NL9200531A

NL9200531A - Houder.

Info

Publication number: NL9200531A
Application number: NL9200531A
Authority: NL
Original assignee: Henkel Nederland
Priority date: 1991-07-05
Filing date: 1992-03-23
Publication date: 1993-02-01
Also published as: GR3017714T3; ES1022684Y; JP3162383B2; NO307509B1; WO1993001102A1; NO933941D0; NO933941L; EP0521410A1; EP0592479B1; ES2077425T3; ATE126774T1; FI940025A0; DE59203403D1; IE922173A1; JPH06509046A; DK0592479T3; EP0592479A1; FI940025A; ES1022684U; IE75060B1

Description

De uitvinding heeft betrekking op een houder voor een voorwerp, omvattende een hoofdzakelijk plaatvormig deel van relatief dun, vouwbaar materiaal, zoals karton, en middelen voor het aan de houder bevestigen van een met die houder te verbinden voorwerp.

Een dergelijke houder is bij voorbeeld bekend als zgn. blisterverpakking. Hierbij wordt een voorwerp op de houder bevestigd door dit op het plaatvormige deel te leggen en daaroverheen een bakvormig deel van doorzichtige kunststof aan te brengen, dat met de randen aan het plaatvormige deel wordt bevestigd. Aldus bevindt het voorwerp zich in een volledig afgesloten behuizing, goed zichtbaar voor de omgeving. Ondanks de verpakkingstechnische en uiterlijke voordelen kleeft aan een dergelijke blisterverpakking het nadeel dat gebruik gemaakt wordt van milieu-onvriendelijke kunststof, dat het materiaalgebruik relatief groot is en dat voor een dergelijke verpakking gebruik gemaakt wordt van meer dan één materiaal, hetgeen de mogelijkheden voor het recyclen van een dergelijke houder bemoeilijkt.

De onderhavige uitvinding beoogt, een doelmatige houder van het in de aanhef * vermelde soort te verschaffen die de voornamelijk milieutechnische nadelen van bekende houders van dat type ontbeert.

Hiertoe wordt een dergelijke houder gekenmerkt, doordat deze is voorzien van ten minste één middels een vouwlijn aan het plaatvormige deel bevestigd en uit het vlak daarvan stekend lipvormig orgaan dat een met het voorwerp samenwerkende aanslagrand vormt voor het aan de houder bevestigen van het voorwerp. Een dergelijke houder kan volledig uit bijvoorbeeld karton worden vervaardigd, hetgeen een goed te recyclen materiaal is. Door een dergelijke houder uit één enkele plano te vervaardigen wordt het materiaalgebruik geminimaliseerd, alsmede de fabricage geoptimaliseerd.

Volgens een voorkeursuitvoering van de uitvinding is in één of meer van de genoemde lipvormige organen een gat aangebracht waardoorheen het voorwerp steekt. Daarbij kan een dergelijk gat als slobgat worden uitgevoerd, dat grijpt rond een vernauwing van het voorwerp, en waarbij het slobgat overgaat in een opening met een grotere diameter, waardoorheen een aan de vernauwing grenzende verbreding van het voorwerp kan worden gestoken. Ook kan een dergelijk gat zijn voorzien van daarin stekende snaporganen en gaten van lipvormige organen kunnen concentrisch zijn.

Om bijvoorbeeld de U-vorm voor het lipvormig orgaan te realiseren verdient het de voorkeur, dat het lipvormige orgaan op afstand van genoemde ten minste ene vouwlijn onder .tussenkomst van verbindingsmiddelen met het plaatvormige deel is verbonden. Dit kan op eenvoudige wijze bijvoorbeeld worden gerealiseerd door bij zich aan de zijranden van het lipvormige orgaan bevindende nokken of uitsparingen welke verbindend samenwerken met uitsparingen of nokken aan het plaatvormige deel. Zulks wordt nader toegelicht in de niet vóórgepubliceerde Nederlandse aanvrage 9101184 van aanvraagster.

Bij een middels nokken en uitsparingen gerealiseerde verbinding is echter het mechaniseren van het tot stand brengen van de verbinding relatief lastig, zodat enig handwerk bij het tot stand brengen van de verbinding vaak onvermijdelijk is. Daarom verdient het de voorkeur, dat de verbindingsmiddelen een kleefverbinding vormen waarmee een uitsteeksel van het lipvormig orgaan is gehecht aan het plaatvormig deel. Wanneer het lipvormig orgaan volgens een U-vorm is gerealiseerd, kan het andere been van genoemd U-vormig lipvormig orgaan middels kleefverbindingsmiddelen met het plaatvormige deel zijn verbonden.

