NL8700163A

NL8700163A - Inktlintcassette voor een drukinrichting.

Info

Publication number: NL8700163A
Application number: NL8700163A
Authority: NL
Original assignee: Canon Kk
Priority date: 1980-10-31
Filing date: 1987-01-23
Publication date: 1987-05-04
Also published as: US4558965A; GB8429016D0; CH662533A5; IT1197425B; DE3153020C2; GB8321926D0; GB2087115A; US4615631A; GB2154774A; NL192977B; CA1181711A; GB2148567A; FR2494188B1; DE3143138A1; GB2148567B; SE467654B; AU7685481A; MX150004A; GB8411645D0; NL8104942A

Description

VO 9006

Inktlintcassette voor een. drukinrichting.

De uitvinding heeft betrekking op een inktlintcassette voor een drukinrichting voorzien van een cassettelichaam dat op de drukinrichting bevestigbaar is en tijdens de werking heen en weer beweegbaar is tussen een eerste en een tweede positie; van een eerste en tweede, in 5 hoofdzaak dezelfde op afstand van elkaar geplaatste, uit het cassettelichaam uitstekende inktlin. geleide-armen, met elk een vrij uitstekend einde; van een in het cassettelichaam aanbrengbaar inktlint, dat tijdens de werking van de afdrukinrichting wordt voortgeschoven en waarbij voor het afdrukken een deel van het inktlint zich uitstrekt tussen de vrije 10 einden van de beide geleidearmen; en van een aan het einde van het inktlint aanwezig linteindstopelement dat het einde van het inktlint aangeeft.

Bij de bekende drukinrichting wordt voor het detecteren van het in het cassettelichaam aanwezige inktlint een eerste aftaster en 15 voor het detecteren van het einde van het inktlint een tweede aftaster toegepast. Om deze informatie op de juiste wijze te kunnen detecteren is een gecompleerde elektrische en mechanische constructie noodzakelijk. Bovendien moet de inktlintcassette zeer nauwkeurig aangebracht worden, d.w.z. goed opgelegerd worden met de posities van de eerste en tweede 20 aftasters.

Het doel van de uitvinding is aan de bezwaren tegemoet te komen en te voorzien in een eenvoudiger elektrische en mechanische constructie en waarbij het nauwkeurig plaatsen van de inktlintcassette niet meer noodzakelij k is.

25 Het doel wordt bereikt doordat de uitvinding wordt geken merkt door een weergeeforgaan voor het zichtbaar weergeven van het linteindstopelement aan een, buiten de omtrek van het cassettelichaam gelegen op de afdrukinrichting bevestigde fotodetector, waarbij het cassettelichaam, wanneer deze heen en weer beweegt tussen de eerste en tweede 30 positie, een draaiende beweging ondergaat t.o.v. de fotodetector en waarbij het weergeeforgaan een lichtdoorlatend gedeelte bevat in een wand van de eerste geleidearm bevat, en door een inkttype weergeeforgaan dat aan de wand van de eerste geleidearm is aangebracht voor het 8700163 * # · f * -2- . \ aan de fotodetector doorgeven welk type inktlint in het cassettelichaam aanwezig is, en waarbij het lichtdoorlatende gedeelte en het linttype weergeeforgaan langs de wand van de eerste geleidearm is opgesteld en zodanig t.o.v. elkaar zijn gelegen, dat het linttype weergeeforgaan 5 door de fotodetector gedetecteerd kan worden als het cassettelichaam zowel in zijn eerste positie als in zijn tweede positie is beland.

De uitvinding zal onderstaand worden uiteengezet aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld en onder verwijzing naar de tekening. Hierin toont: 10 Fig.1 een schematisch ruimtelijk buitenaanzicht is van een uitvoeringsvorm van de elektronische schrijfmachine;

Fig.2 een schematisch ruimtelijk aanzicht is van zijn inwendige constructie;

Fig.BA een zijaanzicht is van de in fig.2 weergegeven wa-15 geneenheid;

Fig.33 een doorsnede is van de in fig.2 weergegeven vageneenheid;

Fig.h eeh ruimtelijk aanzicht is van het plaatsingsverband tussen een lintcassette en een lintdetector; 20 Fig.5 een zijaanzicht is van de cassettestand bij het druk ken en het bedrijfsklaar zijn;

Fig.c de wijze toont waarop de fig.6—1 en 6-2 moeten worden samengevoegd;

Fig.6-1 en 6-2 een blckschema tonen van het gehele regel- 8700163 ..-.-3- •Moe.

* * 3-slsei, gegroepeerd in verschillende werkingen;

Fig.7 een gedetailleerd biokschema toont van de in de fig.

6-1 en 6-2 weergegeven regeleenheid van de schrijfmachine;

Fig.3 een ketenschema toont van de in fig.7 weergegeven 5 regeleenheid van de stapnotor voor detoevoer van papier;

Fig.9 een ketenschema toont van. de in fig.7 weergegeven regeleenheid van de drukhamer;

Fig.10 een ketenschema toont van de in fig.7 weergegeven regeleenheid van de motor voor de toevoer van het lint; 10 Fig.11 een ketenschema toont van de in fig.7 weergegeven regeleenheid van de drukhamer;

Fig.12 een ketenschema toont van de in fig.7 weergegeven regeleenheid voor de motor voor de toevoer van het lint;

Fig.13 een ketenschema toont van de in fig.7 weergegeven 15 motoraandrijfeenheid voor het starten van een puls;

Fig.lU een ketenschema toont van de in fig.7 weergegeven wagenaanwijseenheid;

Fig.15 een ketenschema toont van de in de fig.6-1 en 6-2 weergegeven alarmregeleenheid; 2G Fig.lö een ketenschema toont van de in fig.7. weergegeven regeleenheid van de motor voor het kiezen van de typen;

Fig.17 een ketenschema toont van de in fig.7 weergegeven regeleenheid van de aandrijfmotor voor de wagen;

Fig.lö de wijze toont waarop de fig.18-1 en 1Ö-2 moeten 25 worden samengevoegd;

Fig.lS-1 en iö-2 een ketenschema tonen van een voorbeeld-van een toetsingangsketen;

Fig.l9B de wijze toont waarop fig.l9B-1 en 19B-2 moeten worden samengevoegd; 30 Fig.l9A, 19B-1 en 19B-2 golfvormgrafieken zijn, die hun werking weergeven;

Fig.20 een gedetailleerd bovenaanzicht is van een voorbeeld van het in fig.1 weergegeven toetsenbord;

Fig.21 een gedetailleerd aanzicht is van de in fig.6 weer-35 gegeven vlaggengroep; ft7 π " ·· · V 1 v V i ·» -4- ·

Fig.22 een gedetailleerd aanzicht is van de in de fig.6-1 ' en 6-2 weergegeven registergroep;

Fig.23 een gedetailleerd aanzicht is van de in de fig.6-1 en 6-2 weergegeven lijnbuffer; 5 Fig.24 en 25 regelrouteschema's weergeven voor de lijnbuf fer;

Fig.26 een regelrouteschema toont voor toetsbedieningen bij het registreren van tekens of een zin;

Fig.27 een routeschema toont van de werking daarvan; 10 Fig.28 de wijze toont waarop de fig.28-1 en 28-2 moeten worden samengevoegd;

Fig.28-1 en 28-2 regelrouteschema's tonen voor toetsbedieningen bij het controleren van tekens of een zin;

Fig.29 de wijze toont waarop de fig.29-1 en 29-2 moeten 15 worden samengevoegd;

Fig.29-1 en 29-2 routeschema's tonen van de werking daarvan;

Fig.30 schematisch een voorbeeld toont van het drukvel;

Fig.31 een regelrouteschema toont voor toetsbedieningen 20 bij het registreren van het bladzijdeformaat; Fïg.32 een regelrouteschema toont voor toetsbedieningen bij het terugroepen van het bladzijdeformaat;

Fig.33 een regelrouteschema toont voor toetsbedieningen bij het registreren van tabulatorstilstandplaatsen; 25 Fig.34 een regelrouteschema toont voor toetsbedieningen bij het terugroepen van tabulatorstilstandplaatsen;

Fig.35 de wijze toont waarop de fig.35-1 en 35-2 moeten worden samengevoegd;

Fig.35-1 en 35-2 routeschema's tonen van de werkingen van 30 het registreren van het bladzijdeformaat en de tabulatorstilstand plaatsen;

Fig. 36 een routeschema toont van de werkingen van het terugroepen van het bladzijdeformaat en de tabulatorstilstandplaatsen;

Fig.37 schematisch een voorbeeld toont van het drukken; 35 Fig.38 een blokschema is van een uitvoeringsvorm voor het

87 η n <3 η T

.? i# v' i v v -5- i ' % verkrijgen van de in fig.39 weergegeven afdruk;

Fig.39 de wijze toont waarop de fig.39-1 er. 39-2 moeten worden samengevoegd;

Fig.39-1 39-2 een. voorbeeld tonen van de inhoud van de 5 ' lijnbuffer;

Fig.hG schematisch, een voorbeeld toont van de drukkop van de inrichting;

Fig.i-1 en k2 schematisch voorbeelden tonen van het drukken;

Fig.k-3 een blokschema is van een keten voor het uitvoeren 10 van het drukken;

Fig.lb een blokschema is van een uitvoeringsvorm voor het verkrijgen van de in fig.17 weergegeven druk;

Fig.I5 schematisch de zodoende verkregen druk toont;

Fig.höA en 16B schematisch de veranderingen tonen in de 15 weergeving en de druk;

Fig.I7 de wijze toont waarop de fig.hT-1 en hj-2 moeten worden samengevoegd;

Fig.hJ-; en 17-2 blokschema's zijn van een andere uitvoeringsvorm van de elektronische schrijfmachine; en 20 Fig.4-8 een andere uitvoeringsvorm toont van het toetsen bord.

Op de eerste plaats wordt verwezen naar de fig.1 - 5, die de grondconstructie tonen van de elektronische schrijfmachine, waarbij een schrijfmachinèrolknop 1 is aangebracht voor het met 25 de hand laden van een niet weergegeven drukvel of voor een fijn- instelling van de drukstand in de verticale richting. Bij het naar binnen drukken van de knop 1 wordt deze losgekoppeld van een stap-motor lU (fig.2) voor het mogelijk maken van het met de hand draaien van de knop 1. Sen papiersteun 2 leidt het drukvel zodanig, 30 dat het bedrukte eindvlak van zelfs een dun vel naar de bedienaar is gericht. Een aanwijzer 3 voor het einde van de bladzijde is een schaalverdeling, die de lengte aangeeft tot de. laatste lijn van het vel, en met de hand vooraf door de bedienaar wordt ingesteld in de verticale richting, zoals aangegeven door de pijl, 35 waardoor de plaats van de laatste lijn bekend kan zijn wanneer het 8700103 € ? -6- bovenste einde van het drukvel, dat vanaf de schrijfmachinerol 17-(fig.2) komt, een vooraf bepaalde schaalverdelingslijn op de aanwijzer 3 bereikt. Een vrijmaakhefboom k maakt klemrollen 17a, 17¾ en 17c (fig.2) vrij, die zijn aangebracht onder de schrijfmachine-5 rol, waardoor de schuine stand van het drukvel met de hand kan worden gecorrigeerd. Een deksel 5, gemaakt van doorzichtige acryl-hars, vermindert het lawaai van het stootdrukken en maakt het toch mogelijk de gedrukte tekens te zien. Een bovenste deksel 6, 7 kan naar achter worden opengezwaaid voor vervanging van een typenwiel 10 30 of een lintcassette 36, gemonteerd aan een wagen 26, zoals weergegeven in fig.2.

De afgebeelde elektronische schrijfmachine kan in zijdelingse richting vier druksteekafstanden tot stand brengen, d.w.z. 10, 12 of 15 tekens per 2,5 cm of evenredige afstand, waarbij de druk-15 steekafstand veranderlijk is overeenkomstig de grootte van elk type. Een schaalverdeling 8 heeft drie gradaties, resp. voor 10, 12 en 15 tekens per 2,5 cm, en een wagenaanwijzer 12, bestaande uit drie lichtgevende dioden, gemonteerd aan de wagen 26, zoals weergegeven in fig.2, verlicht een lichtgevende diode, overeenko-20 mende met een druksteekafstand, opgedragen vanaf een toetsenbord 10 voor het op de schaalverdeling 8 aangeven van de wagenstand.

Het toetsenbord 10 bestaat uit tekentoetsen 10a voor het invoeren van tekens, regeltoetsen 10b, 10c, die aan weerszijden zijn aangebracht, toestandtoetsen lOd en schuifschakelaars 10e, 25 10f voor het kiezen van de druktoestanden, waarbij de ingevoerde toetssignalen worden geïdentificeerd door een toetsenbordregel-eenheid 2h (fig.2) en geleverd aan een hoofdregeleenheid 22, die een MPU bevat. In het geval van toetsingangen voor het drukken, worden daarmee samenhangende gegevens vanaf de eenheid 22 30 geleverd aan een drukkerregeleenheid l6. In het geval van toets ingangen voor weergeving, worden de daarmee samenhangende gegevens vanaf de eenheid 22 geleverd aan een regeleenheid U8 voor weergeving op een weergeefeenheid 9· In het geval van toetsingangen voor het veranderen van de LED-weergevingen op het toetsenbord 35 10, zoals het veranderen van de druksteekafstand, de lijnsteek- 87 A A a *·' I V κί i δ > -7- afstand of verlichte toetsen, worden verder gegevens voer het regelen van de LED's vanaf de hoofdregeleenheid 22 geleverd aan de tcetsenbordregeieenheid 24·. Een stapmotor lh voor het voortbewegen van het drukvei draait de. schrijfmachinerol 17 via een over-> brengingsriem 15 onder de regeling van de eenheid ΐβ.

Een servomotor l3 voor de wagenverplaatsing brengt de zijdelingse verplaatsing van de wagen 26 tot stand langs leistangen 25 en 27 via tandwielen 20 en een riem 21. Een fotocodeerorgaan 19 voor het waarnemen van de draaihoek van de motor 18 verschaft 10 een terugkopteIsignaal naar de drukkerregeleenheid 16 voor het zo doende vormen van een servoregellus. Een steunbatterij 23 voor het geheugen in de hoofdregeleenheid 22 voorkomt het verlies van opgeslagen informatie wanneer de energietoevoer wordt afgesneden. Een luidspreker k2 is aangebracht voor het geven van een geluid-15 alarm. Een energietcevoereenheid 13, opgesteld achter de drukker, levert elektrische energie aan de verschillende eenheden.

Fig.3A en 3B tonen de constructie van de wagen 26 in dwarsdoorsnede en zijaanzicht. In de dwarsdoorsnede in fig.3A is een servomotor 29 weergegeven voor de tekenkeuze, welke motor aan zijn 20 ene einde is voorzien van een typenwiel 30 en aan zijn andere ein de van een fotocodeerorgaan 35· Een drukhamer 32 bestaat uit een lineaire motor, waarbij de bewegingsrichting van het beweegbare deel wordt veranderd overeenkomstig de richting van de bekrachti-gingsstroom in de spoel. Bij de beweging naar de schrijfmachinerol 25 17 slaat de hamer een gekozen type van het typenwiel 30 tegen het drukvei op de schrijfmachinerol door een druklint 3**· bij het drukken of door een correctielint 33 bij het corrigeren. In het zijaanzicht van fig.3B is een druklintcassette 36 weergegeven, waarin een haspel van een druklint 3^ is aangebracht, welk lint tijdens 30 elke drukhandeling in een vooraf bepaalde mate wordt, voortbewogen door een stapmotor 39. Aan een armgedeelte van de cassette 36 is, zoals weergegeven in fig.h, een terugkaatsplaat Ul aangebracht voor het aangeven van de soort druklint, waarbij dienovereenkomstig de wagen 26 is voorzien van een terugkaatsfotodetector kO. Onder 35 de lintcassette 36 is een gestel 37 aangebracht (fig.3B) voor het 8700183 c * -8- correctielint, aan welk gestel een toevoermechanisme is gemonteerd, voor dit lint, welk mechanisme een opwindspoel 38 draagt (fig.33). De kracht van de hamer 32 wordt door een niet weergegeven mechanisme overgebracht naar de spoel 38 voor het opnemen van het correc-5 tielint 33. De linten 3U, 33 worden, indien nodig, door solenoïden 28 en 31 naar een gewenste stand bewogen.

De fig.U en 5 tonen het plaatsingsverband van de lintcasset-te 36 tijdens het drukken en in de bedrijfsklare toestand, en van de fotodetector Uo, In de bedrijfsklare toestand neemt de detector 10 Uo de aan- of afwezigheid waar van de terugkaatsplaat Ul in het armgedeelte van de cassette 36. Bij aanwezigheid van de terugkaatsplaat, hetgeen aangeeft dat de cassette 36 een eenmalig lint bevat, regelt de drukregeleenheid l6 de impulsen naar de stapmotor 39 voor het winden van het druklint in aanspreking op het signaal 15 vanaf de detector Uo voor het wijzigen van de mate van voortbewe ging van het lint overeenkomstig de breedte van de gedrukte tekens. Bij afwezigheid van de terugkaatsplaat, hetgeen aangeeft dat de cassette 36 een meer dan ééns te gebruiken lint bevat, regelt de drukregeleenheid 16 de stapmotor 39 zodanig, dat het lint 3^· 20 in gelijke mate wordt voortbewogen. De draaias 39a van de stapmo tor 39 is b.v. verbonden met een lintaandrijfas 39b voor het regelen van de mate van voortbeweging van het lint overeenkomstig het draaien van de motor 39· Bij het drukken wordt alleen de solenoïde 31 bekrachtigd voor het alleen opheffen van de druklintcassette 25 36, zoals in fig.5 weergegeven met onderbroken lijnen, waardoor het druklint 3U wordt geplaatst tegenover de bovenste type van het typenwiel 30. In deze toestand bevindt de detector UO zich niet langer tegenover de terugkaatsplaat Ul maar tegenover het druklint 3U, dat door het armgedeelte van de cassette 36 gaat.

30 Het lint is aan zijn eindgedeelte voorzien van een terugkaatsdeel, zoals aluminiumfoelie, waardoor de drukkerregeleenheid l6 het einde van het druklint identificeert wanneer een signaal wordt verkregen vanaf de detector UO wanneer de solenoïde 31 is bekrachtigd.

Tijdens het corrigeren, wordt de in fig.3A weergegeven sole-35 noïde 28 bekrachtigd voor het opheffen van het correctielintgestel 8*7 rt λ 4 ? ? 7 0 0 3 o £ .-9- & a, 37 saaien niet de druklintcassette 36 voor het zodoende voor de bovenste typeplaats van. het typenwiel 30 orengen van het corree-tielinn 33. 3e drukhamer 32 wordt op dezelfde wijze als tijdens het drukken in werking gebracht voor het corrigeren van het reeds 5 gedrukte teken door "wegvoeren" of "bedekken".

Thans wordt ie regeling beschreven voor de drukinrichting net de hiervoor bespreken constructie.

De fig.o-1 en 6-2 tonen een grondblokschema om de hoofd-regelèenheid 22, waarbij een microprocessoreenheid (MPU) hk de 10 toetssignaien vanaf het toetsenbord 10 identificeert en de rege ling uitvoert van de drukeenheid k3, de weergeefeenheid 9, het zingeheugen 5^ en de luidspreker b2 overeenkomstig de volgorde-regelprogramma1s, opgeslagen in het dode geheugen (ROM) 53· Sen adresdecodeerorgaan U5 wekt onder de regeling.door de MFU ui* via 15 een adresverzamelleiding AB de signalen SELROM, SSLBF, S2LREG, SELM2, S2FF, SSLM1, SELKEY, SE1PRT, SELDSP en SELBZ op voor het respectievelijk regelen, van de ROM 53, de lijnbuffer 52, de re— gistergroep 51) het secundaire geheugen 57» de vlaggengroep 50, het zingeheugen 5^» de toetsenbordregeleenheid 2b, de drukker->0 regeleenheid 16, de weergeefregeleenheid u3 en. de alarmregei- eenheid by. Het toetsenbord, de weer geef eenheid, de drukeenheid, het geheugen, het dode geheugen, enz., hebben bijbehorende adressen voor bewerking door de MPU.

