordt gemeld door de beide schakelaars 375 en 376. Hierna wordt de cassettewisselaar door de besturingscom-puter van de transportinrichting over een kleine afstand verticaal verplaatst zodat de cassette die zich in de ruimte 307 bevindt nu voor de 20 doorgeef opening van de recordermodule en dus voor de geleidegleuven 148 bevindt. Deze cassette kan nu in de recordermodule worden gevoerd en aldaar door de interne transportinrichting van de recordermodule worden overgencmen. Op deze wijze worden de cassettes aan de achterzijde van de recordermodule snel tegen elkaar uitgewisseld en gaat niet onnodig 25 tijd verloren met het wegbrengen van de zojuist bij de recordermodule opgehaalde cassette en het ophalen van een nieuwe aan de recordermodule toe te voeren cassette.
De werking van een gegevensopslaginrichting volgens de uitvinding is in het voorgaande aan de hand van een eenvoudig voorbeeld 30 verduidelijkt. Het is ook mogelijk om meerdere recordermodules in een gegevensopslaginrichting toe te passen zodat de cassettewisselaar door de externe transportinrichting getransporteerd moet worden tussen meerdere opbergmodulen en meerdere recordermodulen. Voorts is het ook mogelijk om bij grote gegevensopslaginrichtingen volgens de uitvinding de 35 externe transportinrichting op te delen in meerdere secties, ieder met een eigen cassettewisselaar.
Wanneer het gewenst is een cassette met de hand aan een op-bergmodule toe te voeren of met de hand daaruit te verwijderen, wordt er 8102495 ESN 10.050 37 door de besturingsccmputer van de opbergmodule eerst voor gezorgd dat geen ongewenste situaties kunnen ontstaan. De interne transportinrichting van de betreffende opbergmodule wordt op commando van zijn bestu-ringscomputer naar de voorzijde van de opbergmodule gebracht, waarbij de 5 tas tarn 75 door de oploopnok 93 naar boven wordt gezwenkt. Mat behulp van de hefmagneet 105 wordt het blokkeerorgaan 104 uit diens blokkeer-stand verplaatst zodat een cassette door een doorgeefopening 26 naar binnen kan worden geschoven. Inmiddels is ervoor gezorgd dat de grijp-inrichting 34 zich in de horizontale positie bevindt. De cassette kan, 10 geleid door de geleiderollen 101 en 102, naar binnen worden geschoven, tussen de ringen 53 van de grijpinrichting. Het naar binnen schuiven van de cassette moet worden voortgezet totdat door de schakelaars 86 en 87 de eindpositie en de correctheid van de positie van de cassette is gemeld. Op dat moment wordt de grijpinrichting gesloten en kan de cassette 15 door de translatie-inrichting 35 naar binnen worden bewogen. Door middel van de hefmagneet 105 wordt het blokkeerorgaan 104 wederom in diens blokkeerstand geplaatst. Bij het met de hand verwijderen van een cassette uit een opbergmodule vindt de beschreven gang van zaken in omgekeerde richting plaats. Over het algemeen zal het gewenst zijn de opbergmodulen 20 ieder te voorzien van een eigen bedieningspaneel, waardoor ook een manuele bediening van de opbergmodule mogleijk is. Dergelijke bedieningspanelen zijn bij de gegevensopslaginrichting die in de tekening getoond is niet aanwezig, maar kunnen alsnog toegevoegd werden.
25 30 35 8102495

Claims (10)

