NL8103831A - Magneetbandcassetteapparaat. - Google Patents

Magneetbandcassetteapparaat. Download PDF

Info

Publication number
NL8103831A
NL8103831A NL8103831A NL8103831A NL8103831A NL 8103831 A NL8103831 A NL 8103831A NL 8103831 A NL8103831 A NL 8103831A NL 8103831 A NL8103831 A NL 8103831A NL 8103831 A NL8103831 A NL 8103831A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
bracket
pause
spring
arrow
play
Prior art date
Application number
NL8103831A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Philips Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Philips Nv filed Critical Philips Nv
Priority to NL8103831A priority Critical patent/NL8103831A/nl
Priority to US06/399,931 priority patent/US4561030A/en
Priority to EP82200961A priority patent/EP0072586B1/en
Priority to DE8282200961T priority patent/DE3268951D1/de
Priority to JP57141762A priority patent/JPS5841465A/ja
Publication of NL8103831A publication Critical patent/NL8103831A/nl
Priority to US06/721,972 priority patent/US4611258A/en
Priority to HK753/86A priority patent/HK75386A/xx

Links

Classifications

    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B15/00Driving, starting or stopping record carriers of filamentary or web form; Driving both such record carriers and heads; Guiding such record carriers or containers therefor; Control thereof; Control of operating function
    • G11B15/18Driving; Starting; Stopping; Arrangements for control or regulation thereof
    • G11B15/1883Driving; Starting; Stopping; Arrangements for control or regulation thereof for record carriers inside containers

Landscapes

  • Feeding And Guiding Record Carriers (AREA)
  • Toys (AREA)

Description

,............. ....... ·· ; · X
* EHN 10,131 1 N.V. Philips’ Gloeilampenfabrieken te Eindhoven -------- "Magneetbandcassetteapparaat" ________ De uitvinding heeft betrekking op een magneetbandcassetteapparaat met een chassis, waarop een kopbeugel die een drukrol en een magneetkcp draagt verplaatsbaar aangehracht is, met een aandrijfplaat * die aandrij fmiddelen draagt voor een kaapstander en tenminste έ§η 5 wikkeldoom en met een cassetteruimte voor het opnemen van een magneet-bandcassette, in welke ruimte een uitwerphefbocrci verzwenkbaar opgesteld is, die bij het inbrengen van een cassette in de cassetteruimte wordt verzwenkt en die tijdens het verzwenken schakelmiddelen activeert voor het verplaatsen van de kopbeugel in de richting van de cassette en een 10 uitwerpveer spant, welke door grendelmiddelen in gespannen positie ge-houden wordt, terwijl een bedieningstoets aanwezig is voor het via de grendelmiddelen doen ontspannen van de uitwerpveer en verzwenken van de uitwerphefbocrci.
Bij een bekend magneetbandcassetteapparaat van genoemde soort 15 wordt tijdens het inbrengen van de cassette uitsluitend een uitwerpveer gespannen. Het is bij het bekende apparaat dan ook niet mogelijk de e-nergie, die opgeslagen wordt tijdens het inbrengen van de cassette, in fasen te laten vrijkanen. Hierdoor is de bekende constructie niet ge-schikt voor het creeren van een pauzestand van het apparaat, waarin de 20 kopbeugel enigszins ten opzichte van de cassette terug bewogen wordt, teneinde de drukrol vrij te laten kctnen van de kaapstander. Het bekende apparaat verschaft alleen de mogelijkheid de uitwerpveer geheel te ontspannen, waardoor een relatief grote energie nodig is voor het qpnieuw starten van het apparaat.
25 De uitvinding beoogt een apparaat van genoemde soort zodanig uit te voeren dat op gunstige wijze een pauzestand van het apparaat realiseerbaar is, waarbij een slechts geringe energie nodig is voor het doen terugbewegen van de kopbeugel na het beeindigen van de pauze.
Volgens de uitvinding omvatten de schakelmiddelen een beweeg-30 baar opgestelde speelbeugel en een daarmee verbcnden pauzeveer, die bij het verzwenken van de uitwerphefhocm gespannen wordt, welke speelbeugel bij gespannen pauzeveer door een pauzegrendel vergrendeld wordt, welke pauzegrendel onafhankelijk van de grendelmiddelen bedienbaar is 8 1 0 3 8 3 1 EHN 10,131 2 i ί .... \ en welke speelbeugel met de kopbeugel koppelbaar is voor het van de cassette af verplaatsen van de kopbeugel. Cp deze wijze verkrijgt men een constructie waarbij een pauzestand realiseerbaar is zonder dat daarvoor een ontspannen van de uitwerpveer nodig is. Daar de pauzeveer 5 slechts de kopbeugel over beperkte afstand hoeft te verstellen kan men een relatief slappe pauzeveer toepassen, zodat een slechts bescheiden energie nodig is om het apparaat vanuit de pauzestand naar de speelstand terug te verstellen. De mogelijkheid een relatief slappe pauzeveer toe te passen biedt verder als voordeel dat voor het terug brengen naar de 10 speelstand met een relatief kleine toets volstaan kan warden. Doordat de speelbeugel en de daarmee verbonden pauzeveer ook tijdens het in-brengen van de cassette gespannen warden behoeft men bij het apparaat volgens de uitvinding na het inbrengen van de cassette geen extra han-delingen te verrichten.
15 Een voorkeursvom van een apparaat volgens de uitvinding wordt gekenmerkt, doordat de pauzegrendel door een elektrcmagneet bediend wardt, welke door een elektrische schakelaar geschakeld wordt, welke schakelaar tevens de aandrijfmiddelen schakelt. Op deze wijze is het niet alleen mogelijk de ontgrendeling van de pauzegrendel voor het scha-20 kelen naar de pauzestand te laten plaatsvinden door middel van een toets van het apparaat doch ook met behulp van andere, elektrische middelen een ontgrendeling te verkrijgen. Hierbij kan gedacht worden aan een uitscha-keling van de voedingsspanning van het apparaat, in welk geval ook de pauzestand en daarmee een terugbewegen van de drukrol van de kaapstander 25 af optreedt. Dit is bijvoorbeeld van voordeel indien het apparaat volgens de uitvinding wordt toegepast in cambinatie met een autoradio, waarbij door het uitschakelen van het autocontact steeds vanuit de speelstand geschakeld wordt naar de pauzestand. Zo voorkcmt men dat door lang-durig aandrukken tegen de kaapstander de drukrol vervormd zou kunnen wor-30 den. Ook kan men op deze wijze de elektrcmagneet door een onder de wikkeldoom gelegen tachometer laten sturen door elektronisch bij stil-stand van de band de elektrcmagneet te laten afvallen. Zo verkrijgt men de mogelijkheid bij het bereiken van het bandeinde in de speelstand of spoelstand een automatische omschakeling naar de pauzestand te realise-35 ren.
In verband hiermee is het van voordeel als de elektrische schakelaar door een schakelstang geschakeld wordt die voor het bedienen van de pauzegrendel met de bedieningstoets koppelbaar is. Cp deze wijze 8103831 % PHN 10.131 3 kan men met de zelfde bedieningstoets zowel een schakeling naar de pauze-stand als ook naar de uitwerpstand van bet apparaat bereiken.
Een betrouwbare en snelle werking van de pauzegrendel wordt verkregen, indien de pauzegrendel door een tuimelaar gevonrd wordt die 5 bij het spannen van de pauzeveer door een veer in de richting van de grendelstand getrokken wordt.
In verband hiermee wordt een voorkeursvorm van een apparaat volgens de uitvinding gekenmsrkt, doordat de speelbeugel een lip omvat die eerst bij het spannen van de pauzeveer de tuimelaar vrijgeeft en 10 welke lip achter de nok van de tuimelaar vergrendeld wordt. Men ver-krijgt hiermee dat een vroegtijdig vergrendelen van de speelbeugel uit-gesloten is daar steeds de speelbeugel zelf de tuimelaar eerst dan vrijgeeft als de pauzeveer geheel gespannen is.
