NL9100395A

NL9100395A - Weeginrichting.

Info

Publication number: NL9100395A
Application number: NL9100395A
Authority: NL
Original assignee: Mettler Toledo Bv
Priority date: 1991-03-05
Filing date: 1991-03-05
Publication date: 1992-10-01
Also published as: DE9202936U1; JPH04369438A; JPH07117443B2; EP0502563A1; US5215155A

Description

Weeginrichting.

De onderhavige aanvrage heeft betrekking op een weeginrichting voor het wegen van een door ten minste een armconstructie met hefmidde-len te verplaatsen houder, omvattende een in die armconstructie aangebrachte meetcel, waarbij die armconstructie verzwenkbaar aan een drager is bevestigd.

Een dergelijke weeginrichting is in de stand der techniek algemeen bekend. Deze wordt bijvoorbeeld op vrachtwagens toegepast voor het afvoeren van containers. Dergelijke vrachtwagens zijn voorzien van hefarmen met aan de uiteinden kettingen ter bevestiging aan de betreffende container. Tussen de ketting en de hefarm zijn meetcellen aangebracht. Door het gebruik van de kettingen wordt gewaarborgd, dat de meetcel steeds in de juiste richting belast wordt. Bij meetcellen is het van belang, dat deze slechts in één richting wordt belast omdat andere componenten van daarop werkende krachten niet of niet nauwkeurig door de meetcel kunnen worden verwerkt waardoor onnauwkeurigheden optreden.

Uit het bovenstaande volgt, dat de inrichting volgens de stand der techniek slechts geschikt is voor het met behulp van een flexibele verbinding tussen de hefarm en de houder meten van het gewicht van een houder. Daarmee hangt echter het tijdrovend bevestigen van dergelijke flexibele verbindingen aan containers samen. Voor verhoudingsgewijs grote containers waarvan slechts een of enkele op een vrachtwagen worden geplaatst, is deze extra handeling niet van belang.

Bij gebruik in vuilniswagens en dergelijke waarin vele kleine containers worden geleegd, is een snel koppelen van de armconstructie met de container wel van belang. Daartoe zijn in de stand der techniek zgn. rolcontainers voorgesteld, die bij de zijwand van uitstekend vang-deel zijn voorzien waaronder de hefarm kan aangrijpen en waarom de betreffende container kan kantelen. Met behulp van een trekstang wordt bij het naar boven bewegen van de container deze nabij de lospositie gekanteld, zodat het materiaal aanwezig in de container in de betreffende wagen kan worden overgeladen.

Het meten van het gewicht wordt met name bij het verwerken van chemisch afval steeds belangrijker. De meest algemeen toegepaste wijze voor het bepalen van het gewicht bestaat uit het verplaatsen van de vrachtwagen naar een weegbrug na elke laadhandeling en het meten van de gewichtstoename. Het zal duidelijk zijn, dat een dergelijke handeling veel extra kosten met zich meebrengt en tijdrovend is. Vanuit de overheid wordt er steeds meer naar gestreefd de gebruikers te laten betalen voor het soort en het gewicht van het af val dat men wenst af te voeren.

Het doel van de onderhavige uitvinding is in een weeginrichting te voorzien, die de hierboven genoemde nadelen niet heeft, d.w.z. waarmee het mogelijk is het gewicht van een houder te bepalen zonder dat het noodzakelijk is flexibele middelen aan te brengen tussen de meetcel en de betreffende houder.

Dit doel wordt bij een hierboven beschreven weeginrichting verwezenlijkt doordat die armconstructie omvat: een hefarm enerzijds scharnierend verbonden met die drager en zich anderzijds uitstrekkend tot nabij het aangrijppunt van de houder, op welke hefarm de hefmiddelen aangrijpen; een weegarm, die enerzijds nabij het schamiérpunt van de hefarm met de drager scharnierend aan de hefarm is bevestigd en anderzijds voorzien is van het aangrijppunt voor de houder en een meetcel aangebracht om tussen de weegarm en de hefarm werk zaam te zijn nabij het aangrijppunt voor de houder.

Aan de uitvinding ligt het inzicht ten grondslag, dat een nauwkeurige meting kan worden verwezenlijkt door het gebruik van twee zi h in dezelfde richting uitstrekkende armen, waarbij de kracht van de weegarm naar de hefarm geleid wordt. Door de grote afstand tussen het scharnierpunt van de weegarm aan de hefarm en het aangrijppunt van de weegarm op de container zal de invloed van componenten, die door de meetcel niet te bepalen zijn te verwaarlozen zijn en is slechts sprake van zuivere trek of druk.

Vanzelfsprekend is het mogelijk de armconstructie dubbel uit te voeren om daartussen een houder, zoals een rolcontainer, te kunnen opnemen.

Omdat het van belang is dat slechts zuivere trek of druk over de belastingscel werkt, kunnen volgens een van voordeel zijnde uitvoering van de uitvinding hellinghoek bepalende middelen in de armconstructie aanwezig zijn. Deze geven aan wanneer de meetcel zich in het optimale meetgebied daarvan bevindt. Tevens kan de constructie van hefarm en weegarm zodanig worden aangepast, dat bij de hoogste houder steeds meten onder optimale omstandigheden met betrekking tot de meetcel mogelijk is.

