NL2000874C2 - Inrichting voor het transporteren van producten. - Google Patents

Description

NL 10914-Me-vH/jh

Inrichting voor het transporteren van producten

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het transporteren van producten, die voorzien is van een in een transportrichting aandrijfbare eindloze transportband die ten minste gedeeltelijk een boogvormige baan 5 volgt, waarbij de transportband een transportoppervlak voor het daarop dragen van de producten omvat, en het transportoppervlak in het boogvormige gedeelte, zoals gezien in een verticale dwarsdoorsnede van de transportband, ten opzichte van het horizontale vlak gekanteld is om een as die zich pa-10 rallel aan de horizontale component van de transportrichting uitstrekt.

Een dergelijke inrichting is bekend uit US 4,613,037. Bij de bekende inrichting heeft de transportbaan een zodanige breedte dat de producten parallel getransporteerd kunnen wor-15 den. Omdat producten in de binnenbocht een kleinere centrifugaalkracht ondervinden dan producten die zich in de buitenbocht bevinden, wordt het verschuiven van de producten bij de bekende inrichting voorkomen door de transportband te kantelen ten opzichte van het horizontale vlak.

20 Het doel van de uitvinding is het verschaffen van een verbeterde inrichting.

Dit doel wordt bereikt met de inrichting volgens de uitvinding die het kenmerk heeft, dat de transportband een eerste transportband met een eerste transportoppervlak is en 25 de inrichting is voorzien van ten minste een tweede aandrijfbare eindloze transportband met een tweede transportoppervlak, die althans ongeveer parallel aan de eerste transportband loopt. De inrichting volgens de uitvinding biedt de mogelijkheid om een brede productstroom langs een boogvormige traject 30 te transporteren en de dwarskracht op de producten als gevolg van centrifugaalkracht door de snelheid en/of de mate van kanteling van de transportoppervlakken van de eerste en tweede transportband afzonderlijk te beïnvloeden. Hierdoor ontstaat meer ontwerpvrijheid, zodat zowel het risico op verschuiven 35 als omvallen van producten kan worden geminimaliseerd. Het 2 laatste is met name van belang bij minder stabiele producten zoals flessen en dergelijke. Bij de hierboven genoemde bekende inrichting is het bijvoorbeeld niet mogelijk om de dwarskracht op de producten over de breedte van de productstroom te beïn-5 vloeden. Ook kunnen daarbij vanwege de {dakvormige) vorm van de transportband geen instabiele producten worden getransporteerd. De inrichting volgens de uitvinding is dus ook beter geschikt voor het transporteren van instabiele producten ten opzichte van een inrichting die alleen maar verschuiving op-10 vangt, omdat de afzonderlijke transportoppervlakken op zichzelf vlak gehouden kunnen worden. In het geval van een spiraaltransporteur biedt de uitvinding bijvoorbeeld de mogelijkheid om minder hoog te bouwen dan in het geval van een enkele transportband die in de richting van de buitenbocht 15 progressief omhoog loopt, omdat de afzonderlijke transportbanden de mogelijkheid geven om de transportbanden in een horizontale vlak te plaatsen. Dit biedt de mogelijkheid van een grotere transportlengte en in het geval van een buffer dus een grotere buffercapaciteit.

20 In een praktisch uitvoeringsvoorbeeld is het tweede transportoppervlak van de tweede transportband in het boogvormige gedeelte, zoals gezien in een verticale dwarsdoorsnede van de tweede transportband, ook gekanteld ten opzichte van het horizontale vlak om een as die zich parallel aan de hori-25 zontale component van de transportrichting van de tweede transportband uitstrekt. Hierdoor kan voor beide transportbanden de als gevolg van de centrifugale kracht op de producten werkende dwarskracht in de richting parallel aan het eerste en tweede transportoppervlak worden verminderd.

30 De genoemde kanteling kan worden bewerkstelligd door ten minste de eerste transportband onder een zodanige hoek ten opzichte van het horizontale vlak te plaatsen, dat het eerste transportoppervlak ten opzichte van het horizontale vlak is gekanteld. Ook kan ten minste de eerste transportband een wig-35 vormige dwarsdoorsnede hebben teneinde een kanteling van het eerste transportoppervlak ten opzichte van een onderzijde van de eerste transportband te bewerkstelligen. In het laatste geval kan de onderzijde van de transportband, zoals gezien in de dwarsdoorsnede daarvan, een horizontale stand hebben, terwijl 3 de bovenzijde daarvan een gekantelde stand heeft. Dit heeft als voordeel dat de kanteling bij bestaande inrichtingen die geen kantelhoek kennen, kan worden toegepast zonder ingrijpende wijzigingen aan de inrichting te hoeven aanbrengen.

5 Het eerste transportoppervlak kan concaaf zijn in een richting loodrecht op de transportrichting. Dit blijkt in de praktijk een groot voordeel te hebben, omdat de producten op het transportoppervlak bij een bepaalde transportsnelheid een evenwicht zoeken. De verplaatsing in dwarsrichting blijkt bij 10 dit type inrichtingen automatisch te gaan, omdat er altijd enige vorm van trilling aanwezig is als gevolg van de aandrijving van de transportband.