Een verdere voorkeursvorm van een apparaat volgens de uitvin-15 ding wordt gefcenmerkt, doordat de schakelstang door een kqppelveer met de speelbeugel verbonden is, welke speelbeugel via de kqppelveer bij het spannen van de pauzeveer de schakelstang beweegt. Aldus verkrijgt men een juiste volgorde bij het vergrendelen van de speelbeugel daar de speelbeugel via de kqppelveer en de schakelstang de elektrcmagneet en 20 daarmee de pauzegrendel activeert.
In verband hiermee is het van voordeel als tevens de koppelveer bij vergrendelde speelbeugel gespannen is, welke kqppelveer bij het kqppelen van de bedieningstoets met de schakelstang verder gespannen wordt en na het bedienen van de pauzegrendel tezamen met de pauzeveer 25 de speelbeugel doet bewegen. Aldus verkrijgt men dat de speelbeugel niet alleen door de pauzeveer doch tevens ook door de kqppelveer na ontgren-deling bewogen wordt. Zo wordt niet alleen op betrouwbare wijze de speelbeugel na ontgrendeling verplaatst, doch wordt tevens een goede onder-linge afgestemde beweging van speelbeugel en schakelstang verkregen.
30 In een andere voorkeursvorm van een apparaat volgens de uit vinding is in verband hiermee een speeltoets aanwezig die via de speelbeugel met de schakelstang kqppelbaar is voor het spannen van de pauzeveer en de koppelveer en het bewegen en het vervolgens opnieuw vergren-' delen van de speelbeugel. Cp deze wijze wordt een terugschakelen vanuit 35 de pauzestand naar de speelstand van het apparaat verkregen, waarbij in de juiste volgorde eerst de schakelstang en daarqp de speelbeugel verplaatst warden.
In een nog een voorkeursvorm van een apparaat volgens de uit- 8103831 ? ? PBN 10,131 4 vinding cravat de speelteugel een lip die voor het verplaatsen van de kqpbeugel tegen een met de kopbeugel verbonden verzwenkbaar opgestelde haak beweegbaar is, waarbij de haak een tweetal. aanslagen ornvat en een eerste aanslag, waartegen de lip beweegbaar is, qp grotere afstand van 5 de zwenkas van de haak gelegen is dan een tweede aanslag, welke besterad is om bij het bedienen van de grendelmiddelen en het ontspannen van de uitwerpveer samen te werken met een schakelbeugel van de schakelmiddelen. Door de plaatsing van de eerste, respektievelijk de tweede aanslag op grotere, respektievelijk kleinere af stand van de zwenkas van de haak 10 wordt verkregen dat de speelbeugel de kqpbeugel over een slechts be-perkte af stand terug verstelt, welke af stand zodanig is dat bij voorkeur de drukrol en de magneetkop nog net met de magneetband in de cassette in aanraking zijn, terwijl bij het ontspannen van de uitwerpveer daaren-tegen door middel van de schakelbeugel en de tweede aanslag een grotere 15 verplaatsing van de kopbeugel verkregen wordt, welke verplaatsing vol-doende is om de magneetkop en de drukrol tot buiten de cassette te doen bewegen, waardoor de cassette ongehinderd uit de cassetteruimte kan wor-den verplaatst.
Een andere voorkeursvorm van een apparaat volgens de uitvinding 20 wordt gekenmerkt, doordat de bedieningstoets door verplaatsing in een eerste richting vanuit een ruststand naar een pauzestand beweegbaar is, in welke stand de pauzegrendel bediend wordt en door het verder verplaatsen in de eerste richting naar een uitwerpstand beweegbaar is, in welke stand de bedieningstoets met een hoofdgrendel van de grendelmiddelen 25 koppelbaar is, welke hoofdgrendel de schakelbeugel uit een vergrendelde positie vrijgeeft, welke schakelbeugel daarqp de kopbeugel via de tweede aanslag qp de haak van de cassette af verplaatst. Men verkrijgt hierdcor dat bij het bewegen naar de uitwerpstand steeds de pauzestand wordt gepasseerd. Doordat voor het bewegen van de bedieningstoets naar de 30 pauzestand slechts een geringe kracht nodig is, is een abusievelijk door-bewegen naar de uitwerpstand nagenoeg uitgesloten.
35 8103831 * * PHN 10.131 5
De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van een in de tekening opgencmen uitvoeringsvoorbeeld.
Figuur 1 toont op schematische wijze in opengewerkt perspec-'· tivisch aanzicht voor de uitvinding van belang zijnde onderdelen van een 5 inagneetbandcassetteapparaat volgens de uitvinding, waarbij het apparaat in een eerste stand gelegen is.
Figuur 2 toont in perspectivisch aanzicht onderdelen van het apparaat volgens figuur 1 in een tweede stand.
Figuur 3 toont in perspectivisch aanzicht onderdelen van het 10 apparaat volgens figuur 1 in een derde stand.
Figuur 4 toont in perspectivisch aanzicht onderdelen van het apparaat volgens figuur 1 in een vierde stand.
Het in figuur 1 weergegeven inagneetbandcassetteapparaat cravat een chassis 1 en is bij voorkeur zodanig geconstrueerd dat het apparaat 15 in een ruimte van beperkte oravang (¾) te neraen is. Hierbij kan gedacht warden aan geccmbineerde toepassing met een autoradio. Andere toepas-singen, zoals ingebouwd in een draagbare radio, zijn evenzeer mogelijk.
Het chassis 1 cravat voor het begrenzen van een cassetteruimte een cp-staande geleidingsrand 2, alsmede een L-vormig gebogen steun 3, weIke 20 rand en steun tevensdienstdoen voor het geleiden van een magneetband-cassette 4, in het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld van het zogenaande corpact-cassette type, zoals beschreven in het Amerikaanse octroolschrift 3,394,899 van Aanvraagster. De geleidingsrand 2 en de steun 3 zijn onder-ling zodanig opgesteld dat de cassette bij het inbrengen in de lengte-25 richting geleid wordt, waarbij een bladveer 5 aan de steun 3 ervoor zorg draagt dat de cassette tegen het chassis 1 wordt gedrukt. De steun 3 heeft een zodanige hoogte ten opzichte van het chassis 1 dat hieronder het verhoogde deel 4a van de cassette 4 passeren kan, terwijl de bladveer 5 tegen het aangrenzende hoofdvlak van de cassette 4 aandrukt. Het 30 verhoogd deel 4a cravat een aantal vensters, waardoor een magneetkop 6 en een drukrol 7 passeren kunnen voor het tijdens bedrijf samenwerken met een in de cassette 4 gelegen magneetband. De magneetkop 6 en drukrol 7 zijn gelegen op een kopbeugel 8, welke verzwenkbaar ora een as 9 met het chassis 1 verbonden is.
35 Het chassis cmvat aangrenzend aan de steun 3 een opstaande steun 10, aan welke steun een bedieningstoets 11 bevestigd is, en in welke steun 10 verder een aantal geleidingssleuven aanwezig zijn, die een geleiding vormen voor een aantal beugels van schakelmiddelen 12 van het 8103831
r V
PHN 10.131 6 . apparaat. Weergegeven is een geleidingssleuf 13 bestemd voor het gelei- den van een uitwerpbeugel 57, waarvan de werking nog nader zal worden beschreven. Tenslotte draagt de steun 10 een speel- of starttoets 14, waarvan ook nog de werking beschreven zal worden.
