NL8200969A - Werkwijze en inrichting voor het in nauwkeurig doseerbare hoeveelheden met veranderlijk volume afgeven van viskeuze concentraten met veranderlijke viskositeit. - Google Patents

Description

·'?{ w> η VO 3158 »

Werkwijze en inrichting voor het in nauwkeurig doseerbare hoeveelheden met veranderlijk volume afgeven van viskeuze concentraten met veranderlijke viskositeit.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze en een inrichting voor het in nauwkeurig doseerbare hoeveelheden met veranderlijk volume afgeven van viskeuze concentraten met veranderlijke viskositeit, waarbij door cyclische verandering van het pompvolume van een 5 hol lichaam van buigzaam of in vorm veerkrachtig materiaal via een terugslagklep· concentraat wordt aangezogen uit het opslagvolume van een houder, en door een tweede terugslagklep aan de zijde van het afgeven naar buiten wordt gestoten.

Als doseerpomp uitgevoerde afgeefgedeelten met twee als inlaat 10 en als uitlaat dienende terugslagkleppen, zijn in zeer verschillende uitvoeringsvormen bekend. Zo toont b.v. het Britse octrooischrift 827.T78 een doseerpomp, waarbij het afgeefgedeelte is uitgevoerd als slang, die met een bedieningsinrichting radiaal kan worden platgedrukt en door de eigen veerkracht weer zijn volledige doorsnede inneemt.

15 In afhankelijkheid van de drukverandering in het afgeefgedeelte, opent de inlaatklep resp. de uitlaatklep. Een dergelijke uitvoering is moeilijk te hanteren en maakt bovendien slechts een betrekkelijk onnauwkeurige dosering mogelijk. Inrichtingen van deze soort zijn derhalve geschikt voor zeepgevers en dergelijke, waarbij het niet zozeer aan-20 komt op de doseernauwkeurigheid. Bovendien zijn de voor het bedienen van het afgeefgedeelte dienende inrichtingen buitengewoon kostbaar.

Het is echter ook reeds bekend om aan het afgeefgedeelte een radiaal naar buiten uitstekende, balg vormende plooi te voorzien, die tussen plaatvormige bedieningselementen in axiale richting kan 25 worden samengedrukt om zo te werken als doseerpomp. Ook hierbij kan het afgeefgedeelte zijn uitgevoerd als rubberen balg, waaraan bijpassende snavelvormige rubberen kleppen als terugslagkleppen zijn toegevoegd (zie Amerikaans octrooischrift 2.55^--570). Ook deze beken- 8200969 «Λ ν - 2 - de inrichting behoeft aanzienlijke ruimte en is derhalve ongeschikt voor inhouw in automaten en dergelijke. Ook is het doseervolume betrekkelijk onnauwkeurig, zodat een nauwkeurige dosering buitengewoon moeilijk is.

5 Bij het gedoseerd afgeven van bepaalde sterk viskeuze concen traten is een zeer nauwkeurige dosering vereist. Omdat de b.v. in drankautomaten ter beschikking staande inbouwruimte buitengewoon klein is, moet de doseerinrichting zoveel mogelijk ruimtesparend zijn uitgevoerd. Een heel bijzonder probleem is, dat concentraten van aan 10 bederf onderhevige organische stoffen buitengewoon grote hygiënische problemen geven, in het bijzonder wanneer de doseerinrichting of de bijbehorende delen worden vervuild met druppels van dergelijke stoffen. Het daardoor benodigde onderhoud en veelvuldig reinigen van de delen is buitengewoon omslachtig en zwaar, en behoeft een streng toe-15 zicht, wanneer met alle hygiënische eisen rekening moet worden gehouden.

Bij de tot nu toe bekende doseerinrichtingen met slangpomp of dergelijk slangvormig afgeef gedeelte, is de in vorm veerkrachtige terugstelkracht van het slanggedeelte bij slechts kleine vormverande-20 ringen van het veerkrachtige slangmateriaal, betrekkelijk klein. Pas bij' grotere vervormingen neemt ook de terugstelkracht toe. De grootte van de terugstelkracht beïnvloedt echter ook de nauwkeurige herhaalbaarheid van de vormverandering en zodoende de nauwkeurigheid van de dosering. Met deze inrichtingen kunnen derhalve alleen betrekkelijk 25 grote volumes en met slechts betrekkelijk kleine herhalingsfrequentie worden afgegeven. Onder betrekkelijk grote volumes worden b.v. volumes

O

begrepen van 0,4 cm. Ook is een voorspanning in de uitgangsstand van de slanggedeelten bij gevulde slang niet mogelijk, omdat de slangge-deelten in de bedieningsinrichting, b.v. slangpomp, naar binnen moe-30 ten worden gestoken, waarbij geen vervorming mag plaatsvinden om het naar buiten treden van vloeistofdruppels te voorkomen.

