NL1010042C2

NL1010042C2 - Transportmat, alsmede transportinrichting.

Info

Publication number: NL1010042C2
Application number: NL1010042A
Authority: NL
Inventors: Franciscus Josephus Maria Esch; George Johannes Van Zijderveld
Original assignee: Mcc Nederland
Priority date: 1998-03-16
Filing date: 1998-09-09
Publication date: 1999-09-17
Also published as: EP0953522B1; EP0953522A1; EP0953522B2; DE69905644T2; DE69905644T3; CA2263628C; DK0953522T4; DE69905644D1; ES2194419T5; CA2263628A1; US6227356B1; DK0953522T3; ES2194419T3

Description

4 VO 2214

Titel: Transportmat, alsmede transportinrichting

De uitvinding heeft betrekking op een transportmat voor het in een transportrichting tussen ten minste twee omloopwielen transporteren van producten, omvattende een aantal in de transportrichting opeenvolgende, dwars op de 5 transportrichting verlopende rijen van zij aan zij gelegen modules, welke modules in transportrichting gezien elk aan een voor- en achterzijde zijn voorzien van scharnierogen, van welke opeenvolgende rijen modules de scharnierogen samenwerken en met behulp van dwars op de transportrichting 10 verlopende scharnierpennen zijn gekoppeld, zodanig dat de bovenvlakken van de modules samen een transportvlak vormen, in welke transportmat een aantal geleidingsmodules zijn opgenomen die aan de onderzijde zijn voorzien van geleidingsorganen voor samenwerking met tenminste een op 15 een transportbaan aangebrachte geleider.

Dergelijke transportmatten zijn bekend en worden . toegepast voor het transporteren van allerlei producten in een groot aantal verschillende omgevingen. De transportmat vormt daarbij dikwijls een eindloze band die tussen twee 20 groepen omloopwielen omloopt, waarbij het transportvlak door een transportbaan word ondersteund. Gebruikelijkerwijs is de transportmat opgebouwd uit een groot aantal kunststof modules die elk door middel van spuitgieten zijn vervaardigd. Bij vervaardiging van de modules moet rekening 25 worden gehouden met een zekere mate van verschil tussen de afmetingen van de kunststof modules ten gevolge van verschillen in krimp of verschillen tussen de verschillende ten behoeve van spuitgieten in een matrijs aanwezige vormholtes. Daarnaast is de oogdikte van een module altijd 30 kleiner dan de ruimte tussen twee ogen, om de modules in elkaar te laten passen, zodat deze reeds bij het samenstellen van de transportmat een zekere speling ten opzichte van elkaar hebben. Tijdens gebruik kan deze speling nog toenemen ten gevolge van slijtage en rek van de modules.

1010042 2

Door deze speling kunnen de modules van de transportmat ten opzichte van elkaar verschuiven. Dit leidt er onder meer toe dat de breedte van de transportmat kan variëren door in- en uitschuiven van de modules van een rij 5 dwars op de transportrichting. Voorts kunnen de rijen modules van de transportmat hierdoor ten opzichte van de transportbaan heen- en weer schuiven tussen een positie waarin ofwel de ene buitenste module ofwel de andere buitenste module van een rij nabij een zijrand van de 10 transportbaan is gelegen. In het slechtste geval kan hierdoor reeds een breedtevariatie van 1% ontstaan.

In de praktijk treden hierdoor verschillende problemen op. Zo kan de zijrand van de transportmat langs ] een zijrand van de transportbaan schuren, hetgeen kan 15 leiden tot slijtage en beschadiging van de nabij de randen van de transportmat gelegen modules. Dit verhoogt de kans op breuk van de transportmat. De transportmat kan daarbij in zijn geheel langs één zijde van de transportbaan zijn gelegen of zigzag langs beide zijranden van de transport-20 baan verlopen. Een ander probleem dat wordt veroorzaakt door de speling tussen de modules en het heen en weer schuiven van de rijen van de transportmat is dat in de praktijk de breedte waarover de transportmat met producten kan worden beladen, kleiner moet worden gekozen dan de 25 nominale breedte van de transportmat, terwijl de transportbaan groter moet worden gekozen dan de nominale breedte van de transportmat. Met name bij lange transportbanen kan dit leiden tot hoge extra kosten en tot groot ruimteverlies.