Aan de van de steun 3 afgekeerde zijde van het chassis 1 is een aandrijfplaat 15 verzwenkbaar onder het chassis 1 gelagerd. De be- vestiging van de plaat 15 aan het chassis 1 is zodanig dat een verzwenking cm een as loodrecht op de lengterichting van de cassette 4 verkregen wordt. Aan de aandrijfplaat 15 zijn een elektrische motor 16 bevestigd, alsmede een opwikkeldoorn 17. Op de motoras 18 zit een snaarwiel 19, van waaraf door middel van een snaar 20 aandrij fmiddelen 21 door de motor 16 worden aangedreven. De aandrij fmiddelen omvatten een vliegwiel 22 dat aan de omtrek is voorzien van een groef voor het opnemen van de snaar 20. Het vliegwiel is op de aandrijfplaat 15 roteerbaar gelagerd en is aan de onderzijde vast verbonden met een snaarwiel 23. Een snaar 15 24 is geleid am het snaarwiel 23 en een verder snaarwiel 25, dat vast verbonden is met een relatief klein tandwiel 26 en een groot tandwiel 27. De tanden van het kleine tandwiel 26 zijn in ingrijping met de tan-den van een tussenwiel 28 dat op een arm 29 roteerbaar aangebracht is 2Q en welke arm verzwenkbaar aan de aandrijfplaat 15 bevestigd is door mid-del van een as 30. In de in figuur 1 weergegeven positie van de aandrijf-middelen 21, de speelstand van het apparaat, is de arm 29 in een zodanig verzwenkte positie gelegen dat de tanden van het tussenwiel 28 tevens in ingrijping zijn met een tandwiel 31 dat coaxiaal opgesteld 25 is onder de opwikkeldoorn 17 en door middel van een niet weergegeven slipkoppeling met deze wikkeldoorn gekoppeld is. Aan de bovenzijde van de aandrijfplaat 15 is een vast met het vliegwiel verbonden kaapstander 32 gelegen, terwijl in het chassis 1 een opening aanwezig is voor het doorlaten van de kaapstander 32 bij het opwaarts verzwenken van de aandrijfplaat 15. Op de aandrijfplaat 15 is verder een positioneerstift 33 aanwezig die bij het aanbrengen van de cassette dient voor het positioner en van de cassette en voor welke positioneerstift eveneens een opening in het chassis 1 aanwezig is.
Coaxiaal ten opzichte van de tandwielen 26 en 27 is een as op de aandrijfplaat 15 aanwezig, waarom een zwenkarm 34 verzwenkbaar is.
Deze arm draagt aan een vrij uiteinde een tussenwiel 35, dat in de in figuur 1 weergegeven positie van het apparaat uitsluitend in ingrijping is met de tanden van het grote tandwiel 27. Op in het hierna volgende 35 8103831 PHN 10.131 7 beschreven wijze is door verzwenking van de arm 34 het tussenwiel 35 koppelbaar met een coaxiaal ten opzichte van de wikkeldoom opgesteld tandwiel 36 dat vast met de wikkeldoom verbonden is, respectievelijk met een tandwiel 37, dat roteerbaar gelagerd is qp een hulpgestel 38.
Qp het hulpgestel 38 zijn verder naast het tandwiel 37 een tweetal tand- g wielen 39 en 40 roteerbaar gelagerd, welke tandwielen tezamen met het tandwiel 37 overbrengingsmiddelen vormen voor het aandrijven van een tandwiel 42 dat vast verbonden is met en coaxiaal opgesteld is ten opzichte van een afwikkeldoom 43. Voor de wikkeldooms 17 en 43 is in het chassis 1 een tweetal openingen aanwezig, zodat indien de aandrijf- 10 plaat 15 verzwenkt wordt, de wikkeldooms tot in naven 4b, respectievelijk 4c van de cassette 4 verzwenkbaar zijn.
Het hulpgestel 38 is op niet weergegeven wijze rechtlijnig op en neer beweegbaar ten opzichte van het chassis 1 en wel zodanig dat nagenoeg gelijktijdig met het verzwenken van de aandrijf plaat 15 het 15 hulpgestel 38 naar het chassis bewogen wordt. Aldus zijn de wikkeldooms 17 en 43 tijdens het inschuiven van de cassette 4 geheel onder het chassis 1 gelegen en kcmen qp nader te beschrijven wijze pas bij het vol-ledig inschuiven van de cassette door de openingen in het chassis en koppelen met de naven 4b, respectievelijk 4c.
20
Op de bovenzijde van het tandwiel 36 zijn sleepkontakten 44 aanwezig, welke de roterende delen vormen van een onder de wikkeldoom 17 gelegen tachometer 45. Bij het ctnhoog zwenken van de aandrijfplaat 15 kcmen de sleepkontakten 44 tegen een niet weergegeven stator van de tachometer 45 die aangebracht is op een printplaat aan de onderzijde 25 van het. chassis 1. Op de bovenzi3de van de aandrijfplaat 15 is een schakelstang 46 rechtlijnig verschuifbaar aangebracht. Door middel van deze stang 46 is het mogelijk een electrische schakelaar 47 te bedienen. Verder is een schakelstang 48 aan de onderzijde van het chassis 1 aanwezig door middel van welke stang een electrische schakelaar 49 bediend 30 kan worden.
De bedieningstoets 11 is star verbonden met een lip 50, welke ten opzichte van het chassis 1 zowel verzwenkbaar gelagerd is als ook ' in een richting loodrecht op de steun 10 verschuifbaar geleid is. De lip 50 is gekqppeld met een schakelmechanisme 51, dat nog nader beschre-35 8 1 0 3 3 o i ven zal worden.
In de cassetteruimte is een uitwerphefboom 52 aanwezig welke op de bovenzijde van het chassis 1 cm een as 53 verzwenkbaar gelagerd is.
\ PHN 10.131 8 ; v \
Bij het in de lengterichting van de cassette 4 inschuiven van de cassette wordt de schakelhefboom op nader te beschrijven wijze verzwenkt. De schakelhefboom 52 omvat aan de bovenzijde een nok 54. De nok 54 ligt in een rechthoekige uitsparing 56 in een uitwerpbeugel 57, welke deel 5 uitmaakt van de schakelmiddelen 12 en welke rechtlijnig beweegbaar is evenwijdig aan de lengterichting van de magneetbardcassette 4. Voor deze beweging is in de uitwerpbeugel 57 een langgerekte sleuf 58 aan-wezig, terwijl verder in de beugel 57 een sleufgat 59 aangebracht is, waardoor een as of pen 60 gestoken ligt. De uitwerpbeugel 57 is boven-10 dien geleid in de geleidingssleuf 13. Een einddeel 62 is gerekend in de breedterichting van de beugel 57 enigszins versmald uitgevoerd, waardoor op nog nader te beschrijven wijze in de speelpositie van het apparaat de beugel 57 met een rand 62a achter de steun 10 kan steunen. De schakel-middelen 12 omvatten verder een stuurbeugel 63, die onder meer als 15 functies heeft het sturen van de verzwenking van de aandrijfplaat 15, een schakelbeugel 64 die onder meer als functie het sturen van de kopbeugel 8 heeft en een speelbeugel 65, die onder meer als functie het bedienen van de schakelstang 48 en daarmee van de schakelaar 49 heeft.
Opgemerkt wordt dat ter wille van de overzichtelijkheid in de 20 figuren telkens die onderdelen weergegeven zijn, walke voor de betref-fende positie van het apparaat relevant zijn en dat voor deze positie niet relevante onderdelen in de betreffende figuur niet weergegeven zijn. Een nadere bespreking van de diverse onderdelen van het apparaat volgt in het nu volgend deel van de beschrijving aan de hand van de diverse 25 posities die het apparaat inneemt.
A. Positie spelen
Bij het in de lengterichting volgens de pijl 66 inschuiven van de cassette 4 loopt de cassette met de zijwand 4d tegen het vrije einde 52a van de uitwerphefboom 52. De uitwerphefboom 52 beweegt hierbij met de 30 nok 54 volgens de pijl 67 vanuit de 1 inker bovenboek van de uitsparing 56 langs de rand van de uitsparing naar de in figuur 1 weergegeven linker onderhoek van de uitwerpbeugel 57. Gelijktijdig met deze beweging wordt de uitwerpbeugel in de lengterichting verplaatst volgens de pijl 68, waardoor de sleuf 58 ten opzichte van de as 53 wordt verplaatst 35 in een richting tegengesteld aan de pijl 68 tot de in figuur 1 weergegeven stand. Tevens gelijktijdig wordt een tussen de beugel 57 en het chassis 1 gelegen als trekveer uitgevoerde uitwerpveer 69 gespannen.
