NL1023756C2

NL1023756C2 - Scheidingsinrichting.

Info

Publication number: NL1023756C2
Application number: NL1023756A
Authority: NL
Inventors: Marius Cornelis De Baat
Original assignee: Logitec Plus B V
Priority date: 2003-06-26
Filing date: 2003-06-26
Publication date: 2004-12-28
Also published as: US20050019141A1; EP1491450A1; CA2472389A1

Description

I Scheidinasinrichtina.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting I voor het scheiden van een vel-vormige verpakking van I daarin verpakt materiaal, in het bijzonder stortgoed.

I Stortgoed, in losse of samengedrukte vorm, wordt I 5 veelal verpakt in papier of folie, in de vorm van zakken of balen. Het stortgoed kan een grondstof zijn, bijvoor- I beeld turf/veen of een ander substraat, in het algemeen een voedingsstof of grondstof.

I De gebruiker van het stortgoed of massagoed I 10 dient de verpakking te scheiden van het materiaal. Daarbij I is van groot belang dat deze scheiding zo volmaakt I mogelijk geschiedt, ter voorkoming van problemen of hogere I kosten in de afvalverwerking.

I Ook voor de producent van de verpakte produkten I 15 kan het nodig zijn de verpakking te verwijderen, indien de I houdbaarheidsdatum is verstreken of de verpakking niet voldoet aan de eisen. Ook hierbij is een volmaakte scheiding gewenst.

Vaak wordt de verpakking gescheiden door deze 20 open te snijden en te verwijderen van het materiaal. Dit is echter arbeidsintensief.

Er zijn ook installaties voor het verwijderen van de verpakking, welke installaties afgestemd zijn op een bepaalde vorm, afmeting of soort verpakking. Voor 25 behandeling van andere verpakkingen moet de installatie 1 02 3756- I worden aangepast en/of moeten handelingen met de hand I worden verricht. Wanneer, zoals doorgaans het geval is, de I verpakking op een pallet geplaatst is, moet ook eerst de verpakking gescheiden worden van de pallet.

I 5 Een doel van de uitvinding is een inrichting van I de in de aanhef vermelde soort te verschaffen, waarmee de verpakking op betrouwbare wijze gescheiden kan worden van I het verpakte materiaal.

Een verder doel van de uitvinding is een inrich- 10 ting van de in_de aanhef vermelde soort te verschaffen, waarmee de verpakking op eenvoudige wijze gescheiden kan worden van het verpakte materiaal

Nog een verder doel van de uitvinding is een inrichting van de in de aanhef vermelde soort te verschaf- 15 fen, waarmee de verpakking en verpakt materiaal op eenvou- dige en betrouwbare wijze gescheiden kan worden van een eventuele pallet.

Een verder doel van de uitvinding is een inrich- ting van de in de aanhef vermelde soort te verschaffen, 20 waarmee op eenvoudige en betrouwbare wijze verpakkingen H van verschillende vorm en/of inhoud kunnen worden gescheiden van het verpakte materiaal.

H Een verder doel van de uitvinding is een inrich- ting van de in de aanhef vermelde soort te verschaffen, H 25 waarmee zowel verpakkingen kunnen worden gescheiden van het verpakte materiaal alsook het materiaal losgemaakt kan H worden.

Althans een van deze doelen worden volgens de uitvinding bereikt in de vorm van een inrichting voor het 30 scheiden van een folie-vormige verpakking van daarin verpakt materiaal, in het bijzonder stortgoed, omvattend een trommel en middelen voor aandrijving van de trommel om een hartlijn daarvan, waarbij de trommel een opneemruimte voor het verpakte materiaal vormt en aan de binnenzijde 35 voorzien is van messen voor het kapot maken van de verpak- king, waarbij de trommel aan een eerste eind voorzien is van een toevoeropening voor het verpakte materiaal en aan H een tegengesteld, tweede eind voorzien is van middelen voor het tegenhouden van het verpakt produkt in een schui- ne, naar het tweede eind aflopende stand van de trommel.

Aldus kan het verpakte produkt tijdens het 5 omwentelen van de trommel in axiale richting op zijn plaats blijven en daardoor intensief aangegrepen worden door de messen. In de trommel kunnen verpakte produkten I van velerlei vorm en inhoud worden ingevoerd ter verwer- king. De inrichting, in het bijzonder de trommel, kan I 10 hierbij een kleine lengte bezitten en daardoor zeer com- pact zijn.

