NL9402236A - Transporteur ten behoeve van het opslaan van produkten. - Google Patents

Description

Titel: Transporteur ten behoeve van het opslaan van produkten

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting volgens de aanhef van conclusie 1.

Een dergelijke inrichting is bekend uit bijvoorbeeld NL-A-7702497.

De bekende inrichting heeft als voordeel dat deze ten opzichte van de beschikbare lengte opslaggebied een minimale band- of kettinglengte heeft.

Een bezwaar van de bekende inrichting is dat reinigen van de transportband of -ketting slechts met moeite kan worden uitgevoerd, aangezien de reinigingshandelingen zouden moeten plaatsvinden in het gebied waar de produkten zijn opgeslagen. Het reinigen van de transportband of -ketting levert derhalve het gevaar op van vervuiling van de produkten.

Een tweede bezwaar van de bekende inrichting is dat de produkten slechts volgens het first in first out principe kunnen worden verwerkt. De bekende inrichting beschikt immers over een enkele eindloze, zich over alle etages uitstrekkende transportband of -ketting met slechts één ingang en één uitgang. Produkten die een langere opslag dan andere produkten behoeven, bijvoorbeeld omdat de rijstijd of afkoeltijd van deze produkten langer is, leiden ertoe dat de andere produkten onnodig lang in de inrichting verblijven en daar onnodig opslagruimte in beslag nemen. Dit heeft derhalve een zeer nadelige invloed op de opslagcapaciteit van de inrichting die immers voor het grootste deel gevuld zal zijn met produkten die eigenlijk geen opslag meer behoeven.

Teneinde dit bezwaar op te heffen is in EP-A-0 216 409 een inrichting voorgesteld die is voorzien van een produkt-opslaggebied bestaande uit een aantal etages, waarbij elke etage is voorzien van een aantal, onafhankelijk aandrijfbare, in zich gesloten transportbanden. Voor deze inrichting geldt echter eveneens het eerstgenoemde bezwaar, te weten dat reiniging slechts mogelijk is in het opslaggebied.

Een ander bezwaar van deze bekende inrichting is dat de verhouding tussen de lengte transportband of -ketting die nodig is per lengte opslaggebied bijzonder ongunstig is. Elk produktondersteunings-transportpart behoeft een retourpart van overeenkomstige lengte. Als gevolg van de grote hoeveelheid transportband of -ketting die voor deze bekende inrichting nodig is ter vorming van een bepaalde lengte opslaggebied, is deze inrichting bijzonder kostbaar, zowel met betrekking tot de vervaardiging als met betrekking tot het onderhoud. De transportbanden of -kettingen vormen immers de aan slijtage onderhevige onderdelen van de inrichting. Bovendien wordt de kostprijs van de inrichting hoog door het bijzonder grote aantal aandrijvingen dat is verwerkt. Immers, elke eindloze transportband of -ketting, en dat zijn er een aantal per etage, heeft een eigen aandrijving.

De uitvinding beoogt een inrichting zonder de hierboven genoemde nadelen, dat wil zeggen een inrichting die niet volgens het first in first out principe functioneert en waarvan de verhouding tussen de opslaglengte en de benodigde band- of kettinglengte gunstig is en waarvan de band of ketting bovendien kan worden gereinigd zonder dat het gevaar bestaat dat de te verwerken produkten daardoor worden vervuild.

Volgens de uitvinding wordt de inrichting hiertoe gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 1.

Doordat elke etage wordt gevormd door een enkele, in zich gesloten, eindloze transportband of -ketting die onafhankelijk aandrijfbaar is, kunnen met de inrichting verschillende produkten worden verwerkt die een onderling verschillende opslagtijd vereisen. Sommige etages kunnen bijvoorbeeld worden gereserveerd voor produkten met een korte opslagtijd, terwijl andere etages juist worden gebruikt voor produkten die een langere opslagtijd vereisen.

Aangezien het retourpart van elke etage buiten het opslaggebied verloopt en daar door de reinigingsinrichting wordt gereinigd, is de kans dat de produkten door het reinigen van de transportband of -ketting worden vervuild tot het minimum beperkt.