Een andere wezenlijke factor, die bij de bekende inrichtingen een ongunstige uitwerking heeft op de doseernauwkeurigheid, is het feit, dat tijdens het verkleinen van het pompvolume, het slangvormige 35 afgeefgedeelte wordt onderworpen aan oncontroleerbare verdere vorm- 8200969 ï 4 - 3 - veranderingen door de in het inwendige optredende verhoogde druk. Ook deze oncontroleerbare veranderingen kunnen alleen worden getolereerd wanneer bij elke cyclus betrekkelijk grote doseervolumes worden afgegeven, zodat de invloed van deze veranderingen klein blijft.

5 Daarentegen is het de opgave van de uitvinding de in de aanhef nader aangegeven werkwijze en de bijbehorende inrichting zodanig verder te ontwikkelen, dat de geschetste nadelen worden voorkomen en de kleinste hoeveelheden met de grootste precisie en de hoogste cyclusfrequentie kunnen worden afgegeven. Hierbij moet de voor het uitroe-10 ren van de werkwijze dienende inrichting zeer ruimtesparend zijn uitgevoerd, opdat hij gemakkelijk ook kan worden ingebouwd in een nauwe ruimte, b.v. een drankautomaat, of zelfs naderhand kan worden aangebracht.

Deze opgave wordt volgens de uitvinding opgelost door de ken-15 merken van de conclusie 1, waarbij voor het uitroeren van de werkwijze, de oplossing voor wat betreft de inrichting met de kenmerken van de conclusie h wordt toegepast.

Volgens de uitvinding vindt de pompwerking plaats door axiaal verkleinen van een cilindrisch pompvolume, dat tijdens het verkleinen 20 tezelfdertijd van buiten rormhoudend wordt gesteund, zodat geen ongecontroleerde vervormingen kunnen optreden bij de toenemende pompdruk en zodoende geen veranderingen van het doseervolume. Zodoende wordt zelfs bij de kleinste doseerhoeveelheden per cyclus, een buitengewoon hoge precisie en nauwkeurigheid bereikt in de dosering. Door het axi-25 aal samendrukken van het cilindrische doseervolume wordt de voorwaarde verschaft voor het met een vooraf kiesbare axiale voorspanning in de richting van een volumevergroting in de uitgangsstand voorspannen van het, het pompvolume begrenzende, holle, cilindrische lichaam.

Daardoor ontstaan ook bij de kleinste volumeveranderingen voldoende 30 grote terugstelkrachten. Het axiaal samendrukken van het pompvolume in verbinding met de zeer hoge nauwkeurigheid bij zelfs het kleinste doseervolume, maakt het verder mogelijk de cyclus van de dosering uit te roeren met een frequentie, overeenkomstig de netfrequentie, dus met 50 - 60 Hz. De hoge frequentie en het kleine nog zeer nauwkeurig 35 doseerbare volume verzekeren een breed instelbereik van de in het to- 8200969 -letaal af te geven hoeveelheid door alleen het sturen van het aantal do-seerimpulsen. Deze sturing kan hij toestellen met een netfrequentie-sturing zeer eenvoudig en betrouwbaar worden uitgevoerd.

Ondanks de voorspanning in de ruststand van het- pompvolume, kan 5 het afgeefgedeelte gemakkelijk en met zekerheid in de bedieningsinrichting naar binnen worden gestoken, zonder dat het komt tot ongewenst afgeven van vloeistofdruppels. Daardoor worden ook de hygiënische problemen volledig uitgeschakeld, zoals deze anders bij vervuiling van de inrichting optreden. De inrichting wordt nog wezenlijk verbeterd 10 doordat alle voor de werking belangrijke delen zijn ingesloten in een starre leibuis, die permanent of losmaakbaar is verbonden met een bij voorkeur als artikel voor eenmalig gebruik uitgevoerde houder voor het transport,, het opslaan en het af geven van de vloeistof.