1. Modulaire gegevensopslaginrichting omvattende: - een aantal gelijkvormige gegevensdragers (3) met een registratielaag waarin de gegevens in gecodeerde vorm kunnen worden geregistreerd en daaruit kunnen worden uitgelezen, 5. minstens één recorderinrichting (9) voorzien van ondersteuningsmidde- len (151) voor het in een recorderpositie ondersteunen van een gegevensdrager en voorzien van registratie en/of uitleesmiddelen (155) voor het registreren en/of uitlezen van de gegevens op, respectievelijk van, een zich in de recorderpositie bevindende gegevensdrager, 10. minstens één opbergmodule (10) voor het dicht naast elkaar opbergen van een aantal van de genoemde gegëvensdragers (3), welke opbergmodule een moduulgestel (16) omvat, - een binnen het moduulgestel van de opbergmodule aanwezige interne transportinrichting (32) voor het transporteren van gegevensdragers tussen 15 een opbergpositie en een doorgeefpositie aan een achterzijde (28) van de opbergmodule, - een aan de achterzijde met de opbergmodule (10) samenwerkende externe transportinrichting (13) Voor het transporteren van gegevensdragers tussen de genoemde doorgeefpositie aan de achterzijde van de opberg- 20 module (J0) en een aanbiedpositie bij een recorderinrichting (9), - een aan de achterzijde van de opbergmodule (10) aanwezige omkasting (5,6,8,13) voor de externe transportinrichting (13) en - minstens een electronische besturingseenheid (11) voor het coördineren en besturen van het transport van de gegevensdragers tussen hun op- 25 bergposities in de aanwezige opbergmodulen (JO) en de aanbiedposities bij de aanwezige recorderinrichtingen (9), waarbij de aanwezige opbergmodulen (10) op en naast elkaar in gewenste configuraties samen te voegen zijn voor het vormen van omkastte modulaire inrichtingen met een aan de behoefte aangepaste gegevensöpslagcapaciteit, waarbij de 30 externe transportinrichting (13) met iedere opbergmodule (10) aan de achterzijde samenwerkt en de omkasting van de externe transportinrichting is aangepast aan de resulterende buitenafmeting van de genoemr de configuratie van samengevoegde opbergmodulen, met het kenmerk, 35. dat de aanwezige recorderinrichtingen worden gevormd door recordermo-dulen (9) met een moduulgestel (17) die met de opbergmodulen (10) op en naast elkaar in gewenste, aan de behoefte aangepaste, configuraties samen te voegen zijn, 81 0 2 4 9 5 EHN 10.050 39 - dat de genoemde aanbiedposities van de gegevensdragers (3) zich bevinden aan de achterzijden van de aanwezige recordermodulen (9), - dat de externe transportinrichting (13) met de achterzijden van de aanwezige opbergmodulen (10) en recordermodulen (9) samenwerkt, 5. dat de cmkasting (5,6,8,13) van de externe transportinrichting (13) is aangepast aan de resulterende buitenafmeting van de genoemde configuratie van opberg- en recordermodulen en - dat ieder der aanwezige recordermodulen (9) een interne transportinrichting bezit, voor het transporteren van een gegevensdrager (3) 10 tussen de genoemde aanbiedpositie aan de achterzijde van de recorder-module en de genoemde recorderpositie binnen de recordermodule.
2. Modulaire gegevensopslaginrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat ook andere tot de inrichting behorende eenheden, zoals de genoemde electronische besturingseenheid, een voedingseenheid enz., 15 worden gevormd door besturingsmodulen (11). voedingsmodulen, enz., ieder met een moduulgestel (14), waarbij alle aanwezige modulen qp en/of naast elkaar in een bepaalde configuratie samen te voegen zijn voor het vormen van een modulaire inrichting.
3. Modulaire gegevensopslaginrichting volgens conclusie 1 en 2, 20 met het kenmerk, - dat de modulen zijn aangebracht in een draaggestel (4), - dat het moduulgestel van iedere module door middel van een geleidings-inrichting (18,19) beweegbaar is ten opzichte van het draaggestel (4) en 25. dat ieder der beweegbare moduulgestellen (9-11) met behulp van de geleidingsinrichting (18,19) beweegbaar is tussen een bedrijfspositie binnen het draaggestel (4) en een onderhoudspositie althans ten dele buiten het draaggestel (4).
4. Modulaire gegevensopslaginrichting volgens conclusie 1, waarbij 30 iedere opbergmodule (10) een voorwand (24) bezit aan de voorzijde, met het kenmerk, - dat in de voorwand (24) van iedere opbergmodule (10) een aan de uitwendige afmetingen van een gegevensdrager (3) aangepaste doorgeef-opening (26) aanwezig is voor het met de hand toe- of afvoeren van een 35 gegevensdrager aan, respectievelijk van, de opbergmodule, - dat signaleringsmiddelen aanwezig zijn in de opbergmodule voor het signaleren van de aanwezigheid van een gegevensdrager in de doorgeef-opening (26) 8102495 PHN 10.050 40 - dat de gegevensdragers door de interne transportinrichting (32) in de opbergmodule transporteer baar zijn tussen hun opbergpositie en een doorgeefpositie aan de voorzijde van de opbergmodule in de doorgeef-opening (26).
5. Modulaire gegevensopslaginrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de doorgeefopening (26) in de voorwand (27,28) van de opbergmodule (10) blokkeer baar is met een beweegbaar blokkeerelement (104).