In een voorkeursuitvoeringsvoorbeeld grenzen het eerste en het tweede transportoppervlak van respectievelijk de eerste 15 en tweede transportband aan elkaar, zoals gezien in een verticale dwarsdoorsnede van de eerste en tweede transportband. Dit werkt ruimtebesparend en indien het eerste en tweede transportoppervlak ook althans ongeveer in eikaars verlengde liggen, zoals gezien in de verticale dwarsdoorsnede van de eerste en 20 tweede transportband, biedt het de mogelijkheid om producten op het eerste en de tweede transportoppervlak tegelijk in één transportrichting te transporteren. In feite gedragen de beide transportoppervlakken zich dan als één breed transportoppervlak. Uiteraard wordt dan de snelheid van de eerste en de 25 tweede transportband zodanig geregeld dat het snelheidsver-schil van het eerste en het tweede transportvlak nabij de overgang daartussen minimaal is. Hoewel het eerste en tweede transportvlak aan elkaar grenzen, kan er wel enige ruimte, bijvoorbeeld voor een overzetmechanisme, tussen de eerste en 30 tweede transportband aanwezig zijn.

De inrichting kan zijn voorzien van een verplaatsingsor-gaan voor het verplaatsen van de producten van de eerste naar de tweede transportband, waarbij het eerste en tweede transportoppervlak nabij een overgang tussen het eerste en tweede 35 transportoppervlak bi'j voorkeur althans ongeveer obstakelvrij zijn. Omdat door de schuine plaatsing van het transportoppervlak eventuele tegenhouders of geleiders langs de transportband kunnen worden weggelaten, kan het verplaatsings-orgaan een eenvoudig element zijn, bijvoorbeeld een geleider.

4

Bij een alternatief uitvoeringsvoorbeeld kan de trans-portrichting van de eerste transportband tegengesteld zijn aan die van de tweede transportband. Het is duidelijk dat de schuine plaatsing in dit geval grote voordelen heeft, omdat 5 een omvallend product op de ene transportband de voortgang op de daarnaast gelegen transportband zou kunnen verstoren. Bij een enkele band is dit probleem minder groot omdat het omvallende product dan alleen maar de transportband verlaat.

De kantelhoek van het eerste transportoppervlak kan onge-10 lijk zijn aan die van het tweede transportoppervlak. Hierdoor kan per transportband de dwarskracht op de producten worden beïnvloed. Het eerste en het tweede transportoppervlak kunnen bovendien althans ongeveer op hetzelfde hoogteniveau zijn geplaatst, zodat de ruimte in de verticale richting efficiënt 15 wordt benut.

De uitvinding heeft verder betrekking op een inrichting voor het transporteren van producten, die voorzien is van ten minste twee naast elkaar gelegen parallelle, in een transport-richting aandrijfbare eindloze transportbanden die ten minste 20 gedeeltelijk een boogvormige baan volgen, waarbij de ene transportband een binnenste transportband vormt en de andere transportband een buitenste transportband vormt, waarbij elke transportband een transportoppervlak voor het daarop dragen van de producten omvat, en van een verplaatsingsorgaan voor 25 het verplaatsen van de producten van de ene transportband naar de andere transportband, waarbij de inrichting is voorzien van vasthoudmiddelen voor het voorkomen van in dwarsrichting verschuiven en/of kantelen van de producten in de boogvormige baan. Deze inrichting verschaft de mogelijkheid om een hoge 30 doorvoersnelheid te behalen, terwijl producten door middel van het verplaatsingsorgaan gecontroleerd verplaatst kunnen worden van de binnenste naar de buitenste transportband, of andersom, maar wordt tegelijkertijd door de vasthoudmiddelen voorkomen dat producten voortijdig van de ene naar de andere transport-35 band worden verplaatst. De transportcapaciteit wordt dus verhoogd zonder een groter aantal banen toe te passen.

Het is voordelig wanneer de vasthoudmiddelen zodanig zijn ingericht dat zij met de binnenste en/of buitenste transport 5 band meebewegen, omdat de kans op wrijving tussen de producten en de vasthoudmiddelen dan geminimaliseerd wordt.

In de praktijk kunnen de vasthoudmiddelen op het trans-portoppervlak aangebrachte obstakels zijn. Bij voorkeur is de 5 inrichting voorzien van een ontgrendelingsmechanisme voor het tijdelijke wegnemen van de obstakels, omdat het verplaatsen van de producten van de ene naar de andere transportbaan dan eenvoudiger wordt.

De vasthoudmiddelen kunnen ten minste ter plaatse van een 10 binnenomtreksgebied van de binnenste transportband en/of ter plaatse van een buitenomtreksgebied van de binnenste transportband en/of ter plaatse van een binnenomtreksgebied van de buitenste transportband en/of ter plaatse van een buitenomtreksgebied van de buitenste transportband zijn aangebracht.

15 Dit is afhankelijk van het type vasthoudmiddelen en de oriëntatie van het transportoppervlak.

Wanneer de vasthoudmiddelen zijn gevormd door obstakels kan het verplaatsingsorgaan zodanig zijn ingericht dat het de producten over de obstakels heen tilt.

20 De vasthoudmiddelen kunnen ook worden gevormd door de oriëntatie van het transportoppervlak van tenminste de binnenste of buitenste transportband dat daartoe, zoals gezien in een verticale dwarsdoorsnede van de binnenste en buitenste transportband, ten opzichte van het horizontale vlak gekanteld 25 kan zijn om een as die zich parallel aan de horizontale component van de transportrichting uitstrekt. Dit biedt de mogelijkheid om de transportbanden vrij van obstakels te laten zijn, omdat de kracht in dwarsrichting op de producten als gevolg van de centrifugale kracht gecompenseerd wordt door de 30 scheefstelling van het transportvlak.

In een praktisch uitvoeringsvoorbeeld kan ten minste het transportoppervlak van de binnenste transportband gekanteld zijn, waarbij extra vasthoudmiddelen ter plaatse van een binnenomtreksgebied van de binnenste transportband zijn 35 aangebracht. De extra vasthoudmiddelen kunnen bijvoorbeeld obstakels op het transportoppervlak zijn, die de producten bij een lage snelheid van de transportband in dwarsrichting kunnen tegenhouden. Andersom kan ook de buitenste transportband gekanteld zijn en kunnen extra vasthoudmiddelen ter plaatse van 6 een binnenomtreksgebied van de buitenste transportband zijn aangebracht. Dit uitvoeringsvoorbeeld heeft met name voordelen wanneer de producten van de eerste naar de tweede baan worden verplaatst, omdat er door de scheefstelling geen obstakels 5 hoeven te worden toegepast.