De uitwerpbeugel 57 neemt bij het bewegen in een richting volgens de pijl 8103831 % PHN 10.131 9 68 via een lip 70 de schakelbeugel 64 wee, welke beugel eveneens recht-lijnig beweegbaar in een richting volgens een pijl 71 evenwijdig aan de pijl 68 geleid wordt. De beugel 64 omvat een nok 72 die langs een van een aflopende rand 73 voorziene haak 74 geleid wordt tijdens een beweging 5 in de richting volgens de pijl 71. Op het eind van de rand 73 gekomen, alwaar de rand een aflopend profiel bezit, doet de beweging van de nok 71 de mogelijkheid ontstaan dat door de aanwezigheid van een trekveer 75 tussen de haak en het chassis 1 de haak 74 een geringe zwenkbeweging xnaakt, die in het getoonde uitvoeringsvoorbeeld ongeveer 1 irm bedraagt.
10 Deze beweging is evenwel voldoende cm de haak achter een deel van het chassis vast te zetten en daarmee de haak vast te doen positioneren.
Door deze beweging is de nok 72 achter het aflopende profiel van de haak 74 komen te liggen, waarmee de beugel 64 na beweging volgens de pijl 71 in haar uiterste stand vergrendeld ligt. Aldus functioneert de haak 74 15 als een hoofdgrendel van grendelmiddelen van het apparaat. Hierdoor is een trekveer 76, die tussen de beugel 64 en het chassis gelegen is tijdens het bewegen in de richting volgens de pijl 71 gespannen, doch deze veer is niet in staat in deze positie de beugel 64 te doen terugbewegen. Gelijktijdig met het bewegen van de beugel 64 is een tussen de beugel 64 20 en de stuurbeugel 63 gelegen schakelveer 77 gespannen. De beugel 63 kan evenwel nog niet verschuiven daar een lip 78 aan een grendelbeugel 79 gelegen is in een gleuf 80, welke lip daarmee een beweging van de beugel 63 verhindert.
Aan de speelbeugel 65 zit een lip 81, die tijdens het bewegen 25 van de schakelbeugel 64 in de richting volgens de pijl 71 achter een haak komt te liggen, welke deel uitmaakt van een hulpbeugel 82 die ver-zwenkbaar verbonden is met de schakelbeugel 64. De lip 70 ligt tegen een ander haakvormig deel op de hulpbeugel 82, zodat indirect de hulpbeugel 82 een koppeling vormt tussen de uitwerpbeugel 57 en de speelbeu-30 gel 65. Een trekveer 83 tracht de hulpbeugel 82 te verzwenken in op-waartse richting en hierdoor is men ervan verzekerd dat telkens bij de aanvang van de beweging in de richting van de pijl 71 de hulpbeugel 82 de bovenste verzwenkte positie inneemt. Door de beweging van de lip 81 wordt de speelbeugel 65 meegenomen in de richting weergegeven volgens 35 de pijl 84, evenwijdig aan de pijl 71. Hierdoor wordt een tussen de beugel 65 en het chassis gelegen als trekveer uitgevoerde pauzeveer 85 gespannen. Tevens wordt een koppelveer 86 gespannen die tussen de beugel 85 en een einde van de schakelstang 48 gelegen is. Daardoor wordt de 8103831 PHN 10.031 10 l schakelstang 48 eveneens bewogen in een richting volgens de pijl 87, waardoor de schakelaar 49 gesloten wordt. Met de beweging van de beugel 65 verschuift een lip 61 op de beugel 65 over een nok 88, die gelegen is op een verzwenkbaar met het chassis verbonden tuimelaar 89, waarbij een 5 trekveer 90 tracht de tuimelaar 89 volgens een pijl 91 te verzwenken.
Deze verwenking is mogelijk zodra de lip 87 de nok 88 gepasseerd is.
Door deze zwenkbeweging volgens de richting weergegeven door de pijl 91 kan een op de tuimelaar 89 aanwezig ijzeren deel 92 tot tegen de kern van een electromagneet 93 bewegen, we Ike magneet hierna speelmagneet genoemd 10 wordt. Gelijktijdig is de reeds hiervoor besproken sluiting van de schakelaar 49 tot stand gehracht, waardoor de speelmagneet 93 bekrachtigd wordt en daarmee de tuimelaar 89 in de verzwenkte stand gehouden wordt. Dit heeft tot gevolg dat de speelbeugel 65 in het verst in de richting volgens de pijl 84 verplaatste positie bij een gespannen veer 85 ten ge-15 volge van de working van de electromagneet 93 vergrendeld gehouden wordt en aldus functioneert de tuimelaar 89 als grendel.
Omdat de schakelaar 49 ten gevolge van de beweging van de schakelstang 48 gesloten is wordt ook de motor 16 electrisch aangesloten. Hierdoor vangt het snaarwiel 19 aan te roteren in een richting weerge-20 geven door de pijl 94 en gaat het vliegwiel in een richting weergegeven door de pijl 95 roteren. Hiermee vangt ook de met het vliegwiel verbonden kaapstander 32 aan te roteren, terwijl tevens het snaarwiel 23 gaat roteren. Via de snaar 24, het snaarwiel 25, het kleine tandwiel 26, het tussenwiel 28, en het tandwiel 31 wordt hierop de opwikkeldoorn 17 in 25 rotatie gebracht en wel in een richting weergegeven door de pijl 96. Benadrukt wordt dat deze volgorde van schakelen voordat een verdere working van de schakelmiddelen 12 en in het bijzonder een verzwenking van de aandrijfplaat 15 tot in de werkzame positie optreedt, dient om band-salade binnen de magneetbandcassette te voorkomen.
30 Doordat de uitwerpbeugel 57 in een richting volgens de pijl 68 bewogen is, doordat de nok 54 in een richting volgens de pijl 67 bewogen is, tengevolge van de onderlinge opstelling van de nok 54 in het hoekpunt van de uitsparing 56, de as 53 in de sleuf 58 en door de plaats van het aangrijppunt van de trekveer 69, kan de trekveer een in de richting - 35 van de klok gericht koppel op de beugel 57 uitoefenen. Aldus ontstaat een beweging van het einddeel 62 in de richting volgens de pijl 97. Daar de as 60 in dit sleufgat 59 gelegen is, wordt de as tegen de rand van dit sleufgat geduwd en meegenomen in een richting volgens de pijl 219.
8103831 PHN 10.131 11
Door de verplaatsing van de pen 60 in de richting volgens de pijl 219 wordt de as met de beugel 79 gekoppeld en wordt de lip 78 van de grendelbeugel 79 uit de gleuf 80 getrokken. Doordat zoals reeds be-sprbken de trekveer 77 in het voorgaande deel van de beweging van de 5 schakelmiddelen gespannen was schiet de stuurbeugel 63 nu in een richting weergegeven door de pijl 98 welke richting evenwijdig is aan de richting weergegeven door de pijl 71. Op de zijwand van de beugel 63 is een duwpen 217 aanwezig die vervolgens qp het eind van de beweging van de beugel 63 in een actieve stand duwt tegen een rand 218 10 van een nog nader te bespreken zwenkbeugel 197, waarop de as 60 bevestigd is. Aldus duikt de rand 62a zijdelings van de geleidingssleuf 13 in de stem 10. Door deze beweging komt de beugel 57 vergrendeld te liggen achter de stem 10 en wel tegen de trekkracht van de veer 69 in. De pen 217 verhindert dat de beugel 57 terug zou kunnen bewegen en daarmee 15 maakt de pen 217 met de stem 10 deel uit van grendelmiddelen voor de beugel 57. De uitwerphefboom 52 kan in deze stand van de beugel 57 over enige afstand vrij verzwenken, welke afstand wordt bepaald door de als aanslag cptredende rand van de uitsparing 56 en door de cassettewand 4d. Hierdoor oefent de uitwerphefboom 52 in de geactiveerde stand van de beu-20 gel 57 geen kracht uit op de cassette 4, waardoor schokken en stoten, die kunnen optreden bij schakelingen van de schakelmiddelen 12, niet via de hefboom 52 qp de cassette 4 worden overgebracht. Ook is hierdoor een goede koppeling van de wikkeldoorns met de cassettenaven 4b en 4c itogelijk. In de beugel 63 zit een uitsparing 99, waarin een stift 100 gelegen is.