Om genoemde problemen te verminderen is reeds 30 voorgesteld om in een transportmat nabij beide zijranden modules op te nemen die aan hun onderzijde zijn voorzien van geleidingsnokken, elk voor samenwerking met een nabij een zijrand van de transportbaan verlopende slijtstrip. De ene geleidingsnok belemmert daarbij beweging van de 35 transportmat in één dwarsrichting, terwijl de andere geleidingsnok beweging in de tegenovergestelde dwars- j 1010042 3 richting verhindert. De afstand tussen de geleiders worden daarbij zó gekozen, dat bij plaatsing van de transportmat op de transportbaan de speling in breedterichting juist wordt weggenomen.

5 Wanneer de speling dwars op de transportrichting echter te groot wordt, gaat de werking van een dergelijke constructie verloren. Met name zal door de toegenomen speling tussen de slijtstrip en de geleidingsnok beweging in dwarsrichting niet meer voldoende worden belemmerd.

10 Daarnaast kan door het verschil in afmetingen van de modules per rij de afstand tussen de geleidingsorganen van de geleidingsmodules variëren. Met name is dit het geval wanneer de rijen van de transportmat een groot aantal modules omvatten, zoals bij een brede transportmat. Voorts 15 kan een dergelijke constructie niet worden toegepast wanneer de transportmat wordt blootgesteld aan grote temperatuurwisselingen en de transportmat is opgebouwd uit modules die vervaardigd zijn uit een materiaal met een relatief grote thermische uitzettingscoëfficiênt, zoals 20 kunststof.

Bovengenoemde problemen spelen in het bijzonder een rol wanneer brede, uit kunststof modules opgebouwde transportmat aan sterke temperatuurwisselingen onderworpen wordt, zoals bij het met behulp van een dergelijke 25 transportmat pasteuriseren van producten in een pasteur. In een gebruikelijke pasteur worden producten met behulp van een transportmat langzaam over een transportbaan getransporteerd, waarbij de temperatuur van de producten geleidelijk wordt verhoogd tot ten minste 80°C om in de 30 producten aanwezige bacteriën te doden. De transportmat heeft daarbij een breedte die kan oplopen tot meer dan 5 m en een lengte die kan oplopen tot meer dan 40 m. De grote breedte van de transportmat, het grote temperatuursverloop en de grote thermische uitzettingscoëfficiënt van kunststof 35 (circa 0,15 mm/m/°C), veel groter dan die van het roestvrij staal waaruit het frame van een pasteur is gemaakt, leiden 1010042 4 er toe dat voor deze toepassing bovengenoemde geleidings-constructie niet kan worden toegepast. In plaats daarvan , moet de transportbaan extra breed worden uitgevoerd en zeer vlak worden opgesteld. Voor de veiligheid worden nabij de 5 zijranden van de transportbaan geleidingsblokken aangebracht. Een dergelijke constructie leidt tot hoge extra kosten en tot groot ruimteverlies. Bovendien zijn door de lengte van een pasteur, soms meer dan 40 meter, de zij-geleidingen niet uit een stuk te maken, waardoor een 1 10 ongelijkmatige overgang kan ontstaan. Ten slotte zijn pasteurs tijdens bedrijf volstrekt ontoegankelijk, zodat aan- of vastlopen van een mat alleen geconstateerd kan worden doordat beschadigingen aan de mat optreden; dan is het echter al te laat om maatregelen te treffen om de mat ξ 15 te "redden" .

De uitvinding beoogt te voorzien in een transport-mat, in het bij zonder een uit kunststof modules opgebouwde transportmat voor het transporteren van producten door een ^ pasteur, waarbij bovengenoemde nadelen worden vermeden.

2 0 Daartoe heeft een transportmat volgens de uitvinding het kenmerk dat de geleidingsmodules in hoofdzaak op gelijke afstand van één der zijranden in de transportmat zijn opgenomen, zodanig dat de geleidingsorganen samen één in transportrichting verlopende in hoofdzaak sleufvormige 25 geleidingsbaan vormen.

