NL9200521A - Inrichting voor het openen en ledigen van gevulde conservenbussen. - Google Patents

Description

Inrichting voor het openen en ledigen van gevulde conserven-bussen

De inhoud van bijvoorbeeld door een val ingedeukte conservenbussen is voor menselijke consumptie niet meer geschikt omdat bijvoorbeeld de beschermende binnenfolie beschadigd is. Evenmin is voor menselijke consumptie de inhoud van conservenbussen geschikt, waarvan sinds de afvul-datum een bepaalde tijdsperiode, bijvoorbeeld een of twee jaar verstreken is.

Tot nog toe werden dergelijke bussen in gevulde toestand veelal met het huisvuil op een stortplaats in het milieu gebracht. Dit is om milieu-technische redenen vanwege de aanwezigheid van metaal niet meer toegestaan. Ook werden dergelijke niet meer bruikbare conservenbussen in verbrandingsovens vernietigd. De verwerkingsprijs is echter recentelijk zeer sterk gestegen.

Er bestaat derhalve behoefte aan een milieu-vriendelijke wijze van verwerking van dergelijke conservenbussen tegen een aanvaardbare prijs en met een maximaal mogelijk hergebruik van de inhoud en van het materiaal van de bussen zelf.

Teneinde dit mogelijk te maken wordt volgens de uitvinding een inrichting voor het openen en ledigen verschaft van gevulde conservenbussen, met op een toevoer inrichting aansluitende, in een transportbaan beweegbare klemmiddelen, die verplaatsbaar zijn tussen een onwerkzame, open stand en een werkzame, gesloten, een bus omklemmende stand, een in de transportbaan geplaatst mes en een in de bewegingsrichting gezien achter het mes geplaatste middelen voor het busdelen doen uitvoeren van een zwenkbeweging tussen de stand in de transportbaan en een daarvan afwijkende stand.

Het een dergelijke automatisch werkende inrichting kunnen tegen aanvaardbare kosten conservenblikken worden geopend en de inhoud daarvan in een reservoir worden opgevangen, terwijl ook de bussen of althans de delen ervan zelf voor hergebruik verzameld worden. De verzamelde inhoud van de conservenbussen is vrijwel altijd biologisch afbreekbaar en kan eventueel gebruikt worden voor bijvoorbeeld diervoeder.

Volgens een voorkeursuitvoering omvat de inrichting beweegbare klauwen voor het in de transportbaan aangrijpen van de kopzijden van een in de klemmiddelen opgenomen bus, waarbij de middelen voor het busdelen doen uitvoeren van een zwenkbeweging de door de geleidingsbaan bewogen klauwen zijn. Dankzij de zwenkbeweging wordt de bus op bedrijfszeke-re wijze geledigd.

Overige bijzonderheden en kenmerken zullen naar voren treden uit de beschrijving van een uitvoeringsvorm volgens bijgaande tekeningen.

De tekening is een perspectivisch aanzicht van een uitvoeringsvoorbeeld volgens de uitvinding.

De inrichting voor het openen en ledigen van gevulde conservensbussen omvat een transportbaan 1 die bepaald wordt door een bovenste kettingtransporteur 2 en een benedenste kettingtransporteur 3. Elk van de transporteurs 2 en 3 draagt gelijkvormige cilindrische elementen bijvoorbeeld 4, 5, 6, 7, 8 en 9, die op regelmatige afstanden van elkaar zijn geplaatst. De transporteurs 2 en 3 zijn onderling zodanig aangebracht dat de cilindrische elementen bijvoorbeeld 6 en 7 op het onderpart van de transporteur 2 met de cilindrische elementen 8 en 9 op een bovenpart van de onderste transporteur 3 een cilindrische ruimte omsluiten voor het opnemen van een te bewerken conservenbus, bijvoorbeeld 10. De cilindrische elementen zijn in dwarsrichting verdeeld in twee deelelementen onder het vrijlaten van een spleet bijvoorbeeld 11, 12. In de transportbaan is een op de spleet 12 van de deelelementen gericht mes 13 geplaatst. Terzijde van de transportbaan 1 zijn voor elk paar cilindrische elementen klauwen aangebracht die worden gevormd door een drietal in een cirkel opgestelde klauwvingers bijvoorbeeld 18, 19, 20. De klauwvingers kunnen bewogen worden tussen een open stand en een gesloten stand, bijvoorbeeld bij de klauw 21 waarin ze een bus aan de kopzijde aangrijpen. De klauwen worden met de transporteurs mee bewogen en daarbij geleid met behulp van rollen in de U-vormige geleidingsbaan 15. De geleidingsbaan heeft een deel 16 waarbij de U-vormige opening naar de transportbaan is gericht en een deel 17 waarin het open deel van de U verticaal omlaag is gericht. Aan het toevoereinde van de inrichting gaat het deel 17 over in het deel 16 en aan het afvoereinde gaat de baan van het deel 16 naar het deel 17. Bussen worden aangevoerd met behulp van een toevoerinrichting 22 welke bestaat uit een draaibaar carrousel met openingen bijvoorbeeld 23 voor het opnemen van een bus.

Onder de inrichting zijn een in langsrichting gezien tweetal opvangreservoirs resp. 24 en 25. In het reservoir 25 is een dwarstransporteur 26 geplaatst, terwijl op het reservoir 24 een afvoertransporteur 27 aansluit. Het geheel wordt aangedreven door een niet-getekende electromotor.