25 Deze stift maakt deel uit van een wipbeugel 101, die zwenkbaar met het chassis 1 verbonden is. Door de verplaatsing van de uitsparing 99 gaat de stift 100 met de wipbeugel 101 een zwenkbeweging cm de zwenkas 102 van de wipbeugel maken in een richting volgens de pijl 103. Daardoor gaat ook een pen 104 een beweging tegengesteld aan de richting van de klok 30 maken. Doordat de pen 104 star verbonden is met de aandrijfplaat 15 wordt uiteindelijk door het ontspannen van de veer 77 de aandrijfplaat 15 in een richting, weergegeven door de pijl 105 omhoog gezwenkt tot in de bedrijfstand. Gelijktijdig beweegt de wikkeldoom 17 in de naaf 4b en worden de kaapstander 32 en de positioneerstift 33 in de betreffende 35 open ingen in het verhoogd deel 4a van de cassette 4 verplaatst. Op de aandrijfplaat 15 zit een bladveer 106 die tijdens de zwenkbeweging van de aandrijfplaat 15 in de richting volgens de pijl 105 tegen het hulp-gestel 38 bewogen is en die bij het verder verzwenken van de aandrijfplaat 8103831
i S
y PHN 10.131 12 15 het hulpgestel 38 met de daarop aangebrachte overbrengingsmiddelen 41 en de afwikkeldoorn 43 mee omhoog duwfc. Deze beweging, aangegeven door de pijl 107, heeft tot gevolg dat ook de afwikkeldoorn 43 in de bij-behorende naaf 4c van de cassette 4 beweegt. Het grote voordeel van het g volgens een aspekt van de uitvinding loodrecht ten opzichte van het chassis beweegbaar opgestelde hulpgestel 38, door de bladveer 106 met de zwenkbaar opgestelde aandrijfplaat 15 gekoppeld, is dat hiermee ener-zijds voldoende verplaatsing van de afwikkeldoorn 43 verkregen wordt en anderzijds voldoende ruimte aan de voorzijde van het apparaat overblijft 10 teneinde bijvoorbeeld bij toepassing in een autoradio een toetsenbord op de frontplaat van de autoradio te kunnen opnemen.
Door de beweging van de beugel 63 in de richting weergegeven door de pijl 98 duwt een rand 108 van de beugel 63 tegen een draaiplaat 109 die cm een zwenkas 110 zwenkbaar op het chassis 1 aangebracht is.
15 Hierdoor ontstaat een beweging van de draaiplaat 109 volgens een pijl 111 am de as 110. Aan de draaiplaat 109 zit een haak 112, waarachter aanvankelijk een lip 113, die deel uitmaakt van de kopbeugel 8, gevangen ligt. Door de draaibeweging in de richting volgens de pijl 111 kan de lip 113 uit de haak 112 vrij komen. Een trekveer 114, alsmede een trekveer 2o 115 kunnen zich nu ontsparmen en dragen er zorg voor dat de kopbeugel 8 in de richting van de cassette 4 verzwenkt am de as 9 in de richting weergegeven door de pijl 116. De veer 115 is verbonden met enerzijds de kopbeugel 8 en anderzijds het chassis 1, terwijl de veer 114 in een kunst- stof blok gelegen is en enerzijds met de kopbeugel 8 verbonden is en 25 anderzijds met een pen 117. De pen 117 is in het chassis 1 geleid, drukt met speling tegen de kopbeugel 8 en is verder verbonden met et a druk- rolhefboom 118 die eveneens verzwenkbaar is om de as 9. Op deze wijze doet de veer 114 zowel de kopbeugel 8 als ook de drukrolhefboom 118 om de as 9 verzwenken, waarbij de drukrolhefboom 118 pas in het laatste 30 deel van de verzwenking van de kopbeugel 8 verzwenkt wordt. Cp deze wijze is de magneetkop 6 al tegen de magneetband in de cassette 4 gepo- sitioneerd, wanneer de drukrol 7 tot tegen de kaapstander 32 verplaatst « wordt. Het grote voordeel van deze volgens een verder aspekt van de uitvinding getrapt verlopende beweging is, dat de as 9 relatief dicht bij .. 35 de drukrol 7 gelegen kan zijn, waardoor de kopbeugel 8 zo min mogelijk ruimte binnen het apparaat inneemt. Daar de wlkkeldoorns 17 en 43 al in de cassette waren verplaatst en de wikkeldoorn 17 reeds in rotatie zijn de kaapstander 32 eveneens reeds in rotatie zijn en nu de drukrol tegen . 8 1 0 5 3 5 i t t PHN 10.131 13 : de kaapstander bewogen wordt, is de speelpositie van het apparaat be-reikt en kan de weergave van op de band aanwazige signalen aanvangen.
B. Positie zoeken van pauzes.
In deze positie kan het apparaat een pauze van voldoende leng-5 te tussen twee (¾) de band aanwezige, met signalen gemoduleerde stukken detecteren, waarop het apparaat vanuit een snelspoelstand amschakelt en in de speelstand aanvangt bij een eerstvolgende gemoduleerde passage op de band. Tijdens het opzoeken draait de motor 16 met dezelfde snelheid als bij het snelspoelen doch het bandtransport vindt met een ongeveer 10% 10 lagere snelheid plaats, doordat de nodige frictie o.a. tussen de magneet- band en de magneetkop aanwezig is. Het opzoeken kan in twee spoelrich- tingen van de magneetband warden bedreven en daarom is bij de tpets 11 de mogelijkheid aanwezig in een borizontaal vlak de toets in twee tegengestelde richtingen te verzwenken.