Hierdoor wordt bereikt dat de afstand tussen de geleidingsorganen dwars op de transportrichting klein is, hetgeen de invloed van de toleranties en de uitzetting of inkrimping ten gevolge van temperatuurwisselingen op de 30 werking van de geleiding beperkt. Derhalve kan de transportmat ook bij grote speling en/of grote thermische uitzetting doelmatig worden geleid, hetgeen onder meer een aanzienlijke verkleining van het verschil tussen de breedte van de transportbaan en de breedte van het transportvlak 35 waarover producten kunnen worden getransporteerd tot gevolg heeft. Dit leidt tot ruimtewinst en kostenbesparing.

1010042 5

Opgemerkt wordt dat in deze context onder "in hoofdzaak op gelijke afstand van één der zijranden" tenminste verstaan dient te worden dat het verschil in afstand van de geleidingsorganen tot de zijrand bij opeenvolgende modules 5 minder dan 10% van de breedte van de transportmat bedraagt, bij voorkeur minder dan 5%. In een voordelige uitvoering is het verschil in afstand tussen de geleidingsorganen dwars op de transport-richting kleiner of gelijk aan de breedte van een gemiddelde module van de transportmat.

10 In een verdere uitvoeringsvorm heeft een transport mat volgens de uitvinding het kenmerk, dat de geleidings-modules nabij een zijrand van de transportmat in de transportmat zijn opgenomen, zodanig dat de geleidingsorganen samen één nabij de zijrand van de transportmat 15 verlopende sleufvormige geleidingsbaan vormen. Hierdoor wordt bereikt dat de positie van één zijrand van de transportmat ten opzichte van de transportbaan in hoofdzaak vast ligt, terwijl uitzetting kan worden opgevangen door verschuiving naar of vanaf de andere zijrand van de 20 transportband. Met name is dit tot voordeel wanneer de zijrand van een transportmat nauwkeurig gepositioneerd moet worden, zoals wanneer twee transportbanden met hun zijranden dicht naast elkaar moeten lopen om dwars op de transportrichting producten over te kunnen schuiven van de 25 ene transportmat op de andere.

In een andere uitvoeringsvorm heeft een transportmat volgens de uitvinding het kenmerk, dat de geleidingsmodules dwars op de transportrichting in of nabij het midden van de transportmat in de transportmat zijn opgenomen, zodanig dat 30 de geleidingsorganen samen één in of nabij het midden van de transportmat verlopende sleufvormige geleidingsbaan vormen. Hierdoor bereikt dat de transportmat in of nabij het midden een vaste breedtepositie heeft ten opzichte van de transportbaan. Dit heeft tot voordeel dat de maximale 35 afstand waarover de buitenste modules ten gevolge van speling en/of uitzetting verschuiven, kleiner is. Met name 1010042 6 bij brede transportmatten waarop een grote gewichts-belasting is aangebracht, zoals bij een uit kunststof modules opgebouwde transportmat voor het transporteren van producten door een pasteur, kan dit tot een aanzienlijke 5 vermindering in belasting en/of slijtage leiden. Voorts wordt bereikt dat transportmat telkens in het midden van de transportbaan is gelegen, hetgeen de kans op slijtage en beschadiging van nabij de randen van de transportmat gelegen modules verkleint. Bovendien kunnen de geleidingen 10 langs de randen van de transportbaan kleiner worden uitgevoerd of zelfs achterwege worden gelaten. Een verder voordeel is, dat de baan aan de zijkant van de mat niet glad en vloeiend afgewerkt behoeft te zijn, omdat de mat deze zijkanten niet meer kan raken. Dit is van groot 15 praktisch belang, omdat daardoor het ontwerp van een pasteur zeer veel eenvoudiger wordt. Doordat de plaats van 4 de mat nu vanuit het midden met een zijdelingse speling van bijvoorbeeld ± 2 mm vast ligt, behoeft alleen nog rekening gehouden te worden met de variatie in de matbreedte van 20 ± 1% ten gevolge van temperatuurwisselingen en niet met de zijdelingse verplaatsing ten gevolge van reeds bij de montage van de mat aanwezige breedtevariatie. Tevens is de vlakheid van de transportbaan minder kritisch. Ten slotte kunnen de zijgeleidingen voor de producten verder naar 25 buiten worden geplaatst, waardoor een winst van 2 è 3% ontstaat in het bruikbare matoppervlak.