De inrichting werkt als volgt.

Tijdens bedrijf roteert het carrousel 22 synchroon met de transporteurs 2 en 3 die ook onderling synchroon lopen. Een bus bijvoorbeeld 28 wordt door een carrousel aangevoerd naar de inrichting. De bovenste transporteur 2 volgt een zodanige bewegingsbaan dat een halfcilindrisch element 29 via een hellende baan de transportbaan 1 nadert en daarbij de inmiddels op een onderste halfcilindrisch element 30 geplaatste bus 31 omklemd. Tevens worden de kopzijden van de bus aan weerszijden aangegrepen door de klauwen bijvoorbeeld 32 aan de ene zijde en een niet-zicht-bare klauw aan de andere zijde. De beide transporteurs 2 en 3 bewegen verder in de richting van de pijlen 1 en 2. Aan het einde van de transportbaan ontmoet de bus, in dit geval 10, het mes 13 en wordt daardoor doorsneden tijdens de keerbeweging aan het einde van de transportbaan. In deze positie worden de halfcilindrische elementen van de boventransporteur 2 resp. de ondertransporteur 3 ontkoppeld van de inmiddels doorsneden bus. De busdelen worden elk vastgehouden door de nabij liggende klauwen.

Door de zwenkbeweging van de klauwen die dan inmiddels het baangedeelte 16 hebben verlaten en het baangedeelte 17 volgen komen de bushelften in de verticale stand zodat de inhoud ervan door de zwaartekracht de busdelen verlaat en in het reservoir 24 komt. Het reservoir 24 kan zijn voorzien van een rooster 33 zodat een scheiding tussen vaste en vloeibare delen plaats vindt. De vaste delen kunnen dan door middel van een transportbeweging van het rooster naar de transporteur 27 worden gevoerd. Voorts kunnen ter plaatse van het reservoir 24 nog, niet getekende, schoonspuitmidde-len aanwezig zijn. Boven het reservoir 25 ontkoppelen de klauwen en valt de bushelft op de transporteur 26 en wordt zijdelings afgevoerd. Vervolgens herhaalt de cyclus zich.

Claims (13)

1. Inrichting voor het openen en ledigen van gevulde conservenbussen, net op een toevoerinrichting aansluitende, in een transportbaan beweegbare klemmiddelen, die verplaatsbaar zijn tussen een onwerkzame, open stand en een werkzame, gesloten, een bus omklemmende stand, een in de transportbaan geplaatst mes en een in de bewegingsrichting gezien achter het mes geplaatste middelen voor het busdelen doen uitvoeren van een zwenkbeweging tussen de stand in de transportbaan en een daarvan afwijkende stand.

2. Inrichting volgens conclusie 1, gekenmerkt door beweegbare klauwen voor het in de transportbaan aangrijpen van de kopzijden van een in de klemmiddelen opgenomen bus, waarbij de middelen voor het de busdelen doen uitvoeren van een zwenkbeweging de door een geleidingsbaan bewogen klauwen zijn.

3. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk. dat de klemmiddelen worden gevormd door twee ongeveer half-cilindrische elementen.

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk. dat de halfcilindrische elementen een dwarsmiddenspleet vertonen en dat het mes op die spleet is gericht.

5. Inrichting volgens conclusie 1-4, met het kenmerk. dat de halfcilindrische klemelementen elk op een evenwijdig aan elkaar verlopende, eindloze, boven elkaar aangebrachte transporteur zijn geplaatst, het onderste part van de bovenste transportbaan gericht is naar het bovenste part van de onderste transporteur en die parten de transportbaan bepalen.

6. Inrichting volgens conclusie 2-5, met het kenmerk. dat elke van de klauwen aangebracht is op een eigen, ter weerszijden van de transportbaan opgestelde transporteur, bedieningsmiddelen aanwezig zijn voor het openen en sluiten van de klauwen en dat de zwenkbeweging over een hoek van ongeveer 90° wordt uitgevoerd.

7. Inrichting volgens conclusie 2-6, met het kenmerk. dat de klauwen worden geopend op afstand achter de zwenkplaats.

8. Inrichting volgens conclusie 1-7, met het kenmerk. dat verticaal onder de zwenkplaats een eerste en verticaal onder de openingsplaats van de klauwen een tweede opvangreservoir is geplaatst.

9. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk. dat het mes wigvormig is en dat de punt naar ongeveer het midden van door de klemmiddelen bepaalde ruimte is gericht.

10. Inrichting volgens conclusie 1-9, met het kenmerk. dat het mes stationair is opgesteld nabij het keerpunt van de eindloze transporteurs.

11. Inrichting volgens conclusie 87, met het kenmerk. dat verticaal boven het eerste opvangreservoir een beweegbare zeefband is geplaatst.

12. Inrichting volgens conclusie l-ll, met het kenmerk. dat het van het mes afgekeerde keerpunt van de onderste transporteur op een roterende toevoerschijf met een aantal cirkelsectorvormige omtreksuitsparingen aansluit en dat de rotatie van de toevoerschijf en de beweging van de transporteurs synchroon en in fase is.

13. Inrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk. dat op het nabij de toevoerschijf gelegen keerpunt de bovenste transporteur over een beperkte afstand een naar de transportbaan hellend verloop heeft.