NL8200833A - Werkwijze voor het vormen van een uit meer lagen bestaande papierbaan in een dubbele zeefvorminrichting en een dubbele zeefvorminrichting voor het uitvoeren van de werkwijze. - Google Patents

Werkwijze voor het vormen van een uit meer lagen bestaande papierbaan in een dubbele zeefvorminrichting en een dubbele zeefvorminrichting voor het uitvoeren van de werkwijze. Download PDF

Info

Publication number
NL8200833A
NL8200833A NL8200833A NL8200833A NL8200833A NL 8200833 A NL8200833 A NL 8200833A NL 8200833 A NL8200833 A NL 8200833A NL 8200833 A NL8200833 A NL 8200833A NL 8200833 A NL8200833 A NL 8200833A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
dewatering
screen
sieve
roller
dust
Prior art date
Application number
NL8200833A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Escher Wyss Gmbh
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Escher Wyss Gmbh filed Critical Escher Wyss Gmbh
Publication of NL8200833A publication Critical patent/NL8200833A/nl

Links

Classifications

    • DTEXTILES; PAPER
    • D21PAPER-MAKING; PRODUCTION OF CELLULOSE
    • D21FPAPER-MAKING MACHINES; METHODS OF PRODUCING PAPER THEREON
    • D21F1/00Wet end of machines for making continuous webs of paper
    • D21F1/02Head boxes of Fourdrinier machines
    • D21F1/028Details of the nozzle section
    • DTEXTILES; PAPER
    • D21PAPER-MAKING; PRODUCTION OF CELLULOSE
    • D21FPAPER-MAKING MACHINES; METHODS OF PRODUCING PAPER THEREON
    • D21F9/00Complete machines for making continuous webs of paper
    • D21F9/003Complete machines for making continuous webs of paper of the twin-wire type
    • D21F9/006Complete machines for making continuous webs of paper of the twin-wire type paper or board consisting of two or more layers

Landscapes

  • Paper (AREA)