Opgemerkt wordt, dat in deze context onder "in of nabij het midden van de transportmat tenminste verstaan dient te worden dat de geleidingsmodules, vanuit het midden 30 van de transportmat gemeten, op een afstand van minder dan 25% van de breedte van de transportmat uit het midden gelegen, in het bijzonder minder dan 5% van de breedte. Daarbij dient eveneens opgemerkt te worden dat het in de praktijk vanwege de modulaire opbouw van de transportmat 35 en/of de plaatsing van de omloopwielen op de transportbaan, voordelig kan zijn om de modules zó in de transportmat op i 101 0042 7 te nemen dat de geleidingsbaan net enigszins uit het midden van de transportmat verloopt.

De uitvinding heeft eveneens betrekking op een transportinrichting.

5 Nadere uitwerkingen van voordelige uitvoeringsvormen van de transportmat en transportinrichting volgens de uitvinding zijn beschreven in de volgconclusies. De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld dat in een tekening is weergegeven. In 10 de tekening toont: fig. 1 een schematisch perspectivisch aanzicht van een transportbaan; fig. 2 een schematisch perspectivisch onderaanzicht van een deel van een transportmat volgens de uitvinding in 15 een eerste uitvoeringsvorm; fig. 3 schematische dwarsdoorsnede van een transportbaan voor een pasteur met een transportmat volgens de stand van de techniek; fig. 4 een schematische dwarsdoorsnede van een 20 transportbaan voor een pasteur met een transportmat volgens een tweede uitvoeringsvorm van de uitvinding; fig. 5 een schematisch perspectivisch onderaanzicht van een deel van een transportmat volgens fig. 4; fig. ,6 een schematisch perspectivisch onderaanzicht 25 van een geleidingsmodule van de transportmat volgens fig. 4; fig. 7 een schematisch onderaanzicht van een deel van de transportmat volgens fig. 4; fig. 8 een schematisch perspectivisch onderaanzicht 30 van een alternatieve uitvoeringsvorm van de geleidingsmodule volgens fig. 6; en fig. 9 een schematisch onderaanzicht van de geleidingsmodule van fig. 8.

De figuren zijn schematische weergaven van 35 voorkeursuitvoeringsvormen van de uitvinding en dienen slechts ter illustratie. In de figuren zijn gelijke of 1010042 8 overeenkomstige onderdelen met dezelfde verwijzingscijfers weergegeven.

Figuur 1 toont een transportbaan 1 met een tussen respectievelijk als aandrijvende en terugleidende groepen 5 omloopwielen 2 en 3 verlopende eindloze transportmat 4 voor het in een met een pijl aangegeven transportrichting 5 transporteren van producten.

De transportbaan 1 omvat een frame 6 dat op poten 7 is geplaatst. In het frame 6 zijn een aangedreven as 8 en 10 een vrije, gelagerde as 9 opgenomen waarop dwars op de transportrichting 5 met onderlinge tussenafstand de aandrijvende omloopwielen 2 en de terugleidende omloopwielen 3 zijn geplaatst. Tussen de omloopwielen 2, 3 zijn in transportrichting 5 parallel verlopende slijtstrippen 10 15 aangebracht, via welke de transportmat 4 op het frame 6 steunt.

Refererend aan figuur 2 omvat de transportmat 4 een aantal in transportrichting 5 opeenvolgende, dwars op de transportrichting 5 verlopende rijen van zij aan zij 20 gelegen kunststof modules 11. De modules 11 zijn, in transportrichting 5 gezien, elk aan hun voorzijde 12 en hun , achterzijde 13 voorzien van scharnierogen 14. De scharnier- ogen 14 van in transportrichting 5 opeenvolgende modules 11 werken samen en zijn met behulp van dwars op de transport-25 richting 5 verlopende, in de figuur niet zichtbare scharnierpennen gekoppeld. In figuur 2 is omwille van de schaal slechts een klein deel van de breedte van de transportmat weergegeven.

In de transportmat 4 zijn op gelijke afstand van de 30 zijkant 2IA van de transportmat 4 een aantal geleidings-modules 11A opgenomen die aan de onderzijde 15 zijn voorzien van geleidingsorganen 16, zodanig dat de geleidingsorganen samen één in transportrichting 5 verlopende, smalle geleidingsbaan 17 vormen.