De vlaggengroep 50 slaat de aangewezen toestand en de ver-25 schillende werkingen van de schrijfmachine op. De registergroep 51 wordt gebruikt voor het b.v. opslaan van de tussenresultaten van de bewerking. De lijnbuffer 52 slaat de informatie op van tekens, die reeds zijn gedrukt, en die in de drukwerking van lijneenheden of woordeenheden moeten worden gedrukt. Tijdens het corrigeren 30 wint de MPU kb de reeds gedrukte tekens terug uit de lijnbuffer, en voert hij automatisch de correcties uit. Het zingeheugen 5^ slaat zinnen op, tabulatorgroepinformatie voor de tekens, enz., met of zonder titel, ingevoerd door de bedienaar overeenkomstig een bepaalde procedure, en wordt gesteund door een batterij 23 35 tegen informatieverlies wanneer de energietoevoer wordt afgesne- 8.ι Λ Λ. J * t j v u 1 o ^ * * -10- den. De batterij 23 wordt gecontroleerd door een sensor 56 en een controle-eenheid 55 zo lang de hoofdschakelaar is ingeschakeld, ' waarbij een alarm wordt gegeven aan de bedienaar in het geval van een spanningsval, b.v. als gevolg van het aflopen van de ievers-5 duur van de batterij. Het secundaire geheugen 57, dat op soortge lijke wijze wordt gesteund door de batterij 23, slaat verschillende werkingen op direct voorafgaande aan het uitschakelen van de energietoevoer.

Fig.7 toont de details van de drukregeleenheid l6, voorzien 10 van een microprocessor (MPU') 110, van een koppeling 111 voor het ontvangen van opdrachten vanaf de microprocessor UU voor de gehele regeling en het overbrengen van de informatie op de drukker tijdens de drukwerking naar deze microprocessor, van een werkgeheugen 112 voor het opslaan van tussengegevens, enz., opgewekt door de 15 MPU’ 110, van een dood geheugen 113 voor het opslaan van de regel- programma's voor de MPU’ 110, van een adresdecodeerorgaan 11^ voor het opwekken van verschillende signalen, die verschillende regel-belastingen aanduiden, zoals de motoren en solenoïden, voorzien van daaraan toegewezen adressen, van een lintsolenoïderegeleenheid 20 voor het regelen van de solenoïden 28, 31 voor het verplaatsen van het druklint en het correctielint, van een waarneemeenheid 116, die de in fig.1 weergegeven detector bo omvat voor het identificeren van de soort van het .druklint en het eindpunt van dit lint, en van andere ketens voor het waarnemen van normale stromen in an-25 dere motoren en solenoïden, welke waarneemeenheid gegevens levert aan de MPU' 110 via een verzamelleidingstuurketen 115 in aanspreking op een verzoek van de MPU' 110, en van regeleenheden 117, 118 voor de typekeuzemotor 29 en de wagenaandrijfmotor 18, welke eenheden deze motoren over vooraf bepaalde hoeken draaien, opgedragen 30 door de MPU' 110, en daaraan signalen overdragen via de verzamel leidingstuurketen 115 bij het voltooien van het draaien.

Ook zijn weergegeven een regelketen 119 voor het sturen van de stapmotor lh voor het voortbewegen van een vel overeenkomstig . het aantal impulsen, geleverd door de MPU' 110, een hamerregel-35 eenheid 120 voor het bekrachtigen van de hamer 32 gedurende een 8 / U 0 ! 0 0 τ ^ -11- tijdsduur, opgedragen door de M?U' 110, een regelmeten. 121 voor het sturen van de stapmotor 39 voor het voortbewegen van het lint' overeenkomstig het aantal impulsen, geleverd door de MFU’ 110, een gelijkstroocmotoraandrij fketen 122, die moet worden gedreven 5 door de opdracht van de-MPU' 110 voor het vrijmaken van een pa- pierbeugel, die tegen het drukvei drukt, een grendelketen 123 voor het gekozen verlichten van een van de drie lichtgevende dioden 12a, 12b en 12c, die de wagenaanwijzer 12 vormen, door een vagen-aanwijzeraandrijfeenheid 121 in aanspreking op de gegevens van de 10 MPU’ 110, een tekenstandtabei 125, bestaande uit een dood geheugen voor het omzetten van het toetssignaal, overgedragen vanaf de MPU Uk naar de MPU’ 110 in plaatsingsinformatie van een bijbehorend teken op het typenwiel 30 ten opzichte van een vergeldjkingsindex-plaats daarop, en een druksteekafstandtabel 126, die bij de wer-15 king met evenredige afstanden wordt gebruikt om de druksteekaf- stand vast te stellen of de mate van zijdelingse verplaatsing van de wagen overeenkomstig de breedte van eik type, en de volgende geheugeninhoud heeft: type A 3 a i , .....

20 druksteekafstand 1 1 ......... 3/U 1/2 1/2.....

Ook in het geval, dat de detector U0 een eenmalig te gebruiken lint identificeert, wordt het voortbewegen van het lint geregeld naar de breedte van elk teken teneinde het lintverbruik tot een minimum te beperken, en wordt de tabel 126 eveneens gebruikt om 25 de mate van iintvoortbeweging vast te stellen. In het geval dat het typenwiel wordt verwisseld, wordt de tabel 126 verder gebruikt voor het mogelijk maken van een veranderlijke Iintvoortbeweging, optimaal voor elk teken van elk typenwiel.

Een drukkingtabel 127 voor het bedrukken wórdt gebruikt 30 voor het regelen van de bekrachtigingstijdsduur van de hamer 32 overeenkomstig de grootte van de tekens teneinde een regelmatige drukdichtheid te bereiken, en slaat een hamerbekrachtigingstijds-duur op, zoals 2 ms of 1,5 ms voor elk der tekens op een soortgelijke wijze als de genoemde druksteekafstandtabel. In het algemeen 35 wordt het typenwiel verwisseld overeenkomstig de tekengrootte of A 7 Λ · ‘ 17 ; / V , y > -12- * de tekensteekafstand, en moet ook de inhoud van de drukkingtabel 127 voor het bedrukken overeenkomstig worden veranderd. Een geheugen echter met een grote capaciteit is nodig voor het verschaffen van de drukkingtabellen voor het bedrukken voor alle steekafstan-5 den. Teneinde het geheugen economisch te houden is om deze reden slechts een drukkingtabel voor het bedrukken verschaft voor elk bepaald typenwiel, en worden de andere tabellen verkregen door vermenigvuldigingscoëfficiënten in de MPU' 110 in aanspreking op de informatie van de tekensteekafstand, geleverd door de MPU l+U.

10 Fig.8 toont de details van de regeleenheid 119 (fig.7) voor de stapmotor 1*+ voor het toevoeren van papier, welke eenheid een oscillator 170 omvat, die trilt met een frequentie, die voldoet aan de zelfstartfrequentie van de stapmotor, verder een EN-poort 171, een vooraf instelbare aftrekkende teller 172, een keten 173 15 voor het waarnemen van een nulteltoestand van de teller 172 en het verschaffen van een uitgangssignaal met. een L-niveau bij het waarnemen ,van deze toestand, non-equivalentiepoorten 17*+, 176, D-flip-flops 175» 177 die een impuls opwekkende keten vormen voor een tweefasige vooruit/achteruit-aandrijving van de stapmotor, 20 een stuurorgaan 178 voor de stapmotor en een vierfasige stapmotor 1*+.

In aanspreking op een veltoevoeropdracht die de mate van veltoevoer bevat, geleverd door het toetsenbord 10 via de MPU *+*+, stelt de MPU’ 110 de toevoerrichting in in de grendelketen 123, 25 en de mate van toevoer in de teller 172. Indien de mate van toevoer niet gelijk is aan 0, geeft de nulwaarneemketen 173 een uitgangssignaal met een H-niveau af voor het openen van de EN-poort 171, waardoor de teller 172 de uitgangsimpulsen van de oscillator 170 telt door aftrekken totdat de telling nul bereikt. De uitgangs-30 signalen van de oscillator 170 en overgedragen door de EN-poort 171 worden geleverd naar een impuls opwekkende keten, bestaande uit de elementen 17*+, 175» 176 en 177 voor het sturen van de stapmotor voor het opwekken van impulsen, waarvan het aantal is opgeslagen in de teller 172 voor het zodoende draaien van de stapmotor 1*+ in de 35 opgedragen mate in een richting, opgeslagen in de grendelketen 123.

8700163 λ ί -13-

Fig. 9 toont de details van de hamerregeleenheid 1TC, weergegeven in fig.7, welke eenheid een oscillator ΙδΟ omvat, verder een aftrekkende teller l8l, een nuldêtector 182, die een signaal met een H-niveau afgeeft in aanspreking, op de nultelling van de 5 teller l3l, 'een instel-terugstel-flip-flop 183, Είί-poorten 185, 136, een inverteerorgaan 18U en een drukhamer 32. In aanspreking op de drukopdracht, geleverd door de MPU hk, regelt de MFU' 110 de typekeuzemotor 29 'op de hiervoor vermelde wijze via de teken-standtabel 125, weergegeven in fig.7 voor het zodoende stilzetten 10 van hèt typenwiel 30 op een gewenste plaats. Voor het drukken slaat dan de MPU' een 1 op in de grendelketen 123, waarbij hij de poort I85 opent, zich wendt tot de drukkingtabel 127 voor het bedrukken en de hamerbekrachtigingstijdsduur opslaat voor elk daaruit verkregen teken in de teller 128. Ook de flip-flop l83 wordt 15 ingesteld door het instelsignaal naar de.teller l8l. Aangezien de EN-poort 185 open is, wordt een transistor .187 werkzaam gemaakt voor het sturen van de drukhamer 32 gedurende een tijdsduur, die behoort bij elk teken, waardoor dus het bedrukken met optimale drukkingen wordt uitgevoerd.

20 Fig.10 toont vervolgens de details van de regelketen 121 (fig.7) voor de stapmotor 39 voor het voortbewegen van het lint. Impulsen met een opgedragen aantal worden op dezelfde wijze opgewekt als in de keten van fig.8 voor de motor voor het voortbewegen van een vel, behalve dat de D-flip-flops zodanig zijn uitge-25 voerd, dat zij alleen impulsen opwekken voor een tweefasige aan drijving vooruit.

In het geval dat het signaal van de lintdetector U0 een veelvoudig te gebruiken lint aangeeft, stelt de MPU' 110 een gelijke waarde in in de teller 192 voor het uitvoeren van een ge-30 lijke linttoevoer. In het geval dat het signaal een eenmalig te gebruiken lint aangeeft, neemt de MPU’ 110 verder de breedte waar van het gedrukte teken aan de hand van de tekensteekafstandtabel 126, weergegeven in fig.7, en stelt hij eèn bijbehorend impuls-aantal in voor het voortbewegen van het lint in de teller 192.

35 Indien de mate van voortbeweging niet gelijk is aan nul, verschaft 8700163 -14- * f de nulwaarneemketen 193 een signaal met een H-niveau voor het openen van de EN-poort 191» waardoor de teller 192 de uitgangsimpul-, sen van de oscillator 190 neerwaarts telt tot aan de toestand van nultelling. Op deze wijze wordt de stapmotor 39 gestuurd via de 5 flip-flops 19^, 195 en de stuurketen 196 door impulsen, waarvan het aantal is opgeslagen in de teller 192.

Fig.11 toont een uitvoeringsvorm van de drukinrichting, die van een aantal typenwielen een regelmatige bedrukking kan verschaffen.

10 De gebruikelijke, bekende soortgelijke inrichting, zoals een elektronische schrijfmachine, maakt gebruik van typenwielen met verschillende tekengrootten, b.v. voor tekensteekafstanden van 10, 12 en 15 tekens per 2,5 cm, en zijn de typen zelfs op elk wiel van verschillende grootte, zodat een onregelmatige dichtheid 15 onvermijdelijk is indien het bedrukken wordt uit gevoerd met een . gelijke drukking. Teneinde daarentegen de informatie van de be-drukdrukking op te slaan, is een geheugen nodig met een uitzonderlijke grote capaciteit, hetgeen leidt tot verhoogde kosten.

De onderhavige uitvoeringsvorm verschaft een drukinrichting 20 waaraan een dergelijk nadeel niet kleeft, en die in staat is een regelmatige dichtheid te verschaffen van een willekeurig typen-wiel door middel van een geheugen met een beperkte capaciteit.

Fig.11 toont deze uitvoeringsvorm in een blokschema, waar- bij een hamer H bij het in werking brengen door een hamersoleno-25 ide HS het bedrukken op de bekende wijze uitvoert door het slaan tegen een type 12C van een typensterwiel 12K, dat is voorzien van typen voor het bedrukken van 12 tekens per 2,5 cm, en kan worden vervangen door b.v. andere typenwielen 10K of 15K voor het bedrukken van 10 of 15 tekens per 2,5 cm.

30 Omdat elk teken verschillende gebieden heeft in de typen wielen 10K, 12K en 15K, is het wenselijk de drukking van het bedrukken van de hamer H dienovereenkomstig te regelen teneinde een regelmatige drukkwaliteit te verkrijgen.

Het is voor het verkrijgen van een regelmatige drukkwali-35 teit tevens wenselijk verschillende drukkingen te gebruiken voor 8700163 -15- b.v. een grote type "A" en een kleine type zelfs "binnen een- zelfde uypenwiel.

7oor dit doel kan een geheugen zijn verschaft voor het instellen van een bepaalde drukking voor het bedrukken, b.v. een 5 bepaalde hamerbekrachtigingstijasduur voor elk teken, welk geheu gen echter een grote capaciteit moet hebben omdat de informatie voor de drukking voor het bedrukken wordt opgeslagen voor alle typen op alle typenvielen. Het is echter mogelijk een bovenmatige capaciteit te voorkomen door het verschaffen van een dood geheu-10 gen HQM1 voor hèt typenwiel 10K voor het afdrukken van 10 tekens per 2,5 cm, en door het berekenen van de hamerbekrachtigingstijds-duren voor de andere typenwielen 12K, 15K, enz., aan de hand van de informatie, opgeslagen in het geheugen ROM! voor het wiel 1QK.

Het geheugen RQM1 slaat dus de hamerbekrachtigingstijdsdu-15 ren op, t.w. 2 ms, 1,8 ms, 1,5 as, enz., in de gecodeerde vormen voor de typen A, B, C, ...... a, ...... zoals weergegeven in fig.

11.

Verder slaat een ander geheugen H0M2 de coëfficiënten 1, 0,9» 0,8, enz. op in de gecodeerde vormen voor resp. de typenwie-20 len 10K, 12K, 15K, enz.

Ook zijn een vermenigvuldiger MLK verschaft, evenals een aftrekkende teller DK, een oscillator OSC, en een flip-flop FH.

Bij het b.v. monteren van het typenwiel 12K in de drukeenheid, identificeert dan een typenwieldetector KS deze montering door 25 een codemarkering M op het wiel, en geeft een adres aan, overeen komende met 12K in het geheugen R0M2. Wanneer het typenwiel wordt gedraaid en een gewenst type naar de plaats van de hamer H wordt gebracht door de bekende tekenkeusewerking, wordt een met dit type in het geheugen ROM! overeenkomend adres aangeduid voor het leve-30 ren van de bijbehorende hamerbekrachtigingstijdsduur, b.v. 2 ms voor A of 1,8 ms voor a, aan de vermenigvuldiger MLT. De vermenigvuldiger MLT ontvangt ook de coëfficiënt 0,9» overeenkomende met het typenwiel 12K van het geheugen R0M2 voor het tot stand brengen van een vermenigvuldiging, zoals 2 x 0,9 of 1,8 x 0,9» waarvan 35 het resultaat wordt opgeslagen in de aftrekkende teller DK in. syn- .

S70OH3 .

* i -16- chronisatie met een drukopdracht PO.

Tezelfdertijd wordt de flip-flop FH ingesteld door de drukopdracht voor het bekrachtigen van de solenoïde HS voor het zodoende starten van de beweging van de drukhamer H.

5 De aftrekkende tellertrap DK vermindert zijn inhoud in aan spreking op elk uitgangssignaal van de oscillator OSC, en geeft een uitgangssignaal af bij het bereiken van de toestand van een nultelling voor het terugstellen van de flip-flop FH voor het zodoende beëindigen van de werking van de drukhamer H. Op deze wijze 10 wordt de insteltijdsduur van de flip-flop FH veranderd overeenkom stig het resultaat van de vermenigvuldiging voor het regelen van de bekrachtigingstijdsduur van de drukhamer voor het zodoende differentiëren van de drukking voor het bedrukken voor elk typen-wiel. Ook kunnen de tekens binnen een typenwiel regelmatig worden 15 afgedrukt wanneer de hamerbekrachtigingstijdsduur wordt geregeld voor elk teken in het typenwiel.

De opdracht voor de typenwielen 10K, 12K en 15K kan ook worden geleverd door het toetsenbord.

Zoals hiervoor uiteengezet, maakt de onderhavige uitvoe-20 ringsvorm het mogelijk een mooie bedrukking te verkrijgen met een regelmatige drukking voor het bedrukken voor alle typen en in alle typenwielen met verschillende tekengrootten, met een beperkte mate van opgeslagen informatie door het opslaan van de informatie van de drukkingen voor het bedrukken voor de typen van een be-25 paald typenwiel, en het vermenigvuldigen van een passende coëffi ciënt, overeenkomende met het gekozen typenwiel voor het zodoende verkrijgen van optimale drukkingen, aangepast aan de typengrootten, en het dus tot stand brengen van de drukkingregeling bij het bedrukken.

30 Thans wordt verwezen naar fig.12, die een uitvoeringsvorm toont, die de druksteekafstand, overeenkomende met de grootte van de afgedrükte tekens, kan veranderen.

Een gebruikelijke inrichting van deze soort, waarbij gebruik wordt gemaakt van een eenmalig te gebruiken druklint, hangt 35 onvermijdelijk samen met het verlies van druklint omdat de mate 8700165'

4. X

-17- van voortbeweging daarvan wordt bepaald aan de hand van. een type net ie grootste breedte, hetgeen gewoonlijk 'T-" is.

De onderhavige uitvoeringsvorm verschaft een drukinrich-ting die een maximale economie kan bereiken voer net druklint, 5 in het bijzonder het eenmalig te gebruiken druklint, en met een .

eenvoudige constructie.

De druksteekafstandinformatie, gebruikt voor het regelen, van de zijdelingse verplaatsing van de wagen tijdens de werking met evenredige afstanden, waarbij de druksteekafstand veranderlijk 20 is gemaakt overeenkomstig de tekengrootte, vertegenwoordigt in feite de breedte van typen, en wordt bij de onderhavige uitvoeringsvorm gebruikt voor het regelen van de mate van voortbeweging van het druklint voor het zodoende verminderen van zijn verbruik. Bij het gebruik van de typenwielen met kleinere typen voor het 25 drukken van 12 of 15 tekens per 2,5 cm, wordt de genoemde informa tie vermenigvuldigd met de coëfficiënt van elk typenwiel voor het verder verminderen van het lintverbruik.

Fig. 12 toont deze uitvoeringsvorm in een blokschema, waarbij zijn weergegeven het druklint IR, een toevoerrol FR daarvoor, 20 een stapmotor ?M voor het voortbewegen van het lint, typenwielen 1CK, 12K en 15K voor het resp. drukken van 10, 12 en 15 tekens per 2,5 cm, een typ'enwieldetector KS, een geheugen R0M1 voor het opslaan van de tekensteekafstandinformatie voor de typen op het typenwiel 10K, b.v. in de. vorm van aantallen stappen 6, 5, 3, enz. 25 van de stapmotor PM, een geheugen RÖM2 voor het opslaan van co ëfficiënten 1, 0,9, 0,8, enz. voor de typenwielen 10K, 12K, 15K enz., om te worden vermènigvuldigd met de druksteekafstandinformatie , opgeslagen in het geheugen R0M1, een vermenigvuldiger MLT voor het vermenigvuldigen van de druksteekafstandinformatie, op-30 geslagen in de R0M1 met de coëfficiënten, opgeslagen in de R0M2, een aftrekkende teller DK, een oscillator OSC voor het opwekken van aftrekkende impulsen, een flip-flop FP voor het regelen van een poort G, en een impuls generator PG voor het sturen van de motor.