Description

•v ï « N.0*. 30880 1
Werkwijze voor het vormen van een uit meer lagen bestaande papierbaan in een dubbele zeefvorminrichting en een dubbele zeefvorminrichting voor het uitvoeren van'de werkwijze.
De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het vormen van een uit meer lagen bestaande papierbaan in een dubbele zeefvorminrichting met een eerste en een tweede rondlopende eindloze zeef, die onder spanning gedeeltelijk tegen elkaar liggend een, een ontwaterings-5 druk opwekkend krommingstraject gemeenschappelijk doorlopen en in het inloopgebied van het krommingstraject een papierbaan in wording opnemende convergerende spleet vormen, en met behulp van tenminste twee uit stofinloop-uittree-openingen gescheiden uittredende, hoofdzakelijk in aangrenzende lagen gevoerde stofstromen die stroomafwaarts van de uit-10 tree-openingen door in de stromingsrichting verlopende scheidingsele-menten nog over een bepaald traject van elkaar gescheiden worden gehouden. De uitvinding heeft voorts betrekking op een dubbele zeefvorminrichting voor het uitvoeren van de werkwijze volgens de uitvinding, welke inrichting is voorzien van stofinloopinrichtingen met tenminste 15 twee van elkaar gescheiden stoftoevoeren en een overeenkomstig aantal uittree-openingen die door zich over de breedte van de stofloopinrich-tingen uitstrekkende, evenwijdig aan de stroming verlopende begren-zingswanden worden begrensd, scheidingselementen tussen de stofstromen die de stofstromen nog over een bepaald traject stroomafwaarts van de 20 uittree-openingen van elkaar gescheiden houden, en met een eerste en een tweede rondlopende eindloze zeef, die gemeenschappelijk gedeeltelijk om een ontwateringswals zijn geslagen en in het gebied van een op-loopplaats op de ontwateringswals een convergerende spleet voor het opnemen van de papierbaan in wording vormen.
25 Er is in toenemende mate vraag naar zeefinrichtingen voor het ver vaardigen van uit meer lagen bestaande papierbanen om over de doorsnede van de papierbaan verdeeld, uitgangsstoffen van verschillende kwaliteit te kunnen toepassen. Terwijl men vroeger hiervoor in het algemeen secundaire stofinlopen boven de lange zeefinrichting toepaste, waarbij 30 een andere baanlaag op een reeds gereed geformeerde voorafgaande laag werd opgebracht, tracht men tegenwoordig vanwege de betere onderlinge lagenbinding de stofstroom voor een volgende laag zoveel mogelijk op een nog niet gereed geformeerde voorafgaande laag op te brengen, waarbij men om redenen van de verlaging van de inrichtingskosten meestal 35 ernaar streeft de verschillende stofstromen uit een en dezelfde stofin-inloop af te nemen, die voor dit doel overeenkomstig is onderverdeeld 8200833 i * 2 of telkens naar behoefte kan worden onderverdeeld. In het bijzonder bij de zich steeds meer doorzettende dubbele zeefvorminrichtingen die voor de hoogste snelheden geschikt zijn, is in het algemeen de toepassing van inlopen voor meer stoflagen nodig, aangezien de ruimte voor een 5 eventuele secundaire stofinloop dikwijls niet ter beschikking staat.
Een inrichting van de in de aanhef genoemde soort is bijvoorbeeld bekend uit het Amerikaanse octrooischrift 4.141.788. Bij de aldaar beschreven inrichting wordt de totale stroom die door tussenwanden ia een stofinloopkanaal in drie van elkaar gescheiden afzonderlijke stofstro-10 men wordt onderverdeeld, onmiddellijk en wel in nagenoeg symmetrische rangschikking in de convergerende inloopspleet tussen een dubbele zeef geleid. Weliswaar zetten de beide flexibele zichzelf uitrichtende scheidingselementen tussen de drie stofstromen zich voorbij de uittree-opening van de stofinloop in de convergerende inloopspleet tussen de 15 zeven voort, waardoor de middelste stofstroom eerst op een latere plaats wordt ontwaterd, terwijl echter de beide buitenste stofstromen onmiddellijk met de betreffende zeven in aanraking komen en onder invloed van de convergerende zeefspleet worden ontwaterd. Bij een andere in deze publikatie beschreven uigvoeringsvorm die de toepassing van de 20 overeenkomstige stofinloop op een dubbele zeefvorminrichting met een gesloten formeerwals voorstelt, zijn aangezien de ontwatering van de stofbanen slechts naar één zijde plaats vindt, de scheidingselementen weliswaar verschillend lang uitgevoerd, échter treedt de totale stof-stroom ook hier onmiddellijk in het convergerende gebied tussen de bei-25 de zeven binnen, zodat de ontwateringsdruk in totaliteit door de geometrie van het spleetgebied wordt bepaald.
Soortgelijke inrichtingen waarbij de scheidingselementen tussen de stofstromen echter niet voorbij de uittree-opening van de stofinloop uitsteken, zijn bijvoorbeeld af te leiden uit het Duitse Offenlegungs-30 schrift 29 16 351, het Amerikaanse octrooischrift 3.923.593 en het Amerikaanse octrooischrift 4.181.568.
De uitvinding heeft ten doel te voorzien in een werkwijze van de in de aanhef genoemde soort voor het vervaardigen van een uit meer lagen bestaande stofbaan met behulp van een dubbele zeefvorminrichting, 35 waarbij een afzonderlijk ontwateren van de afzonderlijke stofstromen respectievelijk -lagen onder verschillende voorwaarden over een traject van voldoende lengte mogelijk is, waarbij de afzonderlijke stofstromen echter zoveel mogelijk gescheiden kunnen worden gehouden.
Dit doel wordt volgens de uitvinding daardoor bereikt, dat ten-40 minste de aan een eerste van de beide zeven grenzende eerste stofstroom 8200833 « t 3 : aan deze eerste zeef zonder invloed van de tweede zeef en van de ontwa-teringsdruk van het krommingstraject tot een geformeerde papierbaanlaag vooraf wordt ontwaterd en tenminste de door het laatste scheidingsele-ment geleide, naar buiten niet door een scheidingselement begrensde 5 laatste stofstroom voor het ontwateren onmiddellijk in het door de zeven gevormde convergerende spleetgebied wordt ingevoerd.
Daarbij kunnen indien noodzakelijk, de voor het convergerende spleetgebied op de eerste zeef vallende stofstromen onder de statische druk van hun eigen vloeistofzuilen zeer voorzichtig door de eerste zeef 10 worden ontwaterd. In het voorontwateringstraject kunnen onder de eerste zeef echter ook de ontwatering beïnvloedende elementen worden toegepast, zoals zeeftafelelementen, zuiglijsten of zuigkasten. Bij voorkeur zal men deze elementen zodanig opstellen, dat in het gebied van het vallen van elke andere stofstroom op de eerste zeef een enigszins hoge-15 re onderdruk voor het ontwateren ontstaat, aangezien elke volgende stofstroom door het reeds neergeslagen vezelvlies van de vooraf gaande stofstromen heen moet worden ontwaterd.
Om voor het geval van de laatste stofstroom de ontwateringsdruk die ontstaat uit de zeefspanning en de krommingsstraal van het krom-20 mingstraject, bij een door een walsmantel bepaalde kromming niet onmiddellijk tot volle sterkte te laten komen, wordt het krommingstraject bij voorkeur met een toenemende kromming uitgevoerd, wat in de praktijk kan geschieden, doordat voor de ontwateringswals een zeefschoen met convex gekromd oppervlak wordt geplaatst, waarvan de kromming geringer 25 is dan de mantelkromming van de wals.
Om de ontwaterlngstrajecten voor de afzonderlijke stofstromen binnen zekere grenzen te kunnen veranderen, zijn de door de scheidingsele-menten gevormde geleidingen voor de afzonderlijke stofstromen buiten de uittree-opening van de stofinloop bij voorkeur qua positie variabel.
30 Voor het uitvoeren van de werkwijze is het natuurlijk essentieel dat de scheidingselementen waarvan de uitvoering nog in bijzonderheden zal worden beschreven, een voldoende lengte hebben, waarbij natuurlijk de lengten overeenkomstig de gewenste opvalpunten van de afzonderlijke stofstralen trapvormig zijn uitgevoerd. De beschreven bladvormingswerk-35 wijze biedt een uitstekende mogelijkheid om de afzonderlijk dicht naast elkaar geleide stofstromen voor een uit meer lagen bestaande papierbaan bij de eerste ontwatering en onmiddellijke bladvorming individueel zodanig te behandelen, dat nagestreefde bladeigenschappen bereikbaar zijn en kunnen worden ingesteld. In het bijzonder is met voortschrijdende 40 baandikte een trapvormig toenemend drukverschil voor de ontwatering be- 8200833 ί » 4 reikbaar, waarbij de voordelen van een lange zeefinrichting en een dubbele zeefvorminrichting in de praktijk met elkaar worden gecombineerd.
