NL8320043A - Inrichting voor het opslaan en uitladen van laadborden. - Google Patents

Description

β -1- 832004¾ VO 5146

Inrichting voor het opslaan en uitladen van laadborden.

De uitvinding betreft een inrichting voor het opslaan en uitladen van laadborden met een aantal onder vorming van tussenruimten opgestelde stellingen, welke door kopbalken en aan de balken op enige afstand van elkaar, boven elkaar aangebrachte consoles gevormd worden, 5 welke onder, aan de kopzijden van de in te brengen, zelfdragende laadborden aanwezige steunvlakken grijpen, met een , een laadbord aan zijn kopzijde opnemende, langs de stelling lopende, de laadborden in de tussenruimte overnemende, alsmede in- resp. uitladende hefinrichting.

Bij magazijninrichtingen, in het bijzonder magazijninrichtin-10 gen met hoge stellingen, waarin in de regel een aantal laadborden boven elkaar ondergebracht wordt, speelt het gebruik van de ruimte een aanzienlijke, economische rol. Bekende inrichtingen voor het opslaan en uitladen van laadborden benodigen zelfs ruimte in de stellingen, welke op ongewenste wijze ten koste van de opslagcapaciteit van dergelijke 15 magazijninrichtingen komt. Voor het bestanddeel van een in de tussenruimte .tussen twee stellingen zich bevindende hefinrichtingen vormende, in'de stelling te brengen zwenkarmen (Duits Auslegeschrift 11 77 553,

Duits octrooischrift 27 25 789), resp. telescopische organen (Duits Offenlegungsschrift 24 00 871, Duits Offenlegungsschrift 27 25 789), 20 waarmee de laadborden zelf opgenomen worden, maken extra voor het neerzetten resp. opheffen van de laadborden noodzakelijke slag met inbegrip van een veiligheidsafstand resulterende ruimte tussen, de boven elkaar aangebrachte stellingvakken, een vrije ruimte voor de inrichting voor het inbrengen en uithalen van de laadborden noodzakelijk.

25 Er zijn dan ook reeds voor het inbrengen en uitladen van laad borden onder de laadborden resp. aan de kopzijde van de laadborden aanwezige uitstekende armen grijpende, bestanddeel van de hefinrichting vormende wagens voorgesteld, welke op onder de de laadborden opnemende 30 stellingconsoles aanwezige, buiten de consoles uitstekende geleidings-banen in de stelling gebracht kunnen worden. (Duits Offenlegungsschrift 23 24 907). Deze, standaardlaadborden toepassende mogelijkheid van een dergelijke magazijninrichting benodigt zondermeer ook een met de laad-bordtransportwagen overeenstemmende vrije ruimte tussen de stellingvakken. 35 Volgens een andere uitvoeringsvorm is voorgesteld, op afstand van de 8320043 -2- geleidingsbanen eindigende, over de gehele banen zich uitstrekkende uitstekende armen, resp. steunvlakken voorziene laadborden te plaatsen, waarbij de voor de inrichting voor het inbrengen en uitladen van de laadborden noodzakelijke vrije ruimte beperkt wordt tot de geleidings-5 banen voor de transportwagen voor de laadborden, de afstand tussen de stellingvakken dus die voor het laten zakken resp. oplichten van de laadborden noodzakelijke slag met inbegrip van een veiligheidsafstand beperkt kan worden (Duits Offenlegungsschrift 30 32 050). Ten laste van de opslagcapaciteit gaan hierbij steeds nog de stellingbereiken, 10 waarin de geleidingsbanen voor de laadbordtransportwagens liggen.

Alle bekende inrichtingen voor het opslaan en uitladen van laadborden zijn overigens naar verhouding moeilijk toegankelijk, hetgeen in het bijzonder bij storingen zeer nadelig blijkt te zijn.

Uitgaande van de hierboven besproken stand van de techniek 15 ligt aan de uitvinding op de eerste plaats het probleem ten grondslag, de opslagcapaciteit van magazijninrichtingen voor een aantal in het bestanddeel van de opslaginrichting vormende stellingen te brengen, zelfdragende laadborden te optimaliseren.