35 In het geval dat het wiel 10K is gemonteerd aan de drukeen- Λ ·· A Λ .J ·» '** y / U \j 'i v 0 * * -18- heid, identificeert de detector KS de codemarkering M van het wiel, en duidt een adres aan voor het wiel K in het geheugen R0M2 voor het zodoende leveren van een coëfficiënt 1 aan de vermenigvuldiger MLT. Dan wordt het typenwiel 10K gedraaid voor het uitvoeren van 5 de tekenkeuze op de bekende wij ze, en wordt de druk'namer in wer king gebracht wanneer een gewenst type naar drukplaats is gebracht voor het uitvoeren van het bedrukken. Vervolgens wordt een adres in het geheugen R0M1, overeenkomende met het afgedrukte teken, aangeduid, en wordt de druksteekafstandinformatie in het adres, 10 b.v. 6 voor een teken A of 5 voor een a, geleverd aan de vermenig vuldiger MLT voor het uitvoeren van de vermenigvuldiging, zoals 6x1 of 5 x 1 · Het resultaat van deze vermenigvuldiging wordt dan opgeslagen in de aftrekkende teller DK in synchronisatie met de lintvoortbeweegopdracht IRF. Tezelfdertijd wordt de flip-flop FP 15 ingesteld voor- het openen van de poort G, waardoor de stapmotor PM start met draaien door de impulsen van de impulsgenerator PG voor het voortbewegen van het druklint. De aftrekkende tellertrap DK vermindert zijn inhoud in aanspreking op elke uitgangsimpuls van de oscillator 0SC,ven geeft een uitgangssignaal af bij het be-20 reiken van een toestand van nultelling voor het terugstellen van de flip-flop FP, waardoor de poort G wordt gesloten voor het beëindigen van het draaien van de stapmotor PM voor het zodoende stilzetten van het voortbewegen van het druklint. Op deze wijze wordt de ingestelde tijdsduur van de flip-flop FP veranderd over-25 eenkomstig het resultaat van de vermenigvuldiging, waardoor dus de werkingstijdsduur van de stapmotor PM wordt geregeld en zodoende de mate van voortbeweging van het druklint overeenkomstig de steek-afstand van elk type.

In het geval dat het typenwiel wordt veranderd voor 12K, 30 wordt verder een coëfficiënt 0,9 in het geheugen R0M2 geleverd aan de vermenigvuldiger MLT voor het vermenigvuldigen van deze coëfficiënt met de druksteekafstandinformatie, geleverd door het geheugen R0M1 voor het zodoende verkleinen van de mate van voortbeweging van het druklint in vergelijking met het geval van het 35 wiel 10K.

8700183 t * -19-

Cp deze wijze kan het geheugen met een grote capaciteit overbodig worden gemaakt door het opslaan van de informatie voor een bepaald wiel, b.v. ICK, alleen in het geheugen RQM1, en door het gebruiken van een geheugen voor het opslaan van coëfficiënten 5 voor verschillende wielen, en een vermenigvuldiger.

Zoals hiervoor uiteengezet, maakt de onderhavige uitvoeringsvorm door toepassing van de informatie van de druksteekaf-stand, verkregen van middelen voor de werking met evenredige afstanden, het mogelijk het verbruik van het eenmalig Ie gebruiken 10 druklint te verminderen waardoor dus een maximale economie wordt bereikt bij het gebruik van het lint.

De fig.13 en ik tonen resp. de stuurketen 122 voor de beu-gelstartmotor en de aandrijfeenheid 12k, weergegeven in fig.7, voor de wagenaanwijzer. Bij het in werking brengen van de steek-15 afstandkeuzetoets lOd, verschaft in het toetsenbord 10 in fig.2, worden de bijbehorende gegevens via de toetsehbordregeleenneid 2k geleverd aan de MPU kk voor het zodoende opslaan van een signaal voor het werkzaam maken van een van de lichtgevende dioden 12a - 12c in de grendelketen 123 onder de regeling van het adres-20 decodeerorgaan k5. De toets lOd wordt b.v. eenmaal gedreven voor ' de werking van 10 tekens per 2,5 cm voor het verlichten van de LSD 12a; via het inverteerorgaan 200 voor het zodoende aanwijzen van de gradatie 8a, wordt dan weer gedreven voor het verlichten van de LED 12b via het inverteerorgaan 201 voor het zodoende aan-25 wijzen van de gradatie 8b voor 12 tekens per 2,5 cm, en wordt nogmaals gedreven voor het verlichten van de LED 12c via het inverteerorgaan 202 voor het zodoende aanwijzen van de gradatie 8c voor 15 tekens per 2,5 cm. De drukkerregeleenheid l6 regelt ook de wagenaandrijfmotor 18 voor het zodoende tot stand brengen van 30 de verplaatsing van de wagen 26 overeenkomstig de zodoende geko zen druksteekafstand. De verlichte LED dient ook, omdat hij is gemonteerd aan de wagen, voor het aangeven van de wagenstand. In aanspreking op elk drijven van de toets lOd, wordt ook een van de lichtgevende dioden La, Lb en Lc gekozen verlicht in een weergeef-35 eenheid LI in het toetsenbord 10 om aan te geven, welke druksteek- ΰ: tj ioo * ƒ -20- afstand is gekozen.

Zoals hiervoor uiteengezet brengt de onderhavige uitvoeringsvorm, die is voorzien van een aantal aanwijsmiddelen voor verschillende druksteekafstanden, een van de aanwijsmiddelen in wer-5 king overeenkomstig de gekozen druksteekafstand, waardoor de be dienaar gemakkelijk de druksteekafstand kan bevestigen op een schaal, aangegeven door het aanwijsmiddel, alsmede de drukstand of het aantal tekens, dat kan worden afgedrukt.

Een transistor 206 is aangebracht voor het sturen van een 10 gelijkstroommotor 207 voor het starten van de papierbeugel, met welke motor een papierbeugel 250 en een microschakelaar 208 zijn verbonden. In aanspreking op een opdracht voor het automatisch laden van het drukvel vanaf het toetsenbord 10, wordt dus de transistor 206 werkzaam gemaakt via de grendelketen 123 voor het stu-15 ren van de gelijkstroommotor 207, die de papierbeugel 250 vrij maakt van de schrijfmachinerol via een nokkenmechanisme, en vervolgens de microschakelaar 208 sluit. In aanspreking op de micro-schakelaarwerking, waargenomen via het verzamelleidingstuurorgaan 115, stelt de MPU’ 110 een door de MPU UU bepaald getal in in de 20 teller 172 in fig.10, en stuurt de stapmotor lU voor de toevoer van papier totdat de teller 172 de toestand van nultelling bereikt. Daarna komt de papierbeugel 250 weer in aanraking met het bedrukte vel en wordt de microschakelaar 208 geopend. In aanspreking op dit openen maakt de MPU' 110 de transistor 206 onwerkzaam via 25 het grendelorgaan 123 voor het zodoende stilzetten van de gelijk stroommotor 207.

Fig.15 toont de details van de alarmregeleenheid, weergegeven in de fig.6-1, 6-2, welke eenheid is voorzien van oscillato-ren 220, 221, die met onderling verschillende frequenties f1 en 30 f2 trillen, van een monostabiele schakeling 222 voor het vast stellen van de tijdsduur van het geluidalarm, een grendelorgaan 229 voor het leveren van het uitgangssignaal van de oscillator 220 of 221 aan de luidspreker b2 via poorten 223, 22k en 225 onder de regeling van de MPU UU, en een zeefketen 227 voor het moduleren 35 van de vierkante golven van de poort 225 tot een aantrekkelijke

8"? Λ Λ «1 C TT

ƒ %j m j y v i * -21- gcIfvcrm voor levering aan de luidspreker -2 via een versterker . Μ V ·

Zoals hiervoor uiteengezet, is de onderhavige uitvoeringsvorm voorzien, van helmiddelen in verschillende regeleenheden voor 5 het regelen van de drukking van het bedrukken, de mate van iint- voortbeweging, de mate van veitoevoer, enz., overeenkomstig ie te drukken tekens, en wordt op deze wijze de digitale regeling van de inrichting vergemakkelijkt. '

Thans wordt verwezen naar fig.lö, die de details toont 10 van de regeieenheid 117 (fig.7) voor de typenkeuzemotor 29, welke eenheid is voorzien van een grendelorgaan 130 voor het opslaan van .toetsinformatie, geleverd door de MPU kl aan de M?ü' 110 en omgezet in de plaatsingsinformatie op het typenwiel 30 door de beschreven tekenplaatstabel 125, opteller/aftrekkers 131, 133, 15 een nulwaarneemketen 132, een digitaal-analoog-omzetter 13^ (D/A) voor het in een spanning omzetten van het digitale resultaat van de berekening door de opteller/aftrekker 133, een rekenversterker 135, een typenkeuzemotor 29, waarvan de as direct is verbonden met het typenwiel 30, en een van sleuven voorziene schijf 13T, 20 die een codeerorgaan 35 vormt. Over de schijf 137 zijn LSD's lUj aangebracht, evenals fototransistoren 138,.139 en lUO, waarbij de fotctransistoren 138 en 139 zodanig zijn opgesteld, dat zij signalen verschaffen van een fase, die 90° verschilt, en de fototran— sistor ito zodanig is ongesteld, dat deze een indexuitgangssignaal 25 verschaft voor elke draaiing van de motor 39· Op grond van de signalen van de fototransistoren 138» 139, wekt een regelketen iti een signaal I op voor het identificeren van de draairichting, en een signaal H, dat een impuls geeft voor elke draaiing overeenkomende met een teken.

30 Een optellende/aftrekkende teller lth telt overeenkomstig het signaal I de telling voor elk signaal H op of trekt dit af, en stelt de telling terug bij ontvangst van een signaal F. Op deze wijze geeft de telling van de teller 1¼¼ de draaiboek aan van de van sleuven voorziene schijf of het typenwiel met betrekking 35 tot een bepaalde stand van de schijf 137·

8*7 Λ Λ j λ V

i v y i \3 v

ΐ X

-22-

Een intervalteller lk2 telt het interval van de impulsen H van de heten lUl, waarbij de verkregen telling, die omgekeerd evenredig is met de draaisnelheid van de motor 29, door een reci-proke tabel 1^3 wordt omgezet in een waarde, die evenredig is aan 5 de snelheid.

Een servoregeling wordt verkregen door het berekenen van de plaatsingsfout in de opteller/aftrekker 131, het dan aftrekken van de snelheid, verkregen van de reciproke tabel 1^3 van de voornoemde plaatsingsfout en het aandrijven van de motor 29 overeen-10 komstig het zodoende verkregen verschil. De keten 132 voor het waarnemen van een nulplaatsingsfout draagt de nulwaarneming over naar de MPU’ 110 via het verzamelleidingstuurorgaan 115, en schakelt tezelfdertijd een schakelaar lb6 over vanaf de zijde van 13^ naar de zijde van een keten li+5, voor het vormen van een sig-15 naai in het interval tussen sleuven. De keten IU5 bestaat uit een weerstand RA voor het doorlaten van het nagenoeg sinusoïdale signaal vanaf de fototransistor 138, en nog een serieschakeling van een condensator en een weerstand voor het doorlaten van dit sinusoïdale signaal. Nadat de MPU' 110 het nulfoutsignaal waarneemt, 20 waargenomen door de nulwaarneemketen 132, wordt het wiel dus stil gezet door de keten 1U5 en wordt de hamer 32 in werking gebracht voor h?t uitvoeren van het drukken. Op deze wijze is het mogelijk gemaakt een de voorkeur verdienende servoregeling te verschaffen, waarbij het wiel nauwkeurig en snel op de bestemming kan worden 25 stilgezet met de hiervoor uiteengezette, uiterst eenvoudige en goedkope constructie.

Fig.17 toont de details van de regeleenheid ll8 voor de in fig.7 weergegeven aandrijfmotor l8 voor de wagen, welke eenheid is voorzien van een soortgelijke servoregelconstructie als toege-30 past voor de typenkeuzemotor 29.

De MPU bh draagt aan de MPU' 110 de opdracht over met betrekking tot de betreffende mate van verplaatsing en richting vanuit de huidige plaats van de wagen. De MPU’ 110 telt de betreffende mate op bij de huidige stand of trekt deze daarvan af 35 overeenkomstig de verplaatsingsrichting, en draagt de verkregen

ö 7 Λ Λ «ï -¾ X

y ί V v 3 v *.) ' % J? -23- « cestemmir.g over aan een grendelorgaan 151. Be gegrendelde vaarde en de uitgang van een optellende/aftrekkende teller loU, verkrs- ' gen overeenkomstig het signaal van een regelketen lel, worden onderwerpen aan het optellen of aftrekken in een opteller/aftrekker.

5 152 voor het verkrijgen van. een plaatsingsfout. Sen opteller/af trekker 15i trekt de snelheid van de aandrijfmotor 18 van de vagen, verkregen via een teller 162 en een reciproke tabel 1Ö3 af van de plaatsingsfout waardoor dus een servoregeling wordt bereikt van de motor l8 via een D/A-omzetter 155 en een versterker 156. 3ij 10 nulvaarneming door de nulvaarneemketen 153, wordt een schakelaar 166 pvergeschakeld voor het stilzetten, van de wagenverplaatsing op een soortgelijke wijze als hiervoor uiteengezet. Soortgelijke signalen als de voorgaande worden verkregen van de LED’s 167 en de fototransistoren 159» l60, die over een van sleuven voorziene 15 schijf 158 zijn geplaatst, welke schijf is gemonteerd aan de as van de motor 18. In dit geval echter ontvangt een teller 16k een beperkt signaal» verkregen van I08 en aangevende het linkereinde van de wagenverplaatsing in plaats van het indexsignaal F, opgewekt bij elke draaiing in het geval van de typenkeuzemotor. Ook 20 is een keten 165, soortgelijk aan de keten IL5, aangebracht.

Thans wordt verwezen naar de fig.18-1 en 18-2, die een coecsingangsinrichting tonen, die snelle en betrouwbare toets-ingangen mogelijk maakt, en kan worden gebruikt in een elektronische schrijfmachine.

25 In een gebruikelijke toetsingangsinrichting wordt in het algemeen gebruik gemaakt van een werkwijze voor het alleen accepteren van de toetsingangsinformatie nadat het toetssignaal is gestabiliseerd of een aantal aflezingen van het toetssignaal hetzelfde resultaat hebben verschaft. Om deze reden is een snelle 30 toetsinformatieinvöer moeilijk.

Ook in het geval dat een toetssignaal gedurende het stabiliseren om een of andere reden wordt onderbroken, kan de inrichting denken dat de toets tweemaal is gedreven ondanks het feit dat de toets in feite slechts eenmaal was gedreven.

35 De in de fig.18-1 en 18-2 weergegeven uitvoeringsvorm ver- 7 0 U i 0 o i * -24- schaft een toetsingangsinrichting, waaraan niet de voornoemde nadelen kleven, en die met een eenvoudige constructie snelle en nauwkeurige toetsingangen mogelijk maakt.

In de fig.l8-1 en 18-2 is een.groep adresseerbare grendel-5 organen oO aangebracht, waarbij geheugencellen of grendelorganen L11-Lnn resp. overeenkomen met de roosterpunten S11 - Snn van een toetsmatrix 88 van het toetsenbord 10. Deze roosterpunten S11 -Snn van de toetsmatrix 88 komen overeen met de in fig.1 weergegeven ingangstoetsen, die niet alleen de ontgrendeltoetsen bevatten, 10 zoals de tekentoetsen 10a, de regeltoetsen 10b en 10c, maar ook de grendelende schuiftoetsen 10e en lOf. Elk der grendelorganen L11 - Lnn, overeenkomende met elke toets, heeft een structuur van 2 bits, die een geheugen vormen voor het opslaan van het toets-signaal. Alle grendelorganen L11 - Lnn van de adresseerbare gren-15 delgroep 60 worden teruggesteld op 0 bij het inschakelen van de energietoevoer.

Elke toetsschakelaar 88a van de toetsmatrix 88 is voorzien van een diode 88b voor het voorkomen van parasitaire signalen in het geval dat een aantal toetsen tezelfdertijd wordt ge-20 dreven.

Eveneens is een neerwaartse teller 6l weergegeven, een logische keten bestaande uit inverteerorganen 8l, 82 en een ΞΝ-poort 83 voor het waarnemen van nul van het signaal, gelezen uit de grendelorganen 60 voor het verschaffen van een signaal 1 van 25 de EN-poort 83 bij een dergelijke nulwaarneming, en EN/0F-poorten 78, 79, 80, 75, 76 en 77 voor het terugstellen van de grendelorganen 60.

Een oscillator 66 wekt synchronisatieklokimpulsen op voor de verschillende eenheden en grondsignalen voor het aftasten van 30 de matrices 88 en 89. De signalen van de oscillator 66 worden door een EN-poort 73 geleverd aan een teller 65, die zodanig is geconstrueerd, dat hij het tellen van het aantal roosterpunten van het matrix 88 herhaalt. De teller 65 telt de signalen van de oscillator 66, waarbij de uitgangssignalen van de teller 65 wor-35 den gebruikt als de adresseersignalen voor de adresseerbare gren- 8700133 X Or -25- delorganen 50, en tevens verdeeld in de bovenste cijfertekensigna-len en onderste cijfertekensignalen, die resp. vorder* geleverd aan een dec odeerorgaan 62, en aan een multiplexeerorgaan 63· Ie microprocessoreenheid Uk kan de inhoud van de teller 65 op elk 5 willekeurig moment waarnemen via een verzamelleidingstuurcrgaaa 66 en een gegevensverzamelleiiing DB. Het decodeerörgaan 62 tast de toetsmatrix 38 in zijdelingse richting-af bij het opwaarts tellen van de teller 65, waarbij het multiplexeerorgaan 63 verticaal de matrix 38 aftast tijdens een voortbeweging van een stap 10 van het decodeerorgaan 62,

Indien een toets gesloten wordt aangetroffen tijdens het verticaal aftasten, verschaft het multiplexeerorgaan 63 een uitgangssignaal van 0, dat wordt geïnverteerd door een inverteer-orgaan Jk tot een 1, en wordt geleverd aan de EN-poorten 76, 79 15 en 8k teneinde op. dit punt de inhoud te weten van de teller 65.

3ij deze toestand geeft het grendelorgaan, overeenkomende met de gesloten toets, nog een uitgang van 0 af, waardoor de poort 83 een uitgangssignaal van 1 verschaft aan de EN-poort 8k, De poort 3k verschaft dus een uitgangssignaal van T, dat als een cnderbre-20 kingssignaal INT wordt geleverd aan de MPU Uk. Op hetzelfde moment worden het terugsteluitgangssignaal van 1 van een flip-flop 71j die reeds is teruggesteld, en het uitgangssignaal van 1 van de EN-poort 8k geleverd aan een inverterende EN-poort 72 voor het verschaffen van een uitgangssignaal van 0, waardoor een EN-poort 25 73 als ingang voor de teller 65 wordt gesloten voor het beëindigen van het tellen van de teller 65 bij een telling, die overeenkomt met de gesloten toetsschakelaar. Ook houdt het uitgangssignaal van 0 van het multiplexeerorgaan 63 de EN-poorten 75 en 78 gesloten, maar opent het de ΞΝ-pöorten 76 en 79 voor het zodoende door de 30 OF-poorten 77 en 80 doen verschaffen van uitgangssignalen van 1, die worden gebruikt als ingangssignalen voor het grendelorgaan, geadresseerd door de teller 65, overeenkomende met de gesloten toets. De grendelorganen 60 zijn zodanig uitgevoerd, dat zij het ' ingangssignaal vergrendelen in synchronisatie met het uitgangssig-35 naai van de EN-poort 73 als ingang voor de teller 65, zodat het ^ UR ,¾ Λ ^ -¾ «* 'ri * ' · * '* λ ·» y V i v* .w i ï -26-, grendelorgaanadres niet wordt veranderd maar overeenkomstig de gesloten toets blijft, waarbij de werking van de teller 65 wordt stilgezet. In aanspreking op het genoemde onderbrekingssignaal leest de MPU UI* de telling van de teller 65 üit via het verzamel-5 leidingstuurorgaan 86 voor het identificeren van de gesloten toets, waardoor de toetsingangsinformatie dus wordt aanvaard. Daarna geeft de MPU kU een bevestigingssignaal van een 1 af aan de ingestelde ingangspoort van een flip-flop Tl via de adresverzamellei-ding AB, en een decodeerorgaan 87 voor het afgeven van een inge-10 steld uitgangssignaal F = 0 van de flip-flop, waardoor de inver terende EN-poort 72 een uitgangssignaal van 1 verschaft voor het openen van de poort 73, waardoor het tellen van de teller 65 dus weer wordt gestart. Tezelfdertijd stelt het uitgangssignaal van de poort 73, 11 of 3 in decimale code in in het grendelorgaan, 15 overeenkomende met de gesloten toets. In aanspreking op het weer starten van het tellen door de teller 65, wordt de flip-flop 71 voor de volgende toetswaarneming teruggesteld.