In het hierna volgende zal de uitvinding aan de hand van een niet beperkend uitvoeringsvoorbeeld, onder verwijzing naar de bijgevoegde tekening, nader worden verduidelijkt. Hierbij toont:

Fig. IA een aanzicht in perspektief van een eerste uitvoeringsvorm van de houder volgens de uitvinding,

Fig. 1B een plano voor de houder volgens fig. IA;

Fig. IC een zijaanzicht van een deel van de in fig. IA getoonde houder

Fig. 2A een aanzicht in perspektief van de voorzijde van een tweede uitvoeringsvorm van de houder volgens de uitvinding,

Fig. 2B een aanzicht in perspectief van de achterzijde van de houder volgens fig. 2A;

Fig. 2C een plano voor de houder volgens fig. 2A;

Fig. 3A een aanzicht in perspektief van de voorzijde van een derde uitvoeringsvorm van de houder volgens de uitvinding,

Fig. 3B een aanzicht in perspectief van de achterzijde van de houder volgens fig. 3A;

Fig. 3C een plano voor de houder volgens fig. 3A;

Fig. 4A een aanzicht in perspektief van een vierde uitvoeringsvorm van de houder volgens de uitvinding,

Fig. 4B een plano voor de houder volgens fig. 4A;

Fig. 4C een zijaanzicht van een deel van de in fig. 4A getoonde houder.

Fig. IA toont een houder 1 volgens de onderhavige uitvinding, omvattende een hoofdzakelijk plaatvormig deel 2 van relatief dun, vouwbaar materiaal zoals karton met een daaruit stekend lipvormig orgaan 13 dat in hoofdzaak U-vormig is. Het been 15 daarvan is middels vouwlijn 5, die halverwege de lengte van het been 15 is gesitueerd, verbonden met het plaatvormige deel 2. In deze uitvoering is het been 15 langer dan het been 14 en steekt door de opening 16 in het plaatvormig deel 2, die is ontstaan door het uitsnijden van het lipvormige orgaan 13. In het lipvormige orgaan 13 is een gat 7 aangebracht. Hierin is een met streepstippellijnen weergegeven cilindrische houder 25 gestoken. In de uitsparing aan de onderzijde van deze houder 25 steekt de nok 27, welke loopt vanaf de rand van het gat 16 in het plaatvormige deel 2.

Het been l4 is voorzien van een uitsteeksel 50 dat zoals getoond evenwijdig is gericht aan het vlak van het plaatvormige deel 2 en daaraan is vastgekleefd. Hierdoor wordt het lipvormige orgaan 13 in een U-vorm gehouden. Daarnaast verschaft deze uitvoering van het U-vormige lipvormige orgaan 13 produktievoordelen aangezien het vastkleven aan het uitsteeksel 50 en daarmee het vormen van het U-vormige lipgvormige orgaan volautomatisch kan geschieden.

In fig. IC is nogmaals duidelijk te zien hoe het U-vormige lipvormige orgaan 13 is verbonden met het plaatvormige deel 2 van de houder 1.

De plano van fig. 1B toont voorts de plaats van de snijlijnen 11 en de vouwlijn 5» de vouwlijnen 20 voor het in de U-vorm vouwen van het lipvormig orgaan 13, alsmede de aan te brengen uitsnijdingen voor het realiseren van het lipvormige orgaan 13 en de opening 7·

Fig. 2A en 2B tonen een variant op fig. IA. Nu bevindt zich zowel aan de boven- als aan de onderzijde een U-vormig lipvormig orgaan 13, 131· Het U-vormige orgaan 13 is in hoofdzaak gelijk aan dat van de eerste uitvoering volgens fig. 1. De opbouw van de twee in fig. 2A en 2B getoonde U-vormige lipvormige organen 13, 13' is gelijk, echter zijn zij eikaars spiegelbeeld volgens lijn A in fig. 2B. Voorts bezit het been lV van het U-vormige orgaan 13' een langgerekte opening 7'» waarin de afgeplatte onderrand van een tube 8 (in fig. 2A gestippeld weergegeven) wordt ontvangen. In de opening 7 van het U-vormige orgaan 13 steekt de dop 9 van deze tube 8. Fig. 2C toont de plano voor het vervaardigen van deze tweede uitvoering volgens de uitvinding.

