NL7902416A - Laadlift voor een vrachtwagen. - Google Patents

Description

- 2 hefboomsarm van de zuiger-cilinder-eenheid vraagt dit een zware constructie, die duur is, veel onderhoud vraagt en desondanks snel slijt.

Dit platform is niet omhoog- en omlaagbeweegbaar, waardoor een tussenvloer boven de wagenbodem niet kan worden bediend, zoals wel 5 met een laadlift mogelijk is.

De uitvinding beoogt het verschaffen van een laadlift zonder de bovengenoemde bezwaren.

Dit wordt volgens de uitvinding bereikt doordat organen zijn verbonden met de drager waardoor in de op de grond rustende werkstand 10 van het platform bij hellend grondoppervlak en in aanpassing daaraan automatisch de vrije platformrand lager komt te liggen dan de horizontale zwenkas en bij heffen van het platform dit automatisch weer zijn horizontale stand aanneemt.

Hiermee wordt zowel aanpassing aan hellende grond en aan 15 standsverandering van de vrachtauto, als de horizontale stand van het platform bij het heffen en dalen verkregen.

In een eerste uitvoeringsvorm volgens de uitvinding bestaan de organen uit een schuifbus nabij het ondereinde van de drager, waarin een pen verschuifbaar is gelegerd waarvan het ene einde met de horizontale 20 zwenkas van het platform is verbonden en het andere einde een met de bus samenwerkende aanslag draagt, waarbij de verschuifafstand van de pen overeenkomt met de verwachte grondhelling.

In een tweede uitvoeringsvorm volgens de uitvinding, waarbij de omhoog- en omlaagbeweging van de drager plaatsvindt door een zuiger-25 cilinder-eenheid die via een kabel met het boveneinde van de drager is verbonden, bestaan de organen uit een tuimelaar, waarvan een einde draaibaar is aangebracht aan de drager in een punt buiten de dragerhart-lijn en het andere einde draaibaar is verbonden met een punt van de kabel, terwijl het betreffende einde van de platformketting of stang is verbonden 30 met een punt tussen de einden van de tuimelaar.

De uitvinding zal hieronder nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin twee uitvoeringsvoorbeelden van de laadlift volgens de uitvinding zijn weergegeven.

Fig. 1 is een schematisch zijaanzicht van de eerste uitvoerings- 35 vorm.

Fig. 2 toont een schematisch zijaanzicht van de tweede uit- 7902416 * -Λ.

3 voeringsvormτ met detaildoorsnede fig. 2a.

De beide figuren tonen twee in de richting loodrecht op het vlak van tekening achter elkaar liggende vertikale stijlen van het frame van de wagenopbouw van een vrachtauto, aan het achter- of laad- en loseinde 5 van de auto. Alleen de voorste stijl 1 van deze beide stijlen is zichtbaar daar de andere precies erachter is gelegen. Deze beide stijlen zijn aan het onder- en boveneinde door een niet-weergegeven dwarsbalk met elkaar verbonden. Tussen deze vertikale stijlen is een drager 2 omhoog en omlaag verschuifbaar, welke drager met gebroken lijnen is weergegeven. De stijlen 10 1 kunnen een U-vormige dwarsdoorsnede hebben waardoor zij een geleiding vormen voor de zijranden van en/of rollen 2a aan de drager.

Het boveneinde·van de drager is in de weergegeven uitvoeringsvormen door middel van een kabel 3 via een op de bovenste dwarsbalk van de stijlen bevestigde omleidrol 4 verbonden met een slechts schematisch 15 aangeduide zuiger-cilinder-eenheid 5, verbonden met het wagenframe. De drager 2 is in de figuren in de onderste stand weergegeven.

..... Bij de uitvoeringsvorm volgens fig. 1 is, in achteraanzicht op de drager 2 gezien, aan weerszijden daarvan een bus 6 vast aangebracht nabij het ondereinde van deze drager. In elke bus 6 is een korte stang 7 20 met speling verschuifbaar in de boring van de bus aangebracht. Deze stang heeft aan het boveneinde een kop 8 van grotere afmetingen dan de boring in de bus 6, zodat deze kop dient als aanslag bij het naar omlaag bewegen van de stang 7 ten opzichte van de bus 6, waardoor deze stang niet verder naar omlaag kan bewegen wanneer de kop 8 in aanraking komt met het 25 bovenvlak van de bus 6. Het ondereinde van de stang 7 draagt de reeds genoemde horizontale zwenkas 9, waarmee scharnierbaar een einde is verbonden van een platform 10 dat het laadplatform van de vrachtauto vormt.