In het geval dat de toets nog is gesloten na het aftasten van alle roosterpunten van de toetsmatrix 88 (deze toestand wordt 20 gewoonlijk ondervonden bij de gebruikelijk toegepaste aftastsnel- heid), verschaft het multiplexeerorgaan 63 weer een uitgang van 0, maar verschaft het bijbehorende grendelorgaan een uitgang van 3 voor het geven van uitgangssignalen van 0 van de poorten 83 en 81, waardoor het onderbrekingssignaal wordt gegeven aan de MPU 25 of de EN-poort 73 wordt gesloten. Dientengevolge gaat de teller verder met tellen alsof de toets niet is gesloten. Omdat echter de EN-poorten 75 en 78 zijn gesloten.door het uitgangssignaal van 0 van het multiplexeerorgaan 63, wordt een getal van 3 weer ingesteld in een grendelorgaan, overeenkomende met de gesloten 30 toets, via de EN-poorten 76, 79 en de OF-poorten 77, 80. Op deze wijze worden de gegevens van 3 herhaaldelijk ingesteld in het grendelorgaan wanneer de bijbehorende toets is gesloten. Wanneer dan deze toetsschakelaar wordt geopend, verschaft het multiplexeerorgaan 63 een uitgangssignaal van 1 bij elke aftasting voor 35 het sluiten van de EN-poorten 76, 79 en het openen van de EN- 8700185' c ·» -27- pcorten 75, 73. via het inverteerorgaan 7“,'-waardoor een getal, dat ast een stap is verkleind door de neerwaartse teller 6l, wordt irgesteid in dit grendelorgaan via de 0?-poorten 77 en 30. Op deze wijze verandert de inhoud van dit grendelorgaan opeenvolgend 5 van 3 naar 0. Wanneer dit grendelorgaan tenslotte een uitgang van 0 geeft, verschaft de ZW-poort 33 van de nulwaarneecketen een uitgangssignaal van 1, dat wordt omgezet in 0 door een inverteerorgaan 85, en tevens de Zïi-poorten 75 en 78 sluit. De OF-poorten 77» 80 geven dus uitgangssignalen van 0 voor het instellen van dit 10 grendelorgaan en alle andere grendelorganen op 0 in aanspreking op het tellen van de teller 65. De fig.lQ-A, 19-31 en 19-32 tonen de verschillende signalen wanneer een toets 3U wordt gedreven in een U x U -toetsmatrix.

Zoals hiervoor uiteengezet is de onderhavige toetsingangs-15 inrichting zodanig geconstrueerd, dat hij het toetssignaal aan vaardt bij het eerste aftasten nadat de toetsschakelaar is gedreven, en dit toetssignaal niet aanvaardt bij de volgende aftastin-gen door de uitgang van het grendelorgaan, dat het toetssignaal opslaat, en is derhalve in staat tot het snel signaaluitlezen om-2C dat zelfs een onstabiel toetssignaal de eerste keer wordt aan vaard en daarna niet.

Ook maakt het onderhavige toetsingangsstelsél door het alleen aanvaarden van het toetssignaal bij het eerste aftasten» het mogelijk de toetsmatrix niet alleen te gebruiken voor de mo-25 mentele toetsschakelaars, maar ook voor schuifschakelaars of kan- telschakelaars, zoals de in fig.1 weergegeven schakelaars 10e, lOf. Om dezelfde reden is de zogenoemde N-toetsafrolwerkwijze gemakkelijk toepasbaar.

De op deze wijze door de toetsdrijvingen ingevoerde toets-30 signalen worden bewerkt door de MPU UI en geleverd aan de drukker- regeleenheid 16 voor het 'uitvoeren van het bepaalde bedrukken.

In de fig.l8-1 en 18-2 is een keten, bestaande uit elementen 6U,. 67, 68 en 70 verschaft voor het weergeven van de gedreven . ingangstoets met lichtgevende dioden, waarbij een kathodestuur-35 orgaan 6U is aangebracht voor het dynamisch sturen van de licht- 87 Λ f- I Λ >* * V U i v v? * i -28- gevende dioden in een LED-raatrix 89 in aanspreking op de uitgang van het decodeerorgaan 62. Een multiplexeerorgaan 67 ontvangt de bovenste cijfertekensignalen evenals die, geleverd aan het decodeerorgaan 62 vanaf de teller 65, en een adreslijn voor het leve-5 ren van de weergeefinformatie vanaf de MPU UU aan een weergeef- buffer 68. Het verlichten wordt bereikt door het uitlezen van de inhoud van een adres in de buffer 68, overeenkomende met de telling van de teller 65, het opslaan van deze inhoud in een gren-delketen 69 en het dienovereenkomstig sturen van een anodestuur-10 orgaan 70· Ook wordt een verandering in de toestand van verlich ting bereikt door het aanduiden van de buffer door het decodeerorgaan 87, waardoor het multiplexeerorgaan 67 de adreslijn AB verbindt met de buffer 68, en door het aanduiden van het veranderde adres van de adreslijn AB voor het overdragen van de veranderde 15 gegevens vanaf de gegevensverzamelleiding DB naar de buffer 68.

Op te merken is, dat de onderhavige uitvoeringsvorm in staat is verschillende werkingen mogelijk te maken, die met de gebruikelijke schrijfmachines niet kunnen worden bereikt. Hierna worden werkingen besproken, waarvan het nut duidelijk wordt uit 20 de bijbehorende toetsbedieningen. Zelfs de gebruikelijke toetsen, aangetroffen in gebruikelijke schrijfmachines, kunnen bijzondere werkingen uitvoeren bij toepassing in samenhang met bepaalde toetsen, die tot de onderhavige uitvoeringsvorm behoren. Hierna worden eerst de werkingen en de bedieningsprocedure van de toet-25 sen uiteengezet, waarna de regeling met betrekking tot bepaalde toetsen voor bijzondere werkingen wordt uiteengezet. Op deze wijze wordt de onderhavige uitvoeringsvorm van de elektronische schrijfmachine verder verduidelijkt.

Fig.20 toont in vooraanzicht het regelpaneel van de onder-30 havige uitvoeringsvorm van de elektronische schrijfmachine, waar bij een PITCH-toets het aantal tekens per 2,5 cm aanduidt, zoals hiervoor uiteengezet. Bij het drijven van deze PITCH-toets wordt de weergeving in een weergeefeenheid L1, b.v. bestaande uit lichtgevende dioden, cyclisch verschoven in de orde van 10, 12, 15 en 35 PS, waarbij PS staat voor evenredige afstanden met een verander- / 0 ΰ 1 ο ο £ j, 1* -29- lijk aantal tekens per 2,5 en overeenkomstig de bedrukte tekens. Zen LICE SPACE-tcets kiest de maat van de lijnspatie, waarbij 1 cm als de eenheidsmaat wordt genomen. Gp soortgelijke wijze worden de lampen in de weergeefeenheid L2 een voor een cyclisch verlicht 5 bij het drijven van deze LUIE SPACE-toets. Sen K3 SELECT-toets wordt gebruikt voor het kiezen van een teken in een toets, die drie tekens vertegenwoordigt, b.v. de toets Kill. 3ij de onderhavige uitvoeringsvorm geeft de lamp I in de weergeefeenheid L3 de tekens "iT" en " §" aan, die verder kunnen worden gekozen door 10 de schuiftoets, waarbij de lamp II het teken. " | " aangeeft. Elk der lampen I en II wordt verlicht door het drijven van de.KB SELECT-toets. .

Een RM CONTROL-toets bij het bovenste rechter einde kiest een van de drie werkingen JUST, AUTO en OFF bij het rechter rand-15 gebied, zoals aangeduid door de lampen van de weergeefeenheid LU. .

De lamp JUST duidt de werking aan van het rechts op maat zetten, waarbij de rechter einden van de lijnen in lijn worden geplaatst, waarbij een lamp AUTO de werking aanduidt van het automatisch lijntoevoeren. Een lamp OFF duidt geen bepaalde opgedragen werking 20 aan. Een OP CONTROL-toets worde gebruikt voor het bepalen van de drukwerking van de elektronische schrijfmachine, waarbij de lampen C, W, L en STORE cyclisch op de voornoemde wijze worden verlicht. C. W en L duiden resp. het bedrukken aan door een teken, door een woord of door een lijn, en STORE betekent het opslaan 25 in een inwendig geheugen, waarin het lijnbedrukken L wordt ge bruikt .

Een toets SSW1 aan de linkerzijde hangt samen met de decimale tabulatorverking voor getallen. Hij kiest het afdrukken van getallen in 3-cijfertekengroepen, gescheiden door een spatie 30 bij plaatsing bij SP of het afdrukken van getallen in 3-ci jfer tekengroepen, gescheiden door een komma bij plaatsing bij of het afdrukken van getallen zonder een dergelijke groepering bij plaatsing bij XX. Een toets SSW2 kiest de soort druk, zoals vette.letter-druk of onderstreepte druk. XX betekent het met .

35 vette letters drukken met een doorlopende onderlijning, X X voor .87 0 0 1 33 *' i -30- het met vette letters drukken met een onderlijning voor elk woord, XXX voor het met vette letters drukken, voor het ge- · bruikelijke drukken met een doorlopende onderlijning, \ voor het gebruikelijke drukken met een onderlijning voor elk woord, 5 en ,\XX,voor het gebruikelijke drukken. Ook sijn een DECTAB-toets aangebracht voor het opdragen van de decimale tabulatorwerking, een LAYOUT-toets met een lamp voor het opdragen van de kolomop-maakschetswerking, een INDENT-toets met een lamp voor het opdragen van een automatische inspringwerking, een FORMAT-toets met 10 een lamp voor het geven van opdrachten over het formaat van de bladzijden, een MAR REL-toets voor het vrijlaten van de linker-en rechter-randgebieden, een NONPRT-toets voor het nazien van het zingeheugen, een REPEAT-toets voor het herhaald drukken of invoeren van een teken, ^— - en —> -toetsen voor het op de 15 weergeving bewegen van de loper. Aan de rechterzijde zijn tevens een BACK SPACE-toets verschaft voor het- naar linksverschuiven van de drukstand, een X-toets voor het uitwissen van een teken, een INDEX-toets voor de lijntoevoer van het drukvel, een REV INDEX-toets voor omgekeerde lijntoevoer van het drukvel, een 20 CODE-toets met een lamp voor bijzondere opdrachten in samenhang met andere toetsen, een CENT-toets met een lamp voor het centreren van het drukken, een *-toets voor het onderbreken van het drukken, een LM-toets voor het instellen van de linker margestand, een RM-toets voor het instellen van de rechter margestand, een 25 SET-toets voor het instellen van de tabulatorstilstandplaatsen, een. CLR-toets voor het vrijmaken van de tabulatorstilstandplaatsen en een RELOC-toets voor het naar de laatste gedrukte stand verplaatsen van de wagen. Verder zijn aan de linkerzijde een SHIFT-toets aangebracht voor het invoeren van bovenste letterkasttekens 30 of voor bepaalde bijzondere werkingen in samenhang met andere toetsen, een LOCK-toets voor het grendelen van de SHIFT-toets, en een BACK TRACE-toets voor het corrigeren van druk, dat de voorgaande lijnen omvat.

Omgeven door een onderbroken lijn zijn de tekentoetsen CK, 35 die een SPACE-toets bevatten voor het naar rechts verschuiven van ft ”-l ft ft a „-Λ -V 1 W 2 χ) i Ji -31- le wagen voor het naken van een spatie, en een RETURN-toets voor net naar de linker eindstand terugbrengen van de wagen en het lijn-·, toevoeren van het gedrukte vel.

rig.21 toont de inwendige constructie van.de in fig.c weer-5 " gegeven vlaggengroep 50, waarin de volgende vlaggen zijn voorzien.

Een vlag E32 wordt ingesteld wanneer de KB SELECT-toets wordt ingesteld op de werking II, teneinde het de toets Z III degelijk te naken "1" te drukken, en wordt teruggesteld wanneer de K3 SELECT-toets wordt ingesteld in de werking I. Een IIILEIJT-10 vlag wordt ingesteld hij het begin van de automatische inspring- werking, waarbij de wagen altijd wordt teruggevoerd naar een txj-delijke linker margestilstandplaats, en wordt teruggesteld wanneer de automatische inspringwerking wordt opgeheven. Een STR-vlag wordt ingesteld wanneer de OP CONTRQL-toets de STORE-werking kiest, 15 en wordt teruggesteld bij het kiezen van een andere werking. Een vlag TR wordt ingesteld bij de ingang van een titel, gevolgd door het drijven van deRETURN-toets ten behoeve van de vergelijking met een tekenrij, en wordt teruggesteld wanneer deze vergelijking wordt opgeheven. Een vlag IIP wordt ingesteld wanneer de NONPRT-20 toets wordt gedreven, en wordt teruggesteld wanneer de vergelij king met de tekenrij wordt opgeheven. Een vlag SC, die de invoer aangeeft van een tekenrij voor onderzoek, wordt ingesteld bij de invoer van de tekenrij voor vergelijking, en wordt teruggesteld wanneer de vergelijking met de tekenrij wordt opgeheven. Een vlag 25 CMV wordt ingesteld wanneer een van vier centreerwerkingen is vast

gesteld, en wordt teruggesteld wanneer de centreerwerking wordt opgeheven. Een vlag TCNT. wordt ingesteld wanneer een centreerwerking tussen de tabulatorstilstandplaatsen wordt opgedragen. Een vlag MCNT wordt ingesteld wanneer een centreerwerking tussen de 30 margestilstandplaatsen wordt opgedragen. Ook wordt een vlag PCUT

ingesteld wanneer een centreerwerking tussen aangeduide plaatsen wordt opgedragen, en wordt een vlag WCNT ingesteld wanneer een centreerwerking tussen woorden wordt opgedragen.

Fig.22 toont de inwendige constructie van de in de fig.6-1 35 sn 6-2 weergegeven registergroep 51· Een register LEPT duidt de Λ Λ "v *·* V j y V i J } 4' ï: -32- laatste plaats aan van de tekens, opgeslagen in de lijnbuffer 52. Een register PRTEPT duidt het drukeindpunt aan in de tekens, opgeslagen in de lijnbuffer 52. Een register CRGPT duidt de plaats aan van de wagen vanaf de linker margestilstandplaats op het druk-5 vel en vertegenwoordigt dus de verplaatsingsafstand van de wagen vanaf deze plaats. Een register DCRGPT slaat de door de wagen uit te voeren mate van verplaatsing op in de woordeenheid — of lijn-eenheiddrukwerking, waarbij de wagen direct na de invoer van toetssignalen niet wordt verplaatst. Een register PITCH slaat de 10 voor de PITCH-toets gekozen druksteekafstandinformatie op, zodat de MPU U1+ de druksteekafstand kan lezen uit het register FITCH.

Een register LNSP slaat de mate van lijntoevoer op of de gekozen toestand van de LINE SPACE-toets. De registers RMC en OPCNT slaan resp. de toestanden op van de RM CONTRCL-toets en de OP C0NTR0L-15 toets. De registers LM en RM slaan de linker en rechter margestil- standplaatsén op in dezelfde eenheid als in het register CRGPT.

De registers SSW1 en SSW2 slaan de toestand op van de toetsen SSW1 en SSW2 op het regelpaneel. Een register DLM wordt gebruikt voor het omleggen van de linker margestilstandplaats in het geval 20 van de automatische inspringwerking.

Ook slaan de registers TAB1 - TABn resp. de tabulatorstil-standplaatsen op in dezelfde eenheid als in het register LM, enz. Een register WORK wordt gebruikt voor het tijdelijk opslaan of omleggen van de informatie tijdens andere regelbewerkingen. Een 25 register CPT wordt gebruikt bij het corrigeren, enz., en geeft een punt aan in de lijnbuffer 52, dat overeenkomt met de wagen-stand. Dit register slaat de gegevens, op van gedrukte tekens en de bijbehorende drüksteekafstand, enz., en levert wanneer een correctie nodig is deze gegevens aan de MPU hk van de oudere gegevens 30 naar de nieuwere gegevens op dezelfde wijze als in een stapel met als eerste in ook als eerste uit voor het omgekeerd reproduceren van de verplaatsing van de wagen en de voortbeweging van het drukvel waardoor de wagen dus de laatste tekenstand van de voorafgedrukte lijn kan bereiken.

35 Ook slaat een register LC het aantal op het drukvel voort- 8“? Λ Λ -?>. =* / υ υ i f. r -33- bevegen lijnen op.

Fig.23 toont de inwendige constructie ran de -in de fig. c-' en c-2 weergegeven lijnbuffer 52',·, voorzien van geheugen-eenheden 0 - n. In elke geheugeneenheid slaan de adressen I, ΣΙ 5 en III resp. ,het teken, de druksteekafstand en'het type van de druk op, gebruikt voor het corrigeren en andere doeleinden. De in het adres I ongeslagen gegevens-.zijn de tekentoetsinformatie,, geleverd door de in fig. 6 weergegeven toetsenbordregeleenheid 2h. Cok vertegenwoordigen de in het adres III opgeslagen gegevens de 13 soort druk, Overeenkomende met de toestand van de in fig.20 weer gegeven 3chuifschakelaar SSW2 cf de inhoud van hèt register SSW2 in de registergroep 51. Ook vertegenwoordigen de in het adres III opgeslagen gegevens de druksteekafstand, overeenkomende met de toestand van de PITCH-toets of de inhoud van het PITCH-register.

15 De capaciteit van de lijnbuffer 52 is zodanig gekozen, dat hij een aantal tekens kan opslaan van meer dan het maximale aantal tekens in een lijn, b.v. 300 tekens over 2 lijnen. Door het drijven van de BACKSPACE-toets kan dus de wagen worden teruggebracht vanaf de linker eindstand naar de laatste drukstand van de voor-23 gaande lijn. Anders gezegd kan deze laatste drukstand van de voor gaande lijn worden berekend aan de hand van de vagenverplaatsings-opdracht, de afstand van de wagenverplaatsing en dé mate van lijntoevoer, alle opgeslagen in de lijnbuffer 52. Zelfs wanneer de voorgaande lijn is gedrukt met een blanke spatie aan het linker-25 einde van de lijn, slaat een geheugengebied van de lijnbuffer 52 voorafgaande aan het eerste teken in de lijn, een code' op, overeenkomende met een spatie in het adres I, een druksteekafstand in het adres II en een code voor het niet drukken in het adres III als de drukwerking, zodat de verplaatsing van de wagen naar de 30 uiteindelijke drukstand van de voorgaande lijn mogelijk wordt ge maakt door het decoderen van de zodoende opgeslagen gegevens door de MPU kh in een tegengestelde volgorde aan die van de gegevensinvoer.

In het stelsel, zoals hiervoor uiteengezet, wordt het re- 35 gelprogramma gestart bij het begin van energietoevoer aan de elek- 87 ή ."i i v’ / V '-J i J 3 i >ί -34- tronische schrijfmachine. Direct na het begin van de energietoevoer, worden de in fig.6 weergegeven regeleenheden 24, lo, 48, 49, enz. gestart. Vervolgens worden de registergroep 51, de lijnbuffer 52 en de vlaggengroep 50 vrijgemaakt. Voor het herstellen van de 5 toestand voor de onderbreking, worden vervolgens de gegevens van de gehele registergroep 51, opgeslagen in een in fig.6 weergegeven niet-vluchtig geheugen 57» teruggeroepen naar de registergroep 51. Tezelfdertijd worden overeenkomstig de toestanden van de verschillende registers de lampen voor de PITCH-, LINE SPACE-, RM 10 CONTROL- en OP CONTROL-toetsen geregeld en wordt de wagenaanwijs- lamp verlicht. Op soortgelijke wijze wordt de lamp van de KB SELECT toets geregeld door de gegevens van de KB2, opgeslagen in het secundaire geheugen 57·

Op deze wijze is het mogelijk de toestand direct voorafgaan-15 de aan de onderbreking, te herstellen zelfs wanneer ,de energietoe voer wordt uitgeschakeld of onderbroken door een lijnstoring. In aanspreking op het drijven van een toets, wordt dan een toetsdis-criminatieprogramma gestart voor het van de regeltoetsen onderscheiden van de tekentoetsen. Deze discriminatie wordt bereikt 20 door de waarde van de toetssignalen. De tekentoetsen worden door lopend verdeeld op de in de fig.18-1 en 18-2 weergegeven toets-matrix 88, en de regeltoetsen worden op soortgelijke wijze doorlopend verdeeld, zodat een grenswaarde tussen de groep tekentoetsen en de groep regeltoetsen het gevolg is. Dientengevolge is het 25 mogelijk gemaakt een toets te discrimineren door het vergelijken van het bijbehorende toetssignaal met de grenswaarde. In het geval dat een tekentoets wordt geïdentificeerd, wordt een bewerking uitgevoerd op de lijnbuffer 52. Zoals weergegeven in fig.20 worden de SPACE- en RETURN-toetsen geacht tot de tekentoetsen te behoren^. 30 Wanneer daarentegen een regeltoets wordt aangetroffen, wordt, deze regeltoets verder geïdentificeerd en wordt een bijbehorend regel-programma uitgevoerd.