Een voor de uitvoering van de werkwijze geschikte inrichting met stofinloopinrichtingen met tenminste twee van elkaar gescheiden stof-5 toevoeren en een overeenkomstig aantal uittree-openingen die door zich over de breedte van de stofinloopinrichtingen uitstrekkende, evenwijdig aan de stroming verlopende begrenzingswanden wordt begrensd, met schei-dingselementen tussen de stofstromen die de stofstromen nog over een bepaald traject stroomafwaarts van de uittree-openingen van elkaar ge-10 scheiden houden en met een eerste en een tweede rondlopende eindloze zeef die gemeenschappelijk gedeeltelijk om een ontwateringswals zijn geslagen en in het gebied van hun inloopplaats op de ontwateringswals een convergerende spleet voor het opnemen van de papierbaan in wording vormen, heeft volgens de uitvinding het kenmerk, dat de eerste zeef 15 voor het oplopen op de ontwateringswals over een voorontwateringstra-ject wordt geleid, aan het begin waarvan zich tenminste één uittree-opening van de stofinloopinrichtingen bevindt, en dat de scheidingsele-menten zodanig zijn uitegvoerd en geleid, dat aan het begin van het voorontwateringstraject alleen de aan de eerste zeef grenzende eerste 20 stofstroom op de eerste zeef valt en tenminste het laatste scheidings-element een zodanige lengte heeft, dat de daardoor ondersteunde laatste stofstroom onmiddellijk in de convergerende spleet tussen de zeven wordt gericht.
Het voorontwateringstraject kan een kromlijnig of recht verloop 25 hebben. Bij een recht verloop is aan het begin van het voorontwateringstraject om redenen van het aanbrengen van de stofinloop bij voorkeur, alsmede anders ook gebruikelijk, een kraagwals aangebracht waar omheen de eerste zeef in het voorontwateringstraject wordt gevoerd. De door de beide zeven omgeven ontwateringswals kan een wals met gesloten 30 oppervlak zijn, zoals deze bijvoorbeeld bij weefsel-vorminrichtingen wordt toegepast, waarbij het ontwateren in beginsel door de van de wals afgekeerde zeef tot stand wordt gebracht, echter kan deze ook worden uitgevoerd als een wals met opgetrokken rooster waaruit het water aan de van de zeef afgekeerde zijde wordt weggeslingerd, of met doorbroken 35 boringen, in welk laatste geval binnen de wals ook een zuigkast kan worden aangebracht. Deze uitvoeringen worden bij voorkeur bij dubbele zeefvorminrichtingen voor drukpapier gebruikt. Een rooster op de wals voldoet in tegenstelling tot blinde boringen aan de voorwaarde dat lucht in dwarsrichting uit de water-opnemende uitsparingen kan ontwij-40 ken.
8200833 i «.
5
Om de convergerende spleet tussen de belde tesamen lopende zeven te kunnen wijzigen, is het voordelig om de geleidingswals die de tweede zeef in het spleetgebied keert, instelbaar uit te voeren, zoals dit reeds in het Amerikaanse octrooischrift 45.176.005 is beschreven.
5 De scheidingselementen tussen de afzonderlijke stofstromen behoe ven een bijzondere uitvoering, aangezien zij voor de beschreven inrichting betrekkelijk lang moeten zijn. Het is meestal mogelijk dat het voorontwateringstraject met een lengte tot 150 cm wordt uitgevoerd, waarbij het laatste scheidingselement zich in het algemeen over deze 10 gehele lengte moet uitstrekken. Scheidingselementen die meestal flexibel zijn, zoals deze in het Amerikaanse octrooischrift 4.141.788 zijn beschreven, hebben weliswaar het voordeel dat zij zich automatisch aanpassen aan de stofstroom, maar bij een te lange uitvoering kunnen zij echter in trilling raken of beginnen te golven. In het kader van de 15 uitvinding verdient het daarom de voorkeur de scheidingselementen zowel binnen het stofinloopkanaal in de vorm van starre scheidingswanden als buiten de stofuittree-openingen als op zichzelf zoveel mogelijk starre scheidingsvlakken uit te voeren. Wanneer de scheidingswanden binnen het stofinloopkanaal star zijn, komt het erop aan of de stofinloop voor de 20 verschillende stofstromen een enkele eenheid vormt. Deze kan veeleer bouwdoosvormig als afzonderlijke eenheden voor de verschillende stofstromen worden tesamen gevoegd. Ook kan een stofstroom bij voorkeur aan de laatstgenoemde via een gescheiden aangebrachte eenheid worden toegevoerd.
25 In beide gevallen is een trapdiffusor-stofinloop voor een dubbele zeefvorminrichting in de hier genoemde uitvoering het best geschikt.
Aangezien zulk een stofinloop voor grotere vloeistofhoeveelheden zonder meer meestal over verscheidene trapdiffusor-rijen beschikt, is een onderverdeling van het daarop volgende stofinloopkanaal door vaste schei-30 dingswanden overeenkomstig de diffusorrijen in verscheidene gescheiden kamers op eenvoudige wijze mogelijk. Als gevolg van hun compacte bouwwijze kunnen echter ook van elkaar onafhankelijke, in één rij opgestelde trapdiffusoreenheden in een betrekkelijk nauwe ruimte tot een geschikt stofinloopsysteem voor verscheidene baanlagen worden verenigd.
35 In het algemeen komt slechts het vervaardigen van uit twee of drie lagen bestaande banen in aanmerking. Bij de produktie van uit twee lagen bestaande banen kan het doelmatig zijn de enige scheidingswand met het daarop aansluitende scheidingsvlak buiten de uittree-opening als een starre eenheid uit te voeren, waarbij echter bij voorkeur beide 40 buitenwandbegrenzingen van het stofinloopkanaal instelbaar moeten zijn 8200833 * * 6 om de afzonderlijke stofstralen overeenkomstig te kunnen beïnvloeden. Ook bij een inrichting voor een uit drie lagen bestaande baan kan het voldoende zijn wanneer bij toepassing van twee starre scheidingsvlakken de buitenwandbegrenzingen van het stofinloopkanaal instelbaar zijn. In 5 dit geval kan de middelste stofstroom via de waterhoeveelheid worden geregeld, wat in vele toepassingsgevallen mogelijk zou kunnen zijn. Het is echter voordelig om bij een inrichting voor een uit drie lagen bestaande baan tenminste het bovenste, tweede scheidingsvlak dat zich over een grotere lengte uitstrekt, beweegbaar uit te voeren, waarbij 10 het qua positie door uitwendige bedieningsmiddelen instelbaar kan zijn.
Beweegbare scheidingsvlakken worden bij voorkeur in het gebied van de uittree-openingen van de stofimloop scharnierbaar bevestigd aan de scheidingswanden tussen de afzonderlijke kanalen, waarbij de schei-15 dingsvlakken op zichzelf star kunnen zijn uitgevoerd. De scharnierver-binding van de scheidingsvlakken kan kort buiten de uittree-openingen van de stofinloop plaats vinden, in welk geval de verbinding zodanig kan worden uitgevoerd, dat de scheidingsvlakken van buiten de stofinloop af gemakkelijk kunnen worden uitgewisseld.
20 In beginsel is het mogelijk scharnierbaar bevestigde scheidings vlakken zich vrij tussen de stofstromen qua positie te laten instellen, terwijl het echter bij een grotere lengte van de scheidingsvlakken voordelig is om deze te voorzien van uitwendige instelelementen. Deze kunnen instelelementen zijn, die onmiddellijk vormsluitend, bijvoor-25 beeld aan de zijeinden van de scheidingsvlakken aangrijpen, zoals in-stelschroefassen en dergelijke, echter zijn ook zuiver krachtsluitende elementen mogelijk, zoals bijvoorbeeld elektromagnetische afstandhou-ders. Deze kunnen bestaan uit een magneetlijst die beneden de zeef, bij voorkeur in een ontwateringselement geïntegreerd, elektrisch wordt ge-30 voed en waarvan de krachten afstotend en dus op afstand houdend op in het scheidingsvlak zich bevindende permanente magneten werken.
Aangezien in het bijzonder de laatste stofstroom een betrekkelijk lang traject over het scheidingsvlak moet afleggen, kan het doelmatig en noodzakelijk zijn de oppervlakken van de scheidingsvlakken tenminste 35 gedeeltelijk van microturbulentie opwekkende strukturen te voorzien.