Fig. 3A en 3B tonen een andere wijze waarop het onderste U-vormige orgaan 13' kan worden gerealiseerd. Nu is het been 14' via scharnierlijn 5' scharnieren verbonden met het plaatvormige deel 2. En het been 15' is m.b.v. twee uitsteeksels 50' aan het plaatvormige deel 2 gehecht en steekt door de opening 16. Een in fig. 3A gestippeld weergegeven cilindrische houder 25 is met de bovenzijde gestoken in de opening 7 en met de onderzijde gestoken in de opening 7'. Fig. 3C toont de plano voor het vervaardigen van deze derde uitvoering volgens de uitvinding. Deze plano toont sterke overeenkomst met die van fig. 1B, met dien verstande dat een extra plano-gedeelte 51 via vouwlijn 5' aan de onderrand van het plaatvormige deel 2 is bevestigd, waaruit het U-vormige deel 13' ontstaat.

Tenslotte tonen fig. 4a en 4C nog een variant op de uitvoering volgens fig. 2A en 2B. Nu is het bovenste U-vormige orgaan 13 achterwege gelaten. In plaats daarvan is de opening 16 in de tekening naar boven toe vernauwt. Een gestippeld weergegeven houder 52 met rechthoekige dwarsdoorsnede is met de basis daarvan gestoken in de rechthoekige opening 7'in het U-vormige orgaan 13'. De randen van het vernauwde deel van de opening 16 steken in uitsparingen 53 in de dop 54 van deze houder 52. Ook op deze wijze wordt een produkt doeltreffend aan het plaatvormige deel 2 bevestigd.

De uitvinding wenst zich niet te beperken tot het hierboven beschreven uitvoeringsvoorbeeld. Bij voorbeeld kunnen verschillende hierboven onder verwijzing naar de bijgevoegde figuur beschreven kenmerken worden vervangen door en/of gekombineerd met de kenmerken van houders zoals- beschreven in de niet-voorgepubliceerde Nederlandse octrooiaanvrage 9101184 betreffende hetzelfde onderwerp en op naam van aanvraagster. Daarnaast kunnen verschillende kenmerken van de afzonderlijk getoonde uitvoeringsvarianten met elkaar worden gecombineerd. Daarom wordt de uitvinding meer in het bijzonder bepaald door de bijgevoegde conclusies.

Claims

1. Houder voor een voorwerp, omvattende een hoofdzakelijk plaatvormig deel van relatief dun, vouwbaar materiaal, zoals karton, en middelen voor het aan de houder bevestigen van een met die houder te verbinden voorwerp, met het kenmerk, dat de houder (1) is voorzien van ten minste één middels een vouwlijn (5) aan het plaatvormig deel (2) bevestigd, uit het vlak daarvan stekend, lipvormig orgaan (13) dat een met het voorwerp (25) samenwerkende aanslagrand vormt voor het aan de houder bevestigen van het voorwerp.

2. Houder volgens conclusie 1, waarbij in één of meer van de genoemde lipvormige organen (13) een gat (7) is aangebracht waardoorheen het voorwerp (25) steekt.

3. Houder volgens conclusie 1 of 2, waarbij althans één lipvormig orgaan (13) in zijaanzicht in hoofdzaak U-vormig is, en met het uiteinde van één der benen (14, 15) daarvan is verbonden met de genoemde vouwlijn (5).

4. Houder volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het lipvormige orgaan op afstand van genoemde ten minste ene vouwlijn (5) onder tussenkomst van verbindingsmiddelen met het plaatvormige deel is verbonden.

5. Houder volgens conclusie 4, waarbij de verbindingsmiddelen zich aan de zijranden van het lipvormige orgaan (13) bevinden en nokken of uitsparingen aan het lipvormige of plaatvormige deel omvatten.

6. Houder volgens conclusie 4 of 5» waarbij de verbindingsmiddelen een kleefverbinding vormen waarmee een uitsteeksel van het lipvormig orgaan (13) is gehecht aan het plaatvormig deel (2).

7« Houder volgens één der voorgaande conclusies 4 t/m 6, in kombinatie met conclusie 3. waarbij het andere been (l4) van genoemd U-vormig lipvormig orgaan (13) middels verbindingsmiddelen met het plaatvormige deel (2) is verbonden.