De fig.24 en 25 tonen de grondregelprogramma's van de lijn-bufferbewerking. In het in fig.24 weergegeven programma worden in 35 aanspreking op de invoer van het teken, de druksteekafstand en de

Q. ƒ ij \j i O

Λ. j.

-35- irukwerkir.g vanaf een tekentoets naar de lijnbuffer. 52, ie registers LEFT en DCRGFT stapsgewijs vermeerderd. Dan. wordt het programma vertakt overeenkomstig de inhoud van het in fig.22 weergegeven register OPCC’IT. In het geval dat het register OFCONT C aanduidt 5 of een tekeneenheid drukken, wordt onmiddellijk een drukprogramma BFFHT gestart met een daaruit voortvloeiende weergeving op de veergeefeenheid 9. In het geval van de '«f-werking (woordeenheid-drukken} cf L-werking (lijneenheiddrukken)., wordt de ingevoerde . toets geïdentificeerd of het de SPACE- of RETURN-toets is, en 10 wordt, indien dit niet het geval is, de daaruit voortvloeiende .

weergeving alleen gegeven zonder drukken. In de woordeenheiadruk-werking, wordt het drukken gestart bij. het drijven van de RETURN- . of SPACE-toets, waarbij in de lijneenheiddrukwerkirig het drukken wordt gestart bij het drijven van de RETURN-toets. Op deze wijze 15 wordt de tekeneenheiddruk, de voordeenheiddruk en de weergeving

Of lijneenheiddruk en de weergeving bereikt.

In het geval dat een nieuw teken wórdt ingevoerd nadat de lijnbuffer is gevuld met het teken, de druksteekafstand en de soort druk over alle geheugengebieden 0 - n, worden de opgeslagen 10 gegevens over drie stappen naar links verschoven, en wordt de in houd van de registers LEPT en PRTEFT met een stap verminderd. Op

- * . , O

deze wijze worden de drie gegevens, opgeslagenm het 0“ gebied bij het linkereinde van het buffergeheugen 52 verwijderd, en wordt het ne rechter eindgeheugengebied geleegd voor het aanvaarden van 25 het teken, de druksteekafstand en de soort druk voor het (n+l)s teken. In aanspreking op het drijven van de SPACE- of RETURN-toets, worden de betreffende gegevens ook opeenvolgend opgeslagen in de lijnbuffer 52s zoals weergegeven in fig.23, zodat de correctie van tekens mogelijk wordt gemaakt zo lang zij zijn opgeslagen 30 in de lijnbuffer 52. Omdat de gegevens voor de. SPACE- of RETURN- toets op deze wijze worden opgeslagen als tekeninformatie samen met de bijbehorende druksteekafstandinformatie en informatie voor het niet drukken, is het mogelijk correcties uit te voeren door het terugvolgen van de druk bij elke willekeurige vorm van de 35 druk.

870 0 i O o 4 * -36-

Het drukken wordt uitgevoerd overeenkomstig het in fig.25 weergegeven drukregelprogramma BFFRT. In dit programma worden de inhouden van de registers LEPT en PRTEPT vergeleken, en wordt, indien zij onderling verschillen, een teken gedrukt, en worden de 5 registers PRTEPT en CRGPT beide met een stap vermeerderd. Dit pro gramma wordt herhaald totdat de inhouden van de registers LEPT en PRTEPT onderling gelijk worden. Op deze wijze voert dit programma BFPRT het drukken uit van niet gedrukte tekens, opgeslagen in de buffer 52. Bij het voltooien van dit programma zijn de inhouden 10 van de registers PRTPT en LEPT onderling gelijk, en zijn ook de inhouden van de registers CRGPT en DCRGPT onderling gelijk.

Vervolgens worden de handelingen besproken van het opslaan van een tekenrij of een zin, en van het weergeven en drukken van een dergelijke opgeslagen zin.

15 De toetsbedieningen voor het schrijven van een tekenrij of een zin in het geheugen worden op de in fig.26 weergegeven wijze uitgevoerd.

Eerst wordt de OP COÏÏTROL-toets gedreven voor het verlichten van de STORE-lamp. Dan wordt de MEMORY-toets gedreven voor het 20 verlichten van de MEMORY-toetslamp én het zodoende aanduiden van een toestand voor zinopslag. Dan worden titeltekens ingevoerd, die worden weergegeven op de weergeefeenheid 9, gevolgd door het drijven van de RETURN-toets, waardoor het drukken van de zodoende ingevoerde titel, het terugvoeren van de wagen en de lijntoevoer 25 van het drukvel worden uitgevoerd. Op dit punt wordt een alarm gegeven indien de ingevoerde titel reeds aanwezig is. Daarna worden de op te slanen tekens ingevoerd, en wordt de RETURN-toets gedreven voor het drukken en opslaan van deze tekens. Bij het drijven van de MEMORY-toets, wordt de titel geregistreerd in sa-30 menhang met de ingevoerde tekens, en wordt de MEMORY-toetslamp gedoofd. De X-toets werkt, indien gedreven tijdens de invoer van tekens, als een tijdelijk stilstandsignaal bij het drukken van tekens, teruggeroepen uit het geheugen.

Thans wordt de werking van de tekenopslag besproken aan de 35 hand van fig.27- 8 "7 A Π A 1’ Ύ /yy l oó f- * -37-

In fig.27 verlicht de in de fig.6-1 en 6-2 weergegeven MFU -1 ie MEMORY-toetsianp in aanspreking op het eerste drijven van ie MEMORY-toets, en controleert het register 3TR van de regis-tergroep 50 om te zien of de opslag (STR = 1) of het uitlezen 5 (3TR = 0) van tekens wordt verzocht. Deze vlag STR wordt ingesteld door het drijven van de 0? CONTROL-toets naar de STORE-werking.

In het geval van het uitleesteken gaat het programma verder naar het in fig.27 weergegeven regeiprogramma MRD. -In het geval van het opslagbeken gaat het programma verder naar de volgende KEY 10 INT-stap om te wachten op het drijven van een toets, en gaat het programma aangezien de MEMORY- of RETURN-toets in deze toestand nog niet is gedreven, verder naar de volgende-tekeninvoerstap.

In aanspreking op de toetsingangen van de titel wordt het in fig. 22 weergegeven bufferbewerkingsprogramma LBFSTR uitgevoerd voor 15 het opeenvolgend opslaan van de tekens in de lijnbuffer 52 met een gelijktijdige weergeving op de weergeefinrichting 9. Bij het voltooien- van de invoer van de titel wordt de RETURN-toets gedreven, zoals weergegeven in fig.26, en gaat het programma in fig.27 verder naar de vertakking vanaf de stap RETURN?. Ban wordt de toe-.. 20 stand van de vlag TR gecontroleerd. Omdat deze vlag is terugge steld in de uitgangstoestand, gaat het programma verder naar het drukprogramma 3FPRT voor het drukken van de titel. Dan wordt de vlag TR ingesteld, wordt de titel in de lxjnbuffér 52 omgeleid in het WORK-register, en wordt de zodoende omgeleide titel in de 25 MPU hk vergeleken met alle in het zingeheugen 5^ opgeslagen ti tels.

Indien eenzelfde titel reeds is geregistreerd in het zingeheugen 5^, wordt een geluidalarm opgewekt uit de luidspreker -2 en wordt de MEMORY-toetslamp gedoofd.

30 Indien dezelfde titel niet aanwezig is, wacht het programma op de volgende toetsinvoer tijdens de KEY INT-stap. De titel in de lijnbuffer 52 wordt gedoofd wanneer deze wordt omgeleid in het WORK-register, maar de weergeving van de titel op de weergeefeenheid 9 wordt voortgezet aangezien de titel in het WORK-register 35 wordt geleverd aan de weergeefbuffer in de weergeefregeleenheid.

8*7 f! Λ >· -1*

/ Ki \j ï o O

« i -38-

In aanspreking op het drijven van de RETURN-toets wordt ook het van de gedrukte titel voorziene drukvel over een lijn voortbewogen, en wordt de wagen teruggebracht naar de linker margestil-standplaats.

5 Op dit punt worden de wagenterugbrengopdracht, de afstand van de wagenverplaatsing vanaf de linker eindstand en de mate van lijntoevoer opgeslagen in de lijnbuffer 52 in de volgorde van toetsdrijvingen, zoals weergegeven in fig.23·

Bij de wagenvoortbeweging zonder drukken door het drijven 10 van de SPACE-toets, worden de gegevens voor de spatie, de druk- steekafstand en de informatie voor het niet drukken ook opgeslagen op de in fig.23 weergegeven wijze. Gegevens met betrekking tot het drukken worden in serie samen met de gegevens voor de titel en de tekens overgedragen naar het WORK-register en het zin-15 geheugen 5^· Bij het uit het geheugen lezen voor het weergeven of drukken, worden deze gegevens tevens geëlimineerd en wordt alleen de tekeninformatie weergegeven en/of gedrukt.

Bij de invoer van tekens voor opslag gaat het programma verder naar het programma LBFSTR, volgens welk de tekens opeen-20 volgend worden opgeslagen in de lijnbuffer 52 en opeenvolgend weergegeven op de weergeefeenheid 9· Bij het drijven van de RETURN-toets na de invoer van een tekenrij of een zin, worden, aangezien de vlag TR in deze toestand is ingesteld, de tekens in de lijnbuffer 52 opgeslagen in het zingeheugen 5U, en komt het 25 programma weer in het programma LBFSTR, en gaat het verder naar het programma BFPRT voor het drukken van de tekens.

Opeenvolgende opslag van de zin wordt bereikt door de herhaling van de voornoemde procedure. Tijdens deze handelingen wordt de inhoud van de lijnbuffer 52 niet vrijgemaakt maar ge-30 doofd vanaf het voorste einde en alleen in het geval van overloop, welke bewerking doeltreffend is in het geval van de tekencorrectie, zoals hiervoor uiteengezet.

In aanspreking op het drijven van de MEMORY-toets aan het einde van de invoer van tekens, wordt de titel geregistreerd in 35 samenhang met de zodoende ingevoerde tekens. Tezelfdertijd wordt S«"J Λ Λ A )** ;y u iso r? * -39- ie MHMC~ï-lamp gedoofd en worden de vlaggen STR en TB teruggesteld.

Vervolgens wordt verwenen naar de fig.2S-l en 28-2, die de toetsbedierirgen tonen bij het. weergeven en drukken van de uit het geheugen gebeten tekens. .

5. Eerst wordt de 0? COjTRCL-toets gedreven voor het uitscha kelen van ie STCRE-lamp. Dan wordt de MEMORY-toets gedreven, waar- ' door de MEMCRY-toetslamp wordt, verlicht on. de bedrijfsklare toestand aan- te geven voor het weergeven en drukken van uit het geheugen gelezen tekens. Het weergeven of drukken wordt door de bedie-10 naar gekozen. In het geval van het weergeven wordt de 'TCÏTPRT-toets gedreven waardoor de bijbehorende toetslamp wordt verlicht om aan te duiden, dat de weergeefwerking voor de uit het geheugen gelezen tekens is gestart.

Tijdens deze werking wordt eerst de titel ingevoerd, die 15 natuurlijk dezelfde moet zijn als de geregistreerde titel. In het geval van het weergeven van een bepaalde tekenrij in de zin, voert dan de bedienaar het drijven uit van de *-toets, invoer van de bepaalde tekenrij.en het drijven van de RETURN-toets. In het geval van het weergeven vanaf het begin van dé sin, drijft de bedienaar 20 verder slechts de RETURH-toets volgende op de invoer van de titel.

3ij het drijven van de RSTURN-toets worden b.v. 20 tekens weergegeven vanaf het begin van de zin. Ih deze toestand kan de loperstand op de weergeefeenheid 9 worden verplaatst door woordeenheden met de ^— - of->-toets, en wordt de doorhaling, de 25 invoeging enz. mogelijk gemaakt door de 3ACKBPACE- en X-toetsen.

De weergeving wordt beëindigd door het drijven van de MEMORY-toets. Ook kunnen alle weergegeven tekens worden doorgehaald door het drijven van de toets CLR, wanneer deze tekens worden weergegeven op de weergeefeenheid 9* Bij het drijven van dè MEMORY- of CLR-30 toets worden de N0NPRT- en de MEMORY-toetslamp gedoofd.

Het drukken van opgeslagen tekens kan in althans drie vormen tot stand worden gebracht, d.w.z. het drukken van de gehele zin zonder titel, het drukken van de gehele zin met titel of het drukken van de twee eerste lijnen van de zin met titel. Deze drukvormen 35 worden resp. bereikt door de invoer van titel, gevolgd door cte in- 67 0 0 1

4 A

-40- voer van /0, /1 of /2, verder gevolgd door het drijven van de RETURN-toets. Ook kan de invoer van /0 in de eerste vorm worden weggelaten. Het drukken wordt gestart direct nadat de RETURN- toets is ingedrukt. Zoals hiervoor uiteengezet kan het drukken 5 ook tijdelijk worden onderbroken op een plaats van de *-toets, ingevoerd tijdens de tekeninvoer. Ook kan het drukken worden on- . . λ derbroken op een willekeurig punt door het drijven van de -toets tijdens het drukken. Na het voltooien van het drukken van een zin, behorende bij een titel, kan dit drukken worden herhaald door het 10 eenvoudig drijven van de RETURN-toets. Door het drijven van /2 zonder titel in de derde vorm, worden tevens alle geregistreerde titels gedrukt, resp. vergezeld van twee zinlijnen. De huidige werking kan worden bepaald door het drijven van de MEMORY-toets, waarna de MEMORY-toetslamp wordt uitgeschakeld voor het aangeven 15 van het einde van deze werking. Hierna worden de inwendige werkin gen besproken, overeenkomende met de voornoemde toetsbedieningen.

Zoals hiervoor uiteengezet, wordt het programma MRD gestart in het geval van de vlag STR = 0 in fig.2J. Het programma MRD begint vanaf een wachtstap KY INT voor het drijven van een toets, 20 waarna het ingevoerde toetssignaal wordt geïdentificeerd.

Zoals weergegeven in de fig.28-1 en 28-2 bepaalt de bedienaar of het zinuitlezen wordt gedaan op de weergeefeenheid 9 of door de drukeenheid 43.

Door het drijven van de NONPRT-toets, gevolgd door de in-25 voer van de titel, wordt de in het zingeheugen opgeslagen zin weer gegeven op de weergeefeenheid 9·

Ook verschaft de invoer van de titel zonder het drijven van de NONPRT-toets het drukken van de zin op het drukvel in de drukeenheid 43. Op deze wijze kan opgeslagen zin worden gereproduceerd 30 om mogelijk te maken dat de bedienaar kan bepalen of deze opgesla gen zin kan worden gebruikt voor het maken van een nieuwe zin.

Ook kan op de weergeefeenheid 9 gemakkelijk een correctie worden aangebracht.

Het-uitlezen van de zin door drukken is nuttig voor het aan-35 brengen van correcties, enz., waarbij het uitlezen door het weer-

Bern Λ, Λ λ? f'-ƒ Jj ft i ' * ƒ v V I U

i > .

-41- geven. het soes voor de bedienaar moeilijk maakt de gehele sin te begrijpen ais gevolg van de beperking in de capaciteit van de veergeefeenheid.

In het geval van het uitlezen door de weergeefeenheid 9 5 wordt de NONPRT-toets gedreven voor het instellen van de vlag IIP.

lan wordt de titel, b.v. HO 3 of HEW YEAR’S CARD of de terug te roepen zih vanaf het toetsenbord 10 ingevoerd.

Bij de invoer van de titel, gaat het programma verder naar het voornoemde bewegingsprogramma LBFSTR van de lijnbuffer voor 10 het opslaan van de ingevoerde titel in de lijnbuffer 52 en het weergeven van deze titel op de weergeefeenheid 9·

Dan bevestigt de bedienaar de weergegeven titel, en drijft de RETURN-toets.

Het programma controleert de toestand van de vlag TR, die 15 is teruggesteld in de uitgangstoestand, en stelt deze vlag TR in.

Dan wordt de in de lijnbuffer 52 opgeslagen titel omgelegd in het WQRK-register voor het voortzetten van de weergeving, en. wordt de lijnbuffer 52 vrijgemaakt. Omdat de vlag IIP reeds is in-* ' gesteld door het drijven van de RETURN-tcets, geeft de weergeef- 23 eenheid 9 de zin weer, die overeenkomt met deze titel, door het vergelijken van de in het. WCRK-geheugen opgeslagen titel met de titels in het zingeheugen 5^ in de MPU 44. Deze weergeving op de weergeefeenheid 9, b.v. voorzien van een capaciteit van 20 tekens, maakt het mogelijk ongeveer te bevestigen of de opgeslagen 25 zin bruikbaar is voor het doel van de bedienaar. Ook kan de totale zin, overeenkomende met de titel, weergegeven op de weergeefeenheid 9, worden uitgewist door het drijven van de -CLR-toets. Bij deze werking gaat het programma verder in een stap CLR? naar de vertakking JA, dan in een stap TR = 1? naar de vertakking JA om-30 dat de vlag TR reeds is ingesteld door het drijven van de RETURN-' toets, en worden de titel en de bijbehorende zin alle uit het zingeheugen 54 vrijgemaakt.

Tijdens het weergeven van de titel of de zin op de weergeefeenheid 9 is het ook mogelijk de woorden in de weergeving door 35 te halen of te corrigeren door middel van de — - of—>-toets.

£ 7 η Λ V 1 T

+ i -42-

Na de invoer en weergeving van de titel, is het verder mcgelijk het weergeven van de zin tot stand te brengen vanaf het begin daarvan of vanaf een tussenplaats daarvan.

. . . 35

In dit geval drijft de bedienaar de -toets, en controleert 5 het programma de toestand van de vlag TR. Aangezien TR = 0 in deze toestand omdat de RETURN-toets niet is gedreven, stelt het programma de vlag TR in, dan tevens de vlag SC, legt het de weergegeven titel om naar het WORK-register en maakt het de lijnbuffer 52 vrij. De weergeving van de titel wordt echter voortgezet 10 door het signaal van het WORK-register, Dan worden de tekens voor het onderzoeken vanaf een tussenstand van de zin ingevoerd en opgeslagen in de lijnbuffer 52 overeenkomstig het genoemde programma LBFSTR met het gelijktijdig weergeven op de weergeefeenheid 9 in plaats van de titel. Bij het drijven van de RETURN-toets, contro-15 leert het programma de toestand van de vlag TR, die reeds is inge steld door de *-toets, gaat dan verder in een stap SC = 1? naar de JA-vertakking wanneer de vlag SC eveneens is ingesteld en legt het teken om voor onderzoek in het WORK-register voor het voortzetten van de weergeving. Aangezien de vlag NP is ingesteld door de 20 NONPRT-toets, gaat het programma verder naar de JA-vertakking voor het weergeven van de zin vanuit een tussenstand op de weergeefeenheid 9·

In het geval dat de tekens NIEUW voor onderzoek worden opgeslagen in het WORK-register, onderzoekt meer in het bijzonder 25 de MPU 44 dezelfde tekens vanaf het begin van de zin, opgeslagen in het zingeheugen 54, en geeft hij de zin weer onder het volgen van dezelfde tekens. Op deze wijze is het mogelijk gemaakt snel het gewenste deel van de zin te vinden. In het geval dat een ander deel van de zin, beginnende vanaf dezelfde tekens NIEUW wense-30 lijk is, wordt de -toets weer gedreven, waardoor het programma door de stappen TR = 1? en SC = 1? gaat, dan de toestand controleert van de vlag NP, die in deze toestand is ingesteld, en een ander deel weergeeft van de zin, eveneens beginnende van de tekens NIEUW. De voornoemde procedure kan ook worden bereikt met 35 de drukeenheid 43, in welk geval de titel wordt ingevoerd zonder 81 n a fi % i r -43-

A

het'drijven van de NCNFRT-toets, en de -toets wordt gedreven.