35 Bij deze uitvoeringsvorm is in transportrichting 5 om de andere rij modules aan één zijrand van de transport- i t 1010042 9 mat, de zijrand 21A, één geleidingsmodule 11A opgenomen. De geleidingsorganen 16 omvatten per geleidingsmodule 11A twee vanaf de onderzijde 15 van de geleidingsmodule 11A buitenwaarts reikende nokken 18 die elk samenwerken met één 5 slijtstrip 10A. De nokken 18 zijn daarbij tussen twee parallel verlopende slijtstrippen van de transportbaan 1 geplaatst, zodanig dat van elk der nokken 18 een geleidingsvlak 19A, respectievelijk 19B, door samenwerking met een corresponderend geleidingsvlak 20A respectievelijk 10 20B verschuiving van een slijtstrip in een dwarsrichting belemmert. De afstand tussen de geleidingsorganen 16, bij deze uitvoeringsvorm de nokken 18, is dwars op de transportrichting 5 kleiner dan de breedte van de modules 11, hetgeen de invloed van de speling en de 15 uitzetting of inkrimping ten gevolge van temperatuurwisselingen op de werking van de geleiding beperkt. Bij deze uitvoeringsvorm ligt de positie van de zijrand 21A van de transportmat 4 dwars op de transport-richting 5 in hoofdzaak vast, zodat twee transportbanden 4 met hun 20 zijranden 21A dicht naast elkaar kunnen worden geplaatst om dwars op de transportrichting 5 producten over te kunnen schuiven van de ene transportmat 4 op de andere. Speling en uitzetting kunnen worden opgevangen door verschuiving naar of vanaf de andere, in de figuur niet getoonde, zijrand 21B 25 van de transportband 4.

Refererend aan figuur 3 is daarin in dwarsdoorsnede een transportbaan 1 getoond voor het pasteuriseren van producten in een pasteur met een transportmat overeenkomstig de stand van de techniek. De transportbaan 1 heeft 30 een lengte van circa 20 m en ondersteunt een uit kunststof modules 11 opgebouwde eindloze transportmat 4. De transportmat heeft een nominale breedte van 4 m en een lengte van circa 40 m. De transportmat 4 omvat een bovenpart 31 waarop de producten kunnen worden geplaatst en een 35 onderpart 32 om de transportmat tot een eindloze lus te kunnen vormen. Het bovenpart 31 en het onderpart 32 bewegen 1010042 10 elk loodrecht op het vlak van tekening, doch in tegenovergestelde richting. Het bovenpart 31 wordt daarbij door de slijtstrippen 10 van het frame 6 ondersteund, terwijl het onderpart 32 door steunrollen 33 wordt ondersteund.

5 Nabij de uiteinden van de transportbaan 1 wordt de transportmat omgeleid met behulp van omloopwielen 2, 3 die in figuur 3 niet zijn weergegeven. Tussen de omloopwielen 2, 3 doorloopt de transportmat 4 een aantal zones waar water met per zone een verschillende temperatuur op de 10 transportmat 4 wordt gesproeid, teneinde de producten op de transportmat 4 te pasteuriseren. De temperatuur van het water in de verschillende zones kan daarbij bijvoorbeeld een temperatuursverloop volgens het patroon 40-60-80-60-40°C, zodat de transportmat 4 tussen de omloopwielen een 15 temperatuurverschil doorloopt van 60°C.

Per minuut kan daarbij bijvoorbeeld 25 liter water per m2 baanoppervlak worden gesproeid. De transportbaan 1 is over althans een deel van zijn lengte voorzien van een tunnel-vormige omkasting, waarvan slechts de zijwanden 34 20 in figuur 3 zijn getoond. De transportbaan 1 transporteert de producten met een snelheid van 0,5-1 m/s en heeft bijvoorbeeld een capaciteit van circa 30-70000 verpakkingen per uur.

Vanwege de grote breedte van de transportmat, het 25 grote temperatuursverloop en de grote thermische uitzettingscoëfficiënt van kunststof (circa 0,15 mm/m/eC), wordt in de stand van de techniek geen geleidings-constructie toegepast. In plaats daarvan is de transportbaan 1 extra breed uitgevoerd en zeer vlak opgesteld. Voor 30 de veiligheid zijn nabij de zijranden 21 van de transportbaan 1 geleidingsblokken 35 aangebracht. Voorts zijn productgeleiders 36 aangebracht.