Doordat het produktondersteunings-transportpart volgens de uitvinding een ander traject doorloopt dan het retourpart kan de lengte van het retourpart kort worden gehouden en kan het produktondersteunings-transportpart een lengte worden gegeven die benodigd is voor de gewenste lengte van het opslaggebied. Aldus is de verhouding tussen de opslaglengte en de band- of kettinglengte bijzonder gunstig, hetgeen een gunstige invloed op de kostprijs van de inrichting heeft.

De bovengenoemde verhouding tussen opslaglengte en band- of kettinglengte wordt volgens een nadere uitwerking van de uitvinding geoptimaliseerd door de maatregelen van conclusie 2.

Verdere uitwerkingen volgens de uitvinding zijn beschreven in de volgconclusies en worden aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld, onder verwijzing naar de tekening, nader verduidelijkt.

Fig. 1 toont een boven-aanzicht van een uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting volgens de uitvinding; fig. 2 toont een zij-aanzicht van het in fig. 1 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld; en fig. 3 toont schematisch een zij-aanzicht van de aandrijving.

De tekening toont een uitvoeringsvoorbeeld van een opslaginrichting voor produkten, zoals bijvoorbeeld broden, en/of produktdragers, zoals bijvoorbeeld bakblikken waarin of waarop zich broden of dergelijke bevinden. De opslaginrichting is voorzien van een opslaggebied 1 waarin zich een aantal etages 2a-2f bevindt. Elke etage 2a-2f wordt gevormd door één in zich gesloten eindloze transportband of -ketting 3. De transportbanden of -kettingen 3 uit de verschillende etages 2a-2f zijn elk onafhankelijk van elkaar aandrijfbaar. Het produktondersteunings-transportpart 3a op elke etage 2a-2f wordt begrensd door een ingang 4 en een uitgang 5. Een retourpart 3b van elke, een etage 2a-2f vormende eindloze transport- band of -ketting 3 bevindt zich in een, buiten het opslag-gebied 1 gelegen reinigingsgebied 6. In het reinigingsgebied 6 is, nabij elk retourpart 3b een reinigingsinrichting 7 voorzien ter reiniging van de transportband of -ketting 3.

Teneinde een aanzienlijke hoeveelheid opslagruimte te creëren doorloopt het produktondersteunings-transportpart 3a een aantal lussen, welke lussen bij voorkeur worden gevormd door rechte trajectdelen die via bochtstukken met elkaar zijn verbonden. Het retourpart 3b verbindt de ingang 4 met de uitgang 5 van het produktondersteunings-transportpart 3a via een zo kort mogelijk traject. Aldus wordt bewerkstelligd dat ter vorming van een bepaalde opslaglengte een minimale bandof kettinglengte benodigd is.

De ingang 3 en de uitgang 4 van het produktonder-steunings-transportpart 3a liggen in eikaars verlengde, en sluiten elk via een loodrecht bochtstuk 17, respectievelijk 18 in het produktondersteunings-transportpart 3a aan op een recht trajectdeel van het lusvormige produktondersteunings-transportpart 3a. Doordat de ingang 4 en de uitgang 5 in eikaars verlengde liggen kan de opslaginrichting eenvoudig als een soort aftakking worden opgenomen in een recht transporttraject. Bovendien wordt aldus op eenvoudige wijze bewerkstelligd dat het retourpart 3b een minimale lengte heeft en toch buiten het opslaggebied 1 verloopt.

Teneinde te bewerkstelligen dat elke etage 2a-2f kan worden beladen met produkten is elke etage-ingang 4 en elke etage-uitgang 5 van de opslaginrichting via een wissel 8, 9 aansluitbaar op een aanvoertransporteur, respectievelijk een afvoertransporteur. De wissels 8, 9 zullen zogenaamde verticale wissels zijn, dat wil zeggen wissels die een hoogteverschil kunnen overbruggen. Indien de afvoer- respectievelijk aanvoercapaciteit van één afvoer- respectievelijk aanvoertransporteur te klein is, kan de afvoer van de opslaginrichting met behulp van een niet weergegeven horizontaal-wissel worden verdeeld over twee afvoertransporteurs, respectievelijk kan de aanvoer afkomstig van twee aanvoer- transporteurs met behulp van een horizontaal-wissel worden samengevoegd.