Het is eveneens 'mogelijk krachten, die niet zuiver verticaal tot de meetcel werken te detecteren door een verdere in de weegarm aangebrachte cel, die werkt in een richting in hoofdzaak loodrecht op de eerste meetcel. De meetcel kan alle in de stand der techniek bekende inrichtingen omvatten, zoals die werkend met rekstrookjes. In verband met het grote hoekbereik waarover nauwkeurige meting plaatsvindt, wordt er de voorkeur aangegeven een meetcel volgens het afschuifmeetprincipe toe te passen. Deze laat door zijn constructie 5 a 10% scheef stelling van de krachtinleiding toe.

Hoewel de meetcel bij het invoeren van de krachten zowel op trek als op druk kan worden belast wordt er de voorkeur aan gegeven, dat de weegarm boven de hefarm is aangebracht, zodat de kracht als drukkracht wordt geregistreerd. Vanzelfsprekend kan deze kracht binnen de meetcel naar een trekkracht worden omgezet.

De uitvinding zal hieronder aan de hand van een in de tekening afgeheeld uitvoeringsvoorbeeld nader worden verduidelijkt. Daarbij toont:

Fig. 1 een containerkantel en -losstelsel volgens de stand der techniek;

Fig. 2 schematisch de inrichting volgens de onderhavige uitvinding met een eerste uitvoeringsvorm;

Fig. 3 een tweede uitvoeringsvorm volgens de onderhavige uitvinding, schematisch afgeheeld.

In fig. 1 is een te lossen container met 1 aangegeven. Deze heeft aan beide zijden uitstekende vangdelen 2 voorzien van een opname 3· Deze container is als zgn. rolcontainer uitgevoerd en beoogd wordt een dergelijke container in een slechts gedeeltelijk schematisch afgebeelde wagen 4 te ledigen. Deze wagen is aan de achterzijde van een hef inrichting voor containers 1 voorzien waarvan de belangrijkste delen hierna worden besproken. Met gestippelde lijnen is de toestand weergegeven bij het in de wagen lossen van de container terwijl met doorgetrokken lijnen het aangrijpen wordt getoond.

De armconstructie voor het opnemen van de container nabij vangdelen 2 in opname 3 bestaat uit een scharnierend aangebrachte hefarm 5· Aan het uiteinde daarvan is deze voorzien van een insteekorgaan 6, dat in opname 3 kan grijpen. Insteekorgaan 6 is scharnierend met hefarm 5 verbonden en anderzijds scharnierend verbonden met trekstang 7· Trek-stang 7 is eveneens scharnierend aan de achterzijde van de wagen aangebracht, maar het scharnierpunt ligt in de in fig. 1 getoonde positie dichter bij de container dan het scharnierpunt van hefarm 5· Daardoor kan de aangrijp- en kantelbeweging van insteekorgaan 6 worden bewerkstelligd bij het heffen van container 1. Arm 5 wordt naar boven gebracht door middel van een hydraulische vijzeleenheid 8.

In fig. 2 is de inrichting volgens de uitvinding schematisch afgebeeld. Met fig. 1 in hoofdzaak overeenkomende delen zijn van dezelfde verwijzingscijfers voorzien.

In fig. 2 is eveneens het doel een container 1 te ledigen in een wagen 4. Daartoe is eveneens een insteekorgaan 6 aanwezig alsmede een trekstang 7· Deze trekstang wordt pas belast bij het op aanzienlijke hoogte boven de bodem heffen van container 1.

De inrichting volgens fig. 2 is eveneens voorzien van een vijzel 8. De armconstructie voor het heffen van de container is echter afwijkend uitgevoerd. Deze bestaat uit een hefarm 11, die enerzijds scharnierend is verbonden bij 12 aan de wagen of enigerlei ander als vast te beschouwen deel. Bij het andere uiteinde is de stijve hefarm 11 gekoppeld met een meetcel 13. Zo dicht mogelijk bij wagen 4 is aan de hefarm 11 een weegarm 14 scharnierend aangebracht. Het scharnierpunt is met 15 aangegeven. Het andere uiteinde van scharnierarm 14 is op dezelfde scharnierende wijze als in fig. 1 met insteekorgaan 6 verbonden. Nabij het uiteinde van weegarm l4 is deze verbonden met meetcel 13. Vijzel 8 grijpt aan op hefarm 11. Weegarm 14 en hefarm 11 zijn nabij het in fig. 2 rechter uiteinde voorzien van een knik resp. aangegeven met 16 en 17 waartussen de meetcel 13 is aangebracht. Tevens zijn in hefarm 11 hoek-meetmiddelen 18 aangebracht.