6. Modulaire gegevensopslaginrichting volgens conclusie 4, waar- 10 bij: - de gegevensdragers (3) in de opbergpositie verticaal in een opbergrek (30,31) in een opbergmodule (10), evenwijdig aan de voorwand (24) daarvan, staan opgesteld, - iedere opbergmodule (10) een inwendige breedte bezit die groter is 15 dan tweemaal de breedte van een gegevensdrager (_3), waardoor naast hèt opbergrek een interne transportruimte aanwezig is met een breedte groter dan de breedte van een gegevensdrager, - de interne transportinrichting (32) van de opbergmodule een schuif inrichting (33) omvat om een gegevensdrager (3) evenwijdig aan de voor- 20 wand van de opbergmodule in en uit het opbergrek te schuiven, tussen de opbergstand en een, in de transportruimte gelegen, uitgeschoven stand, - de genoemde interne transportinrichting (32) een grijpinrichting (34) bezit cm de gegevensdrager in de transportruimte vast te grijpen en 25. de genoemde interne transportinrichting (32) een translatie-inrichting (35) bezit om een vastgegrepen gegevensdrager in de diepterichting van de opbergmodule te transporteren tussen de uitgeschoven stand en een doorgeefstand, met het kenmerk," 30. dat de gegevensdragers schijven (J_) omvatten met een eerste registra-tielaag aan een eerste zijde en een tweede registratielaag aan een tweede zijde en - dat de genoemde interne transportinrichting (32) een in twee richtingen draaibare kantelinrichting (59-61) bezit om een schijf (1_) in. 35 de transportruimte 90° te kantelen in een eerste richting of 90° te kantelen in een tegengestelde tweede richting om aldus de schijf in de doorgeefpositie door te geven in een eerste of in een tweede gekantelde oriëntatie. 81 024 95 EHN 10.050 41
7. Modulaire gegevensopslaginrichting volgens conclusie 6, waarbij de genoemde translatie-inrichting (35) in de opbergmodule (10) een interne transportwagen (36) omvat, met het kenmerk, - dat de kantelinrichting (59-61) zich op de interne transportwagen 5 bevindt en de gegevensdragers (3) in een horizontale positie kantelt, - dat op de genoemde transportwagen (36) een in hoofdzaak L-vormige tast-arm (75) aanwezig is, met een eerste met de genoemde transportwagen verbonden been (77) dat zich horizontaal in de translatierichting van de genoemde transportwagen naar de voorzijde (28) van de opberg-10 module uitstrékt en met een van de genoemde transportwagen afgekeerd -uiteinde (78), alsmede een tweede, met het genoemde uiteinde (78) verbonden, tweede been (79) dat zich dwars op het eerste been (77) uitstrékt en - dat het tweede been (79) signaleringsorganen (80,81) draagt voor het 15 signaleren van de correcte horizontale stand van een gegevensdrager (3).
8. Modulaire gegevenscpslaginrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, - dat qp de genoemde interne transportwagen (36) een tweede in hoofdzaak 20 L-vormige tas tarra. (76) aanwezig is, welke een eerste met de transportwagen (36) verbonden been (83) bezit dat zich horizontaal in de translatierichting van de transportwagen naar de achterzijde (29) van de opbergraodule (10) uitstrékt en met een van de transportwagen afgekeerd uiteinde (84), alsmede een, met het genoemde uiteinde verbonden, twee- 25 de been (85) dat zich dwars op het eerste been (83) uitstrekt, - dat het tweede been (85) signaleringsorganen (86,87) draagt voor het signaleren van de correcte horizontale stand van een gegevensdrager (3), - dat althans een meer naar het tweede been gelegen gedeelte van het 30 eerste been (77,83) van ieder der in hoofdzaak L-vormige tastarmen (75,76) schamierbaar is tussen een tast-stand en een gezwenkte stand in welke stand een gegevensdrager (3) in horizontale richting kan worden verplaatst zonder dat de tas tarra daarvoor een beletsel vormt en - dat zich nabij de voorzijde (28) van de opbergmodule een voorste op-35 loopnok (73) en aan de achterzijde van de opbergmodule een achterste oplocpnok (95) bevindt, die bij het bewegen van de transportwagen (36) van de opbergmodule naar de voorzijde (28), respectievelijk naar de achterzijde (29), samenwerken met het scharnier bare gedeelte van de, 81 024 9 5 PHN 10.050 42 naar de betreffende zijde gekeerde, in hoofdzaak L-vormige tastarm (75,76) on deze te verplaatsen van de tast-stand naar de zwenkstand.
9. Modulaire gegevensopslaginrichting volgens conclusie 1, waarbij de externe transportinrichting (13) een verticale geleidingsinrich- 5 ting (246,248) bezit aan de achterzijde Van een aantal boven elkaar geplaatste modulen en een langs de geleidingsinrichting in verticale richting beweegbare wisselaar (237) voorzien van een vasthoudinrich-ting (330,331,342,343) voor een gegevensdrager, met het kenmerk, - dat, bij aanwezigheid van een aantal naast elkaar geplaatste modulen, 10 de externe transportinrichting- een horizontale geleidingsinrichting (240,241) bezit aan de achterzijde van de configuratie van boven en naast elkaar geplaatste modulen en - dat de verticale geleidingsinrichting in zijn geheel horizontaal beweegbaar is langs de horizontale geleidingsinrichting, 15 zodat de wisselaar (237) zowel in horizontale als in verticale richting beweegbaar is langs' de achterzijde van de configuratie van modulen.
10. Modulaire gegevensopslaginrichting volgens conclusie 1, waarbij de externe transportinrichting (13) een langs de achterzijden van 20 een aantal modulen beweegbare wisselaar (237) bezit met een vasthoud-inrichting voor een gegevensdrager (3), met het kenmerk, dat de wisselaar is voorzien van twee vasthoudinrichtingen (330,331,342,342?326,328, 340,341) voor twee gegevensdragers, teneinde aan de achterzijde van een module twee gegevensdragers tegen elkaar uit te kunnen wisselen. 25 30 35 31 0 2 4 9 5
NL8102495A 1981-05-21 1981-05-21 Modulaire gegevensopslaginrichting. NL8102495A (nl)