Cp dezelfde wijze als hiervoor uiteengezet, stelt het programma dus de vlaggen TRen SC in, en legt hij de titel in de buffer 52 om in het WCRK-register voor het op de weergeefeenheid 5 9 handhaven van de weergeving van de titel. 3ij invoer van de tekens voor het onderzoek, wordt dan de weergeving van de titel vervangen door deze tekens, die bij het drijven van de RETUPN-toets worden omgeiegd in het WORK-register en weergegeven omdat TR - 1 en SC =1 in deze toestand. Omdat de NONPRT-toets niet 10 wordt gedreven in deze toestand, gaat het programma verder in de stap NP= 1? naar de NEER-vertakking voor het tot stand brengen van het door de drukeenheid drukken van een deel van de zin, beginnende vanaf de tekens voor onderzoek. Tijdens dit drukken'worden de tekens voor onderzoek gehandhaafd op de weergeefeenheid 9» zodat * * > dc 15 het drukken onmiddellijk kan werden onderbroken door de -toets in het geval dat een fout wordt aangetroffen in de tekens. Ook heeft de bedienaar in het geval van het slechts terugroepen van de opgeslagen zin door de drukeenheid 43 de vrijheid een van de drie voornoemde drukvormen te kiezen.

20 In de eerste drukvorm, waarbij de gehele zin zonder de ti tel wordt gedrukt, worden de toetsen /, 0 en RETURN opeenvolgend gedreven na de invoer van de titel. Het programma gaat dus verder in ie stap TR = 1? naar de NEEN-vertakking omdat de vlag' TR in het begin niet is ingesteld, stelt dan de vlag TR in en legt de 25 titel om in het WORK-register. Dan gaat het programma verder in 'de stap NP = 1 ? naar de NEEN-vertakking aangezien de vlag NP in dit geval niet is ingesteld, en identificeert de MPU 44 de gegevens /0, waarbij hij het drukken uitvoert door het leveren van de gehele zin en de samenhangende drukgegevens vanaf het zingeheu-30 gen 54 aan de lijnbuffer 52. In deze toestand kan het formaat bij de zinregistratie nauwkeurig worden gereproduceerd omdat alle gegevens, zoals de spatie, de wagenterugvoer, de drukstèekafstand, de vellijntoevoer, enz., zijn opgeslagen in het zingeheugen tezamen met de tekeninformatie.

35 Op deze wijze kan de geregistreerde zin direct worden ge- R 7 5 Λ 1 * 3 v 1 V ’n i *} * Λ -44- truikt voor het maken van een nieuwe zin.

Ook wordt de weergeving van de titel op de weergeefeenheid 9 gehandhaafd tijdens dit drukken zonder titel, zodat het drukken

A

kan worden onderbroken door de -toets m het geval dat in de ti-5 tel of in de toetsingangen een fout wordt ontdekt, waardoor het dus mogelijk is verlies van tijd en van drukvel te voorkomen.

Ook kan een willekeurig aantal kopieën worden gemaakt door het herhalen van het drijven van de RETURN-toets.

In de tweede of derde drukvorm identificeert de MPU 41 ver-10 der de gegevens /2 of /3, ingevoerd na de titelinvoer, en brengt

hij het drukken tot stand van de gehele zin met titel of van twee lijnen van de zin met titel. De weergeving van de titel wordt ook in deze drukvormen gehandhaafd. Verder wordt in de eerste of tweede drukvorm het drukken automatisch onderbroken op een punt, waar A

15 de -toets wordt gedreven tijdens het registreren van de zin,

De hiervoor beschreven werking wordt beëindigd door het drijven van de MEMORY-toets, waardoor de MEMORY- en NONPRT-iampen worden uitgeschakeld. Indien de titelinvoer in de derde drukvorm wordt weggelaten, identificeert de MPU hk tevens de afwezigheid 20 van de titel bij de vertakking van de titel in het WORK-register door het drijven van de RETURN-toets, en brengt het drukken tot stand van alle titels, opgeslagen in het zingeheugen 54, en twee zinlijnen, resp. behorende bij deze titels, waardoor dus een snel nazien mogelijk is van de geregistreerde informatie. Het aantal 25 te drukken lijnen kan willekeurig worden gekozen door een cijfer- toets, bediend volgende op de /-toets. Hierna worden het registreren en het uitlezen van bladzijdeformaten besproken. In het geval dat de invoerpunten op het drukvel P van lijn tot lijn verschillen, zoals weergegeven in fig.30, is het voordelig indien deze invoer-30 punten EP1 - EP 11 alle kunnen worden geregistreerd en de wagen automatisch naar deze invoerpunten kan worden gebracht bij het drukken en de lijntoevoer. Teneinde te voldoen aan deze eisen is de onderhavige uitvoeringsvorm verder voorzien van de werkingen van het registreren en uitlezen van de bladzijdeformaten.

35 De registratie van het bladzijdeformaat wordt tot stand ge- 81 Λ $ -λ «r / V V j ϋ u * * -45- cracht overeenkomstig het in fig.31 weergegeven programma, waarbij de C? Cih'TRGL-tcets eerst wordt gedreven, voor het verlichten van de 3TGRS-iamp. Dan wordt de FORMAT-toets gedreven voor het tot stand brengen van de werking van het registreren van het bladzijde-5 formaat, waarna de FQRMAT-toetslamp wordt ingesckak'eld voer het aangeven van deze werking. Dan wordt de titel voor het bladzijde-formaat ingevoerd, die moet beginnen vanaf een teken teneinde deze titel te onderscheiden van die voor het registreren van de tabulatorstilstandplaatsen, zoals hierna wordt uiteengezet. De 10 titelinvoer wordt beëindigd door het drijven van de RETURJi-toets.

Daarna wordt de titel gedrukt en wordt het drukvel mèt een lijn-voortbewegen om aan te geven, dat de ingevoerde titel is aanvaard. Indien echter de ingevoerde titel reeds aanwezig is, wordt een alarm gegeven op dezelfde wijze als hiervoor uiteengezet, en wordt 15 de ingevoerde titel niet aanvaard. De bedienaar verplaatst de wa gen naar het invoerpunt in de eerste lijn door middel van de SPACE-toets, enz., en drijft de *-toets voor het aanduiden van het invoerpunt. 3ij het voltooien van de registratie van de invoerpun-ten in de eerste lijn, wordt de RETURN-toets gedreven voor het 20 opdragen van het opslaan van alle invoerpunten in de eerste lijn, welke procedure wordt herhaald voor de 2 tot de n lijnen (n -6 in het in fig.30 weergegeven voorbeeld). 3ij het voltooien van het opslaan van het bladzijdeformaat wordt de FORMAT-toens gedreven voor het beëindigen van het registreren, waardoor de F0RMAT-25 toetslamp wordt uitgeschakeld om aan te geven dat de invoeropne- aing is beëindigd. Bij het weergegeven voorbeeld bevindt zich een blanco lijn tussen de invoerpunten EP10 en ΞΡ11, welke blanco lijn kan worden verkregen door het drijven van de RETURN-toets zonder i * de -toets nadat de RETURU-toets is gedreven volgende op het re-30 gistreren van EP10. Fig.32 toont thans de procedure voor het uit lezen van het zodoende geregistreerde bladzijdeformaat. Bij deze procedure wordt de OP CONTRGL-toets eerst gedreven voor het uitschakelen van de STORE-lamp. Vervolgens wordt de FORMAT-toets gedreven, waardoor de FORMAT-toetslamp wordt ingeschakeld op de-35 zelfde wijze als bij het registreren van het bladzijdeformaat.

8*7 fI Λ .1 ~ rr

i l* V i D -J

ψ Λ -46-

Dan wordt de titel ingevoerd, en de invoer voltooid door het drijven van de RETURN-toets. Op dit punt wordt het geregistreerde bladzij de formaat teruggeroepen, zodat de wagen wordt verschoven naar tet volgende invoerpunt bij elk drijven van de *-toets. Een docu-5 ment met de in fig.30 weergegeven vorm, kan dus worden gemaakt door het invoeren van tekens volgende op het drijven van de *--toets. Deze werking wordt beëindigd door het drijven van de FORMAT-toets, waardoor de FORMAT-toêtslaap wordt uitgeschakeld.

Thans worden het registreren en uitlezen van de tacuiator-10 stilstandplaatsen verduidelijkt. De tabulatorstilstandplaatsen, b.v. ingesteld op £P6, 9 en EP7, 10 in het in fig.30 weergegeven formaat, worden opgeheven wanneer de tabulatorstilstandplaatsen voor een andere lijn worden ingesteld. In het geval dat het wenselijk is. de tabulatorstilstandplaatsen te behouden, is dus de 15 werking van het registreren van deze stilstandplaatsen en het la ter terugroepen daarvan zeer nuttig. Fig.33 toont de procedure voor het registreren van de tabulatorstilstandplaatsen, waarbij de OP CONTROL-toets wordt ingesteld op de STORE-werking, waarna de FORMAT-toets wordt gedreven en een bepaalde titel wordt inge-20 voerd, die moet beginnen vanaf een cijfer. Indien dezelfde titel reeds aanwezig is, wordt een alarm gegeven op dezelfde wijze als hiervoor uiteengezet, en wordt de ingevoerde titel niet aanvaard. Bij het drijven van de RETURN-toets na de invoer van de titel, worden de gegevens voor de tabulatorstilstandplaatsen, die reeds 25 zijn opgeslagen in de registers TAB1 - TABn door de SPACE- of SET-toets geregistreerd in het zingeheugen 54. Fig.34 toont de procedure voor het terugroepen van deze stilstandplaatsen, waarbij opeenvolgend het instellen van de OP CONTROL-toets in de STORE-werking, het drijven van de FORMAT-toets, de invoer van 30 de titel voor de geregistreerde tabulatorstilstandplaatsen, het drijven van de RETURN-toets en de *-toets, worden uitgevoerd, waarna de wagen automatisch wordt verschoven naar de eerste van de geregistreerde tabulatorstilstandplaatsen.

De werking van de hiervoor uiteengezette toetsbedieningen 35 worden thans verduidelijkt.

8 j 2 ? ~ ? j n *4 T- > -47-

Bij het waarnemen van het drijven van de FORMAT-toets deer ie M?u 44, gaat het programma verder naar het in fig.35 weergegeven FCRMAT-programma. Ket programma maakt eerst een iijntelier LC vrij voor het teilen van het aantal lijnen op het drukvei, contrc-5 leert dan de vlag STR en voert, indien deze vlag is ingesteld door ie STORE-werking van de 0? CQNTRCL-toets, het registreren uit van het bladzijdeformaat of de tabulatorstiistandplaatsen. In het géval dat de vlag STR niet is ingesteld, wordt het uitlezen van het bladzijdeformaat of de tabulatorstiistandplaatsen uitgevoerd over-10 eehkomstig het in fig.36 weergegeven programma. Bij het in de fig.35-1 en 35-2 weergegeven programma voert dit, indien de vlag STR is ingesteld, een wachtstap KEY IRT voor het invoeren van een toets uit. ·

In aanspreking op de invoer van de titel wordt het regel-15 programma L3FSTR van de lijnbuffer gestart voor het opslaan van de titel in de lijnbuffer 52 en het weergeven daarvan op de weer-geefeenheid 9·

Dan wordt de RETURÜ-toets gedreven teneinde de beëindiging aan te geven van de titelinvoer. Omdat de vlag TH in deze toestand 20 niet is ingesteld, wordt het drukregelprogramma BFPRT uitgevoerd voor het drukken van de titel, voor het terugbrengen van de wagen naar de linker margestilstandplaats, het met een lijn voortbewegen van het drukvei en het instellen van de vlag TR. Dan controleert het programma de inhoud van het eerste cijferteken van de 25 lijnbuffer 52 en gaat, indien dit een getal is, verder naar de JA- vertakking voor het in de lijnbuffer 52 opslaan van de titel, beginnende met een getal, en de gegevens van de tabulatorstilstand-plaatsen, opgeslagen in de registers TAB1 - TABn in het zingeheu-gen 5^· 30 In het geval dat deze titel begint met een teken, dat de registratie aangeeft van een bladzijdeformaat, wordt de titel in de lijnbuffer 52 omgelegd in het WORK-register voor het voortzetten van de weergeving. Dan wordt de wagen verplaatst naar een . . j mvoerpunt door middel van de SPACE-toets, enz., en wordt de -35 toets gedreven voor het omleggen van de inhoud van het register

'S i s) i J

1 ü -48- CRGPT, hetgeen de wagenafstand aangeeft ranaf het linker vergelijkingspunt, in het WORK-register. In het geval dat er een aantal invoerpunten is, zoals weergegeven in fig.30, wordt de inhoud van het register CRGPT in opeenvolging opgeslagen in het WORK-regis- 5 ter door het herhalen van het drijven van de SPACE-toets en de Λ . . .

-toets. 3ij het voltooien van het registreren van de invoerpunten in een lijn, wordt de RETURN-toets gedreven. Omdat de vlag TR in deze toestand is ingesteld, gaat het programma verder naar de JA-vertakking voor het instellen van de lijnteller LC van 0 10 naar 1, en slaat het programma de inhoud daarvan op in het W0RK- register overeenkomstig de opslag van het invoerpunt.

De voornoemde procedure wordt herhaald voor het aantal lijnen in het bladzijdeformaat voor het zodoende opslaan van de in-voerpuntgegevens van elke lijn in het WORK-register. Bij het drij-15 ven van de FORMAT-toets, wordt de inhoud van het WORK-register dat de titel, het lijnaantal en de invoerpunten in elke lijn bevat, geregistreerd in het zinge’neugen 5^, en wordt de F0RMAT-lamp uitgeschakeld voor het voltooien van het registreren van het bladzijdeformaat.

20 Bij het uitlezen van het zodoende geregistreerde bladzijde- formaat, wordt de OP CONTROL-toets in een andere werking ingesteld dan de STORE-werking voor het- terugstellen van de vlag STR. In aanspreking op het drijven van de FORMAT-toets, gaat het programma in de stap STR = 1? dus verder naar de HEEN-vertakking voor het 25 uitvoeren van het in fig.36 weergegeven programma FMKD. In aan spreking op de invoer van de titel van het bladzijdeformaat of de tabulatorstilstandplaatsen wordt het programma LBFSTR uitgevoerd voor het weergeven van de titel, en gaat het programma in aanspreking op het drijven van de RETURR-toets in de stap TR = 1? 30 naar de NEEN-vertakking op de hiervoor beschreven wijze. Dan wordt het eerste cijferteken van de lijnbuffer 52 gecontroleerd, en worden indien dit een getal is, dat een titel aangeeft voor de tabulatorstilstandplaatsen, de gegevens daarvan in het zingeheugen 54, overeenkomende met de titel, overgedragen naar de registers 35 TAB1 - TABn voor het weer instellen van de tabulatorstilstand-

ü Ί fS Π A

i y xi i J - J

-49- nlaazsen. De ishouden van deze registers worden waargenomea doer ie MP’.* «*·** voor het hersteller, van de gegevens var. de vorige tabu-lazorstilstandglaatsen, waardoor dus het automatisch tabulator-ins teilen var. de vager, nogeiijk wordt gemaakt.

5 In het geval van een titel, die begint met een teken, dat een bladzijaef ornaat aangeeft, wordt het bladzijdeformaat, dat overeenkomt met deze titel in het zingeheugen' 5'α, eveneens overgedragen naar het WQRK-register en wordt de vlag TR ingesteld.

. . . . X

Daarna worden m aanspreking op het drijven van de -toets, de 10 gegevens voor de invoerpunten in het WORK-register geleverd aan de MP" 11 voor het automatisch naar het invoerpunt verplaatsen van de wagen. Bij het in fig.30 weergegeven voorbeeld, vindt dus de automatische vagenverplaatsing en de veltoevoer voor de invoer-punter. 2P1 - EPTl plaats door het 11-maal drijven var. de' -toets 15 zonder de RETüRÏI-toets aan te raken. Dit is het gevolg van het feit, dat het zingeheugen 3l de wagen-terugvoeropdrachten herinnert, evenals de mate van veltoevoer, opgedragen door de RETUM-toeos bij het registreren van het bladzijdeformaat.

Bij het uit het zingeheugen 5'a lezen, overheersen de daarin 20 opgeslagen gegevens tevens de toestand van.de steekafstand-, lijn spatie- en OP CCNTROL-toets, gekozen op het toetsenbord 10. Wanneer h.v. het bladzijdeformaat wordt teruggeroepen en de vagen £ wordt verplaatst naar een invoerpunt door de -toets, verschaft het drijven van een tekentoets de drukwerking van de tekeneenheid 25 zelfs indien de OP CONTRGL-toets is ingesteld in de W-werking voor het drukken van de woordeenheid, omdat het programma 3FPRT in L37STR in Tig.36 niet wordt uitgevoerd op de in fig.25 weergegeven wijze, maar een volgende maal wordt uitgevoerd op grond van de toestand TR = 1.

30 Cp deze wijze kan het drukken vanaf het invoerpunt met voordeel worden uitgevoerd in aanspreking op elke invoer van het teken. Tijdens de uitleeswerking van het bladzijdeformaat, wordt tevens de titel van dat bladzijdeformaat doorlopend weergegeven door het programma LBFSTR, zodat het mogelijk is een vergissing 35 te ontdekken in de keuze van het geregistreerde bladzijdeformaat.

8700133 -50-

Thans wordt verwezen naar de fig.37-39-2, die een uitvoeringsvorm tonen, die het gemakkelijk corrigeren of tussenvoegen mogelijk maakt van de gedrukte tekens.

In een drukeenheid, aangebracht aan een gebruikelijke kan-5 toorcomputer of rekenautomaat of in een met toetsen geregelde drukinrichting, zoals een elektronische schrijfmachine, kan het corrigeren of tussenvoegen van gedrukte tekens alleen worden gedaan door de verplaatsing van de wagen of het drukvel via het met het oog waarnemen of door handenarbeid met bijzondere benodigdhe-10 den op het drukvel, verwijderd uit de drukinrichting, hetgeen derhalve een uiterst lastig werk is voor zelfs een ervaren bedienaar.

De onderhavige uitvoeringsvorm, die hierna wordt uiteengezet, kan deze moeilijkheden voorkomen.

15 Fig.37 toont een voorbeeld van het drukken op een drukvel P, waarbij de tekens A, B, a, b, enz. op willekeurige plaatsen worden gedrukt onder de toetsopdrachten door middel van de verplaatsing van links naar rechts van een wagen, die b.v. een typen-sterwiel draagt.

20 Voor de lagere lettertekens a, 'c, enz., kan de druksteek- afstand worden verkleind tot b.v. 3/4.

Fig.38 toont een uitvoeringsvorm van de drukinrichting in een olokschema, voorzien van een toetsenbord KB, dat alfabet-toetsen KA - KZ omvat, evenals getaltoetsen, regeltoetsen KI -25 K5 voor het geven van verschillende opdrachten aan de wagen en een schuiftoets K6 voor het kiezen van de lagere lettertekens, verder van een centrale bewerkingseenheid CPU, van een papiertoevoer-regeling PF voor de toevoer van het drukvel P, van een aandrijf-regeleenheid HD voor een typenwiel KH, van een wagen CA, die het 30 typenwiel draagt en een verplaatsing in zijdelingse richting uit voert, en van een aandrijfregeleenheid CD voor de wagen CA. Een wagenstandteller CC voor het waarnemen van de wagens tand slaat de verplaatsingsafstand van de wagen op door het tellen van de aan-drijfimpulsen voor een stapmotor voor de wagen. Ook is een geheugen-35 of lijnbuffer LB aangebracht voor het corrigeren of invoegen van 8700163 % .* -51- ae gedrukte tekens, ën voer zien van een capaciteit veer 3CC teker.s ever 2 lijnen. In het geheugen is élk geheugengebied voer een teken verdeeld in drie adressen I, II en III, waarbij het adres I het gedrukte teken opslaat, zoals A, B, a, b, =, $, enz. in een 5 gecodeerde vorm, het adres II de druksteekafstand of de mate van wagenverplaatsing overeenkomende met de grootte van elk gedrukt teken opslaat, zelfs wanneer deze druksteekafstand dezelfde is als voor de naburige tekens, en het adres III de soort druk opslaat, zoals het drukken met een onderlijning.