Dit probleem wordt bij een inrichting voor het opslaan en 20 afleveren van laadborden met een aantal onder vorming van tussenruimten opgestelde stellingen, welke door kopbalken en aan de balken op onderlinge afstand boven elkaar aangebrachte consoles gevormd worden, welke onder aan de kopzijde van de op te bergen, zelfdragende laadborden aanwezige steunvlakken grijpen en met een, een laadbord aan a.jn kop-25 zijde opnemende, langs een stelling lopende, het laadbord in de tussenruimte heffende, alsmede opbergende en uitladende transportinrichting opgelost, waarbij de inrichting voor het inbrengen en uitnemen van laad-' borden volgens de uitvinding door twee korresponderende, aan de alleen aanwezige balken aan de achterzijde van de als met uitstekende armen 30 uitgevoerde stellingen lopende, synchroon op te heffen bruggen met aan de bruggen dwars op de stellingen synchroon verplaatsbare wagen met een in de magazijnrichting reikend platform gevormd wordt, waarbij het uitstekende gedeelte van het platform onder het onderste van twee op enige afstand van elkaar aan de kopzijde van de laadborden aanwezige · 35 steunvlakken grijpt.

Het volgens de uitvinding onderbrengen van de inrichting voor 83 2 0 Q 4 3 -3- het opslaan en uitladen van laadborden in het bereik van de balken van de op elkaar volgende stellingen.]eidt tot het resultaat, dat het eigenlijke stellingbereik tot op de slag voor het afzetten, resp. oplichten van de laadborden met inbegrip van een kleine veiligheidsafstand bij 5 een dienovereenkomstig kleine afstand van de stellingvakken, resp.

de vakken, welke deze vormen, de ingebrachte laadborden ondersteunende . consoles onderling nagenoeg volledig als opslagruimte ter beschikking staat. Met de opslaginrichting volgens de uitvinding is het verdere voordeel .verbonden, dat deze gemakkelijk toegankelijk is en dit dan ook 10 bij in de stelling te verplaatsen, bestanddeel van de opslaginrichting vormende wagen, hetgeen in het bijzonder het opheffen van storingen vergemakkelijkt.

De aan de kopzijden van de laadborden aanwezige steunvlakken worden doelmatig door de benen van de kopwanden van de laadborden vormende 15 U-profielijzers gevormd.

\foor het heffen van de opslaginrichting dienen bij voorkeur boven de kop van de balken aangebrachte, aan de kopzijden het bestanddeel van de laadbordhefinrichting vormende bruggen aangrijpende synchrone heftoestellen. In de zin van een synchrone loop van het bestand-20 deel van de laadbordhefinrichting vormende, in de magazijninrichting verplaatsbare wagen wordt bij voorkeur een centrale aandrijving voor deze wagens toegepast.

Het bestanddeel van de laadbordhefinrichting vormende bruggen worden doelmatig door de aandrijving, resp. de drijfwerken voor de 25 wagens voor het inbrengen en uithalen van de laadborden opnemende, kastvormige dragers gevormd.

Volgens een uitvoeringsvorm zijn de voor het geleiden van het bestanddeel van de laadbordhefinrichting vormende brug aan de kopzijden van de bruggen sleden aanwezig, welke via geleidingsrollen tegen de 30 flenzen en de rug van het U-profiel, resp. de dubbele T-profielijzers gevormde stellingbalken lopen.

Voor het opvangen van het door de op de magazijninrichting namelijk het bestanddeel van de hefinrichting vormende wagen, steunende laadborden ontwikkelde kantelmoment zijn voor de onder de laadborden 35 grijpende wagen volgens een verdere uitvoeringsvorm steunrollen aanwezig, welke tegen een aan de bodem van de de geleidingsbaan voor de wagen vor- 8320043 -a- mende bruggen aanwezige geleidingssteunen.

Tot het in de juiste stand brengen van laadborden ten opzichte van de magazijninrichting draagt bij, wanneer de het tegenlager voor het overstekende deel van het wagenplatform vormende steunvlakken aan 5 de kopzijden van de laadborden met het verlaagde deel van het wagenplatform omvattende aanslagen voorzien zijn, en op het onder het uitstekende deel van dfe de steunvlakken van de laadborden grijpende wagenplatform centreemokken met naar een laadbord toe aflopende schuinte aangebracht worden.

10 In de tekening is de uitvinding door een schematisch weer gegeven uitvoeringsvoorbeeld verder verduidelijkt. In de tekening toont: figuur 1 een doorsnede volgens de lijn I-I in figuur 2 door een volgens de uitvinding uitgevoerd stellingsysteera, afgebroken 15 weergegeven, figuur 2 een doorsnede volgens de lijn II-II in figuur 1.

De weergegeven magazijninrichting bestaat uit onder vorming van tussenruimten 16 opgestelde stellingen met uitstekende armen, welke uit balken 11, 11"... en daaraan op enige afstand van elkaar, boven 20 elkaar aangebrachte, naar beide zijden van de balken 11, 11'.... zich uitstrekkende steunconsoles 12, 12'___ voor laadborden 21 bestaan.