I Bij voorkeur is de inrichting voorts voorzien I van middelen voor het kantelen van de trommel om een I horizontale as loodrecht op de trommelhartlijn, waardoor 15 de trommel in een stand kan worden gezet voor bevordering I van een of meerdere van de stappen in het proces.

I De kantelmiddelen kunnen bij voorkeur ingericht zijn voor het kantelen van de trommel naar een vanaf het I eerste eind aflopende stand. Hierdoor wordt niet alleen I 20 het invoeren in de trommel vergemakkelijkt, maar wordt ook I bereikt dat de verpakking steeds aanligt tegen het tweede I eind. In de initiële fase van het verwijderen van de I verpakking zullen de messen daardoor intensief werkzaam I kunnen zijn op eenzelfde gebied.

I 25 Alternatief of daarbij kunnen de kantelmiddelen I ingericht zijn voor het kantelen van de trommel naar een I naar het eerste eind aflopende stand, waardoor het afgeven I van de verpakking uit het eerste eind wordt bevorderd.

I Het verwijderen van de verpakking wordt verder 30 bevorderd indien althans een deel van de messen is aangebracht aan de binnenzijde van de trommel, in het tweede eind daarvan, op een afstand van de hartlijn die kleiner is dan de diameter van de trommel. Aldus kan ook het aldaar gelegen eind(vlak) van de verpakking worden aan-35 gegrepen.

Ter bevordering van het losmaken van het materiaal kan het tweede eind van de trommel gesloten zijn.

1023756- I Het kapotmaken en verwijderen van de verpakking I wordt bevorderd indien de trommel een omtrekswand bezit, waarbij messen aangebracht zijn aan de binnenzijde van de I omtrekswand in een ten opzichte van de hartlijn schuine 5 stand. De schuine stand van de met de trommel meedraaiende messen kan meewerken in het in de draaiende trommel trek- H ken van de verpakte produkten. De schuine messen kunnen voorts de verpakte produkten tegen het tweede eind druk- ken, waardoor de messen aldaar effectiever werkzaam zijn.

10 De scheiding van het materiaal en de verpakking kan worden bevorderd indien de trommel een omtrekswand bezit die in radiale richting doorlatend is, zodat het gescheiden en losgemaakte materiaal snel uit de trommel afgevoerd kan worden en dat materiaal het verdere schei- 15 dings- en losmaakproces niet kan hinderen. Met de trommel volgens de uitvinding kan het zeefproces (het uitzeven van ongerechtigheden zoals stukken hout uit het materiaal) voor het losgemaakte materiaal effectiever plaatsvinden.

In een eenvoudige constructie van de trommel is H 20 de omtrekswand gevormd door geperforeerde platen, waarop H de messen zijn aangebracht.

De inrichting kan voorts een direct beneden de trommel geplaatste eerste transporteur omvatten voor het opvangen en afvoeren van uit de trommel gevallen materi- 25 aal.

In een compacte uitvoering van de inrichting volgens de uitvinding is de eerste transporteur voorzien van aandrijfmiddelen voor transport onderlangs de trommel en van de invoerzijde, waar het eerste eind van de trommel 30 gelegen is, af.

De inrichting kan voorts omvatten een voor en beneden de invoerzijde geplaatste opvang voor de velvormi-ge verpakking. De velvormige verpakking kan aldus aan de H van de afvoer van de inhoud afgekeerde zijde worden afge- 35 voerd.

M Bij voorkeur zijn de messen niet alleen gevormd H voor het kapotmaken van de verpakking, maar tevens gevormd H voor het losmaken van het materiaal. Hiertoe kunnen de H messen driehoekig zijn.