Voor zover de stofstromen en zeven een gebogen verloop volgen, moet het dwarsdoorsnedeprofiel van de scheidingsvlakken overeenkomstig worden aangepast, in het bijzonder bij een starre uitvoering.
De uitvinding zal hierna nader worden toegelicht aan de hand van 40 de tekeningen. In de tekeningen toont: 8200833 ί » 7 figuur 1 een schematische afbeelding van het stofinloop- en blad-vormingsgebied van een dubbele zeefvorminrichting voor bij voorkeur drukpapier; figuur 2 een schematische voorstelling van een dubbele zeefvormin-5 richting voor uit meer lagen bestaande weefselbanen; figuur 3a op vergrote schaal een afbeelding van het bladvormings-gebied van een inrichting die lijkt op die van figuur 1; figuur 3b en 3c doorsneden X en Y volgens figuur 3a, die het dwarsdoorsnedeverloop van de scheidingselementen illustreren; 10 figuur 4 een andere uitvoeringsvorm van een dubbele zeefvormin richting voor uit meer lagen bestaande banen; figuur 5 nog een andere uitvoeringsvorm van een dubbele zeefvorminrichting voor een uit twee lagen bestaande baan; figuur 6 een schematische afbeelding van een dubbele zeefvormin-15 richting voor uit meer lagen bestaande kartonbanen met een gescheiden opgestelde stofinloop-uittree-opening voor de derde baanlaag in de vorm van een secundaire stofinloop, waarbij een van de scheidingselementen zich van de eerste stofinloop tot aan de secundaire stofinloop uitstrekt; 20 figuur 7 en met figuur 6 overeenkomende afbeelding, waarbij het tweede scheidingselement eerst stroomafwaarts van de eerste stofinloop begint; en figuur 8 een met figuur 6 overeenkomende uitvoeringsvorm, waarbij het tweede scheidingselement eerst aan de secundaire stofinloop is be-25 vestigd.
De in figuur 1 gedeeltelijk afgebeelde dubbele zeefvorminrichting beschikt over een binnenzeef of benedenzeef 1, die om een kraagwals 2 is geleid en van deze af via een hoofdzakelijk rechtlijnig voorontwate-ringstraject 3 gedeeltelijk om een ontwateringswals 4 is geslagen. Van 30 bovenaf wordt vla een geleidingswals 5 een buitenzeef of bovenzeef 6 tegen de benedenzeef 1 geleid. De bovenzeef 6 is dan eveneens om de ontwateringswals 4 geslagen, zodat in het inloopgebied bij de ontwateringswals een convergerend spleetgebied 7 tussen de bovenzeef en de benedenzeef wordt gevormd. De geleidingswals 5 van de bovenzeef 6 is aan 35 een scharnierarm 8 bevestigd, door het scharnieren waarvan de geometrie van het spleetgebied 7 kan worden gewijzigd respectievelijk de bovenzeef 6 van de benedenzeef 1 kan worden gelicht.
Wanneer in het kader van deze aanvrage van een eerste en een tweede zeef wordt gesproken, dan hangt dit onderscheid alleen ervan af aan 40 welk van de beide zeven van de dubbele zeefvorminrichting de eerste 8200833 8 stofstroomlaag vooraf wordt ontwaterd. De eerste zeef in deze zin kan zowel een bovenzeef, een benedenzeef, een binnenzeef of een buitenzeef zijn, voor zover de technische opstelling het vooraf ontwateren van de eerste met een zeef in aanraking komende stofstroom op deze zeef toe-5 laat.
Beneden het rechtlijnige voorontwateringstraject 3 van de benedenzeef 1 zijn verschillende ontwateringselementen 9 aangebracht. Daarbij gaat het in het eerste deel achter de kraagwals 2 om zeeftafelelementen of zuiglijsten 10 en in het daarop volgende deel om zuigkasten 11. On-10 middellijk voor het oplopen van de benedenzeef 1 op de ontwateringswals 4 is een zeefschoen 12 met een gekromd oppervlak aangebracht. De krom-mingsstraal van het oppervlak van de zeefschoen 12 is groter dan die van de ontwateringswals 4. Aangezien de ontwateringsdruk op de baan in het gekromde baangeleidingsgebied om de ontwateringswals 1 bij een 15 vooraf bepaalde zeefspanning met stijgende kromming van de baangelei-ding toeneemt, wordt zulk een zeefschoen met een geringere kromming bij voorkeur voor de ontwateringswals geschakeld om de ontwateringsdruk niet met een sprong te laten toenemen bij het lopen van de zeef op de ontwateringswals 4.
20 Xn de getoonde uitvoeringsvorm vertonen de zeefschoen 12 en de ontwateringswals 4 een kromming in dezelfde richting. Het is echter in het algemeen ook mogelijk de zeef achter de gekromde zeefschoen een kantelpunt te laten doorlopen om deze dan in tegengestelde krommings-richting om de ontwateringswals te voeren.
25 Boven en voor de kraagwals 2 is een stofinloopinrichting in de vorm van een meer-lagenstofinloop 13 aangebracht. Deze stofinloop kan bijvoorbeeld als een trapdiffusor-stofinloop worden uitgevoerd. De stofinloop heeft drie uittree-openingen 14, 15, 16 die gemeenschappelijk aan de buitenzijde door twee begrenzingswanden 17 en 18 zijn be-30 grensd. De drie uittree-openingen zijn van elkaar afgebakend door scheidingswanden 19 en 20. De naar de drie uittree-openingen 14, 15 en 16 verlopende, aldus van elkaar gescheiden en afgebakende stofinloopka-nalen staan in verbinding met van elkaar onafhankelijke stoftoevoerin-richtingen 21, 22 en 23. Tussen de stoftoevoerinrichtingen en de stof-35 inloopkanalen kunnen bijvoorbeeld trapdiffusorrijen zijn aangebracht, die in de afbeelding van de tekeningen slechts als eenvoudige doorloop-kanalen 24 zijn aangegeven.
Op de op zichzelf star uitgevoerde scheidingswanden 19 en 20 in het stofinloopkanaal sluiten achter de uittree-openingen 14, 15 en 16 40 onmiddellijk scheidingselementen 25 en 26 aan, die zich over een be- 8200833 9 langrijke lengte stroomafwaarts van de uittree-openingen uitstrekken.
De scheidingselementen 25 en 26 zijn bij voorkeur ook star uitgevoerd en kunnen door uitwendige steun- en instelelementen qua stand worden bepaald, die in de schematische afbeelding niet in bijzonderheden zijn 5 getoond. Vermelding behoeft nog dat de bovenste scheidingswand 20 in het stofinloopkanaal scharnierbaar is bevestigd om de doorsnedeverhou-ding van de uittree-openingen 15 en 16 te kunnen wijzigen. Voor de verdere stofstroombeïnvloeding zijn in het algemeen ook de, de uittree-openingen begrenzende einden van de begrenzingswanden 17 en 18 instel-10 baar. Met deze instelmogelijkheden kunnen de dwarsdoorsneden van alle drie uittree-openingen 14, 15 of 16 gericht worden beïnvloed.
Uit de schematische afbeelding van figuur 1 blijkt duidelijk dat de eerste, uit de uittree-opening 14 uittredende stofstroom A reeds in het punt I op de eerste zeef, hier de benedenzeef 1 valt en zoveel mo-15 gelijk in het gebied van de zeeftafelelementen of zuiglijsten 10 vooaf wordt ontwaterd. Aangezien het benedenste scheidingselement 25 tot ver in dit gebied verloopt, wordt de uit de uittree-opening 15 uittredende tweede stofstroom B voor het grootste gedeelte eerst in het gebied van de zuigkasten 11 ontwaterd. Tot kort voor de zuigkasten 11 wordt deze 20 door het scheidingselement 25 gescheiden gehouden van de stofstroom A respectievelijk van de daaruit reeds geformeerde papierbaanlaag. De uit de uittree-opening 16 uittredende derde en bovenste stofstroom C valt in het punt II op de bovenzeef 6. Deze wordt echter tot voorbij dit punt door het zich tot in het spleetgebied (7) uitstrekkende bovenste 25 scheidingselement 26 nog gescheiden gehouden van de beide overige stof-stromen respectievelijk papierbaanlagen. Eerst achter het einde van het scheidingselement 26 vindt dan een gemeenschappelijke verdere ontwatering van de lagen B en C in het krommingstraject van de zeefschoen 12 en de ontwateringswals 4 plaats, waarbij kan worden uitgegaan van het 30 feit dat een vormen van een baan uit de stofstroom A op dit tijdstip reeds volledig is afgesloten.
Door de beschreven inrichting heeft men het zoveel mogelijk in de hand de ontwatering van de afzonderlijke stofstromen van de uit meer lagen bestaande baan afzonderlijk te beïnvloeden, wat in het bijzonder 35 bij baanlagen van verschillende kwaliteiten en verschillende ontwate-ringseigenschappen van groot voordeel kan zijn.