De uitvinding heeft ook betrekking op een inrichting voor het transporteren van producten, die voorzien is van ten minste één aandrijfbare eindloze transportband, die ten minste een paralleldeel heeft waarin de inrichting een heengaand ge-10 deelte en een teruggaand gedeelte omvat, waarbij het heengaande gedeelte en het teruggaande gedeelte parallel aan elkaar lopen en ten minste gedeeltelijk een boogvormige baan volgen, waarbij het heengaande gedeelte een binnenste boogdeel vormt en het teruggaande gedeelte een buitenste boogdeel 15 vormt, waarbij de transportband een transportoppervlak voor het daarop dragen van de producten omvat, en waarbij de inrichting is voorzien van vasthoudmiddelen voor het voorkomen van in dwarsrichting verschuiven en/of kantelen van de producten in de boogvormige baan.

20 De uitvinding heeft ook betrekking op een inrichting voor het transporteren van producten, die voorzien is van een in een transportrichting aandrijfbare eindloze transportband die ten minste gedeeltelijk een boogvormige baan volgt, waarbij de transportband een transportoppervlak voor het daarop dragen 25 van de producten omvat, en het transportoppervlak in het boogvormige gedeelte, zoals gezien in een verticale dwarsdoorsnede van de transportband, ten opzichte van het horizontale vlak gekanteld is om een as die zich parallel aan de horizontale component van de transportrichting uitstrekt, met het kenmerk, 30 dat de inrichting ter plaatse van een invoer en/of een uitvoer van de transportband een parallelle overgang heeft naar een andere transportband teneinde de producten via de parallelle overgang tussen de transportband en de andere transportband te verplaatsen. Bij voorkeur heeft de normaal van het transport-35 oppervlak van de transportband en die van het transportoppervlak van de andere transportband nabij de overgang althans ongeveer een gelijk richting, zodat de producten zo geleidelijk mogelijk verplaatst kunnen worden. Het verplaatsen kan bijvoorbeeld door middel van een geleider 7 plaatsvinden. Deze inrichting is typisch geschikt voor het transporteren van een massastroom minder stabiele producten, omdat bij dit type transport een parallelle overgang voor de stabiliteit van de producten is gewenst, terwijl in het boog-5 vormige gedeelte de verschuiving en/of kanteling van de producten door de scheefstelling van het transportoppervlak van de transportband wordt voorkomen. In de praktijk betekent dit dat de transportband en de andere transportband ter plaatse van de overgang een transportoppervlak in het horizontale 10 vlak zullen hebben, terwijl de transportband op afstand van de overgang gekanteld kan zijn ten opzichte van het horizontale vlak.

De uitvinding zal hierna verder worden toegelicht aan de hand van tekeningen, die uitvoeringsvoorbeelden van de uitvin-15 ding zeer schematisch weergeven.

Fig. 1 is een verticaal dwarsdoorsnedeaanzicht van een gedeelte van een uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting volgens de uitvinding.

Fig. 2 is een met Fig. 1 overeenkomend aanzicht van een 20 alternatief uitvoeringsvoorbeeld.

Fig. 3 is een met Fig. 2 overeenkomend aanzicht, waarbij de inrichting op een alternatieve wijze wordt toegepast.

Fig. 4 is een met Fig. 1 overeenkomend aanzicht van een ander alternatief uitvoeringsvoorbeeld.

25 Fig. 5 is een met Fig. 1 overeenkomend aanzicht van een ander alternatief uitvoeringsvoorbeeld.

Fig. 6 is een met Fig. 1 overeenkomend aanzicht van een ander alternatief uitvoeringsvoorbeeld.

Fig. 7a is een met Fig. 1 overeenkomend aanzicht van een 30 ander alternatief uitvoeringsvoorbeeld op grotere schaal, en Fig. 7b-d zijn met Fig. 7a overeenkomende aanzichten op kleinere schaal, waarin een product in verschillende posities op de transportband wordt getoond.

Fig. 8 is een met Fig. 1 overeenkomend aanzicht van een 35 ander alternatief uitvoeringsvoorbeeld en een detail daarvan op grotere schaal.

Fig. 9a-c zijn met Fig. 8 overeenkomende aanzichten van een alternatief uitvoeringsvoorbeeld in verschillende bedrijfsomstandigheden.

8

Fig. 10 is een met Fig. 8 overeenkomend aanzicht van een ander alternatief uitvoeringsvoorbeeld.

Fig. 11 is een bovenaanzicht van een alternatief uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting volgens de uitvinding.

5 Fig. 12 is een met Fig. 11 overeenkomend aanzicht van een alternatief uitvoeringsvoorbeeld.

Fig. 13 is een verzameling van een bovenaanzicht en perspectivische aanzichten van een verplaatsingsorgaan dat een onderdeel vormt van een uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting 10 volgens de uitvinding.

Fig. 14 is een met Fig. 12 overeenkomend aanzicht van een ander alternatief uitvoeringsvoorbeeld.

Fig. 15 is een met Fig. 14 overeenkomend aanzicht van nog een ander alternatief uitvoeringsvoorbeeld.