Door de hoge cyclusfrequentie verkrijgt men nagenoeg een "vloei-15 end,r, dus nagenoeg doorlopend af geven van de vloeistof met behulp van een in zijn lengte willekeurig instelbare keten van snel op elkaar volgende doseercycli.

Het hulsvormige lichaam kan slechts buigzaam zijn, waarbij door aanvullende elementen, zoals veerelementen en dergelijke, wordt ge-20 zorgd voor de benodigde voorspanning en terugstelling. Bij voorkeur is het hulslichaam echter gevormd van in vorm veerkrachtig materiaal en vast verbonden met starre naafvormige lichamen van de terugslagkleppen.

De kleine afmetingen van het afgeefgedeelte maken de inbouw 25 mogelijk in een automaat bij het vereisen van een zeer kleine ruimte. Het verdere voordeel van de nieuwe inrichting maakt het mogelijk om ook bestaande doseerinrichtingen met elektromagnetische ringspoelen toe te rusten om van een met de tijd gestuurde dosering over te gaan naar een met de hoeveelheid gestuurde of met het volume gestuurde do-30 sering wanneer de met de tijd gestuurde dosering als gevolg van veranderingen in de consistentie van de vloeistof leidt tot doseeronnauwkeurigheden. Dergelijke consistentieveranderingen hebben bij de onderhavige inrichting van de houder geen invloed op de doseernauwkeurigheid.

35 De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van de teke- 8200969 - 5 - ning, waarin:

Fig. 1 een voor liet opslaan, transport en af ge ven dienende houder met in verticale doorsnede het af geef gedeelte;

Fig.2 het afgeefgedeelte toont met uiteengenomen onderdelen; 5 en

Fig.3 een verticale doorsnede is van een gewijzigd uitvoerings-voorbeeld van het afgeefgedeelte.

Bij voorkeur gaat het bij het onderwerp van de uitvinding om een houder voor eenmalig gebruik, die dient voor zowel het opslaan, 10 het transport als het gedoseerd afgeven. Bij voorkeur is hierbij het afgeefgedeelte bij de vervaardiging blijvend verbonden met de houder en wordt het met de houder weggeworpen. Het gaat bij de houder dus om een massa-artikel.

Hierbij kan de houder bestaan uit een uitwendig omhulsel en 15 een inwendige, de vloeistof opnemende, buigzame, en bij het afgeven overeenkomstig in elkaar schrompelende buidel. In dit geval is het luchten van de houder voor het afgeven niet noodzakelijk..Er kan echter ook een in hoofdzaak starre houder zijn voorzien, waaraan een voor het afgeven bevestigbare luchtingsinrichting is toegevoegd.

20 Verder is de houder bij voorkeur bestemd voor het opnemen, op slaan en het transport, alsmede voor het afgeven van organische concentraten.

In het voorbeeld volgens fig.1 is een houder uitgevoerd met een uitwendig omhulsel 1 en een buigzame, in elkaar schrompelende 25 vulhouder 2. Deze bezit een mondstuk 3, waaraan bij voorkeur blijvend het afgeefgedeelte ^ is bevestigd. In fig.1 is de houder getoond in de stand op zijn kop, die hij bij het gedoseerd afgeven van de vloeistof inneemt. In deze stand is het afgeefgedeelte 6 door de midden-opening van een elektromagnetische ringspoel 5 gestoken, die b.v. vast 30 is ingebouwd in een drankautornaat of -afgever. De elektromagnetische ringspoel 5 is aangesloten op een bijpassend stuurtoestel, dat het b.v. mogelijk maakt de elektromagnetische ringspoel 5 te bedrijven met de netfrequentie, waarbij het aantal frequentietrillingen, die de ringspoel 5 moet volgen, aan het stuurtoestel kan worden ingesteld.