Priority Applications (13)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8102495A NL8102495A (nl) 1981-05-21 1981-05-21 Modulaire gegevensopslaginrichting.
US06/298,843 US4504936A (en) 1981-05-21 1981-09-03 Modular data storage system
AT82200570T ATE15839T1 (de) 1981-05-21 1982-05-11 Module vorrichtung zum speichern von informationen.
EP82200570A EP0066317B1 (en) 1981-05-21 1982-05-11 Modular data storage system
DE8282200570T DE3266496D1 (en) 1981-05-21 1982-05-11 Modular data storage system
BR8202878A BR8202878A (pt) 1981-05-21 1982-05-18 Sistema e dispositivo de armazenamento de dados modular
CA000403336A CA1176748A (en) 1981-05-21 1982-05-19 Modular data storage system
ES512336A ES8304683A1 (es) 1981-05-21 1982-05-19 "una disposicion modular de almacenamiento de datos".
KR8202206A KR880002121B1 (ko) 1981-05-21 1982-05-20 모듈화 데이타 저장 시스템
AU83880/82A AU8388082A (en) 1981-05-21 1982-05-20 Modular data storage system
JP57086408A JPS57198576A (en) 1981-05-21 1982-05-21 Modular data memory
SG850/85A SG85085G (en) 1981-05-21 1985-11-13 Modular data storage system
HK577/86A HK57786A (en) 1981-05-21 1986-08-07 Modular data storage system