15 Fig. 1 toont een zeer schematisch doorsnedeaanzicht van een gedeelte van een uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting 1 volgens de uitvinding. Het uitvoeringsvoorbeeld omvat een spiraalvormige of schroeflijnvormige transporteur met een verticale centrale as 2. De getoonde inrichting 1 is voorzien 20 van een eerste aandrijfbare eindloze transportband 3 en een tweede aandrijfbare eindloze transportband 4. De eerste transportband 3 heeft een naar boven gericht eerste transportoppervlak 5 en de tweede transportband 4 heeft een naar boven gericht tweede transportoppervlak 6. Producten 7 25 worden door het eerste en tweede transportoppervlak 5, 6 gedragen. De eerste en tweede transportband 3, 4 lopen parallel aan elkaar en in dit uitvoeringsvoorbeeld bewegen beide transportbanden 3, 4 althans ongeveer in dezelfde transportrichting. De transportrichting heeft een horizontale 30 component die in de spiraalbaan tangentieel gericht is ten opzichte van de centrale as 2. Vanwege de spiraalvorm heeft de transportrichting ook een verticale component.

In de verticale dwarsdoorsnede van de eerste en tweede transportband 3, 4 gezien, zoals Fig. 1 illustreert, zijn het 35 eerste en tweede transportoppervlak 5, 6 ten opzichte van het horizontale vlak gekanteld om een as die zich parallel aan de horizontale component van de transportrichting uitstrekt. In de praktijk is de kanteling in zodanige richting, dat het ni- 9 veau van elk transportoppervlak 5, 6 toeneemt met de afstand tot de centrale as 2.

In het in Fig. 1 getoonde uitvoeringsvoorbeeld hebben de eerste en de tweede transportband 3, 4 een platte vorm en zijn 5 deze onder een hoek ten opzichte van het horizontale vlak geplaatst. Hierdoor is zowel het eerste als het tweede transportoppervlak 5, 6 ten opzichte van het horizontale vlak gekanteld, zoals gezien in een verticale dwarsdoorsnede van de eerste en tweede transportband 3, 4.

10 De eerste en tweede transportband 3, 4 kunnen allerlei vormen hebben. In de praktijk blijkt een transportband, bestaande uit een aantal aan een transportorgaan, zoals een ketting, bevestigde lamellen een voordelige oplossing.

Fig. 2 toont een alternatief uitvoeringsvoorbeeld, waar-15 bij de inrichting 1 vier parallelle transportbanden 3, 4, 8, 9 omvat. Het eerste en het tweede transportoppervlak 5, 6 en de transportoppervlakken van de andere transportbanden 8, 9 grenzen aan elkaar, zoals gezien in een verticale dwarsdoorsnede van de transportbanden 3, 4, 8 en 9. De transportoppervlakken 20 van de transportbanden 3, 4, 8, 9 liggen althans ongeveer in eikaars verlengde, zoals gezien in de genoemde verticale dwarsdoorsnede. Het is niet noodzakelijk dat de aan elkaar grenzende transportoppervlakken elkaar raken. Het is zelfs mogelijk dat een overzetmechanisme tussen aan elkaar grenzende 25 transportbanden is geplaatst.

Het in Fig. 2 getoonde uitvoeringsvoorbeeld kan ook op een andere wijze worden gebruikt. Dit is geïllustreerd in Fig. 3. Door de afzonderlijke transportbanden 3, 4, 8 en 9 zodanig aan te drijven, dat de onderlinge snelheidsverschillen tussen 30 twee aan elkaar grenzende transportbanden zeer klein of gelijk aan nul is, zullen de transportoppervlakken van de respectievelijke transportbanden 3, 4, 8 en 9 zich als een enkel transportoppervlak gedragen, zodat effectief één brede transportband wordt gevormd.

35 Fig. 4 toont een alternatief uitvoeringsvoorbeeld, waar bij de eerste en tweede transportband 3, 4 dezelfde kantelhoek ten opzichte van het horizontale vlak hebben, zoals gezien in de verticale dwarsdoorsnede van de transportbanden 3, 4. De 10 transportoppervlakken 5, 6 liggen hierbij op verschillende hoogte.

Fig. 5 toont een ander alternatief uitvoeringsvoorbeeld, waarbij de kantelhoek van het eerste transportoppervlak 5 on-5 gelijk is aan die van het tweede transportoppervlak 6. Het eerste en het tweede transportoppervlak 5, 6 liggen althans ongeveer op hetzelfde hoogteniveau. In de praktijk kan de het verst van de centrale as 2 gelegen tweede transportoppervlak 6 een grotere kantelhoek hebben dan de dichter bij de centrale 10 as 2 gelegen eerste transportoppervlak 5 teneinde de als gevolg van de centrifugaalkracht op de producten 7 uitgeoefende dwarskracht parallel aan het eerste of tweede transportoppervlak 5, 6 te verlagen. Een grotere afstand ten opzichte van de centrale as 2 en een grotere snelheid ten opzichte van de eer-15 ste transportband 3 heeft namelijk tot gevolg dat de centrifugale kracht op de producten 7 op de tweede transportband 3 groter zijn dan op de eerste transportband 3.

De in Fig. 6 getoonde transportbanden 3, 4 zijn, in een verticale dwarsdoorsnede daarvan gezien, aan de onderzijde pa-20 rallel aan het horizontale vlak, terwijl de transportoppervlakken 5, 6 ten opzichte van het horizontale vlak zijn gekanteld. Het voordeel van deze uitvoering is dat gebruik gemaakt kan worden van de bestaande vorm van de inrichting. De eerste en tweede transportband 3, 4 hebben in dit 25 geval een wigvormige dwarsdoorsnede.