35 Het gedeelte ^ bezit een starre leibuis 6 van kunststof, die 8200969 » .* - 6 - met zijn "bovenste einde "blijvend is verbonden met het mondstuk 3 van de houder. Over zijn grotere lengte bezit de leibuis 6 een via de schouder 35 (fig.2) verbrede en aan het onderste einde vrije dwarsdoorsnede. Aan de leibuis 6 is een star, eindzijdig deksel 26 toege-5 voegd, dat een uitlaatstomp 27 in het midden bezit. Beide delen 6 en 26 van. de leibuis zijn in het afgebeelde voorbeeld via een naafvormig kleplichaam 20 met elkaar verbonden, dat aan zijn omtrek een ring-flens 22 bezit, tot waar vanaf beide einden de leibuis resp. het af-sluitdeksel 2β vast kunnen worden opgedrukt. Op deze wijze is tevens 10 het naafvormige kleplichaam 20 star verbonden met de leibuis 6 en het afsluitdeksel 26.

Een ander, soortgelijk naafvormig kleplichaam 8 is met vrije speling opgenomen in het andere gedeelte van de leibuis 6, zodat hij zich vrij in axiale richting in de leibuis kan bewegen. Aan een naar 15 boven naar de houder 1 gekeerde aansluitstompvormig einde van het uit kunststof bestaande kleplichaam 8 is vast een magnetiseerbaar hulsdeel 7 in de vorm van een ringanker geplaatst, waarbij hij met zijn onderste-ringvormige eindzijde aanligt tegen de schouder 9 van het kleplichaam 8. Het kleplichaam 8 en het ringanker 7 vormen zodoende 20 een starre eenheid, die overeenkomstig de dubbele pijl 31 als zodanig in de leibuis 6 axiaal op en neer beweegbaar is.

De naar elkaar gekeerde einden van de kleplichamen 8, 20 bezitten opneem- en bevestigingsgedeelten 10, 11 resp. 19,21 voor de huls-vormige einden l6 resp. 18 van een hol cilindrisch lichaam 15· In het 25 afgebeelde voorbeeld is dit gevormd van veerkrachtig materiaal en zodoende tevens uitgevoerd als veerkrachtig veerelement. Het afgebeelde lichaam 15 bezit verdikte eindgedeelten l6 en 18 voor bevestiging aan de twee kleplichamen 8, en 20, alsmede een verdund en in een radiaal naar binnen uitstekende plooi 17 gelegd gedeelte. Door de verbinding 30 van de naafvormige kleplichamen 8 en 20 via het lichaam 15 is tussen deze delen een vooraf bepaald doseervolume ingesloten. Dè uitgangs-grootte van dit volume wordt bepaald door de terugstelwerking van het lichaam 15 in verbinding met de inwendige schouder 35 van de leibuis 6, waartegen in de ruststand het bovenste ringvormige eindvlak van 35 de ankerring 7 aanligt.

8200969 . » - 7 -

In het afgeheelde voorbeeld bezit elk kleplichaam 8 resp. 20 een middenboring 12 resp» 2^, in elk waarvan de steel van een padde-stoelvormig en uit veerkrachtig materiaal bestaand klepelement lU resp. 25 door snapwerking kan worden vastgezet. De kegelvormige verdikking 5 aan het steeleinde grendelt het klepelement tegen het naaf vormige kleplichaam. Dé lipvormige omtreksrand van de schotelvormige kop van het klepelement 1^ resp. 25 komt onder de veranderende druk afdichtend te liggen op het inwendige eindvlak van het naafvormige kleplichaam 8 resp. 20. In het inwendige gebied daarvan is een aantal kransvormig 10 aangebrachte doorgangsboringen 13 resp. 23 voorzien, door welke boringen de vloeistof in het doseervolume kan binnentreden resp. daaruit naar buiten kan treden. De veerkrachtige voorspanning van het materiaal van het paddestoelvormige klepelement 1^ resp. 25 is voldoende om onder statische verhoudingen het door de boringen 13 resp. 23 treden 15 van vloeistof te voorkomen. Alleen wanneer boven de statische verhou- . dingen uitgaande drukveranderingen optreden, lichten de lipvormige omtreksranden van de schijfvormige koppen van de klepelementen zich van het middeneindvlak van het naafvormige kleplichaam 8 resp. 20 om de vloeistofstroming mogelijk te maken.