Het vrije einde van het platform is af geschuind bij 11 zodat wanneer het platform op de grond rust een aanpassing aan het grondoppervlak wordt 30 verkregen en een geleidelijke oplooprand voor de lasten is ontstaan.

Elke stang 7 kan zijn verbonden met een eigen korte horizontale as 9 maar deze assen kunnen ook een doorlopende as vormen, verbonden met de beide stangen 7 aan weerszijden van de drager.

Een steun 12 aan het boveneinde van de drager 2 is verbonden 35 met een einde van een ketting 13, waarvan het andere einde is verbonden met een punt 14 nabij het vrije einde 11 van het platform.

7 90 24 1 6 -4- ί*.

4

De werking van deze uitvoeringsvorm is als volgt.

Wanneer men de drager 2 laat zakken totdat het platform 10 met de grond in aanraking komt zal bij van het achtereinde van de auto bij de drager 2 naar omlaag hellend grondoppervlak eerst het einde van 5 het platform 10 ter plaatse van de as of assen 9 met de grond in aanraking komen. Zou de as 9 vast zijn verbonden met de drager dan bevindt zich het vrije einde 11 van het platform in deze stand op enige afstand boven de grond, hetgeen moeilijkheden geeft bij het in- en uitladen van de auto. Laat men de drager 2 verder zakken nadat het einde bij de as 9 10 van het platform met de grond in aanraking is gekomen dan verschuift de stang 7 ten opzichte van de bus totdat de betreffende rand van het platform in aanraking komt met de onderzijden van de bussen 6 aan weerszijden van de drager. Het platform neemt dan een hellende stand in waarbij de gehele onderzijde ervan in aanraking is met de grond. De stand is met streep-stip-15 lijnen 15 aangeduid.. Het is duidelijk dat een sterker hellende stand van het platform dan met 15 aangeduid niet mogelijk is zodat men de verschuif-afstand van de stang 7 zodanig moet kiezen dat de maximaal voorkomende hellingen kunnen worden overwonnen. Is de helling van het grondoppervlak kleiner dan verschuift de stang 7 niet over zijn volle verschuivings-20 afstand.

Wanneer men na het laden of lossen de drager omhoog wenst te brengen, bijvoorbeeld om het platform op de hoogte van een niet-weergegeven tussenvloer van de auto te brengen of om het platform in de stand te brengen, waarin het kan worden omhooggeklapt tegen de stijlen 1 aan, 25 ter afsluiting van de laadruimte, beweegt het platform onder invloed van de zwaartekracht daarbij met zijn rand ter plaatse van de bussen 6 naar omlaag totdat de kop 8 tegen de bovenzijde van de bus rust. Daarmee heeft het platform weer een horizontale stand bereikt zodat de eventueel erop staande last niet van het platform zal afglijden. De aanpasbewegingen 30 aan het hellende grondoppervlak respectievelijk terug naar de horizontale stand zijn mogelijk doordat het vrije einde 11 kan zwenken om het bevestigingspunt van de ketting 13 aan de steun 12.

In de uitvoeringsvorm volgens fig. 2 is aan het ondereinde van de drager 2, tenminste aan, in achteraanzicht op de drager gezien, 35 de beide zijden daarvan, een korte strook 16 vast verbonden, die schuin verloopt naar de vóór de drager 2 liggende zwenkas of -assen 9 voor de 790 24 1 6 's'

Claims (3)

30 CONCLUSIES

1. Laadlift, in het bijzonder voor een vrachtwagen, bestaande uit een laad-los-platform dat omhoog- en omlaagzwenkbaar om een horizontale as aan het ondereinde van een drager is bevestigd, welke drager op zijn 35 beurt omhoog- en omlaagbeweegbaar aan het wagenframe is aangebracht, waarbij tenminste ëén punt aan of nabij de vrije rand van het platform 790 2 4 1 6 -6- 6 5rv m door middel van een ketting of stang is verbonden met een punt nabij het boveneinde van de drager, met het kenmerk dat organen zijn verbonden met de drager waardoor in de op de grond rustende werkstand van het platform bij hellend grondoppervlak en in aanpassing daaraan automatisch 5 de vrije platformrand lager komt te liggen dan de horizontale zwenkas en bij heffen van het platform dit automatisch weer zijn horizontale stand aanneemt.