10 Thans wordt aangenomen, dat de druksteekafstand gelijk is asm een gelijke steekafstandeenheid ongeacht de grootte van het gedrukte teken, dat de soort van de druk geen bijzondere druk is, zoals een onderlijnde druk, maar is beperkt tot een gebruikelijke druk van tekens, en dat de toevoersteekafstand van het drukvel P 15 is beperkt tot een gebruikelijke steekafstandeenheid 1?F. Door

het drijven van de wagenterugvoertoets K1, wordt de wagen CA naar het linker einde van het vel P verplaatst, welk vel tezelfdertijd over een lijn wordt voortbewogen. 3ij de invoer van een teken A vanaf het toetsenbord KB, draagt dan een adrèsketen de opslag op 20 van een code, die het teken A vertegenwoordigt, in het adres I

. van een eerste gebied in de lijnbuffer LB, verder een code 1PT, die de gelijke druksteekafstand vertegenwoordigt, in het adres II, en een code NMP, die een eenvoudige druk vertegenwoordigt, in het adres III.

25 Wanneer het type A naar de drukstand wordt gebracht door het draaien van het typenwiel KH, leest de CPU de inhoud van het adres I van het eerste gebied van de lijnbuffer L3 uit voor het drukken van het teken A in de eerste lijn en in de eerste kolom, zoals weergegeven in fig.37, en wordt de wagen CA over een cijfer-30 teken naar rechts verplaatst onder de regeling van de wagenaan- drijfregeleenheid HD. Bij de invoer van het volgende teken B vanaf het toetsenbord KB, wordt dan de adresketen AD een stap voortbewogen voor het opslaan van een code voor het teken B in het adres I van het tweede geheugengebied in de lijnbuffer DB, en 35 voor het opslaan van de gegevens 1PT en NMP in de adressen II en 8~* Λ Λ ,ί λ / V y ί ΰ »3 •fc if -52- III op dezelfde wijze als voor het voorgaande teken A.

De CPU ontvangt de gegevens van het adres I van het tweede geheugengebied, aangeduid door de adresketen AD, en drukt het teken 3 in de eerste lijn en tweede kolom, zoals weergegeven in 5 fig.37, via een bekende coïncidentieprocedure.

In deze toestand wordt de inhoud van de wagenstandteller CC een stap voortbewogen naar 2, hetgeen de afstand aangeeft van de wagen vanaf de linkereindstand.

In aanspreking op de invoering van de tekens C en D vanaf 10 het toetsenbord KB, slaat de adresketen AD op soortgelijke wijze de codes op voor C en D in de adressen I van de derde en vierde geheugengebieden, en de codes 1PT en KMP in de adressen II en III. De CPU drukt deze tekens C en D in de derde en vierde kolommen van de eerste lijn, zoals weergegeven in fig.37, en de wagenstand-15 teller CC slaat b op, hetgeen de afstand aangeeft van de wagen vanaf de linker eindstand. In aanspreking op het drijven van de wa-genterugvoertoets KI in het toetsenbord KB, slaat dan de adresketen AD een code RET op, die de terugkeer- of omgekeerde verplaatsing vertegenwoordigt van de wagen CA, in het adres I van het 120 vijfde geheugengebied in de lijnbuffer LB. Deze keten slaat in het adres II tevens een code i+ST op, die de vagenverplaatsing !+ vertegenwoordigt vanaf de linker eindstand, verkregen van de wagenstandteller CC, en in het adres III een code TPF, die de gebruikelijke veltoevoersteekafstand vertegenwoordigt.

25 De fig.39-1 en 39-2 tonen de toestand van gegevensopslag in de lijnbuffer. Op dit punt wordt de wagen teruggebracht naar de linker eindstand, en wordt het drukvel P naar boven voortbewogen op de bekende wijze door het draaien van een rubberen rol RO over een gebruikelijke lijnsteekafstand. Ook wordt de wagenstand-30 teller CC in de wagenaandrijfregeleenheid CD, teruggesteld.

Dan wordt een spatietoets K3 in het toetsenbord KB gedreven voor het verplaatsen van de wagen CA naar rechts met een teken teneinde een spatie te vormen in de tweede lijn, zoals weergegeven in fig.37· Tezelfdertijd slaat de adresketen AD een code SPA op, die 35 een blanco ruimte vertegenwoordigt, in het adres I van het zesde Λ. τ -53- geheuger.gebied ia ie lijnfcuffer LB, een code 1??, die de druksteek-afstar.d aangeeft, in het; adres II, en een code NCP, die de afwezigheid van druk aangeeft, in het adres III. Cok heeft de vager.-standtelier CC een telling 2 op dezelfde wijze als hiervoor uit-5 eengezet. In aanspreking op de invoer van de tekens Ξ en F, wor den dan de bijbehorende tekencodes, druksteekafstanden en soorten druk opgeslagen in de adressen I, II en.III in de zevende en achtste geneugengebieden van de lijnbuffer LB. De tekens E en F worden op de in fig.37 weergegeven wijze gedrukt, en de wagenstand-1C zeiler CC slaat 3 op. Aangenomen wordt, dat op dit punt blijkt, dat het teken C in de derde kolom van de eerste lijn moet worden gecorrigeerd tot b.v. het teken Y. Bij het drijven van een BACK THACE-toets K2, die uitsluitend is voorzien voor het corrigeren of invoegen, leest de CPU door het stapsgewijs omkeren van de 15 adresketen AD de inhoud van het zevende geheugengebied van de lijn buffer LB uit voor het verkrijgen van de codes NMP en 1PT, zoals weergegeven in de fig.39-1 en 39-2, waardoor de CPU de wagen CA over een.tekensteekafstand naar links verschuift. Bij een volgend drijven van de BACK THACE-toets K2, wordt de adresketen AD veran-20 deri van 7 naar o voor het aangeven van het zesde geheugengebied in de lijnbuffer LB in aanspreking waarop de CPU de wagen over een steekafstand naar de linker eindstand verschuift. 3ij het nogmaals drijven van de BACK THACE-toets K2, decodeert de CPU het vijfde geheugengebied voor het vinden van de gegevens voor de lijr.-25 toevoer met een steekafstand, de vagenverplaatsing over vier stap

pen en de wagenterugvoeropdraeht, waardoor de wagen CA vier stappen naar rechts wordt verplaatst en automatisch wordt stilgezet I

bij het teken D in de vierde kolom van de eerste lijn, zoals veer- I

gegeven in fig.37. Tezelfdertijd wordt het drukvel P omgekeerd I

30 naar beneden gevoerd door het omgekeerd draaien van de rubberen I

rol RO. I

Op deze wijze kan de wagen CA automatisch naar de plaats H

worden gebracht van het laatste teken in de voorgaande lijn. Bij H

een verder drijven van de BACK TRACE-toets K2 wordt de wagen CA I

35 dan over een steekafstand naar links verplaatst naar de plaats van H

8 “7 Λ «Λ “Τ'

/ L? v i 0 O I

J» ΐ -54- het teken C in de derde kolom in de eerste lijn, waarna het ncge-lijk wordt gemaakt het teken C met het correctielint uit te wissen door het drijven van de correctietoets S6, en het teken Y daarvoor in de plaats te drukken door het invoeren van dit teken, en worden 5 de gegevens in de lijnbuffer L3 veranderd van C naar Y door de werking van de adresketen AD. Nadat het corrigeren is voltooid door het herhaaldelijk drijven van de BACK TRACE-toets K2 en de correctietoets Ko, wordt-een verplaatsingstoets K5 gedreven, waardoor de CPU het adres 8 uitleest direct voor het drijven van de 10 BACK TRACE-toets K2, de afstand in zijdelingse richting berekent evenals in de veltoevoerrichting vanaf het huidige adres en het oorspronkelijke adres 8, en de wagen terugbrengt naar de plaats direct voor het drijven van de toets K2. Daarna worden de tekens G, H en I op soortgelijke wijze opeenvolgend ingevoerd en opgesla-15 gen in de lijnbuffer DB via de adresketen AD, en wordt de wagen- standteller CC voortbewogen naar 6. Bij het voltooien van het drukken van de tekens G, H en I wordt de wagenterugvoertoets K1 gedreven voor het naar de linker eindstand terugbrengen van de wagen en het over een lijn voortbewegen van het drukvel P. In het geval 20 dat de lagere lettertekens moeten worden gedrukt in de derde lijn, wordt de velvoortbeweging door de toets K1 veranderd van 1 steek-afstand tot b.v. 3/¾ steekafstand door het geven van een overeenkomstige opdracht vanaf het toetsenbord KB voorafgaande aan het drijven van de toets K1. Daarna worden de lagere lettertekens a, 25 b, c, .... op soortgelijke wijze gedrukt, en worden de lagere let tertekens h, i, ... gedrukt in de vierde lijn na de velvoortbeweging over 3/¾ steekafstanden voor het verkrijgen van de in fig.37 weergegeven druk. Zoals hiervoor uiteengezet, slaat de lijnbuffer LB opeenvolgend de tekeninformatie, de wagenterugvoeropdracht, de 30 wagenverplaatsingsafstand en de mate van veltoevoer op, zoals weer gegeven in de fig.39-1 en 39-2. De terugwaartse verplaatsing van de wagen tijdens het corrigeren kan eveneens worden bereikt door het eenmaal bedienen van de BACK TRACE-toets K1, en het ingedrukt houden van de herhalingstoets K^ waardoor de adresketen AD het 35 aftrekken herhaalt voor het leveren van de inhoud van de lijnbuf- 8-T ά a a a / w U s J <.j % , -55- fer 1Β opeenvolgend aan de C?C, en het herhalen van de omgekeerde beweging van ie vagen CA. Cp deze wijze wordt het mogelijk gemaakt de plaats van correctie met hoge snelheid te bereiken. Verder is het mogelijk de wagen terug te voeren naar de reeds gedrukte lij-5 ten door het opdragen van het aantal lijnen met omgekeerde bewe ging met getaltoetsen in het toetsenbord KB en door het gebruiken van de BACK TBACB-toets K2 en dë herhalingstoetsKi.

Meer in het bijzonder is het ongeacht het aantal lijnen mogelijk de wagen binnen een bereik van 300 tekens terug te voe-10 ren.

Wanneer b.v. de wagen zich bij de vijfde lijn in fig.37 bevindt, is het mogelijk de vagen CA terug te voeren naar de plaats van het teken D in de eerste kolom in de eerste lijn door het indrukken van de getaltoets h- en het drijven van de toetsen K2 en 15 K^·. Voor dit doel kan een register zijn voorzien voor het opslaan van het getal 1, en wordt de wagen niet stilgezet bij een vagen-terugvoeropdracht, maar wel wanneer bij een dergelijke wagenterug-voeropdracht het aantal opdrachten samenvalt met 'net in het register opgeslagen aantal.

'2C De regelwerkwijze met een lijnbuffer, zoals toegepast bij de onderhavige uitvoeringsvorm, is in de praktijk nuttig omdat het geval van het drukken van maximaal 150 tekens op een vel, zoals weergegeven in fig.35—1 en'35-2 cetrekkelijk zeldzaam is.

Verder is' het in feite niet nodig het totaal op te slaan 25 van de Vagenterugvoeropdracht, de verplaatsingsafstand en de mate van veltoevoer, zoals weergegeven in de 3^e en 35e geheugengebie-ien in de fig.39-1 en 39-2, omdat de veltoevoer met de hand kan worden uitgevoerd, en de vagenterugvoercpdracht zelf kan zijn vervat in de gegevens over de afstand van de vagenverplaatsing.

30 Ook wordt de lijnbuffer LB bij voorkeur gesteund door een batterij, zoals weergegeven in fig.38 teneinde de inhoud te behouden zelfs wanneer de energietoevoer om een of andere reden is verbroken, en dus het corrigeren te vergemakkelijken na het weer beginnen van de werking op voor de onderbreking van de energietoe-35 voer uitgevoerd werk.

V V v 1 'J v 4. .1 -56-

Thans wordt verweten naar de fig.^O, i+i en U2, die een uitvoeringsvorm tonen, die vormlijnen kan drukken door de toetsbedie-ningen.

Gebruikelijk moeten andere patronen dan tekens en getallen, 5 zoals vormlijnen, worden ingeschreven met een schaalverdeling en een kogelpen, enz., en kunnen derhalve niet netjes worden gemaakt.

Met het oog op de voorgaande moeilijkheid maakt de onderhavige uitvoeringsvorm het drukken mogelijk van vormlijnen door een gekozen gebruik van verticale lijn- en horizontale lijntypen 10 met toetsbedieningen en netjes gevormde hoeken.

, Fig.^O toont een deel van een voorbeeld van een typenster- wiel, dat in de onderhavige uitvoeringsvorm kan worden gebruikt. Dit typenwiel is naast de gewone typen CA voorzien van een verticale lijntype CV en horizontale lijntypen CH1, CH2 voor het vormen 15 van de verticale en horizontale vormlijnen, zoals weergegeven in de fig.Ul en h2. Het type CH1 is ongeveer in het midden van het typengebied aangebracht, en wordt gebruikt voor het drukken van een minus symbool (-), waarbij het type CH2 bij het onderste deel van een typengebied is aangebracht, en' wordt gebruikt voor het 20 drukken van een onderlijning, zoals weergegeven in de tweede, der de, vierde en vijfde kolommen in de derde lijn in fig.kl.

Het type CV wordt verder gebruikt voor het drukken van verschillende verticale lijnen, zoals weergegeven voor de eerste kolom in de eerste tot de derde lijnen en de zesde tot de elfde lij- 25 nenin fig.Ul, en in de eerste kolom in de zesde tot de elfde lijnen, in de zevende en negende kolommen in de achtste tot de tiende lijnen en in de vierde en zesde kolommen in de twaalfde lijn in fig.U2. Zoals weergegeven in de fig.Ul en U2 kan de onderhavige uitvoeringsvorm van de drukinrichting verticale en horizon-30 tale lijnen vormen met typen, die worden geregeld door toetsbedie ningen, en zonder bijzondere schaalverdelings- of andere schrijfbenodigdheden.

••Bij het in fig.Ul weergegeven vormlijndrukken is de verkregen vorm echter niet aantrekkelijk, doordat de horizontale lijn 35 in de eerste kolom in de derde lijn over een halve steekafstand is 8”? Λ Λ ,J ·λ / υu 10a . -*·- .* -57-.

onderbroken, doordat; de horizontale lijn in de eerste kclcm in de vijfde lijn bovenmatig lang is, en doordat de horizontale lijn, die de onderlijning vormt voor ie tekens Ξ, F, G en H in ie derde lijn zich te dicht bij deze tekens bevindt.

5 Ook deze tekortkomingen kunnen worden voorkomen door de onderhavige uitvoeringsvorm, waarvan het' bloks'ehema is weergegeven in fig.!+3. In dit blckschema is een toetsenbord K3 aangebracht met een verticale lijndruktoets KV, een horizontale lijndruktoets KH, een herhalingsdruktoets KR, een druksteekafstandstoets KP 10 voor het veranderen van de druksteekafstand of de veltoevoersteek- afstand tot de helft, een schuiftoets KS voor het gebruiken van deze toetsen KP, KH, enz. voor twee doeleinden naast de andere bekende tekentoetsen, getaltoetsen, regeltoetsen, enz..

Ook zijn een centrale bewerkingseenheid CPU, een regelketen 15 CD voor een wagenaandrijfmotor CM, een regelketen PD voor een veltoevoermotor PM, een wagen CA, die het in fig.kO weergegeven tjrpenwiel KH draagt, en een drukvel P aangebracht. In het geval van het drukken van de verticale lijn, zoals weergegeven in de fig.iil en 42, worden de bekende regeltoetsen gedreven voor het 20 verplaatsen van de wagen CA naar rechts of naar links. In aanspre king maakt de CPU de stuurketen CD werkzaam,, en geeft hij een signaal 1F voor het naar rechts schuiven of een signaal 13 voor het naar links schuiven af via een signaallijn 11 of 12 voor het vooruit of achteruit draaien van de wagenaandrijfmotor CM via 25 een OF-poort 0R1 voor het zodoende stapsgewijs verplaatsen van de wagen CA naar een gewenste plaats, b.v. in de eerste kolom. In aanspreking op het drijven van de toets iCV, wordt dan een flipflop ?V in de CPU ingesteld en wordt een verticale lijn "I" gedrukt in b.v. de eerste kolom in de zesde lijn op het drukvel P.

30 In aanspreking op het drijven van de herhalingstoets KR, geeft dan de CPU een veltoevoersignaal 1F af via een lijn 1 5 van de regelketen PD voor het aandrijven van de veltoevoermotor PM via een OF-poort OR2 voor het zodoende over een lijn voortbewegen van het drukvel P via het draaien van de rol R0.

35 Bij het drijven van de herhalingstoets KR wordt dan de ver- 8 7 Π A .1 Λ 7

° ^ - i i .J

i, * -58- tic ale lijn "I" gedrukt in dezelfde kolom van de volgende lijn omdat de flip-flop FV in de ingestelde toestand wordt gehouden. Op deze wijze wordt de verticale lijn in dezelfde kolcmplaats gedrukt in aanspreking op elk drijven van de toets KR. Ook kan een erentu-5 eel aangebrachte overmaat druk op bekende wijze worden uitgewist met het correctielint via bijbehorende tcetsbediening.

In het geval van het drukken van de horizontale lijn "|" stelt de CPU in aanspreking op het drijven van de verschuivings-toets KS en het drijven van de toets KH in deze volgorde, de fiip-10 flop FV terug. Het drukken van een horizontale lijn met de wagen CA bij de eerste kolom geplaatst, zoals hiervoor weergegeven, heeft echter een vormlijn tot gevolg, zoals weergegeven in de eerste kolom, vijfde lijn in fig.Ul. Teneinde een dergelijke f.outieve liji druk te voorkomen, wordt de toets KP gedreven nadat de verschui-15 vingstoets KS is gedreven. In aanspreking daarop geeft de CPU een signaal voor een halve steekafstand en een verschuiving naar rechts 1/2F af aan de lijn 1 3 van de regelketen CD voor het over een steekafstand van 1/2 naar rechts verplaatsen van de wagen CA. Op deze wijze wordt de wagen CA geplaatst tussen de eerste en 20 tweede kolommen, zodat de horizontale lijn verkregen door het drijven van de toets KH, is geplaatst tussen de eerste en tweede kolommen, zoals weergegeven in de vijfde en elfde lijn in fig.i+2. Ook in het geval dat de wagen CA in eerste instantie in een andere plaats is geplaatst, kan hij naar een plaats worden 25 gebracht tussen de eerste en tweede kolommen door het drijven van de bekende BACK SPACE-toets KA in een gewenst aantal malen, gevolgd door het drijven van de toets KP, waardoor de signalen 13 voor het verschuiven naar links en het signaal 1/2B voor het over een halve steekafstand verschuiven naar links worden geleverd 30 aan de lijnen 1 2 en 1 h van de regelketen CD. Zoals weergegeven in de zevende en negende kolommen in de achtste tot de tiende lijnen in fig.U2, kan de verticale lijn "|" ook op passende wijze over een halve steekafstand naar links of naar rechts worden verschoven door de toetsen KV, KP en eventueel KA voor het verschaf-35 fen van verticale lijnen voor een goed uitgebalanceerde matrix, ü 7 Π 0 -1 - 7 ® / v v i y 0

s. J

-59- met ie plaatsen van ie tekens dl - d3, el - c3, enz. De voorncem-ie werking met een halve steekafstand kan verder worden tcegepast voor de velvocrtceveging voor het verschaffen van een gemakkeiijk leesbare gedrukte vorm. Voor dit doel is de regeiketen PD voor de 5 veivccrtbeweging voorzien van signaallijnen 15-13 voor het ge kozen verschaffen van de signalen 1FP, -3P voor het over een steekafstand vooruit of achteruit bewegen, en de signalen 1/2FP en 1/23P voor het over een halve steekafstand vooruit of achteruit bewegen.

' .10 In aanspreking b.v. op het drijven van de toets EP, ver schaft de CPU het signaal 1/2FP via de uitgangslijn 17 van de regeiketen PD voor het over een halve steekafstand voortbewegen van het drukvel P. In aanspreking op net drijven van de schuif -toets KS en van de toets KP, kan de wagen CA verder over een hal-15 ve steekafstand naar rechts werden bewogen via de uitgangslijn 1 3 van de regeiketen CD. Door het drijven van de tekentoetsen E, F, G en H worden deze tekens gedrukt in de middenplaatsen van de kolommen en lijnen, zoals ’weergegeven in fig. 12, waarbij passende spaties worden gehouden ten opzichte van de vormlijnen daarboven 20 en links daarvan. Door dit met een halve steekafstand toevoeren van het vel wordt tevens de horizontale lijn in de zesde kolom in de negende lijn op passende wij ze geplaatst met betrekking tot de tekens D en 1 ondanks het feit, dat het type voor de horizontale lijn bij het onderste einde is geplaatst van het typengebied, zo-25 als weergegeven in fig.UO.