20 Naar· boven is de slag van de uit het kleplichaam 8 en het ring anker 7 bestaande bouveenheid bepaald door de inwendige schouder 35 van de leibuis 6» Naar beneden wordt de slag van deze eenheid bepaald, doordat bij de neerwaartse beweging de onderste eindrand van het deel 10 van het naafvormige kleplichaam 8 tegen de bovenste ringvormi-25 ge eindrand stoot van het deel 21 van het naafvormige kleplichaam 20.

Door de keuze van de lengte van de delen 10 en 21 kan bij een onveranderde opbouw, de slaglengte 30 van de beweegbare eenheid 7S 8 gemakkelijk worden veranderd en nauwkeurig ingesteld. Bij de naar elkaar gerichte beweging van de kleplichamen 8 en 20 sluiten de delen 10 en 30 21 het hol cilindrische lichaam van buiten vormbehoudend in, zodat het lichaam niet radiaal naar buiten kan uitzetten.

Fig. 1 toont de delen in hoofdzaak in de oorspronkelijke grootte van een voorkeursuitvoeringsvorm, waarbij de slaglengte in de praktijk eerder kleiner wordt gekozen dan is afgebeeld in fig.1. De uit 35 de aansluitstomp 27 naar buiten komende vloeistofhoeveelheid wordt be- ' 8200969 - 8 - paald door het aantal van de met de net frequent ie plaatsvindende pompslagen. Deze hoeveelheid kan vooral nauwkeurig worden ingesteld, doordat het volume in een bepaald geval, dat Üj elke pompstoot wordt afgegeven, ook bij een zeer kleine grootte buitengewoon nauwkeurig kan 5 worden ingesteld. De vloeistof is in het af geefgedeelte hermetisch af geschermd tegen de inwerking van de luchtzuurstof. Het is duidelijk, dat de inrichting buitengewoon eenvoudig en goedkoop kan worden vervaardigd, en zeer betrouwbaar werkt, waarbij in het bijzonder de han-. tering zeer eenvoudig en zeer veilig is, en tot geen enkele vervui-10 ling van de omliggende delen kan leiden.

De slagbegrenzing kan ook worden verzekerd door andere aanslag-delen, b.v. aan de leibuis.

Teneinde ook radiale vormveranderingen van het holle cilindri-? sche lichaam in het gebied van de radiaal naar binnen uitstekende 15 plooi te voorkomen, is het voordelig aan de of elke plooi in het gebied van zijn naar binnen gerichte kam een starre steunring toe te voegen.

Het kan in de eerste plaats ook bijzonder gunstig zijn wanneer de kam van de plooi schroeflijnvormig verloopt. In dit geval kan aan 20 de kam als steunelement een schroeflijnvormig zich uitstrekkend en alleen axiaal samendrukbaar veerelement zijn toegevoegd, dat tevens dient voor het axiaal voorspannen van het holle cilindrische lichaam 15. Dit behoeft dan niet zelf in vorm veerkrachtig te zijn wanneer het maar uit voldoende buigzaam materiaal bestaat.

25 De terugslagklep 25 aan de uitgangszijde kan onder bepaalde voorwaarden ook worden weggelaten.

Voor het vervangen van de terugslagklep is de het pomp volume omsluitende ruimte aan de uitgangszijde voorzien van een uitlaatstomp, die in vrije verbinding staat met het pompvolume. De binnenwerkse 30 breedte en lengte van deze uitlaatstomp zijn zodanig bemeten, dat de inwendige wrijving en de oppervlaktespanning van het concentraat in de uitlaatstonro voldoende zijn om de concentraatkolom bij onveranderd en bij toenemend pompvolume axiaal onveranderd in de uitlaatstomp vast te houden. De toestand van het onveranderde pompvolume is de 35 toestand, waarbij de terugslagklep aan de ingangszijde is gesloten.

8200969 - 9 -

Bij toenemend pompvolume wordt concentraat uit de houder in het pomp-volume aangezogen.