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8102495A NL8102495A (nl) 1981-05-21 1981-05-21 Modulaire gegevensopslaginrichting.
NL8102495 1981-05-21

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8102495A true NL8102495A (nl) 1982-12-16

Family

ID=19837540

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8102495A NL8102495A (nl) 1981-05-21 1981-05-21 Modulaire gegevensopslaginrichting.

Country Status (13)

Country Link
US (1) US4504936A (nl)
EP (1) EP0066317B1 (nl)
JP (1) JPS57198576A (nl)
KR (1) KR880002121B1 (nl)
AT (1) ATE15839T1 (nl)
AU (1) AU8388082A (nl)
BR (1) BR8202878A (nl)
CA (1) CA1176748A (nl)
DE (1) DE3266496D1 (nl)
ES (1) ES8304683A1 (nl)
HK (1) HK57786A (nl)
NL (1) NL8102495A (nl)
SG (1) SG85085G (nl)

Families Citing this family (90)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4743987A (en) * 1982-02-26 1988-05-10 Atasi Corporation Linear actuator for a memory storage apparatus
USRE32285E (en) * 1982-02-26 1986-11-11 Atasi Corporation Linear actuator for a memory storage apparatus
US4561078A (en) * 1982-08-11 1985-12-24 U.S. Philips Corporation Disc changer and disc holder and box for use with such a changer
NL8204981A (nl) * 1982-12-24 1984-07-16 Philips Nv Electrodynamische inrichting voor het transleren van een objectief.
JPS59207056A (ja) * 1983-05-06 1984-11-24 Matsushita Electric Ind Co Ltd デイスク自動交換装置
JPS59207059A (ja) * 1983-05-06 1984-11-24 Matsushita Electric Ind Co Ltd デイスク自動交換装置
JPS59207058A (ja) * 1983-05-06 1984-11-24 Matsushita Electric Ind Co Ltd デイスク自動交換装置
JPS59207055A (ja) * 1983-05-06 1984-11-24 Matsushita Electric Ind Co Ltd デイスク自動交換装置
JPS59231772A (ja) * 1983-06-13 1984-12-26 Toshiba Corp デイスクオ−トチエンジヤ−装置
JPS6040562A (ja) * 1983-08-12 1985-03-02 Pioneer Electronic Corp デイスク演奏装置
JPS6065279U (ja) * 1983-10-08 1985-05-09 日本マランツ株式会社 コンパクトデイスクプレ−ヤのトレイボツクス
CA1232351A (en) * 1984-01-23 1988-02-02 Akira Naoi Video cassette front loading system for video tape recorder
JPS60182048A (ja) * 1984-02-28 1985-09-17 Sony Corp カセツト移送装置
JPS60243865A (ja) * 1984-05-17 1985-12-03 Toshiba Corp デイスク自動交換装置
JPS60254450A (ja) * 1984-05-31 1985-12-16 Sony Corp デイスクチエンジヤ用デイスクパツク
AU584100B2 (en) * 1984-06-06 1985-12-31 Sony Corporation Disc file apparatus
US4675856A (en) * 1984-07-11 1987-06-23 Filenet Corporation Optical storage and retrieval device
US4685095A (en) * 1984-07-11 1987-08-04 Filenet Corporation Optical storage and retrieval device
US4766581A (en) * 1984-08-07 1988-08-23 Justin Korn Information retrieval system and method using independent user stations
JP2556462B2 (ja) * 1984-09-19 1996-11-20 キヤノン株式会社 記録又は再生装置
US4754397A (en) * 1985-02-15 1988-06-28 Tandem Computers Incorporated Fault tolerant modular subsystems for computers
JPH07118140B2 (ja) * 1985-12-11 1995-12-18 富士写真フイルム株式会社 磁気デイスクカ−トリツジの装脱装置
DE3790313C2 (de) * 1986-06-16 1997-07-17 Itoki Kosakusho Vorrichtung zum Anordnen und Umsetzen von regelmäßig geformten Informationsspeichergegenständen
JP2520675Y2 (ja) * 1986-06-27 1996-12-18 アイシン精機株式会社 デイスクフアイル装置の引出爪機構
JPS63108557A (ja) * 1986-10-24 1988-05-13 Aisin Seiki Co Ltd デイスクフアイル装置
JPS6372760U (nl) * 1986-10-27 1988-05-16
DE3636784A1 (de) * 1986-10-29 1988-05-05 Thomson Brandt Gmbh Cd-plattenwechsler
JPS63166066A (ja) * 1986-12-26 1988-07-09 Aisin Seiki Co Ltd デイスクフアイル装置
JPH07107765B2 (ja) * 1987-01-07 1995-11-15 新日本製鐵株式会社 情報媒体の情報再生装置
CN1017574B (zh) * 1987-02-27 1992-07-22 三菱电机株式会社 盘存储装置
US4787074A (en) * 1987-02-27 1988-11-22 Eastman Kodak Company Automated library for data storage disks
DE3807179C3 (de) * 1987-03-04 1995-06-01 Pioneer Electronic Corp Vorrichtung zum Steuern des Ladevorgangs eines Mehrfachplattenspielers
JPH0823957B2 (ja) * 1987-03-27 1996-03-06 松下電器産業株式会社 カセツト式自動録画再生装置
US4815055A (en) * 1987-04-17 1989-03-21 Access Corporation Data medium storage and retrieval devices
DE3715164A1 (de) * 1987-05-07 1988-11-24 Thomson Brandt Gmbh Cd-plattenwechsler
JPH0731402Y2 (ja) * 1987-06-15 1995-07-19 パイオニア株式会社 カートリッジ収納ディスク再生装置
JPH01182961A (ja) * 1988-01-13 1989-07-20 Toshiba Corp 情報記憶媒体のカセット自動交換装置
US5099321A (en) * 1988-03-18 1992-03-24 Fuji Photo Film Co., Ltd. Microfilm searching and reading device
US5107474A (en) * 1988-07-15 1992-04-21 Pioneer Electronic Corporation Multi-magazine disc player
US5034935A (en) * 1988-07-15 1991-07-23 Pioneer Electronic Corporation Multi-magazine disc player
US4989191A (en) * 1989-01-03 1991-01-29 Frank Sheafen Kuo Data processing system with mixed media memory packs
US5040159A (en) * 1989-03-20 1991-08-13 Hewlett-Packard Company Mechanical sense of touch in a control system
US5206845A (en) * 1989-06-05 1993-04-27 Document Imaging Systems Corporation Modular data storage and retrieval system
US5041929A (en) * 1989-09-29 1991-08-20 Storage Technology Corporation Autoloader for magnetic tape cartridges
US5504873A (en) * 1989-11-01 1996-04-02 E-Systems, Inc. Mass data storage and retrieval system
US5153862A (en) * 1989-11-06 1992-10-06 North American Philips Corporation Cassette for storing, moving and loading optical storage disk cartridges
US5124969A (en) * 1990-04-10 1992-06-23 Eastman Kodak Company Housing means for an automated data library