15
In figuur 2 is aangegeven de situatie dat de toets 11 naar rechts bewogen wordt, aangegeven met een pijl 119. Uit deze zwenkbe-weging ontstaan een aantal afgeleide bewegingen van het schakelmechanisme 51 achter de toets 11. Zo wordt door deze zwenkbeweging een plaat 120 cm een met het chassis 1 verbonden as 121 verzwenkt in een richting 20 weergegeven door de pijl 122. Is de pijl 119 tegengesteld aan de klok gericht/zo is de koppeling tussen de lip 50 en de plaat 120 zodanig dat de pijl 122 in de richting van de klok wijst. De verzwenking van de plaat 120 geschiedt tegen de kracht van een van de benen van een schar- nierveer 123 in, die gewikkeld ligt cm een stift 124 op de plaat 120 en 25 die afhankelijk van de beweging van de plaat telkens met het andere been steunt tegen een met het chassis 1 verbonden pen 125 die gestoken ligt door een sleuf 126 in de plaat 120. Zo tracht de veer 123 de toets 11 telkens tot in de neutrale middenstand te verzwenken. Verder draagt de plaat 120 een pen 127 die in een uitsparing 128 in een zwenkbeugel 30 129 gelegen is. Deze beugel is zwenkbaar cm een as 130 verbonden met het chassis 1 en gaat tengevolge van de zwenkbeweging van de plaat 120 verzwenken in een richting weergegeven door de pijl 131. De plaat 120 omvat een aantal kammen 132, waarin een haak 133 van een zwenkplaat 134 gelegen kan zijn. Door de beweging in de richting volgens de pijl 122 35 en door de zwenkbare ops telling van de plaat 134 om een zwenkas 135 ten opzichte van het chassis ontstaat nu een zwenkbeweging cm de as 135 in de richting weergegeven door de pijl 136. Door deze beweging wordt een verder niet weergegeven elektrische schakelaar gesloten en wordt 810 3 S ο 1 ϊ ί \ ΡΗΝ 10.131 14 een spoelmagneet 137 elektrisch bekrachtigd. Bij voorkeur zijn de ' kontakten van deze elektrische schakelaar aanwezig op een niet weer-gegeven printplaat bevestigd op het chassis 1. Cp de zwerikbeugel 129 is een nok 138 aanwezig, die grijpt in een on een as 139 ten qpzichte g van het chassis verzwenkbare beugel 140. Deze beugel 140 maakt derhalve een beweging volgens de pijl 141 om de zwenkas 139. De beugel 140 cravat een uitsparing, waarin een nok 142 gelegen is van een tuiinelaar 143 die ten opzichte van het chassis verzwenkbaar is era een zwenkas 144. Op de tuiinelaar 143 is een nok 145 aanwezig, die als functie heeft de 10 tuiinelaar 143 aan het van de as 144 afgekeerde einde in een loodrecht op deze as gericht vlak te geleiden. De nabij de nok 145 gelegen randen van de tuiinelaar 143 liggen in een uitsparing 146 in de schakelstang 46. De beweging van de beugel 140 in de richting volgens de pijl 141 heeft tot gevolg dat de tuiinelaar 143 zwenkt in een richting 147 era zijn 15 as 144. Dit heeft tot gevolg dat de schakelstang 46 verplaatst wordt in een richting weergegeven door de pijl 148 waardoor de schakelaar 47 be-diend wordt. Door deze omschakeling van de schakelaar 47 krijgt de motor 16 een hogere spanning en gaat. hiermee sneller draaien. Hierdoor ontstaat het reeds genoemde snellere bandtransport. Zo is de schakelaar 2o 47, de spoel/speelschakelaar van de motor 16. Met de schakelstang 46 is de reeds genoemde zwenkarm 34 gekoppeld, welke ten opzichte van de aandrijfplaat 15 verzwenkbaar is era een zwenkas 149. Aldus heeft de , beweging van de schakelstang 46 in een richting volgens de pijl 148 tot gevolg dat de zwenkarm 34 in een richting volgens de pijl 150 verzwenkt. 25 Met de schakelstang 46 is verder een pen 151 verbonden die langs kanraen 152 aangebracht op de arm 129 verplaatsbaar is. Een verplaatsing volgens de pijl 148 van de pen 151 langs de kammen 152 heeft tot gevolg dat de arm 29 verzwenkt volgens de pijl 153 om de as 30. Hierdoor wordt het tandwiel 27 ontkoppeld waarop dit vrij komt te liggen. De snellere 3(Jmotorbeweging wordt nu via het tandwiel 35 overgebracht op het tandwiel 36, waardoor de opwikkeldoorn 17 de band versneld gaat spoelen. Op de kopbeugel 8 zit aan de onderzijde een pen 154, die langs een van een ge~ trapt profiel voorziene rand 155 van de zwenkbeugel 129 lessen kan. In de speelstand bevindt de pen 154 zich in het op korte afstand van de as 35 1 30 gelegen deel van de rand 155. Tengevolge van de beweging van de beugel 129 in de richting volgens de pijl 131 is de pen 154 in een eerste deel van de rand bewogen, waardoor de kopbeugel 8 in een richting weergegeven door de pijl 156 met de magneetkop 6 ten opzichte van de cassette 8103831 PHN 10.131 15 4 over ongeveer 1 ran naar achteren verplaatst is, doch waarbij de kop met de magneetband kontakt houdt. Door de werking van de magneet 137 wordt tijdens het spoelen het mechanisme vergrendeld, waardoor de bedien-toets 11 losgelaten kan warden. Dit is nodig daar anders onder invloed 5 van de werking van de veer 123 het mechanisme zou terug zwenken. Dit is zowel bij het opzoeken van pauzes als bij het gewoon snelspoelen het geval. Bij het verzwenken van de toets 11 in een richting tegengesteld aan de pijl 119, weergegeven door de pijl 157, zal het tandwiel 35 koppelen met het tandwiel 37. Het is duidelijk dat hierdoor in plaats van de 10 opwikkeldoom 17 de terugwikkeldoom 43 wordt aangedreven. Hierdoor wordt de band in tegengestelde richting gespoeld. Bij een gedetecteerde pauze treedt in het apparaat een bepaalde niet weergegeven schakeling in wer-king die de spoelmagneet 137 spanningsloos maakt. Dit is de eerste be-weging, weergegeven met de pijl 137a in figuur 3. Deze beweging ontstaat 15 doordat een veer 158 aan de zwenkplaat 134 zich ontspant. Να lean de scharnierveer 123 zich eveneens ontspannen, waardoor de plaat 123 kan terugbewegen volgens de pijl 159. Deze beweging heeft tot gevolg dat de zwenkplaat 134 met een uitsteeksel in een van de karatien 132 kan be-wegen, waarbij de plaat 134 een beweging maakt volgens de pijl 160. Hier-20 bij ontstaat tevens een beweging in de richting volgens de pijl 161, waardoor de toets 11 in de middenstand teruggedrongen wordt. Dit is tevens voor de gebruiker van het magneetbandcassetteapparaat een waameeiribaar teken dat een pauze op treedt. Dit kan ook van voordeel zijn als verder geen modulatie op de band aanwezig is, daar ook in dat geval de toets 25 11 terugspringt.
Met de beweging van de plaat 120 volgens de pijl 159 wordt via de pen 127 tevens de zwenkbeugel 129 verzwenkt in een richting volgens de pijl 162. Aldus verkrijgen we dat ook de beugel 140 terugbeweegt volgens de pijl 163 en via de pen 154 de kopbeugel 8 met de magneetkop 30 terugbeweegt volgens de pijl 164. Aldus wordt de magneetkop cpnieuw in de speelpositie in de cassette gebracht. Via de tuimelaar 143 wordt hierop de schakelstang 46 terugbewogen in een richting volgens de pijl 165, waardoor de schakelaar 47 omgeschakeld wordt en de motorspanning weer naar beneden wordt gebracht, waardoor de motor 16 weer op een lager toeren-35 tal gaat draaien en waarbij tevens door het bewegen van de zwenkarm 34 het tussenwiel 35 wordt ontkoppeld van het tandwiel 36. Daar de arm 29 bij het verschuiven van de schakelstang 46 ook qpnieuw de oorspronkelijke stand inneant is het tussenwiel 28 cpnieuw een verbinding tussen het 8103831 ? ** PHN 10.131 16 kleine tandwiel 26 en het tandwiel 31 gaan vormen. i De beweging volgens de pijl 164 van de kopbeugel 8 is mo- ' gelijk doordat de pen 154 met een relatief sterke kipveer 166 in de richting volgens de pijl 164 gedrongen wordt. Ook bij het terugbewegen 5 van de kopbeugel treedt de reeds beschreven vertraagde beweging van de drukrolbeugel 118 Cp. Opgemerkt wordt dat de beschreven wijze van scha-keling van het apparaat ten gevolge van het detecteren van een pauze ook kan optreden indien bij het terugspoelen van de band naar de afwik-keldoorn 43 de tachometer 45 stilstand van het tandwiel 36 en derhalve het 10' bandbegin detecteert. Ook in dat geval valt de elektromagneet 137 af, gaat de motor op een lager toerental draaien, de aandrijfmidddelen 21 schakelen naar de speelstand en vindt daarmee een automatisch herhalen van de weergave van de signalen op de magneetband (zg. "auto-replay") plaats.
15 Indien bij het opspoelen van de band naar de opwikkeldoorn 17 de tachometer 45 stilstand van het tandwiel, en daarmee het bandeinde detecteert valt ook de elektronagneet 137 af, doch wordt ook de schakel-stang 48 ontgrendeld, waardoor via de schakelaar 49 tevens de magneet 93 afvalt en naar de pauzestand (zie D) geschakeld wordt.