Bij praktische uitvoeringsvormen van de inrichting in deze verder ontwikkelde soort» bedroeg de inwendige binnenwerkse breedte van 5 het pompvolume tussen 8 en 12 mm. De slaglengte kon tussen 1 en 2 mm worden ingesteld. De slagfrequentie bedroeg 50 Hz, maar kon tussen 10 Hz en 100 Hz worden veranderd zonder verstoring van het bedrijf. Vloeistoffen met viskositeiten tussen 1·.·.βη 100 eenheden (centipoise) werden beproefd. De terugslagklep aan de'ingangszijde bezat als door-10 gangsopeningen in een halve cirkel liggende, sleuven,, die door klep-plaatjes konden worden afgedekt. Vastgesteld werd, dat bij een lengte van de de uitgangsklep vervangende uitlaatstomp tussen 10 en 40 mm en een binnenwerkse breedte van deze aansluitstomp tussen 1 en 3 mm, geen naar buiten druppelen van het concentraat behoefde te worden gevreesd. 15 Zonder de corsetvormige ondersteuning van de balg treden onre gelmatige, de doseemauwkeurigheid beïnvloedende uitwelvingen op van de balg. Met de nieuwe corsetvormige ondersteuning konden daarentegen toleranties voor wat betreft het volume van nauwelijks meetbare grootte worden aangehouden.

20 Een wijziging van de het pompvolume bepalende delen is getoond in fig.3- In het cilindrische huis 40 dat met zijn bovenste einde kan worden aangesloten op de houder voor het concentraat, is een bovenste bus 42 geplaatst, die aan zijn bovenste einde een naar buiten, uitstekende flens bezit. Een overeenkomstige onderste bus 43 is in het on-25 derste einde van het huis 40 voorzien, en vast verbonden met een de uitlaatstomp 49 bezittend deksel. In het afgebeide voorbeeld is aangenomen, dat de onderste bus 43 met speling kan glijden in het onderste einde van het huis 4o. Ook de onderste bus 43 bezit een naar buiten uitstekende flens. Tussen het onderste gedeelte van het huis 4o en 30 de twee in hoofdzaak in lijn met elkaar liggende aansluitstompen 42 en 43, die zijn vervaardigd van star materiaal, b.v. kunststof, is een ringruimte 47 voorzien. In deze ringruimte is een spreidveer of voorspanveer 48 aangebracht, die met zijn beide einden steunt tegen de flenzen van de tussen 42 en 43, en de beide bussen in de in fig.3 35 weergegeven spreidstand wil houden. Bij de afgeheelde uitvoeringsvorm 8200969 - 10 - is de onderste aansluitstomp verbonden met een ankerring 1*5, die door de niet afgëbeelde elektromagnetische inrichting zodanig kan worden bediend, dat de onderste aansluitstomp 1*3 tot aanligging tegen de bovenste aansluitstomp 1*2 kan worden opgeheven voor het uitvoeren van 5 een pompslag. De naar elkaar gekeerde einden van de beide aansluit-stompen zijn door een plooimembraan 1*1* afdichtend, maar in hoofdzaak vrij van krachten met elkaar verbonden. In de naderingsstand van de beide aansluit stompen 1*2, 1*3 sluit de plooi 1*1* zich praktisch volledig.

10 Om te voorkomen dat in de ringruimte 1*7 persluchtsamendrukkin- gen optreden in het ritme van de pompslagbewegingen, is de ringruimte 1*7 via sleuven of boringen 50 gelucht naar de buitenatmosfeer, waarbij de openingen 50 zo dicht mogelijk bij de eindstand van de pompslag moeten liggen om een korte weg te verkrijgen voor de door de verande-15 ringen van het volume in de ringruimte 1*7 bewogen lucht. In het bovenste flensgebied van de aansluitstomp 1*2 is de niet afgebeelde inlaat-klep voor de pompkamer voorzien, die soortgelijk als bij het hiervoor beschreven uitvoeringsvoorbeeld kan zijn uitgevoerd.. De slagbeweging van de onderste aansluitstomp 1*3 is aangegeven door de dubbele pijl 20 1*6. De inrichting zou ook zodanig kunnen zijn getroffen, dat beide aansluitstompen naar elkaar en uit elkaar worden bewogen. De afgebeelde uitvoering heeft het voordeel, dat geen concentraat in de ringruimte 1*7 kan binnendringen. De aansluitstomp 1*9 kan zodanig zijn uitgevoerd, dat aan de uitlaat van het pompvolume geen terugslagklep be-25 hoeft te worden toegevoegd.