Een met figuur 1 overeenkomende inrichting is in figuur 3a ge-toond. In plaats van de in figuur 1 afzonderlijk afgebeelde zuiglijsten en zuigkasten zijn hier echter slechts enige ontwateringselementen 9 40 schematisch aangegeven. De aandacht wordt erop gevestigd dat bij deze 8200833 10 uitvoeringsvorm de scheidingselementen 25’ en 26' nagenoeg even ver naar het spleetgebied 7 tussen de zeven 1 en 6 verlopen, zodat na een zo goed als afgesloten vooraf ontwatering van de stofstroom A in het voorontwateringstraject 3 de stofstromen B en C eerst in het spleetge-5 bied 7 gemeenschappelijk worden ontwaterd. Het ontwateren kan bij voorkeur naar een zijde maar ook naar beide zijden plaats vinden. Dit hangt er geheel vanaf hoe de ontwateringswals 4 is uitgevoerd. Is deze als gesloten formeerwals uitgevoerd, dan kan in de richting daarvan een ontwateren slechts in zoverre plaats vinden als de zeefmazen van de be-10 nedenzeef 1 water kunnen opnemen. De ontwateringswals 4 kan echter ook als doorboorde wals of als een wals met zuigkasten zijn uitgevoerd.
De scheidingselementen 25* en 26* wijken van die van de uitvoeringsvorm volgens figuur 1 voorts af, doordat zij twee doorsnede- respectievelijk dikteverminderingen 27 en 28 hebben. Tot voorbij het ge-15 bied van de uittree-openingen 14, 15 en 16 hebben de scheidingselementen 25' en 26* nog de doorsnede van de scheidingswanden 19 en 20 in het stofinloopkanaal en stellen dus de onmiddellijke voortzetting daarvan voor. De doorsnede-overgangen in de punten 27 en 28 van de scheidingselementen 25' en 26’ oefenen daarbij een diffusorwerking uit, zoals de-20 ze bekend is bij de trapdiffusor-stofinlopen. Uit de figuren 3b en 3c blijkt voorts dat de scheidingselementen 25’ en 26’ aan hun uitwendige begrenzingskanten slangvormig met elkaar zijn verbonden. De daartussen gevoerde stofstroom B wordt dus ook in de richting van de baankanten geïsoleerd van de stofstromen A en C getransporteerd.
25 Figuur 2 toont in een schematische afbeelding de vollledige zeef- inrichting van een dubbele zeefvorminrichting voor uit meer lagen bestaande weefselbanen. Overeenkomende delen zijn hier met dezelfde ver-wijzingsnummers aangegeven, zoals bij de uitvoeringsvorm van figuur 1. De eerste zeef is hier de binnenzeef of nevenzeef 6.
30 Beide zeven 1 en 6 vormen ook hier eindloze lussen en omgeven de ontwateringswals 4 gemeenschappelijk langs een gedeelte van de omtrek daarvan. Voor de geleiding van de binnenzeef 6 dienen andere gelei-dingswalsen 29, terwijl de hoofdzeef 1 over extra geleidingswalsen 30 is geleid.
35 Na de ontwateringswals 4 vormen de beide zeven 1 en 6 een hoofdza kelijk rechtlijnig gemeenschappelijk deel, dat naar een scheidingsin-richting 31 verloopt. De scheidingsinrichting bevat twee walsen 32 en 33, waarbij de wals 33 tevens een geleidingswals voor de binnenzeef 6 kan vormen. De beide walsen 32 en 33 kunnen massieve walsen zijn. Het 40 is echter ook mogelijk de wals 32, zoals geïllustreerd, als een zuig- 8200833 11 wals uit te voeren. Na de scheidingsinrlchting 31 verlopen de zeven 1 en 6 gescheiden. De zeef 6 heeft een schuin naar boven verlopend deel waar beneden een opvangkuip 34 is aangebracht, die voor het opvangen van boven de zeef 6 in dit gebied aangebrachte (niet getoonde) zeefrei-5 nigingsinrichtingen dient. De hoofdzeef 1 bereikt vanuit de scheidings-inrichting 31 een opneeminrichting 35 die bestaat uit een van de gelei-dingswalsen 30, alsmede een afneemwals 36. Over de afneemwals die als zuigwals kan worden uitgevoerd, is een viltbaan 37 geleid. De viltbaan 37 dient voor het afnemen van de niet afgebeelde papierbaan van de zeef 10 1 en voor het verdere transport daarvan naar een niet getoonde droogin- richting van de machine.
Beneden de ontwateringswals 4 bevindt zich een opvangreservoir 38 voor het in het krommingstraject van de ontwateringswals 4 afgescheiden water. Op het opvangreservoir 38 volgt een zuigkast 39. Beneden de 15 zuigkast 39 is een ander opvangreservoir 40 aangebracht, dat voor het opvangen van sproeiwater alsmede van ander water kan dienen, dat door extra (niet getoonde) in het gebied van de zuigkast 39 opgestelde ont-wateringselementen kan vallen. Tenslotte bevindt zich boven de zeef 6 achter de ontwateringswals 4 nog een opvangreservoir 41 dat het door de 20 ontwateringswals 4 weggeslingerde water opvangt. Het aanbrengen van dit opvangreservoir is mogelijk, aangezien beide zeven achter de ontwateringswals 4 een schuin naar beneden gericht verloop hebben.
Boven de zeef 6 is voor de ontwateringswals 4 een meer-lagenstof-inloop 13 aangebracht, die op dezelfde wijze als de in figuur 1 getoon-25 de meer-lagenstofinloop kan zijn uitgevoerd. Ook de stofinloop van figuur 2 heeft drie uittree-openingen die door twee scheidingswanden van elkaar worden gescheiden, waarop de scheidingselementen 25 en 26 zich onmiddellijk aansluiten. Terwijl het onderste scheidingselement 25 reeds voor het oploopgebied van de zeef op de ontwateringswals.4 ein-30 digt, is het bovenste scheidingselement 26 tot ver in het spleetgebied van de beide zeven en wel zelfs tot in het gebied waar de zeef om de ontwateringswals 4 is geslagen, naar binnen gevoerd. De eerste stof-straal valt ook hier in het punt I op de eerste zeef, hier de binnenzeef 6 en wordt met behulp van een slechts schematisch aangegeven ont-35 wateringselement 9 vooraf ontwaterd. De door het scheidingselement 26 voorts van elkaar gescheiden gehouden beide resterende stofstralen worden eerste in het spleetgebied tussen de zeven 1 en 6 respectievelijk in het krommingsgebied van de ontwateringswals 4 ontwaterd. Met II is ook hier het punt aangegeven waarin de bovenste stofstraal op de zeef 1 40 valt. Het ontwateren in het spleet- respectievelijk krommingsgebied 8200833 12 vindt bij voorkeur in buitenwaartse richting plaats in de richting van het opvangreservoiir 38. Het water dat door de als gesloten formeerwals uitgevoerde ontwateringswals 4 uit de zeefmazen van de zeef 6 eruit wordt gezogen en daarna wordt weggeslingerd, wordt door het opvangre-5 servoir 41 opgevangen.
Figuur 4 toont een uitvoeringsvorm van een dubbele zeefvorminrich-ting voor een uit twee lagen bestaande baan, waarbij de tweede of binnenzeef de mantel van een zuigwals vormt, die tevens de ontwateringswals is. De benedenzeef 1 doorloopt na een geleiding om een kraagwals 2 10 een betrekkelijk kort recht voorontwateringstraject 3, waarna deze om een boven liggende zuigwals 44 is geslagen en van hieraf om een gelei-dingswals 30 weer wordt teruggevoerd. De zuigwals 44 is in de inwendige ruimte over meer dan zijn halve omtrek voorzien van zuigkasten 42, zodat nadat de zeef 1 de zuigwals heeft verlaten, de niet getoonde pa-15 pierbaan door de onderdruk van de zuigkasten 42 op de zuigwals blijft en verder wordt ontwaterd om dan achter de zuigkasten 42 in het bovengebied van de zuigwals 44 door een viltbaan 43 met behulp van een koetswals 45 voor de verdere verwerking te worden overgenomen.
De stofinloop 46 is als twee-lagenstofinloop uitgevoerd en heeft 20 daarom behalve de buitenste begrenzingswanden 19 en 20 slechts een inwendige scheidingswand 47 die zich als een scheidingselement 48 buiten de uittree-openingen voortzet, welk element tot in het spleetgebied van de zeef 1 met de mantel van de zuigwals 44 naar binnen is gevoerd. De onderste, eerste stofstroom A valt in het punt I op de eerste zeef, 25 hier de zeef 1 en wordt in het hoofdzakelijk rechtlijnige voorontwateringstraject 3 door de zeef 1 heen naar beneden ontwaterd. De tweede bovenste stofstroom B valt in het punt II op de mantel van de zuigwals en wordt tot kort voorbij dit punt door het scheidingselement 48 gescheiden gehouden van de benedenstofstroom Δ respectievelijk de daaruit 30 reeds vooraf geformeerde baan. Het ontwateren van de stofstroom B vindt dan uitsluitend door de zuigwals 44 naar boven plaats.