US5065379A (en) * 1990-04-10 1991-11-12 Eastman Kodak Company Media insertion means for an automated data library
US5060211A (en) * 1990-04-10 1991-10-22 Eastman Kodak Company Transport drive and support means for an automated data library
WO1992012516A1 (fr) * 1990-12-28 1992-07-23 Nkk Corporation Selecteur automatique de disques
JP3208787B2 (ja) * 1991-06-17 2001-09-17 ソニー株式会社 カセット移送装置
EP0779620B1 (en) * 1992-10-19 2005-03-23 CLARION Co., Ltd. Disc unit
DE4405363A1 (de) * 1994-02-19 1995-08-24 Nsm Ag Wechslersystem zur Verwaltung von Speichermedien
US5613154A (en) * 1994-12-20 1997-03-18 International Business Machines Corporation System and method for management of transient data storage mediums in an automated data storage library
US5881249A (en) * 1995-07-31 1999-03-09 Hewlett-Packard Company I/O bus
US5870630A (en) * 1995-07-31 1999-02-09 Hewlett-Packard Company System for online SCSI drive repair utilizing detachable secondary I/O buses pigtailed to primary I/O bus wherein each secondary I/O bus has a length in excess of 100mm
US5870245A (en) * 1995-11-09 1999-02-09 Overland Data, Inc. Modular cabinet for data storage media and drives
US6359855B1 (en) * 1996-11-05 2002-03-19 Plasmon Ide, Inc. Data media storage library with interchangeable media store and drives
US5995459A (en) * 1996-11-05 1999-11-30 International Data Engineering, Inc. Flipper mechanism for double-sided media
US5886974A (en) * 1997-06-18 1999-03-23 Multidisc Technologies Compact disc loader and transport apparatus
WO1999021183A1 (en) * 1997-10-20 1999-04-29 Multidisc Technologies Configurable expandable changer modules
US5886960A (en) * 1997-11-04 1999-03-23 Multidisc Technologies Optical disc system using multiple optical heads for accessing information data
US6025972A (en) 1998-03-20 2000-02-15 Hewlett-Packard Company Multi-plane translating cartridge handling system
US6377526B1 (en) 1999-04-01 2002-04-23 Plasmon Ide, Inc. Erasable WORM optical disk and method of writing thereto multiple times
US6515822B1 (en) * 1999-05-13 2003-02-04 Hewlett-Packard Company Modular data storage system with expandable vertical lift mechanism
US6550391B1 (en) 1999-07-16 2003-04-22 Storage Technology Corporation Method and system for moving cartridges between storage libraries
US6494663B2 (en) 1999-07-16 2002-12-17 Storage Technology Corporation Method and system for sharing robotic mechanisms between automated storage libraries
JP2001200314A (ja) * 2000-01-18 2001-07-24 Ntn Corp 車輪軸受装置
US6473371B1 (en) 2000-02-14 2002-10-29 Hewlett-Packard Company Media handling device having replaceable modules
US6560060B1 (en) 2000-06-07 2003-05-06 Plasmon Ide, Inc. Import/export element with screw-mounted bevel gear for rotation
US6532131B1 (en) 2000-06-07 2003-03-11 Plasmon Ide, Inc. Import/export element with selector nut and bevel gear for rotation
US6445532B1 (en) 2000-06-07 2002-09-03 Plasmon Ide, Inc. Import/export element with lead screw and ramp for rotation
US7010797B2 (en) * 2000-12-18 2006-03-07 Storage Technology Corporation Scalable, space efficient, high density automated library
US6925531B2 (en) * 2002-07-11 2005-08-02 Storage Technology Corporation Multi-element storage array
US6862173B1 (en) 2002-07-11 2005-03-01 Storage Technology Corporation Modular multiple disk drive apparatus
US6819560B2 (en) 2002-07-11 2004-11-16 Storage Technology Corporation Forced air system for cooling a high density array of disk drives
US7304855B1 (en) 2003-03-03 2007-12-04 Storage Technology Corporation Canister-based storage system
JP4095048B2 (ja) * 2004-07-28 2008-06-04 富士通株式会社 ライブラリ装置
US20080174898A1 (en) * 2007-01-24 2008-07-24 Reasoner Kelly J Media storage system with modular robotic elements
US8135494B2 (en) * 2008-08-28 2012-03-13 International Business Machines Corporation Placement of data storage cartridges in single cartridge slots and in multi-cartridge deep slot cells of an automated data storage library
US8265786B2 (en) * 2008-08-28 2012-09-11 International Business Machines Corporation Depth spreading placement of data storage cartridges in multi-cartridge deep slot cells of an automated data storage library
US8290612B2 (en) * 2008-08-28 2012-10-16 International Business Machines Corporation Breadth spreading placement of data storage cartridges in multi-cartridge deep slot cells of an automated data storage library
GB201113066D0 (en) * 2011-07-29 2011-09-14 Univ Bristol Optical device
JP5924105B2 (ja) * 2012-05-07 2016-05-25 富士通株式会社 ライブラリ装置
EP2881332B1 (de) * 2013-12-03 2016-03-23 Uhlmann Pac-Systeme GmbH & Co. KG Transportvorrichtung zum Fördern von Produkten
US9851764B2 (en) 2014-08-21 2017-12-26 Seagate Technology Llc Modular data storage system
KR101639154B1 (ko) * 2015-03-13 2016-07-14 아주하이텍(주) Ldi 노광장치의 레이저모듈박스
EP3294454A4 (en) 2015-05-11 2019-02-27 W.R. Grace & Co.-Conn. PROCESS FOR PRODUCING MODIFIED CLAY, SUPPORTED METALLOCENE POLYMERIZATION CATALYST, CATALYST PRODUCED AND USE THEREOF
DE102017119676A1 (de) * 2017-08-28 2019-02-28 Frank Hohmann Verfahren zum dokumentierten Anziehen oder Nachziehen einer Schraubverbindung
CN111372408B (zh) * 2020-04-09 2020-12-11 国网浙江嵊州市供电有限公司 一种方便开启更换电器元件的电气柜