Verder kan de verticale lijn "| ” ook worden gebruikt voor verschillende doeleinden, zoals bij het aangeven van de datum, zoals weergegeven bij de derde en de zesde kolommen in de twaalfde lijn in fig.U2.

30 Zoals hiervoor uiteengezet, maakt de onderhavige uitvoe ringsvorm het mogelijk leesbare drukformaten gemakkelijk te verkrijgen door het gebruik van verticale lijn- en horizontale lijntypen samen met een verplaatsing over een halve steekafstand van de wagen en van het drukvel onder een passende toetsregeling, welke 35 drukformaten gemakkelijker leesbaar zijn dan die, verkregen door * Λ - -λ v>

V* j j» ^ ; « V

4 V

-60- het puntmatrixdrukken.

De fig.UU, U5 en ko tonen een uitvoeringsvorm, die ie iruk-bewerkingssnelheid kan verhogen en gemakkelijk leesbare drukvormen kan verschaffen.

5 In een gebruikelijke, elektronische kantoorrekenautornaat met een drukinrichting b.v., wordt een ingevoerd getal alleen gedrukt wanneer een operandtoets, zoals een "+", wordt gedreven volgende op de invoer van getallen, om welke reden het drukken van het gehele getal een bepaalde tijd behoeft.

10 Dit nadeel wordt voorkomen door de onderhavige uitvoerings vorm, waarbij het drukken van het gehele deel van een getal wordt gestart bij de invoer van het decimaalteken met een passende interpunctie in het gehele deel. Op deze wijze wordt het nogelijk gemaakt de bewerkingstijd te bekorten aangezien het gehele deel 15 kan worden gedrukt, terwijl het decimale fractiedeel van het ge tal wordt ingevoerd door de getaltoetsen voor het verminderen van fouten in de toetsinvoer aangezien de getallen met passende interpunctie worden gedrukt, en voor het voorkomen van nutteloze invoeren van het decimale fractiedeel in het geval dat een fout 20 wordt aangetroffen in de invoer van· het gehele deel.

Fig.!+k toont de onderhavige uitvoeringsvorm in een bloksche-ma, waarbij een toetsenbord KB is voorzien van. getaltoetsen K0-K9, een decimaaltekentoets Kp, een schuifschakelaar SS voor het kiezen van de interpunctie door blanco of door een bepaald symbool (,) , 25 een regeltoets KD voor het getaldrukken met een vaste decimaalte- kenplaats en niét weergegeven regeltoetsen. Ook is een register KR weergegeven voor het opslaan van de toetssignalen van het toetsenbord KB, verder een getalweergeefeenheid DSP, een centrale be-werkingseenheid CPU en een drukinrichting PRT, voorzien van een 30 drukkop H met seriebewerking voor het van links naar rechts drukken op een drukvel P. Fig.i+5 toont een voorbeeld van de druk, en de fig. 16a en kèB beelden de werking af van het weergeven en drukken.

Eerst worden door b.v. het bedienen van een getaltoets K8, gevolgd door de regeltoets KD, gegevens 8 opgeslagen in een gren-35 delorgaan L in de CPU voor het vastleggen van de plaats van het Ö "7 Λ Λ 1 /> v ƒ y u j ->j ~\j Η. * -61- ieinaait eken in Ie achtste kolom vanaf het linker einde van het drukvel ?.

Dan wordt loer het drijven van de getalteets KI het cijfer 1 opgeslagen in het register KR en weergegeven cp de weergeefeen-5 heid DSP, en wordt cij een daaropvolgend drijven van de getalteets K2 het cijfer 2 eveneens opgeslagen in het register KR voor het weergeven van een getal 12 op de weergeefeenheid DSP, zoals weergegeven in fig.UoA, I.- Tijdens deze fase wordt geen druk gemaakt.

Verder slaat een teller C een getal 2 op, dat het aantal . 10 malen drijven van een. getaltoets-aangeeft. In aanspreking op het drijven van de decimaaltekentoets KP, trekt dan de CPU 2, opgeslagen in de teller C, af van 3, opgeslagen in het grendelcrgaan L voor het verkrijgen van het verschil 6, en verplaatst hij de druk-kop H naar de zesde kolom vanaf het linkereinde van het drukvel 15 voor het drukken van het getal 1 op die plaats, dan het drukken van het getal 2 rechts daarvan en het drukken van het decimaal-teken verder naar rechts. Gedurende dit drukken kan het fractie-deel 3^ worden ingevoerd door de getaltoetsen en worden weergegeven op de weergeefeenheid DSP, zoals weergegeven in fig.UöA, II.

20 Bij een volgend drijven van een regeltoets, wordt de drukkop H

opeenvolgend naar rechts verplaatst voor het drukken van de getallen 3 en k. Tijdens dit drukken is het mogelijk de getallen in te voeren voor het drukken in de volgende lijn. Op dit punt wordt de teller C vrijgemaakt, maar wordt de inhoud 3 van het grendelorgaan 25 D aangehouden. Bij het voltooien van het drukken 3^> wordt het drukvel P met een lijn voortbewogen, en bevindt de drukkop H zich in een bedrijfsklare toestand voor het drukken van de volgende lijn. Dan worden de getallen 123^56 ingevoerd door de getaltoetsen KI - ï6 en weergegeven op de weergeefeenheid DSP via het register 30 KR, zoals hiervoor uiteengezet, en slaat de teller C een getal 6 op. Bij het drijven van de decimaaltekentoets KP neemt de CPU de mogelijkheid waar van interpunctie vanaf het getal 6 in de teller C, telt 1 op bij de teller C voor het verkrijgen van 7 en trekt dit getal 7 af van 8, opgeslagen in het grendelorgaan L voor het.

35 . verkrijgen van 1 op de voorgaande wijze, waardoor de drukkop H het prfl.fi 1 S?' V . «' V ! v ** 41 * -62- dr ukken start vanaf het linkereinde van het drukvel P. Tezelfdertijd neemt de CPU de toestand waar van de schuifschakelaar SS, die in fig.!+h is ingesteld in de blanco interpunctietoestand, voor het uitvoeren van het drukken met blanco interpuncties. Ce 5 invoer en het drukken van het fractiedeel, en de lijntoevoer wor den uitgevoerd, zoals hiervoor beschreven.

In het geval dat de schuifschakelaar SS is ingesteld op , wordt de druk voorzien van de interpunctie zoals b.v. aangetoond door 7j65^-321 in fig.k5.

10 Zoals hiervoor uiteengezet is de onderhavige uitvoerings vorm van voordeel bij het verkleinen van de fouten in de werking aangezien het gehele deel direct wordt gedrukt met passende interpuncties in aanspreking op het drijven van de decimaaltekentoets, waardoor dus een gemakkelijk leesbare druk wordt verschaft met een 15 vaste decimaaltekenplaats, en de beverkingssnelheid wordt ver hoogd. De onderhavige uitvoeringsvorm heeft dus een wijd bereik van toepassingen, in het bijzonder met inbegrip van de elektronische schrijfmachine.

De fig.!+7-1 en bj-2 tonen een uitvoeringsvorm van de elek-20 tronische schrijfmachine, voorzien van een weergeefeenneid voor het weergeven van de te drukken tekens, en van tekengeneratoren voor het opwekken van tekeninformatie voor de weergeving.

Het gebruik van een tekengenerator in een elektronische schrijfmachine is reeds bekend, waarbij echter voor het weergeven 25 van de in verschillende landen gebruikte tekens een tekengenera tor en een regelketen nodig zijn met een zeer grote capaciteit.

Om deze reden is het de gebruikelijke praktijk een voor het be-stemmingsland passende tekengenerator te monteren, hoewel dit de voorschriften van de schrijfmachine ingewikkeld maakt, en werk-30 zaamheden nodig maakt voor het vervangen.

De onderhavige uitvoeringsvorm verschaft in verband hiermee een elektronische schrijfmachine, die de tekens van verschillende landen kan weergeven zonder de capaciteit van het geheugen te vergroten .

35 Thans wordt verwezen naar de fig.^7-1 en hj-2, die de grond- / u u 1 ό o ϊ Λ -63- * constructie tonen van een dergelijke elektronische schrijfmachine waarbij een toetsenbord 10' is voorzien, van tekentoetsen 10a, gemeenschappelijk vcor verschillende landen, en van tekentoetsen 10b uitsluitend voor het bestemmingsiand. De ingevoerde toetssignalen 5 voor het drukken worden eerst weergegeven op een veergeefeenheid 9·

Verder zijn een oscillator 90 voorzien voor het opwekken van een grondfrequentie voor het dynamisch aandrijven van de weergeef eenheid 9» verder een teller 91 met een capaciteit van het aantal cijfertekens van de weergeefeenheid 9» een decodeerorgaan 10 92 voor het opwekken van een cijfertekensignaal, overeenkomende met de telling van de teller 91, een cijfertekenstuurorgaan 93 en een muitiplexeerorgaan 102 voor het leveren van de telling van de teller 91 of een signaal, geleverd door de MPU Uk via een adres-versamelleiding AB aan een weergeefbuffer 101 in de vorm van een 15 adressignaal. Deze weergeefbuffer 101 kan de tekensignalen opslaan, ingevoerd vanaf het toetsenbord 10 voor althans de capaciteit van de weergeefeenheid 9, b.v. 20 tekens. Door het aanvijzen van de weergeefbuffer 101 vanaf het adresdecodeerorgaan 105, verschaft · het multiplexeerorgaan 102 het signaal van de adresverzamellei-20 ding AB aan de weergeefbuffer 101 als het adressignaal, ën wordt het tekensignaal in de weergeefbuffer veranderlijk gemaakt'door het signaal vanaf de gegevensverzamelleiding .DB. Sen hoofdtekengenerator 100 voor gemeenschappelijke tekens zet de tekensignalen van de weergeefbuffer 101 om in een tekentype, vertegenwoordigd 25 in puntmatrixvorm. Een secundaire tekengenerator 106 slaat de typen voor bepaalde landen op, en heeft een capaciteit, die overeenkomt met de bestemmingslanden. Een multiplexeerorgaan 97 verschaft het tekentype vanaf de hoofdtekengenerator 100 of vanaf de gegevensverzamelleiding DB aan het grendelorgaan 96. Sen stuur-30 orgaan 95 stuurt de weergeefeenheid 9 in aanspreking op het sig naal van het grendelorgaan 96. Een handschakelaar 98, b.v. bestaande uit te kiezen dioden'in een matrixopstelling, wordt gebruikt voor het kiezen van een land in de secundaire tekengenerator 106. Sen verzamelleidingstuurorgaan 99 draagt de informatie 35 van de schakelaar 98 over aan de MPU 4U. In het geval van het veer- (· “ Λ - I -. · »

··> y '.· V , J

4 ·¥ -64- «r. ^ geven van de gemeenschappelijke tekens, wordt het cijfertekensig-naal, aangegeven door de telling van de teller 91, geleverd aan de weergeefeenheid 9 via het decodeerorgaan 92 en het cijferteken-stuurorgaan 93, en wordt het bijbehorende tekensignaal gelezen uit 5 de weergeefbuffer 101, geadresseerd door de telling van de teller 91 via het multiplexeerorgaan 102. Dit tekensignaal wordt omgezet in een tekenpatroon door de hoofdtekengenerator 100, dan gegrendeld in het grendelorgaan 96 via het multiplexeerorgaan 97, en geleverd aan de weergeefeenheid 9 via het stuurorgaan 95 voor weer-10 geving in samenwerking met het cijfertekensignaal, overeenkomende met de inhoud van de teller 91· Een dynamische weergeving wordt verkregen door het herhalen van de voornoemde procedure met de frequentie van de oscillator 90. Ook zijn een geheugen 103 voor het opslaan van het vergelijkingstekensignaal, en een vergelijker 15 104 aangebracht.

Omdat bepaalde klinkers, geldaanduidingen, enz., van land tot land verschillen, moet de tekengenerator 100 een enorme capaciteit hebben indien al deze tekens daarin moeten worden opgenomen, en moet de tekengenerator zelf opnieuw worden gemaakt indien 20 een bestemmingsland wordt toegevoegd. Bij de onderhavige uitvoe ringsvorm echter, bevat de tekengenerator 100 slechts de tekens, getallen en symbolen, die gemeenschappelijk zijn voor alle landen, en inspecteren het geheugen 103 en de vergelijker 104 de tekens, die niet zijn vervat in de tekengenerator 100, waarbij zij bij 25 het waarnemen van een dergelijk teken een flip-flop 107 instellen voor het leveren van een onderbrekingssignaal INT aan de MPU 44.

De MPU 44, die reeds het bestemmingsland identificeert door de toestand van de schakelaar 98 via het verzamelleidingstuurorgaan 99, onderscheidt het tekensignaal, waarvoor het onderbrekingssignaal 30 is gegeven. Op grond van dit tekensignaal wekt de MPU 44 het adres signaal op voor de secundaire tekengenerator 106, en levert het tekensignaal vandaar via de gegevensverzamelleiding DB en het multiplexeerorgaan 97 aan het grendelorgaan 98. Op deze wijze kan de aanpassing voor de verandering van bestemmingsland op eenvoudige 35 wijze tot stand worden gebracht door het op passende wijze plaat- »'? Λ .¾ A,v *>»

'ly J ~-J J J -,J

•at > -65- sen van de schakelaar 98 in de secundaire tekengeneratcr 10c. .

Aangenomen wordt, dan de hoofdtekengenerator ICO een gemeenschappelijk stel tekens opslaat, bestaande uit A, B, C, D, Ξ en F, elk bestaande uit 5 x 12 stippen, en dat de volgende, codes worden 5 toegewezen aan de tekens in de weergeefbuffer 101: A : 000 3 : 001 C : 010 D : 011 10 E : 100 F : 101

Ook wordt aangenomen, dat de volgende codes zijn toegewezen voor de geldsaanduidingen van bepaalde landen: ¥ : 110 15 $ : 111

In dit geval is een vergelijkingscode F = 101 opgeslagen in het geheugen 103, en is de vergelijker 10¼ uitgevoerd voor het instellen van de flip-flop 107 voor het starten van de onderbrekingspro-cedure bij ontvangst van een groter signaal dan het signaal F = 2Q 101.

De secundaire tekengenerator slaat het stel tekens op, overeenkomende met de geldsaanduidingen ¥ en $.

Het in fig.kj-2 weergegeven toetsenbord 10 is ontworpen voor Japan, en is voorzien van gemeenschappelijke toetsen 10a en 15 een ï-toets, waarbij de schakelaar 98 is ingesteld voor Japan.

In aanspreking op het drijven van de ¥-toets 10b, slaat de MPU Uk, die reeds bewust is van het voor het Japan zijn ingesteld van de schakelaar 98, een code 110 op in de weergeefbuffer 101, en vergelijkt de vergelijker 10¼ deze code met de inhoud F = 101, 30 opgeslagen in het geheugen 103, en stelt hij, omdat deze laatste kleiner is, de flip-flop 107 in voor het zodoende zenden van een onderbrekingssignaal INT naar de MPU bh voor het aangeven van een ander teken dan opgeslagen in de hoofdtekengenerator 100. Tezelfdertijd de code ¥ = 110 ontvangende via de gegevensverzamelleiding 35 DB, wekt de MPU een adressignaal op voor het oproepen van het Λ **» ^ Λ 1 ' Μ # ï | S? . '~f v i v « 4 -66- i. Λ teken ¥ in de secundaire tekengenerator 106 via de adresverzamel-leiding AB, en levert hij dit teken ¥ in het muLtiplexeerorgaan 97 via het verzamelleidingstuurorgaan 99 voor het weergeven van het teken ¥ op de weergeefeenheid 9.

5 Daarentegen is de schakelaar 98 ingesteld op de Verenigde

Staten van Amerika wanneer het toetsenbord voor de Verenigde Staten van Amerika, zoals weergegeven in fig.k8, is gemonteerd. Op deze wijze weet de MPU Uk dat de inrichting is ingesteld voor de Verenigde Staten van Amerika, en wekt hij in aanspreking op het 10 drijven van de $-toets 10c een code 111 op voor opslag in de weergeefbuffer 101. De vergelijker 10k, die op soortgelijke wijze vaststelt dat de code F kleiner is, geeft het onderbrekingssig-naal INT af op dezelfde wijze als hiervoor uiteengezet. In dit geval ontvangt de MPU Uk de code 111 via de gegevensverzamellei-15 ding DB, en adresseert dus het teken $ in de secundaire teken generator 106.

Zoals hiervoor uiteengezet wordt bij de onderhavige uitvoeringsvorm gebruik gemaakt van een hoofdtekengenerator, die gemeenschappelijke tekens en symbolen opslaat, en van een secundaire 20 tekengenerator, die tekens en symbolen opslaat, die van land tot land veranderen, en waarbij de weergeving gewoonlijk wordt uitgevoerd met de hoofdtekengenerator, en alleen met de secundaire tekengenerator wanneer het gewenste teken niet aanwezig is in de hoofdtekengenerator. Dientengevolge kan de aanpassing voor elk 25 land eenvoudig worden bereikt door het op juiste wijze plaatsen van de schakelaar.

O -7 Λ A .* «V

o '} 0 1 ö 3

Claims

1. Inklintcassette voor een drukinrichting, voorzien van een cassettelichaam dat op de drukinrichting bevestigbaar is en tijdens de werking heen en weer beweegbaar is tussen een eerste en een tweede positie; van een eerste en tweede, in hoofdzaak dezelfde op afstand van el-5 kaar geplaatste uit het cassettelichaam uitstekende inktlintgeleidearmen, met elk een vrij uitstekend einde; van een in het cassettelichaam aan-brengbaar inktlinkt dat tijdens de werking van de afdrukinrichting wordt voortgeschoven en waarbij voor het afdrukken een deel van het inktlint zich uitstrekt tussen de vrije einden van de beide geleidearmen; en van IQ een aan het einde van het inktlint aanwezig linteindstopelèment dat het einde van het inktlint aangeeft, gekenmerkt, door een weergeeforgaan voor het zichtbaar weergeven van het linteindstopelement aan een, buiten de omtrek van het cassettelichaam gelegen op de afdrukinrichting bevestigde fotodetector, waarbij het cas-15 setteliehaam, wanneer deze heen en weer beweegt tussen de eerste en tweede positie, een draaiende beweging ondergaat t.o.v. de fotodetector, en waarbij het weergeeforgaan een lichtdoorlatend gedeelte bevat in een wand van de eerste geleidearm , en door een linttype weergeeforgaan dat aan de wand van de eerste geleidearm is aangebracht voor het aan de 20 fotodetector doorgeven welk type inktlint in het cassettelichaam aanwezig is* en waarbij het lichtdoorlatende gedeelte en het linttype weer-geeforgaan langs de wand van de eerste geleidearm is opgesteld en zodanig t.o.v. elkaar zijn gelegen dat het linttype weergeeforgaan door de fotodetector gedetecteerd kan worden als het cassettelichaam zowel in 25 zijn eerste positie als in zijn tweede positie is beland.

2. Inktlintcassette volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het linttype weergeeforgaan in hoofdzaak reflecterend is.

3. Inklintcassette volgens conclusie 2, 30 met het kenmerk, dat het linttype weergeeforgaan voorzien is van een aluminium strip.

4. Inktlintcassette volgens conclusies 1-3, met het kenmerk, dat het inktlint van het type eenmalig gebruik is.

5. Inktlintcassette volgens conclusie I» 35 met het kenmerk, dat het linttype weergeeforgaan in hoofdzaak niet reflecterend is. q r? λ λ a ,¾ 'Z / “y ü i '5 i * -68-

6. Inktlinttype volgens conclusies 1-5, met het kenmerk, dat het linttype weergeeforgaan bestaat uit een gedeelte van het oppervlak van de eerste geleidearm.

7. Inktlinttype volgens conclusies 5 en 6, 5 met het kenmerk, dat het inktlint van het soort is waarbij elk gedeelte daarvan geschikt is voor het afdrukken van een aantal tekens. 87 0 0 1 S3