Refererend aan figuur 4 is daarin in dwarsdoorsnede een transportbaan 1 getoond voor het pasteuriseren van 35 producten in een pasteur met een transportmat voorzien van een geleiding overeenkomstig de uitvinding. Nabij het 1010042 11 midden 41 van de transportmat 4 zijn modules 11A opgenomen die zijn voorzien van geleidingsorganen 16 die samenwerken met een geleider 10A, zodanig dat de geleidingsorganen 16 samen één nabij het midden 41 van de transportmat 4 5 verlopende geleidingsbaan 17 vormen. De transportmat 4 heeft hierdoor in breedterichting een vaste positie ten opzichte van de transportbaan 1.

Berekend kan worden dat, vergeleken met een transportbaan volgens de stand van de techniek met 10 bijvoorbeeld een breedte van 4 meter, bij de mat volgens de uitvinding, indien wordt uitgegaan van een thermisch uitzettingscoëfficiënt van 0,15 mm/m/°C en een ΔΤ van 60 °C, de werkzame breedte, dat wil zeggen de afstand tussen de twee productgeleiders 36, ongeveer 160 mm ofwel 15 4% groter gekozen kan worden. Anders gesteld, kan voor een vaste werkzame breedte een transportbaan volgens de uitvinding een 4% smallere constructie bezitten.

Bovendien is de maximale afstand waarover de buitenste modules 11B ten gevolge van speling en/of 20 uitzetting verschuiven, kleiner. Van een groep omloopwielen 2 of 3 (zie fig. 1) wordt daarbij het middelste omloopwiel vastgezet op de as 8, 9 terwijl de overige omloopwielen uit de groep 2 of 3 bij uitzetting van de transportmat 4 langs de as 8, 9 kunnen schuiven.

25 Daarnaast is de transportmat 4 telkens in het midden van de transportbaan 1 gelegen, hetgeen de kans op slijtage en beschadiging van nabij de randen van de transportmat gelegen modules verkleint. Voorts kunnen de geleidings-blokken 35 achterwege worden gelaten. Tevens is de vlakheid 30 van de transportbaan 4 minder kritisch. Ten slotte is het bij een transportbaan volgens de uitvinding een voordeel, dat de centrale aandrijf- en steunwielen niet langer, zoals bij de transportbaan volgens de stand van de techniek (figuur 3) op de beide assen vastgezet behoeven te worden 35 om verschuiven van de mat te voorkomen. Bij een transportbaan volgens de uitvinding kunnen alle wielen los op de as 1010042 12 schuiven, omdat de geleidingsorganen het verschuiven van de mat voorkomen.

In figuur 4 is eveneens een afscherming 43 getoond. De afscherming 43 is hier uitgevoerd als twee zich 5 loodrecht op het vlak van tekening aan weerszijden langs de transportbaan 1 uitstrekkende platen met een Z- vormige doorsnede. Met behulp van een dergelijke afscherming 43 kan worden voorkomen dat vuil, in het bijzonder abrasief vuil, door het water vanaf de zijkant van het bovenpart 31 wordt 10 meegevoerd naar het onderpart 32. Hierdoor wordt de kans op beschadiging van de omloopwielen 3 bij het omlopen van het onderpart 32 verkleind. Opgemerkt wordt, dat een dergelijke afscherming 43 op velerlei wijzen kan worden uitgevoerd en eveneens met voordeel kan worden toegepast bij 15 conventionele transportbanen en pasteurs.

Refererend aan de figuren 5 en 6 zijn bij een voorkeursuitvoeringsvorm van de transportmat 4 de geleidingsorganen 16 uitgevoerd als twee parallel in transportrichting verlopende, dwars op de transportrichting ^ 20 met onderlinge tussenafstand uiteen geplaatste geleidings- wanden 42A en 42B. De afstand waarop de geleidingswanden 42A en 42B uiteengeplaatst zijn, is kleiner dan de breedte van de geleidingsmodule 4A. De geleidingswanden 42A en 42B reiken vanaf de onderzijde van de geleidingsmodule 11A 25 buitenwaarts en werken samen met een tussen geleidingswanden 42 A en 42 B verlopende slijtstrip 10A. Bij voorkeur vormen de geleidingsorganen 42A en 42B samen één nabij het midden 41 van de transportmat 4 in transportrichting 5 verlopende goot 50 met in hoofdzaak doorgaande gootwanden 30 51A en 51B (fig. 5). Dit heeft als voordeel dat het geleidingsoppervlak dat samenwerkt met de slijtstrip 10A groot is, waardoor de kracht die overgebracht kan worden eveneens groot kan zijn. Voorts is de kans dat vuil tussen het geleidingsorgaan en de slijtstrip raakt, kleiner. Met 35 name is dit van belang in een omgeving waar abrasieve -» ' 1010042 13 deeltjes voorkomen, zoals bij het pasteuriseren van glazen flessen in een glaspasteur.