H In een verdere ontwikkeling van de inrichting H volgens de uitvinding omvat deze voorts een aanvoerder H 5 voor verpakte produktén, waarbij de aanvoerder dwars op H elkaar staande eerste en tweede steunmiddelen omvat voor het respectievelijk ondersteunen van dwars op elkaar staande zijden van de verpakte produktén, waarbij de H aanvoerder kantelbaar is tussen een opneemstand waarin in 10 hoofdzaak de eerste steunmiddelen werkzaam zijn en de verpakte produktén kunnen worden opgenomen en een af- giftestand waarin in hoofdzaak de tweede steunmiddelen werkzaam zijn en de verpakte produktén kunnen worden af- gegeven aan het invoereind van de trommel. De inrichting 15 is aldus verder gemechaniseerd, hetgeen de efficiency bevorderd.

I Bij voorkeur omvatten de eerste steunmiddelen I een palletsteun, in het bijzonder palletvork, waarmee op pallets ondersteunde verpakte produktén direct vanaf de I 20 pallet verwerkt kunnen worden.

I De efficiency wordt verder bevorderd indien de tweede steunmiddelen een transportvlak omvatten, bij I voorkeur tevens middelen voor aandrijving van het trans- I portvlak.

I 25 In een compacte uitvoering is de aanvoerder in I de opneemstand naast de verpakkingopvang en in de afgifte- I stand boven de verpakkingopvang gelegen.

I Bij voorkeur zijn de trommelaandrijfmiddelen ingericht voor het selectief in twee richtingen aandrijven 30 van de trommel, zodat het uit de trommel voeren van de overgebleven verpakking bevorderd wordt, in het bijzonder bij een schuine stand van de messen en een naar het invoereind gekantelde stand van de trommel.

De uitvinding zal worden toegelicht aan de hand 35 van een in de bij gevoegde tekeningen weergegeven voor-beelduitvoering. Getoond wordt in:

Figuur 1 een schematisch verticaal aanzicht op 1noQ7CÖ- I een voorbeelduitvoering van een inrichting volgens de I uitvinding; I figuur 2 een schematisch bovenaanzicht op de inrichting van figuur 1; en 5 figuur 3 een gedeeltelijk eindaanzicht volgens I pijl UI in figuur 1.

De inrichting 1 weergegeven in figuur 1 voor het scheiden van een verpakking V van verpakt materiaal M in verpakte produkten P, in dit voorbeeld in zogenaamde big- 10 bale vorm, omvat een toevoerder 2, met kettingbanen 30a-c, waarop de verpakte produkten P, ondersteund op pallets 27, kunnen worden geplaatst en worden toegevoerd naar de H verdere onderdelen van de inrichting 1. Elke kettingbaan 30a-c heeft een eigen, apart aanstuurbare motor 31a-c.

H 15 Boven en naast de kettingbaan 30c is een aan- H voerder-/kantelaar 3 geplaatst, die voorzien is van een H frame 4 dat kantelbaar is om een hartlijn U en voorzien is van een vork 28 voor ingrijping in de pallets van de verpakte produkten P, en van een steun/transportvlak 26, 20 dat voorzien is van een transportband 26a die omloopt om rollen 26a,b en met een motor 25 aangedreven is. Het frame 4 bezit voorts zijplaten 26c.

Op de tekening gezien rechts van de kantelaar 3 is benedenaan een verrijdbare opvangbak 7 voor lege ver-25 pakkingen V aangebracht, die omvat een invoert recht er 7a en een opslag 7b, waarin een pers voorzien kan zijn. Eevntueel kan de trechter 7a bevestigd zijn aan het frame H 8 en kan de opslag 7b daaronder verrijdbaar zijn.

Op de tekening van figuur 1 gezien rechts daaraf 30 van is een gestel 8 opgesteld, waarop een trommel 5 op om H horizontale as T kantelbare wijze aangebracht is, tussen standen 5' en 5". Beneden de trommel 5 is een afvoertrans-H porteur 6 geplaatst, omvattend een in richting G omlopende band 20, aangedreven door motor 21.

35 De trommel 5 is in hoofdzaak cirkel-cilindervor- mig en bezit een uit gebogen, van perforaties 17 (enkele zijn slechts weergegeven) voorziene platen gevormde mantel Η 11, die opgelegd is op in het gestel 8 aangebrachte steun- rollen 10. Met behulp van een op een dichte achterzijde 14

H aangriijpende motor 18 wordt de trommel 5 in de richting K

dan wel in de richting L geroteerd.