Family Cites Families (11)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL247202A (nl) * 1959-01-12
US3267591A (en) * 1964-08-25 1966-08-23 Gen Electronic Lab Inc Audio teaching aid
US3715040A (en) * 1970-07-14 1973-02-06 Advanced Digital Syst Inc Data accessing system
DE2519870A1 (de) * 1974-05-06 1975-11-20 Xytex Corp Automatisierte bandbibliotheksanlage
AU507089B2 (en) * 1976-03-26 1980-01-31 Basf Aktiengesellschaft Changeover mechanism for recording media, especially for floppy disks
US4170031A (en) * 1978-03-20 1979-10-02 International Business Machines Corporation Loading mechanism for magnetic diskettes
DE2900194A1 (de) * 1979-01-04 1980-07-24 Cons Electronic Ind Pty Vorrichtung zum speichern, abrufen und austauschen von auf einzelnen magnetbandkassetten enthaltenen informationen
DE2911615A1 (de) * 1979-03-24 1980-10-02 Bosch Gmbh Robert Automatisches abspiel- und wechselgeraet fuer bandkassetten
US4271489A (en) * 1979-05-23 1981-06-02 Rca Corporation Optical disc player system
US4273342A (en) * 1979-05-23 1981-06-16 Rca Corporation Protective cartridge for optical discs
US4286790A (en) * 1979-05-23 1981-09-01 Rca Corporation Optical disc changer apparatus