20 Ook op mechanische wijze kan de beschreven positie opzoeken van een pauze beeindigd warden. Dit geschiedt door de toets 14 even te druk-ken. (Figuren 1 en 4). Dit heeft tot gevolg dat een elektrische schakelaar 221 bediend wordt, welke eveneens de elektronagneet 137 doet afvallen. In deze situatie vindt vervolgens het normale spelen van 25 het apparaat plaats.
C. Positie snelspoelen.
De snelspoelpositie van de toets 11 is bereikbaar door deze toets verder te verzwenken in de richting 119 respectievelijk 157 in figuur 2. In feite treedt daarop hetzelfde als reeds besproken bij het 30i pauzezoeken (B) op. De pen 125 bereikt evenwel in dit geval. het einde van de sleuf 126. De grotere verzwenking van de plaat 120 heeft tot gevolg dat de pen 154 een grotere slag maakt, waardoor de kopbeugel 8 niet zoals bij het detecteren van een pauze over een geringe afstand van ca.
1 mm. verplaatst wordt, in welke positie nog een geringe kop-band kon-35 takt aanwezig blijft, doch nu over grotere af stand in de richting volgens de pijl 156 naar achteren verplaatst wordt, zodat de kop op afstand van de band komt te liggen. De volgens een ander aspekt van de uitvinding , met een van een getrapt profiel vcorziene rand 155 van de beugel 129 be- . 8103831 PHN 10.131 17 . paalt de drie posities van de kopbeugel 8 in de standen van de toets 11 ! "spelen", "opzoeken" en "snelspoelen" (zie resp. A, B en C). De overige bewegingen bij snelspoelen komen overeen met de reeds onder B beschreven bewegingen. Cpgemerkt wordt dat het terugbrengen in de speelstand niet 5 alleen geschieden kan bij het bereiken van het bandeinde of door het in-drukken van de speeltoets 14 maar ook door het in de middens tand doen terugbewegen van de toets 11.
D. Positie pauze- respectievelijk uitwerpen
Deze positie wordt bereikt in figuur 4. De uitwerppositie kan 10 telkens slechts bereikt worden door eerst de pauzepositie te passer en.
Door de toets 11 ongeveer halverwege in te drukken in een richting volgens de pijl 166 wordt een ontkoppelbeugel 167 gekcppeld met de lip 50. De beugel 167 is verzwenkbaar cm een as 168 en zwenkt ten gevolge van het drukken op de toets 11 met een nbk 169 tegen een nok 170 15 van de schakelstang 48. Daardoor gaat de stang 48 een beweging volgens de pijl 171 maken en wordt de schakelaar 49 omgeschakeld. Het gevolg hier-van is dat de spanning van de motor 16 onderbroken wordt, hetgeen tot gevolg heeft dat de kaapstander 32 stopt en de aandrijfmiddelen 21 met de daarmee gekqppelde wikkeldoom eveneens tot stilstand kcmen. Door het 20schakelen van de schakelaar 49 krijgt de speelmagneet 93 geen spanning irieer, waardoor de tuimelaar 89 terug zwenkt in een richting weergegeven door de pijl 172. Door deze beweging is de speelbeugel 65 niet meer ver-grendeld achter de nok 88, waardoor de pauzeveer 85 ontspannen kan, welke veer op dat moment de speelbeugel 65 terugbeweegt volgens de pijl 173. 25Tengevolge van het bewegen van de beugel 65 2al de lip 81 de hulpbeugel 82 tegen de kracht van de veer 83 in naar beneden drukken hetgeen een beweging on een as 174, waarmee de hulpbeugel 82 op de beugel 64 zit, oplevert in een richting volgens de pijl 175. Deze beweging is slechts gering door de aanwezigheid van een sleuf 176 in de hulpbeugel 82, waarin 30een pen 177 gestoken ligt die met de beugel 64 verbonden is en een aan-slag voor deze beweging vormt. Door de beweging volgens de pijl 173 is tevens de veer 86,waarmee de beugel 65 gekcppeld is met de stang 48, ontspannen. Hierbij is een haak 178 van de beugel 65 tegen een aanslag 179 op de stang 48 komen te liggen . Tijdens de beweging volgens de pijl 173 35kcppelt de haak 178 met een zwenkbeugel 180 die am een as 181 verzwenkbaar net het chassis verbonden is. Zo heeft uiteindelijk het ontspannen van de veer 85 tot gevolg dat de zwenkbeugel 180 zwenkt in de richting weergegeven met de pijl 182 waardoor de kopbeugel 8 terug zwenkt cm de as 9 8103831 ΡΗΝ 10.131 18 ϊ· * ι volgens de pijl 156. Dit geschiedt doordat de zwenkbeugel 180 net een gaffelvormig deel 183 tegen een pen 184 op de kopbeugel 8 duwt. Deze verplaatsing bedraagt ca. 1 ran., overeenkomend met de situatie weerge-geven in figuur 2 bij het opzoeken van een pauze. Het verschil net de 5 situatie in figuur 2 is dat bij het opzoeken van pauzes qp de magneet-band de motor 16 in rotatie blijft en nu stil staat. De beweging 156 ontstaat tegen de veerkracht van de beide veren 114 en 115 in. Deze veren worden dus nu weer gespannen.
Op dit moment is de pauzesituatie bereikt. Indien de toets 10 11 volledig ingedrukt is in de richting volgens de pijl 166, heeft dit tot gevolg dat de ontkoppelbeugel 167 verder door draait, waardoor een andere nok 185 op de beugel 167 de hoofdgrendel, gevornd door de haak 74,een beweging doet maken in een richting van de pijl 186. Hierdoor gaat het einde met de rand 73 van de haak. 74 een neerwaartse beweging 15 maken volgens de pijl 187. Dit heeft tot gevolg dat de vergrendeling van de beugel 64 nu wordt opgeheven daar de nok 72 vrij komt te liggen.
De beugel 64 schiet nu met een klap in de richting weergegeven met de pijl 188 door het ontspannen van de veer 76. Doordat de beugel 64 een nok 189 aan de zijkant draagt stuit de beugel 64 tijdens de beweging in de 20 richting 188 tegen een nok 190 aan de zijkant van de beugel 63, waardoor de beugel 63 meebewogen wordt in een richting weergegeven door de pijl, 191. Door de aanwezigheid van de stift 100 in de uitsparing 99 in de beugel 63 ontstaat uit de beweging 191 een zwenkbeweging van de beugel 101 in een richting volgens de pijl 192, waardoor de aandrijfplaat 15 25 neerwaarts gezwenkt wordt volgens de pijl 193. Hierdoor beweegt de wikkel-doom 46 uit de cassette, terwijl tevens de kaapstander 32 en de positio-neerstift 33 uit de cassette bewogen worden. Bij het bewegen in een richting volgens de pijl 193 neemt de bladveer 106 tevens het hulpgestel 38 ende daarop aanwezige overbrengingsmiddelen 41 mee terug in een rich-30 ting volgens de pijl 194, waarij de wikkeldoom 43 uit de cassette bewogen wordt. Tijdens het bewegen in een richting volgens de pijl 188 beweegt de beugel 64 met een haak 195 tegen een verder aanslag 196 op de beugel 180. Doordat deze verder aanslag 196 op kortere afstand van de as 181 gelegen is dan de aanslag 179, waarmee de haak 178 samenwerkt, le-35 vert de beweging van de beugel 64 een grotere beweging van de kopbeugel 8 in de richting volgens de pijl 156 op dan bij het indrukken van de toets 11 voor de pauzestand. Aldus wordt de kopbeugel 8 in de verst ver-zwenkte positie gebracht. In deze stand zijn de magneetkop 6 en de drukrol 8103831 PHN 10.131 19 7 geheel uit de cassette 4 bewogen.