I 5 Het op de tekening van figuur 1 geziene rechter- eind van de trommel 5 is gesloten door een plaat 14. Op de plaat 14 zijn naar binnen reikende messen 12 bevestigd.

Evenzo zijn op de binnenomtrek van de mantel 11 messen 13 bevestigd. De messen 12 en 13 zijn in hoofdzaak driehoe- I 10 kig, met een snijpunt. Zoals weergegeven in figuren 1 en 2 zijn de messen 13 schuin ten opzichte van de trommelhart- lijn geplaatst.

In bedrijf wordt met verder niet weergegeven middelen een verpakt produkt P met zijn pallet op de I 15 kettingtransporteur 30b van toevoerder 2 geplaatst. Dit kan van opzij zijn, vanuit de richting A.

I Het verpakte produkt P wordt dan door activering van motoren 31b,c verplaatst in de richting B, naar de aanvoerder-/kantelaar 3 en op de kettingtransporteur 30c.

I 20 Daarbij grijpt de vork 28 in/onder de pallet 27. Vervol- I gens wordt de kantelaar 3 bediend voor rotatie om as U in I de richting C. Tijdens deze rotatie wordt het verpakte produkt P ondersteund op de pallet, voor zolang het ge- I wicht niet wordt overgenomen door het transportvlak 26.

I 25 Eenmaal in de horizontale stand gekanteld wordt I de transportband 26a bediend, voor verplaatsing van het I verpakte produkt P in de richting D. Het rechtereind van I de transportband 26a reikt tot bij of in de ingang of het I invoereind van de trommel 5. De trommel 5' is dan enigs- I 30 zins neerwaarts om as T gekanteld en dan onder hoek α van bijvoorbeeld 5° gehouden. Dit vergemakkelijkt het invoeren van het verpakte produkt P in het inwendige van de trommel 5' .

Tijdens het invoeren van het verpakte produkt P 35 wordt de trommel geroteerd in de richting K, waardoor het verpakte produkt, door de messen 13 aangegrepen op de verpakking V, als het ware in de trommel 5' getrokken 1023756- I wordt.

I Wanneer het verpakte produkt P geheel in de I trommel 5' is opgenomen, wordt de aanvoerder/kantelaar 3 weer teruggekanteld om as U, om klaar te staan voor opname 5 van een volgend verpakt produkt P.

I In de tussentijd wordt de trommel 5' verder

geroteerd in de richting K, waarbij het verpakte produkt P

tegen de eindwand 14 en daarmee tegen de daarop bevestigde messen 12 aangedrukt wordt.

H 10 Als gevolg van de zwaartekracht zal het verpakte produkt P niet of slechts in geringe mate meeroteren met de trommel 5', maar steeds weer terugvallen.

H De messen 12 en 13 bewerkstelligen een insnijden van de verpakking V en vervolgens een losmaken van het 15 materiaal M. Het losgemaakte materiaal M treedt uit de H insnijdingen in de verpakking V en valt door de gaten 17 in de mantel 11 en op de band 20 van de transporteur 6 H (pijl J) / die aangedreven wordt voor afvoer van het mate- riaal naar rechts (G) . Aan het eind van de transporteur 6 H 20 wordt het materiaal afgegeven aan een niet verder weergeef geven opvang.

H De verpakking V blijft achter in de trommel 5', en nadat geen materiaal M meer aanwezig is in de trommel 5' wordt de trommel aan het dichte eind 14 geheven in de 25 richting F, om te kantelen om scharnier T, naar de in

figuur 1 weergegeven afgiftestand 5" waarin de hartlijn S

^B onder een hoek β van bijvoorbeeld 10° ten opzichte van de horizontaal staat. Door dan de trommel 5" in tegengestelde ^B richting L te roteren wordt de verpakking V uit de trommel 30 gedwongen in een richting I, om opgevangen te worden in opvang 7 en later te worden afgevoerd. Het verpakkingsma-teriaal V kan, vrijwel vrij zijnde van materiaalresten, eenvoudig worden samengedrukt en afgevoerd.

In de tussentijd is de kantelaar 3 teruggedraaid 35 en is de pallet 27 over de kettingbanen 30b en 30c ver-plaatst naar kettingbaan 30a, om aldaar opgenomen te H worden in palletstapel 29, die later kan worden afgevoerd.