Eventueel kan de opslaginrichting tevens worden uitgevoerd als rijskast of als koelinrichting. Hiertoe bevindt dan althans het opslaggebied 1 zich in een omkasting waarin de klimatologische omstandigheden regelbaar zijn.

In een de voorkeur verdienende uitvoering van de opslaginrichting is de transportketting 3 voorzien van ten minste twee schalmenkettingen van het scheepsankertype, welke schalmenkettingen zich uitstrekken in de richting van het transporttraject en met elkaar zijn verbonden door dwarsstaven die het draagvlak van de transportketting 3 vormen. Een dergelijke ketting is bijvoorbeeld bekend uit NL-B-165 705. Dergelijke kettingen zijn op economische wijze te vervaardigen en kunnen door het in elkaar schuiven van de schalmen bochten doorlopen.

Volgens de uitvinding is elke etage 2a- 2f voorzien van een autonoom aan te sturen aandrijving 10a-10f. Hierdoor kunnen produkten worden verwerkt die een verschillende opslagtijd vereisen zonder dat dit tot gevolg heeft dat produkten die slechts een korte opslagtijd vereisen toch lang in de opslaginrichting moeten verblijven als gevolg van het feit dat deze zich achter een charge produkten bevinden die een lange opslagtijd vereisen.

Een bijzonder gunstige aandrijving 10 die op economische wijze is te vervaardigen en bovendien zeer weinig ruimte in beslag neemt is weergegeven in fig. 3 en wordt gevormd door een samenstel van spanschijven 12 en nestenschijven 11 die in ten minste één van de rechte trajectdelen op elke etage 2a-2f aangrijpen op de schalmenketting of -kettingen. De spanmiddelen 12 omvatten een vrijdraaiende spanschijf 13 bij elke aangedreven nestenschijf 11. De as 13a van elke vrijdraaiende spanschijf 13, die stroomafwaarts van de aangedreven nestenschijf 11 is opgesteld, is in de van de aangedreven nestenschijf 11 afgekeerde richting voorgespannen, bijvoorbeeld door middel van een trekveer 14. Aldus wordt verhinderd dat het produktondersteunings-transportpart stroom afwaarts van de aandrijving 10 slap hangt. Indien een etage uit een aantal lussen bestaat is het bijzonder gunstig wanneer elke lus van zijn eigen aandrijving 10 is voorzien. Zo kan het dus zeer wel voorkomen dat een enkele etage 2a-2f meer dan een aandrijving 10 heeft. De aandrijvingen 10 uit een enkele etage 2a-2f zullen echter altijd synchroon worden aangedreven.

In een bijzonder praktische uitvoering van de opslag-inrichting wordt de transportketting 3 ter plaatse van de aandrijving 10 achtereenvolgens naar beneden uit het transportvlak geleid over eerste keerschijven 15. Vervolgens wordt de transportketting geleid over de genoemde nestenschijven 11, vanaf de nestenschijven 11 onder het transport-vlak naar de spanschijven 13 en vanaf de spanschijven 13 naar tweede keerschijven 16 om vanaf daar het transporttraject verder te vervolgen. De tweede keerschijven 16 zijn zodanig nabij de eerste keerschijven 15 opgesteld, dat de door de keerschijven 15, 16 begrensde transportparten 3a op elkaar aansluiten zodat het transporttraject niet door de aandrijving 10 wordt onderbroken. Een aldus uitgevoerde aandrijving 10 heeft een minimale inbouwhoogte zodat de etages 2a-2f zeer dicht boven elkaar kunnen worden opgesteld.

Het is duidelijk dat de uitvinding niet is beperkt tot het beschreven uitvoeringsvoorbeeld maar dat diverse wijzigingen binnen het raam van de uitvinding mogelijk zijn.