Het is in te zien, dat een dergelijke inrichting, die onafhankelijk van de veerkrachtige terugstelkracht van een rubberen balg werkt, ook nagenoeg pasta-achtige media kan doseren, die met de normaal ter beschikking staande terugstelkracht van een in vorm veerkrach-30 tig lichaam, niet langer kunnen worden bereikt. In dit geval moeten de magnetische krachten overeenkomstig worden opgebouwd. Analoog kan dan 'ook de veerkracht worden bepaald.

De doseerinrichting is ook toepasbaar voor andere fluxda dan stroop en dergelijke. Zij biedt door de in de eenheid voor eenmalig 35 gebruik ingebouwde, pompdelen in het bijzonder bij aan bederf onderhe- 8200969 -11-.

vige f luïda, het voordeel, dat door bewuste vervaardigingsmaatregelen de levensduur van b.v. het membraan wordt beperkt, zodat bij ontoelaatbaar bijvullen van de houder, het membraan en zodoende de inrichting snel onbruikbaar wordt. Zodoende wordt het optreden van hygiëni-5 sche problemen, doeltreffend tegengegaan.

8200989

Claims (14)

1. Werkwijze voor het in nauwkeurig doseerbare hoeveelheden met veranderlijk volume afgeven van viskeuze concentraten met veranderlijke viskositeit, waarbij door een cyclische verandering van het ponrp-volume van een hol lichaam van buigzaam of in vorm veerkrachtig rnate- 5 riaal via een terugslagklep concentraat uit een opslagvolume van een houder wordt aangezogen en door een andere terugslagklep aan de afgeef zij de naar buiten wordt gestoten, met het kenmerk, dat het cilindrische pompvolume in de richting van zijn lengtehartlijn tussen aanslagen cyclisch wordt veranderd, waarbij bij elke volumeverkleining 10 het holle cilindrische lichaam tegen vormveranderingen in radiale richting naar buiten, in vorm omsluitend van buiten wordt gesteund.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het holle cilindrische lichaam in de met het grootste uitgangsvolume overeenkomende vorm in axiale richting en in de richting van een vergroting 15 van het pompvolume, veerkrachtig wordt voorgespannen.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de cyclische verandering van het pompvolume wordt uitgevoerd met de net-frequentie van het elektrische stroomnet. k. Inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze volgens conclu-20 sie 1, voorzien van een als doseerpomp uitgevoerd afgeefgedeelte, dat met het opslagvolume van een houder, in het bijzonder een houder voor het opslaan, transporteren en afgeven van het concentraat, kan worden verbonden en met zijn afgeefeinde via een in de afgeefrichting openende terugslagklep is verbonden, een axiaal samendrukbaar pompvolume 25 bezit en in een het pompvolume sturende bedieningsinrichting kan worden gestoken, met het kenmerk, dat het pompvolume is voorzien in een hol cilindrisch lichaam (15) van buigzaam of in vorm veerkrachtig materiaal, aan welk lichaam' een dit lichaam axiaal samendrukkend bedie-ningselement (j) is toegevoegd, waarbij een hol cilindrisch huis is 30 voorzien, dat het hol cilindrische lichaam in althans de fase van de volumeverkleining vormhoudend van buiten insluit.

5. Inrichting volgens conclusie U, met het kenmerk, dat de starre 8200969 - 13 - kleplichamen (8, 20) van de twee terugslagkleppen (1¼, 25) vast zijn verbonden met de einden van bet bolle cilindrische lichaam (15) en in axiale richting ten opzichte van elkaar beweegbaar zijn en wandgedeel-ten (10, 21) hebben, die althans in de stand van de grootste axiale 5 nadering, het holle cilindrische lichaam (15) van buiten vormhoudend omsluiten.

6. Inrichting volgens conclusie of 5S met het kenmerk, dat de wandgedeelten (10, 21) van de twee terugslagkleppen (1¼, 25) tevens· de veranderbare begrenzingsaanslag vormen voor de naderingsbeweging 10 van de twee terugslagkleppen. 7* Inrichting volgens een der conclusies ¼ - 6, met het kenmerk, dat het ene kleplichaam (20) onbeweeglijk is verbonden met een de terugslagkleppen, het bedieningselement en het hol cilindrische lichaam verdekt opnemende leibuis (6, 26), waarin het andere kleplichaam 15 (8) en het daarmee verbonden bedieningselement (7) axiaal verschuif baar zijn gelegerd.