De balken 11, resp. 11'.... van elke stelling zijn boven de kop door een juk 13 verbonden. De laadborden 21 zijn aan de kopzijden van twee op enige afstand van elkaar boven elkaar aangebrachte steunvlakken 211, 25 212 voorzien, waarvan de bovenste steunvlakken 211 bij het plaatsen van laadborden 21 in de stelling op de consoles 12 resp. 12'.... steunen.

De stellingbalken 11, 11'... worden gevormd door dubbele T-dragers, waarvan de flenzen 111, 112 voor het geleiden voor aan de kopzijden van een zich tussen de balken 11, 11'... op elkaar volgende 30 stellingen uitstrekkende kastvormige dragers 31 aangebrachte geleidings-sleden 32, 32' vormen. De geleidingssleden 32, 32', welke via gelei-dingsrollen 321, 321* ... 322 tegen de flenzen 111, 112 en de rug 113 van de balken 11, 11' steunen, zijn in vertikale zin (dubbele pijl A in figuur 2) verstelbaar door middel van aan de sleden 32, 32' via 35 omkeerrolïen 323 gevoerde trekkabels 331 aangrijpende, synchroon lopende elektrolichten 33..., welke boven de kop van de stellingen op aan 8320043 -5- de balken 11, 11' aanwezige consoles 14 zijn aangebracht en dus dan ook de zich tussen de sleden 32, 32' uitstrekkende, kastvormige dragers 31. Daarbij is uiteraard de synchrone loop van alle elektrische liften 33, dus ook van de andere aan de kopzijde van de stellingen 11/12, 12'..., 5 11'/12,12 '... aanwezige elektrische liften 33 gewaarborgd.

Langs de kastvormige drager 31 is een zich door spoorge-bonden (312) loopwielen 342— op de kastvormige drager 31 steunende wagen 34 in de zin van de dubbele pijl B in figuur 1 verplaatsbaar.

Als aandrijving voor deze wagen 34 is een in de kastvormige drager 31 10 ondergebracht, omkeerbaar, omkeerrollen 361, 361'.in de kastvormige drager 31 geleid kettingdrijfwerk 36 aanwezig, dat via een door een daartoe in het loopvlak 311 van de kastvormige drager 31 aanwezige langssleuf 313 reikende nok 342 in ingrijping met de wagen 34 staat en zelf via een van een gemeenschappelijke aandrijving 37 voor het 15 kettingdrijfwerk 36 aan beide zijden afgaand, de aandrijfrondsels 363 beïnvloedende as 371 aangedreven wordt.

Het platform 341 van de wagen 34 reikt begrensd binnenwaarts via de balken 11, 11' in de stelling. Het uitstekende deel 341' van het wagenplatform 341 grijpt onder het onderste 212 van de aan de kopzijde 20 van het laadbord 21 aanwezige steunvlakken 211, 212. Het door het op het uitstekende deel 341' van het wagenplatform 341 steunende laadbord 21 opgewekte kantelmoment wordt opgevangen door de bij de wagen 34 behorende steunrollen 343, welke tegen een geleiding 313 aan de onderzijde van de kastvormige drager 31 steunen.

25 Een centreernok 343 met naar de stelling toe aflopend cen- treervlak op het uitstekende deel 341' van het wagenplatform 341 en voor de kop van het onderste steunvlak 212 van het laadbord 21 aanwezige, het uitstekende deel 341' van het wagenplatform 341 omvattende centreer-aanslagen 213 dragen bij tot een op de juiste wijze plaatsen van een 30 laadbord 21 ten opzichte van de magazijninrichting.

Voor het opslaan wordt het door middel van een grondtransport-voertuig in de tussenruimte 16 gebrachte laadbord 21 met de beschreven inrichting voor het opslaan en uitladen van paletten, onder de steunvlakken 212 van het laadbord 21 met het uitstekende deel 241' van het 35 platform 341 het bestanddeel van de inrichting vormende wagen 34 grijpend op een niveau gelicht, waarin het stellingvlak ligt, waarin het 8320043 -6- laadbord moet worden opgeslagen, waarbij allereerst tot een niveau \ wordt gestuurd, dat het verplaatsen over steunconsoles 12, 12'... in de stelling met de steunvlakken 211 van het laadbord 21 mogelijk maakt. Alsdan d.w.z. na het overbrengen van het laadbord. in de stelling, 5 wordt de inrichting tot het inbrengen van de steunvlakken 211 van het laadbord op de stellingconsoles 12, 12'.... en het vrijkomen van de wagen 34 van het laadbord 21 naar omlaag gebracht, waarna de wagens 34 weer in de beginstand teruggebracht kunnen worden en de inrichting voor een volgende werkfase, d.w.z. voor het inbrengen en uithalen van 10 laadborden ter beschikking staat. Het uit de stellingen halen van laadborden geschiedt op overeenkomstige wijze.