Claims (9)

1. Opslaginrichting voor produkten, zoals bijvoorbeeld broden, en/of produktdragers, zoals bijvoorbeeld bakblikken waarin of waarop zich broden of dergelijke bevinden, waarbij de opslaginrichting is voorzien van een opslaggebied (1) waarin zich een aantal etages (2a-2f) bevindt, welke etages (2a-2f) worden gevormd door een produktondersteunings-transportpart (3a) van een eindloze transportband of -ketting (3), met het kenmerk, dat elke etage (2a-2f) wordt gevormd door één in zich gesloten eindloze transportband of -ketting (3), waarbij de transportbanden of -kettingen (3) uit de verschillende etages (2a-2f) elk onafhankelijk van elkaar aandrijfbaar zijn, waarbij het produktondersteunings- transportpart (3a) op elke etage wordt begrensd door een ingang (4) en een uitgang (5) en waarbij een retourpart (3b) van elke, een etage (2a-2f) vormende eindloze transportband of -ketting (3) zich in een, buiten het opslaggebied (1) gelegen reinigingsgebied (6) bevindt, in welk reinigingsgebied (6), nabij elk retourpart een reinigingsinrichting (7) is voorzien ter reiniging van de transportband of -ketting (3).

2. Opslaginrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het produktondersteunings-transportpart (3a) een aantal lussen doorloopt, welke lussen bij voorkeur worden gevormd door rechte trajectdelen die via bochtstukken met elkaar zijn verbonden, waarbij het retourpart (3b) de ingang (4) en de uitgang (5) van het produktondersteunings-transportpart (3a) via een zo kort mogelijk traject met elkaar verbindt.

3. Opslaginrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat ingang (3) en de uitgang (4) van het produktondersteunings-transportpart (3a) in eikaars verlengde liggen, en via een loodrecht bochtstuk (17, 18) in het produktondersteunings-transportpart (3a) elk aansluiten op een recht trajectdeel van het lusvormige produktondersteunings-transportpart (3a) .

4. Opslaginrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat elke etage-ingang (4) en elke etage-uitgang (5) van de opslaginrichting via een wissel (8, 9. aansluitbaar is op ten minste één aanvoertransporteur, respectievelijk ten minste één afvoertransporteur.

5. Opslaginrichting volgens één van de conclusies 1-4, met het kenmerk, dat althans het opslaggebied (1) zich in een omkasting bevindt waarin de klimatologische omstandigheden regelbaar zijn.

6. Opslaginrichting volgens één van de conclusies 1-5, met het kenmerk, dat de transportketting (3) is voorzien van ten minste twee schalmenkettingen van het scheepsankertype, welke schalmenkettingen zich uitstrekken in de richting van het transporttraject en met elkaar zijn verbonden door dwarsstaven die het draagvlak van de transportketting vormen.

7. Opslaginrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat elke etage (2a- 2f) is voorzien van ten minste één autonoom aan te sturen aandrijving (10a-10f).

8. Opslaginrichting volgens conclusies 6 en 7, met het kenmerk, dat de aandrijving (10) wordt gevormd door nestenschijven (11) die in ten minste één van de rechte trajectdelen op elke etage (2a-2f) aangrijpen op de schalmenketting of -kettingen, waarbij spanmiddelen (12) zijn voorzien die een vrijdraaiende spanschijf (13) bij elke aangedreven nestenschijf (11) omvatten, waarbij de as van de vrijdraaiende spanschijf (13a), die stroomafwaarts van de aangedreven nestenschijf (11) is opgesteld, in de van de aangedreven nestenschijf (11) afgekeerde richting is voorgespannen, bijvoorbeeld door middel van een trekveer (14).

9. Opslaginrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de transportketting (3) ter plaatse van de aandrijving (10) achtereenvolgens naar beneden uit het transportvlak wordt geleid over eerste keerschijven (15), vervolgens wordt geleid over de genoemde nestenschijven (11), vanaf de nestenschijven (11) onder het transportvlak wordt geleid naar de spanschijven (13) en vanaf de spanschijven (13) naar tweede keerschijven (16) wordt geleid om het transporttraject verder te vervolgen, waarbij de tweede keerschijven (16) zodanig nabij de eerste keerschijven (15) zijn opgesteld dat de door de keerschijven (15, 16) begrensde transportparten (3a) op elkaar aansluiten zodat het transporttraject niet door de aandrijving (10) wordt onderbroken.