De hierboven beschreven inrichting volgens fig. 2 werkt als volgt. Bij het van de grond tillen wordt de uit weegarm 14 en hefarm 11 bestaande armconstructie zover naar boven bewogen, dat de uiteinden 16 en 17 in hoofdzaak horizontaal zijn. Dit kan visueel worden waargenomen maar eveneens door de hoekmeetinrichting 18 aanwezig op hefarm 11. In deze positie is meetcel 13 in een toestand waarin de meting op de meest nauwkeurige wijze plaats vindt, d.w.z. dat alle krachten op een voor de betreffende meetcel optimale wijze kunnen worden ingevoerd. Als voorbeeld voor de meetcel worden hier meetcellen van het merk TOLEDO genoemd uit de serie 6 XX 1. Het is vanzelfsprekend mogelijk andere meetcellen toe te passen.

De omzetting bij de uiteinden 16 en 17 is zodanig gekozen, dat ook de hoogste container nauwkeurig kan worden gemeten. Lagere containers zullen verder van de bodem getild worden alvorens het meten wordt verwezenlijkt. In de meetpositie is trekstang 7 nog niet werkzaam, zodat deze nog geen krachten opneemt. Pas bij het in de doorgetrokken positie volgens fig. 1 plaatsen van de armconstructie zal trekarm 7 krachten opnemen. Door ontlasting van trekarm 7 te bewerkstelligen binnen een meettrajekt, welk trajekt ligt tussen de onderste stand van de hefarm en een naar keuze te bepalen bovenste stand van de hefarm 11, zullen de trekstang 7 samen met weegarm 14 en insteekorgaan 6 een vaste voorlast vormen voor de meetcel, welke last kan worden weggetarreerd. In dit voorbeeld kan deze ontlasting worden gevonden door het scharnierpunt waarmee de treks tang 7 is verbonden met de wagen, in een uitsparing van de trekstang 7 te laten bewegen. Indien binnen het genoemde trajekt het insteekorgaan 6 tegen verder nar achter kantelen wordt geblokkeerd (tegen de weegarm) dan kan een te wegen objekt normaal worden opgetild.

Om de in fig. 2 getoonde omzetting 16, 17 van resp. de weegarm 14 en hefarm 11 te vermijden en in staat te zijn in alle posities te meten, is in fig. 3 een verdere meetcel 20 aangebracht in de weegarm. Het meetgebied van deze weegcel 20 is bij voorkeur loodrecht op het meetge-bied van de meetcel 13* Op deze wijze kunnen op de weegarm 14 gebrachte krachten in twee componenten ontbonden door resp. meetcel 13 en 20 worden gemeten en kan met behulp van niet verder afgebeelde middelen die in de stand der techniek algemeen bekend zijn het gewicht van de container worden bepaald. Hiermee is dynamisch wegen mogelijk.

Na het bepalen van het gewicht van de container kunnen de gegevens daarvan eventueel samen met de gegevens van de container zelf op enigerlei in de stand der techniek bekende wijze verder worden verwerkt.

Hoewel de uitvinding hierboven aan de hand van een in de tekening afgebeelde uitvoeringsvoorbeeld is verduidelijkt, moet begrepen worden, dat daaraan talrijke wijzigingen kunnen worden aangebracht zonder buiten het bereik van de onderhavige aanvrage te geraken. Zo is het mogelijk de weegarm onder de hefarm aan te brengen. Eveneens is het mogelijk de plaats van het scharnierpunt 15 elders op hefarm 11 te kiezen. Het is slechts van belang dat de lengte van de weegarm zodanig groot wordt gekozen, dat van een vrije oplegging op meetcel 13 kan worden gesproken. Al deze wijzigingen worden geacht binnen het bereik van de onderhavige aanvrage te liggen.

Claims

1. Weeginrichting voor het wegen van een door ten minste een armconstructie met hefmiddelen te verplaatsen houder, omvattende een in die armconstructie aangebrachte meetcel, waarbij die armconstructie verzwenkbaar aan een drager is bevestigd, met het kenmerk, dat die armconstructie omvat: een hefarm enerzijds scharnierend verbonden met die drager en zich anderzijds uitstrekkend tot nabij het aangrijppunt van de houder, op welke hefarm de hefmiddelen aangrijpen; een weegarm, die enerzijds nabij het scharnierpunt van de hefarm met de drager scharnierend aan de hefarm is bevestigd en anderzijds voorzien is van het aangrijppunt voor de houder en een meetcel aangebracht om tussen de weegarm en de hefarm werk zaam te zijn nabij het aangrijppunt voor de houder.

2. Weeginrichting volgens conclusie 1, omvattende twee parallel werkende constructies voor het daartussen opnemen van de houder.

3. Weeginrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij in de armconstructie hellinghoek bepalende middelen aanwezig zijn.

4. Weeginrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de weegarm en de hefarm zodanig zijn aangebracht, dat in de weeg-positie van de hoogste te wegen houder de meetcel zich in het optimale werkzame gebied daarvan bevindt.

5. Weeginrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij in de weegarm nabij het scharnierpunt met de hefarm een verdere meetcel is aangebracht, ingericht om in hoofdzaak loodrecht op de eerste meetcel te werken.

6. Weeginrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de weegarm boven de hefarm is aangebracht.