Fig. 7a toont een alternatief uitvoeringsvoorbeeld van een eerste transportband 3, waarvan het eerste transportoppervlak 5 concaaf is in een richting loodrecht op de horizontale component van de transportrichting. De concaafheid wordt ge-30 vormd door een boogvorm. Tijdens bedrijf blijken de producten afhankelijk van de snelheid van de eerste transportband 3 automatisch een evenwicht te zoeken op het eerste transportoppervlak 5. Dit is geïllustreerd in Fig. 7b-7d.

Fig. 8 is een illustratie van een uitvoeringsvoorbeeld 35 van de inrichting 1 met twee aandrijfbare parallelle transportbanden, waarbij de ene transportband een binnenste transportband 3 vormt en de andere transportband een buitenste transportband 4 vormt. De binnenste transportband 3 ligt dichter bij de centrale as 2 dan de buitenste transportband 4. De 11 binnenste en buitenste transportband 3, 4 hebben respectievelijk een transportoppervlak 5, 6 voor het daarop dragen -van de producten 7. De eerste en tweede transportband 3, 4 zijn in dit uitvoeringsvoorbeeld zodanig geplaatst, dat de transport-5 oppervlakken 5, 6 in het zelfde horizontale vlak liggen, zoals gezien in verticale dwarsdoorsnede van de eerste en tweede transportband 3, 4. De inrichting 1 is verder voorzien van een verplaatsingsorgaan 10 voor het verplaatsen van de producten 7 van de binnenste 3 naar de buitenste transportband 4 of an-10 dersom. Er zijn vasthoudmiddelen aangebracht voor het voorkomen van in dwarsrichting verschuiven en/of kantelen van de producten 7 in de spiraalvormige baan. In dit geval worden de vasthoudmiddelen gevormd door eerste obstakels 11, die de producten 7 op de binnenste transportband 3 tegenhouden, en 15 door tweede obstakels 12, die de producten 7 op de buitenste transportband 4 tegenhouden. De eerste obstakels 11 zijn ter plaatse van een buitenomtreksgebied van de binnenste transportband 3 aangebracht, maar kunnen ook ter plaatse van een binnenomtreksgebied van de buitenste transportband 4 zijn aan-20 gebracht, bijvoorbeeld wanneer de binnenste en buitenste transportband 3, 4 dicht naast elkaar zijn geplaatst. In dit geval zijn de tweede obstakels 12 ter plaatse van een buitenomtreksgebied van de buitenste transportband 4 aangebracht. Het buitenomtreksgebied van een transportband is verder van de 25 centrale as 2 verwijderd dan het binnenomtreksgebied. Door toepassing van de eerste en tweede obstakels 11, 12 kan een hoge snelheid van de transportbanden 3, 4 worden toegepast, zonder dat de producten 7 voortijdig (d.w.z. voordat het verplaatsingsorgaan 10 deze handeling uitvoert) van de binnenste 30 3 naar de buitenste transportband 4 worden verplaatst. De eer ste en tweede obstakels 11, 12 kunnen met de respectievelijke binnenste en buitenste transportbanden 3, 4 meebewegen doordat ze bijvoorbeeld op het transportoppervlak 5, 6 zijn vastgemaakt. In het geval van een lamellenbaan kunnen de lamellen 35 bijvoorbeeld voorzien zijn van een tegenhoudnok

Fig. 9a-c tonen een alternatief uitvoeringsvoorbeeld waarbij de stand van de producten 7 op het eerste en tweede transportoppervlak 5, 6 bij verschillende snelheden wordt geïllustreerd. Nu is het eerste transportoppervlak 5, zoals 12 gezien in een verticale dwarsdoorsnede van de transportband 3, ten opzichte van het horizontale vlak gekanteld om een as die zich parallel aan de horizontale component van de transport-richting uitstrekt. Hierdoor kunnen obstakels ter plaatse van 5 het buitenomtreksgebied van de binnenste transportband 3 achterwege blijven. In feite worden de vasthoudmiddelen nu gevormd door de oriëntatie van het eerste transportoppervlak 5. Het verplaatsen van producten 2 tussen de banden wordt hierdoor vergemakkelijkt, omdat een optilbeweging over een ob-10 stakel niet noodzakelijk is. Het transportoppervlak 6 van de buitenste transportband 4 loopt, zoals gezien in een verticale dwarsdoorsnede van de transportband 4, horizontaal, maar kan eventueel ook gekanteld zijn om een as die zich parallel aan de horizontale component van de transportrichting uitstrekt.

15 Fig. 9a toont de stand van de producten op de transport banden 3, 4 bij hoge transportsnelheid (V=100%), Fig. 9b bij middelmatige snelheid (V=50%) en Fig. 9c bij lage snelheid (V=10%). Bij hoge snelheid worden de producten 7 op de buitenste transportband 4 door het tweede obstakel 12 tegengehouden 20 en bij lage snelheid worden de producten 7 op de binnenste transportband 3 door extra vasthoudmiddelen, zoals derde obstakels 13 die zich op het eerste transportoppervlak 5 ter plaatse van een binnenomstreksgebied daarvan bevinden. Dergelijk extra vasthoudmiddelen kunnen ook bij het tweede 25 transportoppervlak 6 van de buitenste transportband 4 ter plaatse van een buitenomtreksgebied daarvan worden toegepast indien het tweede transportoppervlak 6 ook onder een kantel-hoek geplaatst zou zijn.

Het alternatieve uitvoeringsvoorbeeld volgens Fig. 10 30 lijkt op dat volgens Fig. 8, maar in dit geval is de inrichting 1 voorzien van een ontgrendelingsmechanisme (niet getoond) voor het tijdelijke wegnemen van de eerste obstakels 11. Dit vergemakkelijkt de verplaatsing van producten 7 tussen de binnenste en buitenste transportband 3, 4.