Een soortgelijke inrichting met een stofinloop voor een uit twee lagen bestaande baan toont de uitvoeringsvorm van figuur 5. Hier worden weer twee zeven gebruikt, die gemeenschappelijk een ontwateringswals 35 omgeven, die in dit geval als open ontwateringswals is uitgevoerd. Beneden het voorontwateringstraject 3 van de zeef 1 zijn hier ontwate-ringselementen 49 aangebracht, waardoor een zo goed mogelijk vooraf ontwateren van de onderste stofstroom A in dit gebied plaats vindt. Aangezien de ontwateringswals 5 niet als zuigwals maar als open ontwa-40 teringswals is uitgevoerd, vindt het ontwateren van de bovenste stof- 8200833 13 stroom B achter het einde van het scheidingselement 48 plaats, zowel naar buiten door de uit de stofstroom A reeds geformeerde baanlaag en door de zeef 1 heen, als naar binnen door de zeef 6 en de mantel van de ontwateringswals 50 heen. Deze dubbel gerichte ontwatering van de stof-5 stroom B is door de pijlen Bj en B2 aangegeven.
In de figuren 6 tot en met 8 is schematisch een dubbele zeefvorm-inrichting afgebeeld, die hoofdzakelijk voor de produktie van meer-la-genkarton dient. De bendenzeef 1 toont hoofdzakelijk het verloop van een normale langzeefinrichting, waarin de zeef een'kraagwals 2 omgeeft, 10 van daaraf via ontwateringselementen in de vorm van zeeftafelelementen of zuiglijsten 10 en zuigkasten 11 en 51, daarna om een zuigwals 52 en terug over de zeefgeleidingswalsen 30 naar de kraagwals wordt teruggevoerd. Achter de zuigwals 52 wordt de (niet getoonde) papierbaan met behulp van een zuigafneemwals 36 van de zeef 1 af op een viltbaan 37 15 overgenomen. De dubbele zeefinrichting bevindt zich in het gebied tussen de zuigkasteenheden 11 en 51, waarbij van bovenaf een tweede of bovenzeef 6 met de benedenzeef 1 wordt samengevoegd. De bovenzeef 6 is via zeefgeleidingswalsen 29 teruggevoerd.
Achter de kraagwals 2 bevindt zich boven de benedenzeef 1 een 20 twee-lagenstofinloop 46 met bovenste en benedenste begrenzingswanden 18 en 17 van het stofinloopkanaal, alsmede een daartussen gelegen scheidingswand 47 die tesamen twee uittree-openingen 53 en 54 begrenzen. De scheidingswand 47 van de stofinloop zet zich stroomafwaarts van de uittree-openingen 53 en 54 voort in de vorm van een scheidingselement 48 25 dat zich uitstrekt tot in het gebied van de zuigkasten 11. De onderste respectievelijk eerste stofstroom A die uit de uittree-opening 53 naar buiten treedt, wordt op de eerste of benedenzeef 1 door de zeeftafelelementen of zuiglijsten 10 en een gedeelte van de zuigkasten 11 vooraf ontwaterd respectievelijk geformeerd, alvorens achter het einde van het 30 scheidingselement 48 de uit de uittree-opening 54 uittredende tweede stofstroom B in het overblijvende gebied van de zuigkasten 11 reeds vooraf wordt ontwaterd.
Achter het einde van de zuigkastengroep 11 is voor het inloopge-bied van de dubbele zeefinrichting een secundaire stofinloop 55 met een 35 enkele uittree-opening 56 aangebracht, waaruit de bovenste en laatste stofstraal C uittreedt. Achter de secundaire stofinloop 55 omgeven de tesamen gevoerde zeven 1 en 6 met een zwakke kromming een binnen de bovenzeef liggende ontwateringsinrlchting 57 die eveneens uit zuigkasten kan bestaan. Achter de zuigontwateringsinrichting 57 zijn de zeven dan 40 met een tegengestelde kromming en met een bepaalde omslaghoek om een 8200833 14 binnen de benedenzeef 1 liggende ontwaterings- of formeerwals 4 gevoerd. Het omgeven van de ontwateringswals 4 wordt door een daaropvolgende in de bovenzeef 6 liggende geleidingswals 58 bereikt. Achter deze geleidingswals 58 omgeven de zeven gemeenschappelijk met een tegenge-5 stelde kromming nogmaals een binnen de benedenzeef 1 liggende geleidingswals 59, waarna dan de bovenzeef 6 via een van zijn geleidingswal-sen 79 wordt teruggevoerd en de benedenzeef 1 met de zich daarop bevindende (niet getoonde) papierbaan via de zuigkasten 51 wordt verderge-leid.
10 Bij deze inrichting is het een ontwateringsdruk opwekkende krom- mingstraject waardoor beide zeven tegen elkaar liggend gemeenschappelijk worden geleid, uit verscheidene delen met telkens wisselende krom-mingsrichting samengesteld. Ook hier neemt de kromming voor het verhogen van de ontwateringsdruk trapsgewijze toe. Het oppervlak van de ont-15 wateringsinrichting 57 heeft slechts een geringe kromming, terwijl de walsmantel van de ontwateringswals 4 reeds sterker is gekromd. Ook de van een nog kleinere diameter en dus een nog sterkere kromming voorziene zeefgeleidingswalsen 58 en 59 dragen eveneens bij tot de verdere ontwatering.
20 Het bijzondere van deze inrichting is daarin gelegen, dat een an der scheidingselemënt 60 aanwezig is, dat in het punt 61 aan de bovenste begrenzingswand 18 van de eerste stofinloop 46 scharnierend is bevestigd en de tweede stofstroom B naar buiten is begrensd. Dit schei-dingselement 60 verloopt via het gehele voorontwateringstraject 3 in 25 heengaande richting tot aan de secundaire stofinloop 55 en verder tot in het spleetgebied tussen de zeven 1 en 6, om ook nog in het gebied van de ontwateringsinrichting 57 de derde stofstroom C gescheiden te houden van de beide reeds vooraf geformeerde banen van de stofstromen A en B. Deze opstelling heeft bij een geschikte dimensionering van het 30 scheidingselement 60 en van de ontwateringseigenschappen het voordeel, dat de stofstroom C die in het punt II op de bovenzeef 6 valt, niet onmiddellijk met de reeds vooraf geformeerde baanlagen A en B in aanraking moet worden gebracht, maar zelf eerst in zekere mate vooraf kan worden ontwaterd, waardoor bij het tesamen voeren van de laag C en de 35 lagen A en B, deze in ongeveer gelijke ontwateringstoestanden voorkomen. Hierdoor wordt enerzijds vermeden, dat de reeds geformeerde baanlagen A en B door de stofstroom G weer worden beschadigd, echter kan anderzijds de mate van ontwatering zodanig worden geregeld, dat de baanlagen bij het tesamen voeren zich nog in een toestand bevinden, die 40 een verdere ontwatering in het gebied van de dubbele zeven noodzakelijk 8200833 15 maakt, waardoor door dwarsstromingen van de vloeistoffen een beter ver-vilten en betere binding tussen de afzonderlijke baanlagen wordt bereikt, zonder dat de vezelstoffen van de lagen zich noemenswaard met elkaar vermengen. Daardoor heeft deze inrichting voor de vervaardiging 5 van karton in het bijzonder ook een voordeel ten opzichte van zulke zeefinrichtingen, waarbij gereed geformeerde en zo goed mogelijk vooraf ontwaterde baanlagen slechts op elkaar worden gekoetst.
De uitvoeringsvorm van figuur 7 komt overeen met die van figuur 6 met het enkele verschil dat in plaats van het doorgaande scheidingsele-10 ment 60 een scheidingselement 60' aanwezig is, dat bevestigd is aan een van de stofinloop 46 onafhankelijke vaste ondersteuning 62 die stroomafwaarts van de uittree-opening 54 van de stofinloop is aangebracht. De stofstraal B is na het verlaten van de uittree-opening 54 eerst naar boven niet begrensd om daarna de begrenzing tussen de scheidingselemen-15 ten 46 en 60' binnen te treden. Figuur 8 toont tenslotte een uitvoeringsvorm waarbij een scheidingselement 60" aanwezig is, dat eerst uitgaat van de onderste begrenzingswand 63 van de secundaire stofinloop 55. De stofstroom B beweegt zich daarom in dit geval van de eerste stofinloop 46 tot aan de secundaire stofinloop 55 met een naar boven 20 vrij oppervlak en komt eerst bij de secundaire stofinloop 55 onder het scheidingselement 60", waardoor deze nog over een bepaald traject van de stofstroom C gescheiden wordt gehouden.
Aangezien in het bijzonder de scheidingselementen 60 en 60r van de uitvoeringsvorm volgens de figuren 6 en 7 de tweede stofstroom over een 25 langer traject naar boven begrenzen, zijn zij bij voorkeur van vlakken voorzien, die in de stofstroom een microturbulentie opwekken om een uitvlokken van de stof in het stromingstraject te verhinderen, waarin nog geen ontwatering van de betreffende stofstroom plaats vindt.
De scheidingselementen zijn door in bijzonderheden niet getoonde 30 middelen over het gebied van hun uitstrekking bij voorkeur ondersteund en zijn voor zover zij niet volledig star zijn bevestigd, door overeenkomstige inrichtingen qua positie instelbaar.
8200833