8. Inrichting volgens conclusie 7 , met het kenmerk, dat de een-heid van het kleplichaam (8) en het bedieningselement (7) in de stand van de grootste waarde van het pompvolume met vooraf bepaalde voorspan- 20 kracht in de richting van een vergroting van het pompvolume tegen een inwendige aanslag (inwendige schouder 35) van de leibuis (6, 26) is voorgespannen.

9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat het holle cilindrische lichaam (15) bestaat uit in vorm veerkrachtig materiaal 25 en onder axiale samendrukking in de ruststand tussen de twee klepli-chamen (8, 20) is ingeklemd.

10. Inrichting volgens conclusie ¼ - 9, met het kenmerk, dat het bedieningselement is uitgevoerd als ringanker (7) en samen met het kleplichaam (8) via een elektromagnetische bedieningsinrichting met de·-netfrequentie tussen 50 en 60 Hz cyclisch in de leibuis beweegbaar 30 is.

11. Inrichting volgens een der conclusies ¼ - 10, met het kenmerk, dat aan de beweegbare eenheid een deze onder voorspanning in de uit-gangsstand houdend veerelement is toegevoegd.

12. Inrichting volgens een der conclusies ¼ - 11, met het kenmerk, 8200969 - lU - dat de verdikt uitgevoerde einden (l6, 18) van het hol cilindrische lichaam (15) van in vorm veerkrachtig materiaal, op omfcreksgedeelten (ll, 19) van de naafvormige kleplichamen (8, 20) afdichtend zijn getrokken, -waarbij het holle cilindrische lichaam (15) althans een radi-5 aal naar binnen uitstekende plooi (lT) bezit.

13. Inrichting volgens een der conclusies 1+ - 12, met het kenmerk, dat de terugslagkleppen bestaan uit paddestoelvormige elementen (lU, 25. van veerkrachtig vervormbaar materiaal, die drukknopvormig in een middenboring van de uit kunststof bestaande naafvormige kleplichamen 10 (8, 20) kunnen worden geplaatst. lil·. Inrichting volgens een der conclusies U - 13, met het kenmerk, dat de leibuis bestaat uit een leigedeelte (6) en een, een aansluit— stompvormige uitlaat (27) bezittend einddeksel (26), die via het kunststoffen lichaam van de vast aangebrachte terugslagklep (20) zijn ver-15 enigd.

15· Inrichting volgens een der conclusies 12 — lit·, met het kenmerk, dat de of elke naar binnen uitstekende plooi (17)· tegen radiale vervorming wordt vastgehouden door een star ringvormig steunelement. l6. Inrichting volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat de kam 20 van de naar binnen uitstekende plooi (17) van het holle cilindrische lichaam (15) uit alleen buigzaam of uit in vorm veerkrachtig materiaal schroeflijnvormig verloopt, waarbij als steunelement een in de kam vast ingebedde, axiaal meegevende schroefveer is voorzien .

17· Inrichting volgens conclusie k, met het kenmerk, dat het pomp-25 volume aan de zijde van de uitgang in plaats van via een aan de zijde van de uitgang zich bevindende terugslagklep, in vrije verbinding staat met een uitlaatstomp met een zodanige binnenwerkse breedte en een zodanige lengte, dat de inwendige wrijving en oppervlaktespanning van het concentraat in de uitlaatstomp voldoende zijn om de concen-30 traatkolom bij onveranderd (terugslagklep aan de zijde van de ingang gesloten) en bij toenemend pompvolume (zuigslag) axiaal onveranderd in de uitlaatstomp vast te houden. l8. Inrichting volgens een der conclusies U - 17, met het kenmerk, dat het pompvolume wordt begrensd door twee holle starre aansluitstom-35 pen (1)-2, 1)-3) en een de naar elkaar gekeerde einden daarvan met elkaar 3200969 - 15 - verbindende ringplooi (bh) van buigzaam materiaal, -waarbij in de ring-ruimte (47) tussen bet pomp volume en bet holle cilindrische huis (40) een schroefveer (48) is aangebracht, waarvan de einden steunen tegen flenzen van de van elkaar af gekeerde einden van de aansluitstompen 5 (42 en 43).

19· Inrichting volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat in de ringruimte met de buitenatmosfeer in verbinding staande luchtopenin-gen (50) uitmonden. 3200969