35 In Fig. 11 wordt een alternatief uitvoeringsvoorbeeld van een spiraalvormige transporteur getoond, waarbij het verplaat-singsorgaan 10 beweegbaar is langs de binnenste 3 en buitenste transportband 4. In dit geval is de inrichting 1 geschikt als een variabel buffer. Als vasthoudmiddelen in het boogvormige 13 deel kunnen één of meerdere van de hiervoor genoemde kenmerken bij de verschillende uitvoeringsvoorbeelden worden toegepast, zoals obstakels op het transportoppervlak of onder een kantel-hoek plaatsen van het transportoppervlak.

5 Het in Fig. 11 getoonde verplaatsingsorgaan 10 kan de producten via geleiding daarvan van de binnenste 3 naar de buitenste transportband 4 of omgekeerd verplaatsen. Het blijkt voordelig om een rol 10a waarlangs de producten bewegen, aan te drijven teneinde te voorkomen dat ronde producten gaan af-10 rollen tijdens het verplaatsen. Een goed werkend alternatief mechanisme is een vrijdraaiende rol 10a, die voorzien is van een onregelmatig oppervlak. Het onregelmatige oppervlak kan zijn voorzien van een groot aantal uitsteeksels 17 die een radiale component hebben ten opzichte van een rotatieas van de 15 vrijdraaiende rol 10a. Dit is geïllustreerd in verschillende aanzichten van een dergelijk verplaatsingsorgaan 10 in Fig.

13. In de praktijk blijken stijve naar enigszins flexibele langwerpige uitsteeksels 17, bijvoorbeeld van rubber, zeer geschikt te zijn. Er is op de rol 10a bijvoorbeeld een rij van 20 vier uitsteeksels boven elkaar geplaatst en de rijen uitsteeksels 17 zijn op gelijke afstand in omtreksrichting geplaatst. De uitsteeksels zijn bijvoorbeeld 5 mm dik en 40 mm lang. Uiteraard is dit afhankelijk van de afmetingen van de producten 7 en de inrichting 1. Door de uitsteeksels 17 kunnen de pro-25 ducten aan weerszijden worden vastgehouden en, zonder ten opzichte van de rol 10a te draaien, naar de aangrenzende buitenste transportband 4 worden verplaatst. Verder kan de rol 10a eventueel worden aangedreven. In Fig. 13 is ook een aan-drijfbare band 18 getoond welke samenwerkt met de rol 10a. Het 30 principe van de rol 10a kan in principe ook op spiraaltrans-porteurs worden toegepast die niet voorzien zijn van vasthoudmiddelen voor het voorkomen van ongecontroleerde pro-ductverplaatsingen in dwarsrichting van de transportbanden, hoewel dit type verplaatsingsorgaan 10 vanwege zijn flexibili-35 teit wel geschikt blijkt te zijn voor het over een relatief klein obstakel tillen van de producten. Bovendien blijkt dit type verplaatsingsorgaan zeer goed in staat om instabiele producten op te pakken en neer te zetten van en naar transportbanden die een scheefstelling hebben ten opzichte van 14 elkaar en het horizontale vlak. Verder zou het principe van het verplaatsingsorgaan 10 met de uitsteeksels 17 niet beperkt hoeven te worden tot een rol 10a, maar zouden de uitsteeksels 17 ook op een ander- type ondergrond kunnen worden aangebracht, 5 zoals een eindloze transportband.

Fig. 12 toont een ander uitvoeringsvoorbeeld, waarbij de inrichting 1 twee afzonderlijke transporteurdelen 14 en 15 omvat.. De inrichting vormt een spiraalvormig transporttraject met één aandrijfbare eindloze transportband. De inrichting 1 10 wordt door het verplaatsingsorgaan 10 opgedeeld in twee afzonderlijke transporteurdelen 14 en 15. Omdat deze dezelfde kenmerken hebben, zal alleen de werking van hettransporteur-deel 14 hier worden toegelicht. Het transporteurdeel 14 is voorzien van een paralleldeel waarin de transportband een 15 heengaand gedeelte 16a en een teruggaand gedeelte 16b heeeft. Het heengaande gedeelte 16a en het teruggaande gedeelte 16b lopen parallel aan elkaar en volgen gedeeltelijk een boogvormige baan. Het heengaande gedeelte 16a vormt een binnenste boogdeel en het teruggaande gedeelte 16b vormt een buitenste 20 boogdeel. Bij dit uitvoeringsvoorbeeld is de inrichting 1 ook voorzien van vasthoudmiddelen voor het voorkomen van in dwars-richting verschuiven en/of kantelen van de producten in de boogvormige baan. De vasthoudmiddelen kunnen één van de hiervoor genoemde kenmerken bij de andere uitvoeringsvoorbeelden 25 omvatten. Evenals bij het uitvoeringsvoorbeeld volgens Fig. 11 is de transportrichting van de twee naast elkaar gelegen transportbanden 16a en 16b tegengesteld aan elkaar.

In Fig. 12 is verder getoond,, dat aan de in- en uitgang van het heengaande gedeelte 16a en het teruggaande gedeelte 30 16b parallelle overgangen 19 aanwezig zijn om producten van of naar een andere transportband 20 te transporteren. Ter plaatse van de parallelle overgangen 19 kunnen de transportoppervlak-ken van het heengaande gedeelte 16a en het teruggaande gedeelte 16b nog in het horizontale vlak liggen, terwijl zij 35 ' in het boogvormige gedeelte gekanteld zijn ten opzichte van het horizontale vlak, zoals gezien in een verticale dwarsdoorsnede van de transportband 16a, 16b.