Claims (31)

1. Werkwijze voor het vervaardigen van een uit meer lagen bestaande papierbaan in een dubbele zeefvorminrichting met een eerste en een tweede rondlopende eindloze zeef die onder spanning gedeeltelijk tegen 5 elkaar aanliggend een, een ontwateringsdruk opwekkend krommingstraject gemeenschappelijk doorlopen en in het inloopgebied van het krommingstraject een convergerende spleet vormen die de papierbaan in wording opneemt, en met behulp van tenminste twee stofstromen die gescheiden uit stofinloop-uittree-openingen uittreden, hoofdzakelijk in aangren- 10 zende lagen worden geleid en die stroomafwaarts van de uittree-openin-gen door in stromingsrichting verlopende scheidingselementen nog over een bepaald traject van elkaar gescheiden worden gehouden, met het kenmerk, dat tenminste de aan een eerste (1; 6) van de beide zeven (1, 6. grenzende eerste stofstroom (A) op deze eerste zeef (1; 6) zonder 15 invloed van de tweede zeef (6; 1) en de ontwateringsdruk van het krommingstraject tot een geformeerde papierbaanlaag vooraf wordt ontwaterd en tenminste de door het laatste scheidingselement (26, 60) geleide, naar buiten niet door een scheidingselement begrensde laatste stof-stroom (C) voor de ontwatering onmiddellijk wordt ingevoerd in het door 20 de zeven (1, 6) gevormde convergerende spleetgebied (7).
2. Werkwijze voilgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de eerste (A) en de andere stofstromen (B) tot aan de laatste (C) stofstroom op de eerste zeef (1) vooraf worden ontwaterd.
3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het 25 vooraf ontwateren op de eerste zeef (1) hoofdzakelijk plaats vindt door de statische en dynamische eigendruk van de vloeistofzuilen van de stofstromen.
4. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het vooraf ontwateren op de eerste zeef (1) wordt beïnvloed door aan de 30 achterzijde van de zeef aangebrachte ontwateringselementen (9, 10, 11, 49).
5. Werkwijze voilgens een van de conclusies 1-4, met het kenmerk, dat tenminste de laatste stofstroom (C) en de tenminste uit de eerste stofstroom (A) reeds geformeerde baan in een krommingstraject met een 35 toenemende kromming wordt blootgesteld aan een toenemende ontwateringsdruk.
6. Werkwijze volgens een van de conclusies 1-5, met het kenmerk, dat de stofstromen (Δ, B, C) door op zichzelf hoofdzakelijk starre scheidingselementen (25, 26, 48, 60) van elkaar gescheiden worden ge- 40 houden. 8200833
7. Werkwijze volgens een van de conclusies 1-6, met het kenmerk, dat de geleiding van de afzonderlijke stofstromen (A, B, C) kan worden beïnvloed door de scheidingselementen buiten de uittree-openingen (14, 15, 16; 53, 54; 56).
8. Dubbele zeefvorminrichting voor een papiermachine voor het uit voeren van de werkwijze volgens een van de conclusies 1-7, met stofin-loopinrichtingen met tenminste twee van elkaar gescheiden stoftoevoeren en een overeenkomstig aantal uittree-openingen, die door begrenzings-wanden worden begrensd, die zich over de breedte van de stofinloopin-10 richtingen uitstrekken en evenwijdig aan de stroming verlopen, met scheidingselementen tussen de stofstromen, die de stofstromen nog over een bepaald traject stroomafwaarts van de uittree-openingen van elkaar gescheiden houden, en met een eerste en een tweede rondlopende eindloze zeef, die gemeenschappelijk gedeeltelijk om een ontwateringswals zijn 15 gelegd en in het gebied van hun oploopplaats op de ontwateringswals een convergerende spleet voor het opnemen van de papierbaan in wording vormen, met het kenmerk, dat de eerste zeef (1 respectievelijk 6) voor het oplopen op de ontwateringswals (4; 44, 50) over een voorontwaterings-traject (3) wordt geleid, aan het begin waarvan zich tenminste een uit-20 tree-opening (14, 53) van de stofinloopinrichtingen (13, 46) bevindt, en dat de scheidingselementen (25, 26, 48, 60) zodanig zijn uitgevoerd en geleid, dat aan het begin van het voorontwateringstraject alleen de aan de eerste zeef (1 respectievelijk 6) grenzende eerste stofstroom (A) op de eerste zeef (1 respectievelijk 6) valt en tenminste het 25 laatste scheidingselement (26; 60) een zodanige lengte heeft, dat de daardoor ondersteunde laatste stofstroom (C) onmiddellijk wordt gericht in de convergerende spleet (7) tussen de zeven (1, 6).
9. Dubbele zeefvorminrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de eerste zeef (1) van een kraagwals (2) af hoofdzakelijk 30 rechtlijnig door het voorontwateringstraject (3) wordt geleid.
10. Dubbele zeefvorminrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat in het voorontwateringstraject (3) beneden de eerste zeef (1) de ontwatering beïnvloedende elementen (9, 10, 11), zoals zeeftafelele-menten (10), Zuiglijsten (10) en/of zuigkasten (11), bij voorkeur in 35 een opstelling van toenemende onderdruk zijn aangebracht.
11. Dubbele zeefvorminrichting volgens conclusie 9 of 10, met het kenmerk, dat voor de ontwateringswals (4) beneden de eerste zeef (1) een zeefschoen (12) met een convex gebogen oppervlak aanwezig is, waarvan de kromming geringer is dan de mantelkromming van de ontwaterings- 40 wals (4) en die tenminste gedeeltelijk ook door de tweede zeef (6) 8200833 ' wordt omgeven.
12. Dubbele zeefvorminrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de eerste zeef in het voorontwateringstrajeet om een formeer-wals (4) is gelegd.
13. Dubbele zeefvorminrichting volgens een van de conclusies 8-12, met het kenmerk, dat de ontwateringswals (4) een wals met gesloten oppervlak is.
14. Dubbele zeefvorminrichting volgens een van de conclusies 8-12, met het kenmerk, dat de ontwateringswals een wals (50) met een op de 10 mantel aangebracht rooster is.
15. Dubbele zeefvorminrichting volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat de ontwateringswals (44) bovendien een zuigkast (42) bevat.
16. Dubbele zeefvorminrichting volgens een van de conclusies 8-15, met het kenmerk, dat de tweede zeef (6) voor het tesamen voeren met de 15 eerste zeef (1) om een qua positie variabele geleidingswals (5) is geleid voor de beïnvloeding van de convergerende inloopspleet (7).
17. Dubbele zeefvorminrichting volgens een van de conclusies 8-16, met het kenmerk, dat de scheidingselementen (25, 26, 48, 60) tussen de afzonderlijke stofstromen als starre scheidingsvlakken zijn uitge- 20 voerd.
18. Dubbele zeefvorminrichting volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat de scheidingsvlakken met hun stroomopwaarts liggende einden scharnierbaar aan de stofinloopinrichtingen zijn gemonteerd.
19. Dubbele zeefvorminrichting volgens conclusie 18, met het ken- 25 merk, dat de scheidingsvlakken door uitwendige instelelementen op een bepaalde stand instelbaar zijn.
20. Dubbele zeefvorminrichting volgens conclusie 19, met het kenmerk, dat de instelelementen vormsluitend aangrijpende mechanische instelelementen zijn.
21. Dubbele zeefvorminrichting volgens conclusie 19, met het ken merk, dat de instelelementen krachtsluitend werkende, bijvoorbeeld bestuurbare elektromagnetische afstandhouders zijn.
22. Dubbele zeefvorminrichting volgens een van de conclusies 18-21, met het kenmerk, dat de scheidingsvlakken in hun scharnierbare 35 bevestiging zodanig zijn uitgevoerd, dat zij van buiten de stofinloopinrichtingen af uitwisselbaar zijn.
23. Dubbele zeefvorminrichting volgens een van de conclusies 17-22, met het kenmerk, dat de scheidingsvlakken indien nodig, overeenkomstig de zeefgeleidingen gebogen zijn uitgevoerd.
24. Dubbele zeefvorminrichting volgens een van de conclusies 8200833 *1 ----- 17-23, met het kenmerk, dat de scheidingsvlakken tenminste gedeeltelijk zijn voorzien van een, een microturbulentie opwekkende oppervlakte-struktuur.
25. Dubbele zeefvorminrichting volgens een van de conclusies 5 17-24, met het kenmerk, dat tenminste twee aan de uittree-openingen (53, 54) van de stofinloopinrichtingen grenzende uittree-openingen van een meer-lagenstofinloop (46) zijn, waarvan de aangrenzende begrenzingswanden een gemeenschappelijke scheidingswand (47) vormen waarop een scheidingselement (48) zich onmiddellijk aansluit.
26. Dubbele zeefvorminrichting volgens conclusie 25 voor een uit twee lagen bestaande baan, met het kenmerk, dat een enkel, star met de enkele scheidingswand verbonden scheidingsvlak aanwezig is en dat de beide buitenste begrenzingswanden van de uittree-openingen instelbaar zijn voor de beïnvloeding van de straal.
27. Dubbele zeefvorminrichting volgens conclusie 25 voor een uit drie lagen bestaande baan, met het kenmerk, dat de aan de eerste zeef (1) grenzende scheidingswand (19) en scheidingsvlak (25) star zijn uitgevoerd, dat het tweede scheidingsvlak (26) respectievelijk de bijbehorende scheidingswand (20) beweegbaar is gemonteerd en bij voorkeur in- 20 stelbaar is en dat de buitenste begrenzingswanden (17, 18) instelbaar zijn.
28. Dubbele zeefvorminrichting volgens conclusie 25 voor een uit drie lagen bestaande baan, met het kenmerk, dat de beide noodzakelijke scheidingswanden (19, 20) en/of scheidingsvlakken (25T, 26') als een 25 aan zijn buitenkanten verbonden kanaalvormige eenheid (figuur 3b, 3c) zijn uitgevoerd.
29. Dubbele zeefvorminrichting volgens een van de conclusies 17-24 voor een uit drie lagen bestaande baan, met het kenmerk, dat de uit-tree-opening (56) voor de laatste stofstroom (C) stroomafwaarts van de 30 uittree-openingen (53, 54) voor de beide eerste stofstromen (A, B) op een plaats is aangebracht (figuur 6-8) waar het formeren van de baan-laag uit de tweede stofstroom (B) nog niet is beëindigd.
30. Dubbele zeefvorminrichting volgens conclusie 29, met het kenmerk, dat het scheidingselement (60') voor het scheiden van de tweede 35 (B) en derde (C) stofstroom op een plaats (62) stroomafwaarts van de uittree-openingen (53, 54) voor de eerste (A) en tweede (B) stofstroom begint (figuur 7).
31. Dubbele zeefvorminrichting volgens een van de conclusies 17-30, met het kenmerk, dat aangrenzende scheidingselementen (25’, 26’) 40 die een stofstroom (B) tussen zich insluiten, zijn voorzien van een 8200833 profielering die plotselinge dwarsdoorsnedeveranderiagen (27, 28) voor de stofstroom (B) vormt. ************** 8200833
NL8200833A 1981-03-02 1982-03-02 Werkwijze voor het vormen van een uit meer lagen bestaande papierbaan in een dubbele zeefvorminrichting en een dubbele zeefvorminrichting voor het uitvoeren van de werkwijze. NL8200833A (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
DE19813107926 DE3107926A1 (de) 1981-03-02 1981-03-02 Verfahren zum ausbilden einer mehrlagigen papierbahn in einem doppelsiebformer und doppelsiebformer zur durchfuehrung des verfahrens
DE3107926 1981-03-02