Volgens de uitvinding wordt, zoals blijkt, een nagenoeg volledig gebruik van het stellingbereik, dus het bereik tussen de stellingbalken 11, 11'..., de vloer en het de stellingbalken 11, 11'....verbindende juk 13 voor 15 het-inbrengen van laadborden verkregen, waarbij dode ruimte zoveel mogelijk wordt vermeden.

8 3 2 0 0 4 3

Claims (9)

1. 4 -7- 1.Inrichting voor het opslaan en afleveren van laadborden met een aantal onder vorming van tussenruimten opgestelde stellingen, welke door kopbalken en aan de balken op onderlinge afstand boven elkaar aangebrachte consoles gevormd worden, welke onder aan de kopzijden van 5 de op te bergen, zelfdragende laadborden aanwezige steunvlakken grijpen en met een een laadbord aan zijn kopzijde opnemende langseen stelling lopende, het laadbord in de tussenruimte heffende, alsmede opbergende een uitladende transportinrichting, waarbij de inrichting voor het opslaan en afleveren van de laadborden volgens de uitvinding door 10 twee korresponderende, aan de uitsluitend aanwezige balken aan de achterzijde van de als met uitstekende armen uitgevoerde stellingen lopende, synchroon op te heffen bruggen met aan de bruggen dwars op de stellingen synchroon verplaatsbare wagen met een in de magazijn-richting reikend platform gevormd wordt, waarbij het uitstekende ge-15 deelte van het platform onder het onderste van twee op enige afstand boven elkaar aan de kopzijde van de laadbodem aanwezige steunvlakken grijpt.
2. 2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de op enige afstand van elkaar en boven elkaar aan de kopzijde van de 20 laadborden 21 aanwezige steunvlakken (211, 212 door de benen van de kopwanden van de laadborden (21) vormende U-profielijzers gevormd worden. , ...........
3. 3. Inrichting volgens conclusie 1 en 2, gekenmerkt door boven de kop van de balken (11, 11') aangebrachte, aan de kopzijden 25 het bestanddeel van de laadbordhefinrichting vormende bruggen (31) aangrijpende, synchrone hefliften (33).
4. 4. Inrichting volgens een van de conclusies 1-3, gekenmerkt door een centrale aandrijving (37) voor het bestanddeel van de laadbordhefinrichting vormende wagen (34).
5. 5. Inrichting volgens een van de conclusies 1-4, met het kenmerk, dat het bestanddeel van de laadbordhefinrichting vormende bruggen (31) door de aandrijving resp. het drijfwerk voor de platform-wagens (34) opnemende kastvormige dragers gevormd worden.
6. 6. Inrichting volgens een van de conclusies 1-5, met het 35 kenmerk, dat de geleiding voor het bestanddeel van de laadbordhefinrich- 8320043 r A -8- ting vormende bruggen (31) in de balken (11, 11') door de flenzen (111, 112), door de balken (11, 11') vormende U-profiel-, resp. I-profielijzers gevormd wordt, waarin voor de kop van de bruggen (31) aangebrachte, buiten de bruggen (31) uitstekende sleden (32) via 5 geleidingsrollen (321, 321'...,322) tegen de flenzen (311, 311') en de rug (312 van de balken (11, 11') steunend worden geleid.
7. 7. Inrichting volgens een van de conclusies 1-6, met het kenmerk, dat onder de laadborden (21) met hun uitstekende deel (341’) grijpende platform (341) van de wagen (34) van het op het laadbord (341) 10 werkzaam wordende kantelmoment opvangende, tegen op de bodem van de de geleidingsbaan voor de platformwagen (34) vormende bord (31) aanwezige geleiding (314) steunende rollen (343) aanwezig is.
8. 8. Inrichting volgens een van de conclusies 1-7, met het kenmerk, dat de het tegenleger voor het uitstekende deel (341') van 15 het wagenplatform (341) vormende steunvlakken (212) aan de kopzijden van de laadborden (21) van het verlaagde gedeelte (341) van het platform (341) omvattende aanslagen (213) voorzien zijn.
9. 9. Inrichting volgens een van de conclusies 1-8, met het kenmerk, dat op het uitstekende gedeelte (341') van het wagenplatform 20 (341) centreernokken(344) voor de laadborden (21) met naar een laad bord (21) toe aflopende schuinte aanwezig zijn. 8320043