2. Laadlift volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de organen bestaan uit een schuifbus (5) nabij het ondereinde van de drager (2) , 10 waarin een pen (7) verschuifbaar is gelegerd waarvan het ene einde met de horizontale zwenkas (9) van het platform (10) is verbonden en het andere einde een met de bus samenwerkende aanslag (8) draagt, waarbij de verschuifafstand van de pen (7) overeenkomt met de verwachte grondhelling.

3. Laadlift volgens conclusie 1, waarbij de omhoog- en 15 omlaagbeweging van de drager plaatsvindt door een zuiger-cilinder-eenheid die via een kabel met het boveneinde van de drager is verbonden, met het kenmerk dat de organen bestaan uit een tuimelaar (18) waarvan een einde (19) draaibaar is aangebracht aan de drager (2) in een punt buiten de dragerhartlijn en het andere einde draaibaar is verbonden met een 20 punt van de kabel (3), terwijl het betreffende einde van de platform-ketting (21) of stang is verbonden met een punt tussen de einden van de tuimelaar. 7902416 0 » - ί> & c » W 3570-6 Ned. . Antonius Josephus van Gemert te Wanroy Laadlift voor een vrachtwagen De uitvinding heeft betrekking op een laadlift, in'het bijzonder voor een vrachtwagen, bestaande uit een laad-los-platform dat omhoog-en omlaagzwenkbaar om een horizontale as aan het ondereinde van een drager is bevestigd, welke drager op zijn beurt omhoog- en omlaagbeweeg-5 baar aan het wagenframe is aangebracht, waarbij tenminste één punt aan of nabij de vrije rand van het platform door middel van een ketting of stang is verbonden met een punt nabij het boveneinde van de drager. Dergelijke laadliften zijn algemeen bekend. Wanneer men het platform voor laden of lossen tot op de grond 10 laat zakken moet de vrije rand ervan, die is af geschuind, op de grond rusten om het passeren van vee of containers op wielen of dergelijke ladingen mogelijk te maken. Dit op de grond rusten van de platformrand komt niet. tot stand wanneer de grond, waarop de vrachtauto staat, ten opzichte van de horizontaal helt in de richting van het achtereinde van 15 de auto naar omlaag, daar het platform horizontaal van de drager uitsteekt. Tijdens het omhoog- en omlaagbrengen moet namelijk het platform horizontaal staan daar anders de lading eraf zou glijden. Verder is het soms zo dat bij horizontale grond en daarop rustend platform, bij het lossen van de vrachtauto, waarbij gewoonlijk 20 eerst de zich het dichtst bij het achtereinde bevindende lading wordt afgevoerd, zodat het zwaartepunt van de lading in de auto zich naar voren verplaatst, het achtereinde van de wagen omhoog komt, waardoor ook de vrije platformrand op een afstand boven de grond komt te liggen. Er is nog een ander type laadplatform aan de achterzijde van 25 vrachtauto’s bekend, de zogenaamde laadklep. Dit. platform is in doorsnede wigvormig met het dunne einde aan de vrije rand, zodat de afstand tussen grond en wagenvloer, ook bij hellende grond, steeds kan. worden overbrugd door instellen van de juiste zwenkhoek van het platform doordat het, evenals bij de laadlift, om een. horizontale as zwenkbaar is aangebracht, 30 hier om een vast punt aan het wagenframe. Het zwenken gebeurt hier .'.door een onder de wagenvloer en aan het platform scharnierend gemonteerde zuiger-cilinder-eenheid, die op een dicht onder de horizontale zwenkas gelegen punt van het dikke einde, van het platform aangrijpt. Door de korte 790 2 4 1 6