De lengte van de geleidingswanden 42A en 42B in transportrichting 5 is bij de in de figuur 6 getoonde 5 geleidingsmodule 11A verschillend. Hierdoor wordt bereikt dat, wanneer de modules 11 overeenkomstig het in figuur 7 getoonde baksteenvormig patroon in de transportmat worden opgenomen, slechts een type geleidingsmodule 11A benodigd is om een als geleidingsgoot 50 uitgevoerde geleidingsbaan 10 te vormen met doorgaande gootwanden 51A en 51B.

Bij twee in transportrichting opeenvolgende rijen opgenomen geleidingsmodules 11A is tenminste een der geleidingswanden 42A, 42B voorzien van een vanaf van de onderzijde van de module buitenwaarts en naar het midden 15 van de geleidingsmodule 11A verlopend afgeschuind kopvlak 61. Bij de in figuren 5 en 6 getoonde uitvoeringsvorm is de geleidingswand 42A aan beide kopvlakken voorzien van een afschuining. Hierdoor wordt bereikt dat de geleidingswanden 42A en 42B ruimte vrijgeven voor opeenvolgende geleidings-20 modules 11A om met hun onderzijden 15 naar elkaar toe te bewegen, waardoor het omlopen van de transportmat om een omloopwiel met een geringe diameter wordt vergemakkelijkt.

Refererend aan figuur 8 is daarin een andere uitvoeringsvorm van een geleidingsmodule 11A getoond. Bij 25 deze uitvoeringsvariant zijn twee geleidingswanden 81A en 81B aangebracht, die in transportrichting gezien een in hoofdzaak gelijke lengte hebben en die in tranportrichting ten opzichte van elkaar versprongen zijn. Bij deze uitvoeringsvariant is het eveneens mogelijk om met behulp 30 van één type geleidingsmodule 11A bij toepassing van het in figuur 7 getoonde baksteenvormige patroon een doorgaande geleidingsgoot 50 te vormen.

In figuur 9 is getoond dat de geleidingsmodules 11A zijn voorzien van zich in hoofdzaak dwars op het transport-35 vlak uitstrekkende, doorgaande openingen 91. De geleidings-organen 16, bij deze uitvoeringsvorm de geleidingswanden 1010042 14 8IA en 81B, reiken daarbij zodanig vanaf de onderzijde 15 van de geleidingmodules 11A buitenwaarts dat zij de doorgaande openingen 91 en loodrechte voortzettingen daarvan vrij laten. Hierdoor wordt bereikt dat tijdens gebruik van 5 de transportmat 4 in een pasteur het door de transportmat 4 stromen van water zo min mogelijk wordt belemmerd. Voorts zijn de geleidingswanden 8IA en 81B nabij hun kopvlakken 92 voorzien van krommingen 93 om aangrijping met de geleider 10A te vergemakkelijken.

I 10 Opgemerkt wordt dat de uitvinding niet beperkt is tot de hierboven besproken voorkeursuitvoeringsvormen. Veel varianten daarop zijn mogelijk.

Zo kan de geleider eveneens uitgevoerd worden als een geleidingsstang. Daarnaast kan de transportbaan 15 eveneens volgens een visgraatvormig patroon verlopende slijtstrippen omvatten, waarbij in of nabij het midden van de transportbaan, respectievelijk nabij de rand een in transportrichting verlopende geleider of slijtstrip is opgenomen voor het geleiden van de geleidingsorganen.

^ 20 Voorts kunnen de geleidingsorganen eveneens ' uitgevoerd worden als ten opzichte van de onderzijden van de geleidingsmodules binnenwaarts reikende groeven, bijvoorbeeld U- of V-vormige groeven. Eventueel kunnen de geleidingsnokken van in transportrichting opeenvolgende 25 geleidingsmodules aan weerszijden van een geleider zijn geplaatst, zodat de geleidingsnokken van in transportrichting opeenvolgende geleidingsmodules telkens beweging van de transportmat in een overstaande dwarsrichting belemmeren. De geleidingsbaan wordt dan gevormd door twee 30 nabij elkaar gelegen, parallelle rijen nokken.