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8200833A true NL8200833A (nl) 1982-10-01

Family

ID=6126170

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8200833A NL8200833A (nl) 1981-03-02 1982-03-02 Werkwijze voor het vormen van een uit meer lagen bestaande papierbaan in een dubbele zeefvorminrichting en een dubbele zeefvorminrichting voor het uitvoeren van de werkwijze.

Country Status (11)

Country Link
JP (1) JPS57199892A (nl)
AT (1) AT386626B (nl)
CA (1) CA1172484A (nl)
DE (1) DE3107926A1 (nl)
ES (1) ES509937A0 (nl)
FI (1) FI820727L (nl)
FR (1) FR2500861A1 (nl)
GB (1) GB2094364B (nl)
IT (1) IT1149779B (nl)
NL (1) NL8200833A (nl)
SE (1) SE455607B (nl)

Families Citing this family (18)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE3227218C2 (de) * 1982-07-21 1984-10-18 Escher Wyss Gmbh, 7980 Ravensburg Mehrlagenstoffauflauf
US4802954A (en) * 1986-11-20 1989-02-07 Valmet-Dominion Inc. Forming board for papermaking machine
CH672515A5 (nl) * 1987-02-02 1989-11-30 Escher Wyss Gmbh
DE4029545A1 (de) * 1990-09-18 1992-03-19 Escher Wyss Gmbh Stoffauflauf-einrichtung
DE4225297C2 (de) * 1992-07-31 1996-11-28 Voith Sulzer Papiermasch Gmbh Stoffauflauf für eine Papiermaschine
DE4321268C2 (de) * 1993-06-28 1996-08-14 Voith Gmbh J M Stoffauflauf und Verfahren zur Erzeugung einer mehrschichtigen und mehrlagigen Papierbahn
DE4435860C2 (de) * 1994-10-07 1998-03-19 Voith Gmbh J M Stoffauflauf zur Erzeugung einer mehrschichtigen Papierbahn
DE4440079C2 (de) * 1994-11-10 1997-10-02 Voith Sulzer Papiermasch Gmbh Mehrschichten-Stoffauflauf
DE19538149A1 (de) * 1995-10-13 1997-04-17 Voith Sulzer Papiermasch Gmbh Verfahren und Stoffauflauf für eine Papier- oder Kartonmaschine zur Herstellung einer mindestens dreischichtigen Bahn
DE19624052A1 (de) * 1996-06-17 1996-12-12 Voith Sulzer Papiermasch Gmbh Dreischichtenstoffauflauf
AT404848B (de) * 1996-11-13 1999-03-25 Andritz Patentverwaltung Verfahren und einrichtung zur messung von abständen im bereich des stoffauflaufes einer papiermaschine
DE29711721U1 (de) * 1997-07-04 1997-09-04 Voith Sulzer Papiermaschinen GmbH, 89522 Heidenheim Stoffauflauf mit Lamelle
FI124698B (fi) 2004-01-15 2014-12-15 Valmet Technologies Inc Sovitelma paperikoneessa
FI116628B (fi) 2004-02-13 2006-01-13 Metso Paper Inc Monikerrosrainan muodostusosa
WO2008023098A1 (en) * 2006-08-25 2008-02-28 Metso Paper, Inc. Method and apparatus for the manufacture of a fibre web
DE102008001333A1 (de) 2008-04-23 2009-10-29 Voith Patent Gmbh Stoffauflauf für eine Maschine zur Herstellung einer wenigstens einschichtigen Faserstoffbahn
CN102203345B (zh) * 2008-10-21 2013-07-17 阿斯顿约翰逊公司 具有多个排水底板的双织物成形部
SE1651555A1 (en) * 2016-11-28 2018-02-13 Valmet Oy A forming section for forming a fibrous web, a papermaking machine comprising a forming section and a method of forming a fibrous web

Family Cites Families (14)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB1143604A (nl) * 1900-01-01
US1595558A (en) * 1925-07-06 1926-08-10 James E Mayhew Alarm-clock jacket
AT322963B (de) * 1970-10-30 1975-06-25 Arledter Hanns F Dr Ing Verfahren zur blattbildung bei einer doppelsieb-papiermaschinen
GB1384376A (en) * 1971-05-13 1975-02-19 Black Clawson Co Process and apparatus for producing multiply paper
GB1417736A (en) * 1972-02-24 1975-12-17 Beloit Corp Paprer-making machines
US3839143A (en) * 1972-06-08 1974-10-01 Beloit Corp Multi-ply two wire former wherein multiple headboxes are used and inflatable air bellows provide adjustments therebetween
US3844881A (en) * 1972-06-09 1974-10-29 Rice Barton Corp Multi-layered fibrous web forming system employing a suction roll positioned adjacent the web side of the forming wire and around which the forming wire is wrapped
US4125429A (en) * 1977-03-08 1978-11-14 Beloit Corporation Headbox turbulence generator and damping sheet
FI58364C (fi) * 1977-07-13 1981-01-12 Tampella Oy Ab Matningsanordning foer en banformningsmaskin foer framstaellning av en tvao- eller flerskiktig fiberbana
AT359368B (de) * 1978-01-16 1980-11-10 Escher Wyss Gmbh Doppelsiebpapiermaschine
SE421328B (sv) * 1978-04-25 1981-12-14 Karlstad Mekaniska Ab Forfarande och anordning for bildande av en flerskiktsmeldstrale
US4141788A (en) * 1978-05-02 1979-02-27 Beloit Corporation Method of and means for forming multi-ply paper webs from a single headbox
SE421808B (sv) * 1979-05-23 1982-02-01 Moelnlycke Ab Sett och anordning for formning av en pappersbana i en planvirapappersmaskin
DE3112966A1 (de) * 1981-04-01 1982-10-14 J.M. Voith Gmbh, 7920 Heidenheim Papiermaschine zum herstellen mehrlagiger faserstoffbahnen, insbesondere sanitaerer papiere

Also Published As

Publication number Publication date
GB2094364A (en) 1982-09-15
JPS6149437B2 (nl) 1986-10-29
SE455607B (sv) 1988-07-25
FR2500861B1 (nl) 1985-01-04
JPS57199892A (en) 1982-12-07
FR2500861A1 (fr) 1982-09-03
DE3107926A1 (de) 1982-11-04
ATA60282A (de) 1986-04-15
ES8303579A1 (es) 1983-02-01
FI820727L (fi) 1982-09-03
IT1149779B (it) 1986-12-10
AT386626B (de) 1988-09-26
GB2094364B (en) 1985-07-24
ES509937A0 (es) 1983-02-01
IT8219862A0 (it) 1982-02-26
CA1172484A (en) 1984-08-14
SE8201224L (sv) 1982-10-18
DE3107926C2 (nl) 1988-08-04

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8200833A (nl) Werkwijze voor het vormen van een uit meer lagen bestaande papierbaan in een dubbele zeefvorminrichting en een dubbele zeefvorminrichting voor het uitvoeren van de werkwijze.
DE1303226C2 (de) Papiermaschine
US5382327A (en) Apparatus for thickening pulp and paper stock
DE102008052162A1 (de) Vorrichtung zur Herstellung einer Materialbahn
NL7815063A (nl) Microturbulentiegenerator voor papiermachinestofkist en werkwijze voor het gebruik daarvan.
FI84921B (fi) En eller flerskikts inloppslaoda med utvidgad reglerzon av genomloppsvolym.
US4565603A (en) Method and device for reducing disturbances during paper web formation
WO2012000690A2 (de) Blattbildungssystem für eine maschine zur herstellung einer zumindest einschichtigen faserstoffbahn
JPS5823985A (ja) 抄紙機のワイヤ−部
US6235158B1 (en) Suction forming roll n double screen method and machine for the manufacture of a fibrous material web
US5186791A (en) Apparatus for thickening pulp and paper stock
JPH02191783A (ja) パルプ及び紙原料の濃縮方法及び装置
CA1335046C (en) Method of formation of a fibrous web in a papermachine and apparatus for accomplishing the method
US3758381A (en) Rmaking machine single endless strand mounted in self centering fashion in a series of parallel convolutions as a fibrous web supporting surface in a pape
EP0166189B1 (en) A means in the vat section of a vat machine
KR950014936B1 (ko) 다층 필터 재료의 제조 방법 및 장치
US2881668A (en) Paper forming section
US4145249A (en) Shearing means for penetrating pulp stock on Fourdrinier machine
KR960003187B1 (ko) 다층 필터 재료 제조방법 및 장치
US3645842A (en) Dual fabric apparatus for paper web formation
FI63077B (fi) Foerfarande och anordning foer reglering av profilen av en fiberbana i en pappersmaskin
US3578556A (en) Vertical paper machine wherein stock impinges wires below the breast rolls
US3743571A (en) Paper web formation using dual fabrics
FI69329C (fi) Formare foer en pappersmaskin
US5160584A (en) High consistency sheet former

Legal Events

Date Code Title Description
A1A A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BV The patent application has lapsed