H Daarna wordt een volgend produkt P vanuit richting A

H aangevoerd en op de kettingbaan 30b geplaatst, om dan H verwerkt te worden op de hiervoor beschreven wijze.

In plaats van big-bales kunnen ook kleinere 5 zakken verpakt produkt behandeld worden, eventueel met H meerdere tegelijk.

Opgemerkt wordt dat voor versterking van het effect ook tegelijkertijd messen van verschillende vorm gebruikt kunnen worden.

1023756-

Claims

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij het H tweede eind van de trommel gesloten is.
3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, voorts voorzien van middelen voor het kantelen van de trommel om een horizontale as loodrecht op de trommelhartlijn.
4. Inrichting volgens conclusie 3, waarbij kantelmiddelen ingericht zijn voor het kantelen van de 20 trommel naar een vanaf het eerste eind aflopende stand.
5. Inrichting volgens conclusie 3 of 4, waarbij kantelmiddelen ingericht zijn voor het kantelen van de trommel naar een naar het eerste eind aflopende stand.
6. Inrichting volgens een der voorgaande 25 conclusies, waarbij althans een deel van de messen is aangebracht aan de binnenzijde van de trommel, in het H tweede eind daarvan, op een afstand van de hartlijn die H kleiner is dan de diameter van de trommel.
7. Inrichting volgens een der voorgaande 30 conclusies, waarbij de trommel een omtrekswand bezit, waarbij messen aangebracht zijn aan de binnenzijde van de omtrekswand in een ten opzichte van de hartlijn schuine stand.
8. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de trommel een omtrekswand bezit die in radiale richting doorlatend is.
9. Inrichting volgens conclusie 7 of 8, waarbij de omtrekswand gevormd is door geperforeerde platen, waarop de messen zijn aangebracht.
10. Inrichting volgens conclusie 8 of 9, voorts omvattend een direct beneden de trommel geplaatste eerste 10 transporteur voor het opvangen en afvoeren van uit de trommel gevallen materiaal.
11. Inrichting volgens conclusie 10, waarbij de eerste transporteur voorzien is van aandrijfmiddelen voor transport onderlangs de trommel en van de invoerzijde, 15 waar het eerste eind van de trommel gelegen is, af.
12. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, voorts omvattend een voor en beneden de invoerzijde geplaatste opvang voor de velvormige verpakking.
13. Inrichting volgens een der voorgaande 20 conclusies, waarbij de messen zijn gevormd voor het losmaken van het materiaal.
14. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de messen driehoekig zijn.
15. Inrichting volgens een der voorgaande 25 conclusies, voorts omvattend een aanvoerder voor verpakte produkten, waarbij de aanvoerder dwars op elkaar staande eerste en tweede steunmiddelen omvat voor het respectievelijk ondersteunen van dwars op elkaar staande zijden van de verpakte produkten, waarbij de aanvoerder kantel-30 baar is tussen een opneemstand waarin in hoofdzaak de eerste steunmiddelen werkzaam zijn en de verpakte produkten kunnen worden opgenomen en een afgiftestand waarin in hoofdzaak de tweede steunmiddelen werkzaam zijn en de verpakte produkten kunnen worden afgegeven aan het in-35 voereind van de trommel.
16. Inrichting volgens conclusie 15, waarbij de eerste steunmiddelen een palletsteun, in het bijzonder 1023758- I 12 I palletvork omvatten.
17. Inrichting volgens conclusie 14 of 15, waar- I bij de tweede steunmiddelen een transportvlak omvatten, I bij voorkeur tevens middelen voor aandrijving van het I 5 transportvlak.
18. Inrichting volgens een der conclusies 15-17 en conclusie 12, waarbij de aanvoerder in de opneemstand I naast de verpakkingopvang en in de afgiftestand boven de verpakkingopvang gelegen is. I 10 19. Inrichting volgens een der voorgaande con- I clusies, waarbij de trommelaandrijfmiddelen ingericht zijn voor het selectief in twee richtingen aandrijven van de trommel.
20. Inrichting voorzien van een of meer van de I 15 in de bijgevoegde beschrijving omschreven en/of in de bij- I gevoegde tekeningen getoonde kenmerkende maatregelen. -o-o-o-o-o-o-o-o-