Deze en andere uitvoeringsvarianten worden geacht binnen het kader van de uitvinding te liggen zoals weergegeven in de hiernavolgende conclusies.

1010042

Claims

1. Transportmat voor het in een transportrichting tussen ten minste twee omloopwielen transporteren van producten/ omvattende een aantal in de transportrichting opeenvolgende, dwars op de transportrichting verlopende 5 rijen van zij aan zij gelegen modules, welke modules in transportrichting gezien elk aan een voor- en achterzijde zijn voorzien van scharnierogen, van welke opeenvolgende rijen modules de scharnierogen samenwerken en met behulp van dwars op de transportrichting verlopende scharnier-10 pennen zijn gekoppeld, zodanig dat de bovenvlakken van de modules samen een transportvlak vormen in de transportmat, in welke transportmat een aantal geleidingsmodules zijn opgenomen die aan de onderzijde zijn voorzien van geleidingsorganen voor samenwerking met tenminste een een 15 op een transportbaan aangebrachte geleider met het kenmerk, dat de geleidingsmodules in hoofdzaak op gelijke afstand van één der zijranden in de transportmat zijn opgenomen, zodanig dat de geleidingsorganen samen één in transportrichting verlopende in hoofdzaak sleufvormige geleidings-2 0 baan vormen.

2. Transportmat volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de geleidingsmodules nabij een zijrand van de transportmat in de transportmat zijn opgenomen, zodanig dat 25 de geleidingsorganen samen één nabij de zijrand van de transportmat verlopende sleufvormige geleidingsbaan vormen.

3. Transportmat volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de geleidingsmodules dwars op de transportrichting in 30 of nabij het midden van de transportmat in de transportmat zijn opgenomen, zodanig dat de geleidings-organen samen één in of nabij het midden van de transport-mat verlopende sleufvormige geleidingsbaan vormen. 1010042

4. Transportmat volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat in elke rij ten minste één geleidings-module is opgenomen die aan de onderzijde is voorzien van 5 ten minste één als geleidingsorgaan fungerende geleidingsnok.

5. Transportmat volgens een der voorgaande met het kenmerk, dat de geleidingsorganen te samen één in 10 transportrichting verlopende goot vormen met in hoofdzaak doorgaande gootwanden voor samenwerking met een op de transportbaan aangebrachte geleider.

6. Transportmat volgens conclusie 5, met het kenmerk. 15 dat de geleidingsorganen twee dwars op de transportrichting uiteen geplaatste, parallel aan de transportrichting verlopende geleidingswanden omvatten, zodanig dat de geleidingswanden van in transportrichting opeenvolgende geleidingsmodules de gootwanden vormen. 20

7. Transportmat volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de geleidingswanden in transportrichting ten opzichte van elkaar versprongen zijn.

8. Transportmat volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de lengte van de geleidingswanden in transportrichting verschillend is.

9. Transportmat volgens een der voorgaande conclusies 30 6-8, met het kenmerk, dat van twee in transportrichting opeenvolgende modules tenminste een der geleidingswanden is voorzien van een vanaf van de onderzijde van de module buitenwaarts en naar het midden van de module verlopend afgeschuind kopvlak. 35 1010042

10. Transportmat volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de modules zijn voorzien van zich in hoofdzaak dwars op het transportvlak uitstrekkende, doorgaande openingen en dat de geleidingsorganen zodanig 5 vanaf de onderzijde van de modules buitenwaarts reiken dat zij de doorgaande openingen en loodrechte voortzettingen daarvan vrij laten.

11. Module, kennelijk bestemd voor een transportmat 10 volgens een der voorgaande conclusies.

12. Transportinrichting, omvattende een transportmat volgens één der conclusies 1-10 en een zich in een transportrichting uitstrekkende transportbaan voor het 15 ondersteunen van de transportmat, welke transportbaan voorts is voorzien van tenminste een zich in transportrichting uitstrekkende geleider voor het geleiden van de geleidingsorganen van de transportmat. 1010042