Also Published As

Publication number Publication date
ATE15839T1 (de) 1985-10-15
ES512336A0 (es) 1983-03-01
KR840000024A (ko) 1984-01-30
DE3266496D1 (en) 1985-10-31
AU8388082A (en) 1982-11-25
BR8202878A (pt) 1983-04-26
JPS57198576A (en) 1982-12-06
EP0066317B1 (en) 1985-09-25
HK57786A (en) 1986-08-15
EP0066317A1 (en) 1982-12-08
CA1176748A (en) 1984-10-23
ES8304683A1 (es) 1983-03-01
SG85085G (en) 1986-07-18
KR880002121B1 (ko) 1988-10-15
US4504936A (en) 1985-03-12
JPS635822B2 (nl) 1988-02-05

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8102495A (nl) Modulaire gegevensopslaginrichting.
US4561078A (en) Disc changer and disc holder and box for use with such a changer
US3288024A (en) Record sheet selection and transport means
JPH10181809A (ja) 情報記録媒体用格納設備のピッキング装置
EP0340221B1 (en) Multiple card recording system
JPH09161367A (ja) ディスク情報処理装置
JP2001126369A (ja) ディスクダビング装置及びディスクチェンジャ装置
US5818802A (en) Disc player with rigid gripper arm and sled
JPH10106115A (ja) チェンジャー型ディスク再生装置
CA1229166A (en) Optical data tape cartridge having wide angle read/write surface
JPH067449Y2 (ja) ディスクプレーヤ
JP3211313B2 (ja) カセット・オートチェンジャー
US5838648A (en) Method and apparatus for scanning barcodes
WO1994019166A2 (en) Changing device for manufacturiing information carriers by injection moulding
US6530766B1 (en) Device for manufacturing information carriers by injection moulding
US6056530A (en) Device for manufacturing information carriers by injection moulding
US4408317A (en) Magnetic tape apparatus
EP0813195A2 (en) Apparatus for removing a plate holder from and/or returning it to an exchangeable magazine
US4428011A (en) Vented magnetic tape read head
EP0427330B1 (en) Method and apparatus for simultaneously reading both sides of an optical storage disk
EP0434136B1 (en) Disc-record player and centring device for use in the player
US4451861A (en) Magnetic tape apparatus having means for leading magnetic tape from a supply reel to a take-up reel
JP2658053B2 (ja) デイスクプレーヤ
JP2908901B2 (ja) 情報記録媒体搬送装置
US4483600A (en) Microfiche card transport apparatus

Legal Events

Date Code Title Description
A1B A search report has been drawn up
BV The patent application has lapsed