In het uitvoeringsvoorbeeld volgens Fig. 12 vormt de buitenbocht van het heengaande gedeelte 16a van de transportband 15 de binnenbocht in het teruggaande gedeelte 16b van de transportband, omdat de inrichting één transportband omvat. In dit geval dienen de vasthoudmiddelen dus zodanig ingericht zijn dat de producten 7 niet in beide tegengestelde dwarsrichtingen 5 kunnen verschuiven en/of kantelen. De vasthoudmiddelen kunnen bijvoorbeeld worden gevormd door obstakels aan. beide eindge-deelten van de transportoppervlakken in dwarsrichting daarvan gezien. Bij voorkeur zijn dat wegneembare obstakels teneinde een parallelle overgang te vergemakkelijken. Ook is het moge-10 lijk om de hierboven genoemde scheefstelling toe te passen. De buitenbocht van de transportband in het heengaande gedeelte 16a en in het teruggaande gedeelte 16b zullen dan omhoog gekanteld zijn, zodat de transportband na omkering daarvan om zijn lengterichting gekanteld zal zijn in het spiraalvormige 15 deel 14. Hierbij zijn ook weer de combinaties met verschillende scheefstellingen en obstakels, zoals hierboven beschreven bij de andere uitvoeringsvoorbeelden, denkbaar.

Fig. 14 toont een alternatief uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting 1 met twee illustratieve verticale dwarsdoorsnede-20 aanzichten. De inrichting is voorzien van twee parallelle overgangen 19. Ter plaatse van de overgangen 19 (nabij A-A) loopt de transportband 3 zodanig dat het transportoppervlak 5 in het horizontale vlak ligt. Ter plaatse van het boogvormige deel van de spiraalvorm (B-B) is het transportoppervlak 5 ge-25 kanteld ten opzichte van het horizontale vlak, zodat het transportoppervlak 5 in de buitenbocht hoger ligt dan in de binnenbocht van de transportband 3.

Fig. 15 toont een vergelijkbare inrichting als in Fig.

14, maar in dit geval is de inrichting uitgevoerd met twee pa-30 rallelle transportbanden 3, 4. Ter plaatse van de overgangen 19 (nabij A-A) strekken de transportoppervlakken 5, 6 van de beide transportbanden 3, 4 zich in het horizontale vlak uit, terwijl in het boogvormige deel van de spiraalvormige baan (B-B) de ene transportband 3 gekanteld is ten opzichte van het 35 horizontale vlak, zoals gezien in de verticale doorsnede van deze transportband 3. Het transportoppervlak 6 van de naast gelegen transportband 6 strekt zich in het horizontale vlak uit, zoals gezien in de verticale doorsnede van deze transportband 4 .

16 üit het voorgaande zal duidelijk zijn dat met de inrichting 1 volgens de uitvinding een grote mate van ontwerpvrijheid van een transporteur met parallelle boogvormige transportbanden wordt verschaft.

5 De uitvinding is niet beperkt tot de in de tekeningen weergegeven en hierboven beschreven uitvoeringsvoorbeelden die op verschillende manieren binnen het kader van de uitvinding kunnen worden gevarieerd. Het is bijvoorbeeld mogelijk om op basis van het bovenstaande een inrichting te bedenken uit een 10 combinatie van de verschillende kenmerken van de uitvoeringsvoorbeelden.

Claims (22)

1. Inrichting (1) voor het transporteren van producten (7), die voorzien is van een in een transportrichting aandrijfbare eindloze transportband die ten minste gedeeltelijk een boogvormige baan volgt, waarbij de transportband een 5 transportoppervlak voor het daarop dragen van de producten (7) omvat, en het transportoppervlak in het boogvormige gedeelte, zoals gezien in een verticale dwarsdoorsnede van de transportband, ten opzichte van het horizontale vlak gekanteld is om een as die zich parallel aan de horizontale component van de 10 transportrichting uitstrekt, met het kenmerk, dat de transportband een eerste transportband (3) met een eerste transportoppervlak (5) is en de inrichting (1) is voorzien van ten minste een tweede aandrijfbare eindloze transportband (4) met een tweede transportoppervlak (6), die althans ongeveer 15 parallel aan de eerste transportband (5) loopt.

2. Inrichting (1) volgens conclusie 1, waarbij het tweede transportoppervlak (6) van de tweede transportband (4) in het boogvormige gedeelte, zoals gezien in een verticale dwarsdoorsnede van de tweede transportband (4), ook gekanteld 20 is ten opzichte van het horizontale vlak om een as die zich parallel aan de horizontale component van de transportrichting van de tweede transportband (4) uitstrekt.

3. Inrichting (1) volgens conclusie 1 of 2, waarbij ten minste de eerste transportband (3) onder een zodanige hoek 25 ten opzichte van het horizontale vlak is geplaatst, dat het eerste transportoppervlak (5) ten opzichte van het horizontale vlak is gekanteld.

4. Inrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij ten minste de eerste transportband (3) een 30 wigvormige dwarsdoorsnede heeft teneinde een kanteling van het eerste transportoppervlak (5) ten opzichte van een onderzijde van de eerste transportband (5) te bewerkstelligen.

5. Inrichting (1) volgens conclusie 4, waarbij het eerste transportoppervlak (5) concaaf is in een richting lood- 35 recht op de transportrichting.

6. Inrichting (1) volgens één van de conclusies 1-4, waarbij het eerste en het tweede transportoppervlak (5, 6) van respectievelijk de eerste en tweede transportband {3, 4) aan elkaar grenzen, zoals gezien in een verticale dwarsdoorsnede 5 van de eerste en tweede transportband (3, 4).

7. Inrichting (1) volgens conclusie 2 en 6, waarbij het eerste en tweede transportoppervlak (5, 6) althans onge veer in eikaars verlengde liggen, zoals gezien in een verticale dwarsdoorsnede van de eerste en tweede transportband 10 (3, 4) .

8. Inrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de inrichting (1) is voorzien van een verplaatsingsorgaan (10) voor het verplaatsen van de producten (7) van de eerste naar de tweede transportband (3, 4), waarbij 15 het eerste en tweede transportoppervlak (5, 6) tenminste nabij een overgang tussen het eerste en tweede transportoppervlak (5, 6) bij voorkeur althans ongeveer obstakelvrij zijn.

9. Inrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de transportrichting van de eerste 20 transportband (3) tegengesteld is aan die van de tweede transportband (4) .

10. Inrichting (1) volgens conclusie 2, waarbij de kantelhoek van het eerste transportoppervlak (5) ongelijk is aan die van het tweede transportoppervlak (6).

11. Inrichting (1) volgens conclusie 10, waarbij het eerste en het tweede transportoppervlak (5, 6) althans ongeveer op hetzelfde hoogteniveau zijn geplaatst.

12. Inrichting (1) voor het transporteren van producten (7), die voorzien is van ten minste twee naast elkaar 30 gelegen parallelle, in een transportrichting aandrijfbare eindloze transportbanden die ten minste gedeeltelijk een boogvormige baan volgen, waarbij de ene transportband een binnenste transportband (3) vormt en de andere transportband een buitenste transportband (4) vormt, waarbij elke transport- 35 band (3, 4) een transportoppervlak (5, 6) voor het daarop dragen van de producten (7) omvat, en van een verplaatsingsorgaan (10) voor het verplaatsen van de producten (2) van de ene transportband naar de andere transportband, waarbij de inrich- ting (1) is voorzien van vasthoudmiddelen (11, 12, 13) voor het voorkomen van in dwarsrichting verschuiven en/of kantelen van de producten (7) in de boogvormige baan.

13. Inrichting (1) volgens conclusie 12, waarbij de 5 vasthoudmiddelen (11, 12, 13) zodanig zijn ingericht dat zij met de binnenste en/of buitenste transportband (3, 4) meebewegen.

14. Inrichting (1) volgens conclusie 13, waarbij de vasthoudmiddelen op het transportoppervlak (5, 6) aangebrachte 10 obstakels (11, 12, 13) zijn.

15. Inrichting (1) volgens conclusie 14, waarbij de inrichting (1) is voorzien van een ontgrendelingsmechanisme voor het tijdelijke wegnemen van de obstakels (11, 12, 13).

16. Inrichting (1) volgens één van de conclusie 12- 15 15, waarbij de vasthoudmiddelen ten minste ter plaatse van een binnenomtreksgebied van de binnenste transportband (3) en/of ter plaatse van een buitenomtreksgebied van de binnenste transportband (3) en/of ter plaatse van een binnenomtreksgebied van de buitenste transportband (4) en/of ter plaatse van 20 een buitenomtreksgebied van de buitenste transportband (4) zijn aangebracht.

17. Inrichting (1) volgens conclusie 14 of 15, waarbij het verplaatsingsorgaan (10) zodanig is ingericht dat het de producten (7) over de obstakels (11) heen tilt.

18. Inrichting (1) volgens conclusie 12, waarbij de vasthoudmiddelen worden gevormd door de oriëntatie van het transportoppervlak (5, 6) van tenminste de binnenste of buitenste transportband (3, 4) dat, zoals gezien in een verticale dwarsdoorsnede van de binnenste en buitenste transportband (3, 30 4), ten opzichte van het horizontale vlak gekanteld is om een as die zich parallel aan de horizontale component van de transportrichting uitstrekt.

19. Inrichting (1) volgens conclusie 18, waarbij ten minste het transportoppervlak (5) van de binnenste transport-35 band (3) is gekanteld en extra vasthoudmiddelen (13) ter plaatse van een binnenomtreksgebied van de binnenste transportband (3) zijn aangebracht.

20. Inrichting (1) volgens conclusie 18 of 19, waarbij de buitenste transportband (4) is gekanteld en extra vasthoudmiddelen ter plaatse van een binnenomtreksgebied van de buitenste transportband (4) zijn aangebracht.

21. Inrichting (1) voor het transporteren van produc ten (7), die voorzien is van ten minste één aandrijfbare eindloze transportband (14, 15), die ten minste een parallel-deel heeft waarin de inrichting (1) een heengaand gedeelte (16a) en een teruggaand gedeelte (16b) omvat, waarbij het 10 heengaande gedeelte (16a) en het teruggaande gedeelte (16b) parallel aan elkaar lopen en ten minste gedeeltelijk een boogvormige baan volgen, waarbij het heengaande gedeelte (16a) een binnenste boogdeel vormt en het teruggaande gedeelte (16b) een buitenste boogdeel vormt, waarbij de transportband (14) een 15 transportoppervlak voor het daarop dragen van de producten (7) omvat, en waarbij de inrichting (1) is voorzien van vasthoudmiddelen voor het voorkomen van in dwarsrichting verschuiven en/of kantelen van de producten (7) in de boogvormige baan.

22. Inrichting (1) voor het transporteren van produc-20 ten (7), die voorzien is van een in een transportrichting aandrijfbare eindloze transportband die ten minste gedeeltelijk een boogvormige baan volgt, waarbij de transportband een transportoppervlak voor het daarop dragen van de producten (7) omvat, en het transportoppervlak in het boogvormige gedeelte, 25 zoals gezien in een verticale dwarsdoorsnede van de transportband, ten opzichte van het horizontale vlak gekanteld is om een as die zich parallel aan de horizontale component van de transportrichting uitstrekt, met het kenmerk, dat de inrichting ter plaatse van een invoer en/of een uitvoer van de 30 transportband een parallelle overgang heeft naar een andere transportband teneinde de producten via de parallelle overgang tussen de transportband en de andere transportband te verplaatsen .