Onder de beugel 79 ligt de reeds genoemde zwerikbeugel 197, welke beugel de as 60 draagt. Deze beugel is door middel van een trekveer 198 met de beugel 79 gekoppeld. De as 60 steekt door een uitsparing 199 5 in de beugel 79. De beugel 197 ligt met een lip 200 aan tegen een kant 201 van de beugel 64. Door de beweging van de beugel 64 in de richting volgens de pijl 188 wordt de lip 200 om de as 60 verzwenkt in een rich-ting volgens de pijl 202. Daardoor wordt de veer 198 gespannen en gaat de lip 78 bewsgen in een richting voglens de pijl 203. Hierbij glijdt de 10 lip 78 tegen de zijkant van de beugel 63, totdat tijdens het bewegen in de richting volgens de pijl 191, de gleuf 80 de lip 78 ontmoet en de lip in de uitsparing beweegt. Daardoor wordt de beugel 63 vergrendeld. Door de beweging van de beugel 79 in de richting volgens de pijl 203 is tevens de as 60, gelegen in de uitsparing 199, in de richting volgens de pijl 15 203 meegenomen. Deze beweging wordt overgebracht qp deuitwerpbeugel 57 die nu in een richting weergegeven door de pijl 204 bewogen wordt. Door deze beweging kcrnt de rand 62a van het einddeel 62 van de beugel 57 vrij te liggen en kan de veer 69 ontspannen, waarbij de beugel 57 in de gelei-dingsgleuf 13 naar voren glijdt volgens de pijl 205. Tijdens deze bewe-20 ging is de nok 54 onder invloed van de kracht uitgeoefend door de veer 69 tegen de rand van de uitsparing 56 komen te liggen en gaat de nok 54 langs deze rand bewegen in een richting volgens de pijl 206. Eveneens tijdens deze beweging is de uitwerphefboom 52 met het vrije einde 52a tot tegen de cassette 4 bewogen, zodat de cassette niet meer vrijligt van de uitwerp-25 hefboan. Hierop gaat de uitwerphefboan an de as 53 verzwenken in een richting volgens de pijl 207, waardoor de cassette in een richting volgens de pijl 222 in buitenwaartse richting wordt geduftd. Het voordeel van het eerst in een later stadium koppelen van de uitwerphefboom 52 is dat alle schokken en stoten die daaraan vooraf gaan ten gevolge van de schakelingen 30 van de schakelmiddelen 12 en andere onderdelen van het apparaat niet op de cassette warden overgebracht.
Indien men vanuit de pauzestand van het apparaat terug moet keren in de speelstand behoeft slechts op de speeltoets 14 te worden ge-drukt (figuren 1 en 4). Deze toets 14 is aan het einde vast verbonden 35 met een stang 208 terwijl een trekveer 209 tussen de stang en het chassis 1 gelegen is. Door het indrukken van de toets 14 wordt daarmee de veer 209 even gespannen. Daar een nok 211 op de stang 208 geschoven ligt in een uitsparing 212 in een schakelstang 213 die direct aangrenzend 8103331 ... * PHN 10.131 20 aan de schakelstang 48 op het chassis 1 geleid is, gaat de schakelstang 213 een beweging volgens de pijl 214 maken. Hierop loopt een nok 215 van de schakelstang 213, in walke de uitsparing 212 gelegen is, tegen de haak 78 van de beugel 65 op. Tengevolge van deze beweging gaat de beugel 65 5 opnieuw bewegen in de richting weergegeven door de pijl 84 in figuur 1 en neerat de veer 86 de schakelstang 48 mee, waardoor de stang 48 opnieuw gaat bewegen in de richting volgens de pijl 87. De toets 14 kan nu warden losgelaten, waardoor de veer 209 opnieuw ontspant, de toets 14 net de stang 208 terug beweegt in een richting weergegeven door de pijl 216, waar- 10 door de nok 215 en daarmee de schakelstang 213 eveneens in de ruststand terug bewogen worden. Het bewegen van de schakelstang 48 en de beugel 65 heeft tot gevolg dat het deel 92 tegen de speelmagneet 93 is bewogen en de speelmagneet opnieuw elektrisch bekrachtigd is waardoor de vergren- deling tussen de lip 87 en de nok 88 opnieuw optreedt. Met het terug 15 bewegen van de lip 78 is de zwenkbeugel 180 vrij komen te liggen, waardoor de kopbeugel 8 order invloed van de kracht uitgeoefend door de veer 166 terug zwenkt in de richting volgens de pijl 164 (zie figuur 3) in de weergavestand. Tengevolge van de verplaatsing van de schakelstang 48 is de motor 16 opnieuw gaan draaien, zodat nu de drukrol 7 tegen de kaap- 20 stander 32 beweegt en opnieuw het spelen begint. Op de beschreven wijze verkijgt men dat bij het schakelen van het apparaat naar de pauzestand tengevolge van het loslaten van de speelmagneet 93 en van de pauzegrendel 89 althans in hoofdzaak slechts de pauzeveer 85 en de koppelveer 86 ontspannen, doch andere veren die bij het inbrengen van de cassette ge-25 spannen zijn en met name de relatief zware veren 69 en 76 gespannen blij- ven. Hierdoor behoeft men bij het opnieuw in de speelstand verplaatsen van het apparaat door middel van het indrukken van de toets 14 slechts de beide veren 85 en 86 opnieuw te spannen, waarvoor een slechts geringe kracht nodig is. Hierdoor blijft de belangrijkste bij het indrukken van 30 de cassette in het apparaat toegevoegde energie bij het naar de pauzestand bewegen van het apparaat in het apparaat opgeslagen. Een ander voordeel van het met de beschreven constructie schakelen in de pauze-positie is dat de elektronagneet 93 de mogelijkheid verschaft de pauzestand ook elektrisch te realiseren. Hiervoor wordt verwezen naar de op-35 marking order B betreffende het detecteren van het bandeinde bij het opspoelen naar de wikkeldoorn 17. Aldus kan voorkomen worden dat een on-gewenste indrukking van de drukrol en daarmee beschadiging van de drukrol optreedt indien de gebruiker van het apparaat het bandeinde niet bemerkt.
8103831 * ♦ EHN 10.131 21
Een zelfde situatie kan zich voordoen indien het apparaat uitgeschakeld wordt zonder dat daarbij bewust op de toets 11 gedrukt wordt en de cassette uitgebracht wordt. Ook bij het uitschakelen van het apparaat valt de elektranagneet 93 af en kcmt de drukrol 7 vrij te liggen van de kaap- 5 stander 32. Een andere mogelijkheid is het gebruiken van de pauzestand, indien het magneetbandcassetteapparaat een conbinatie vormt met een autoradio. Hierbij doet zich met name het voordeel voor dat# indien de spanning uitgeschakeld wordt, hetgeen het geval kan zijn indien de automo-bilist het autocontact uitschakelt, ook het loopwerk in de pauzestand 10 geschakeld wordt en de drukrol vrij kcrot te liggen van de kaapstander.
Een andere mogelijkheid bij automobielgebruik is dat, indien een zg. verkeersmededeling via de autoradio weergegeven wordt, het hierbij ge-bruikte signaal elektronisch een regelsignaal afgeeft aan het agneet- bandcassetteapparaat. Bij voorkeur kan, indien het apparaat in de speel-15 positie gelegen is dit regelsignaal alleen de motor 16 elektronisch doen stoppenr waarqp de motor indien de verkeersmededeling afgelopen is direct opnieuw gaat lopen zonder dat de drukrol en de kop 6 van de band ver-wijderd worden, daarindie situatie de elektranagneet bekrachtigd blijft. Indien het apparaat in de pauzezoekstand, respectievelijk snelspoelstand 20 geschakeld is blijft bij het doorkomen van een verkeersmededeling de elektranagneet 93 bekrachtigd. De elektranagneet 137 (figuur 2) valt evenwel af, waardoor de situatie ontstaat als bij het bereiken van het bandeinde in de stand terugspoelen. Zodra de verkeersmededeling afgelopen is, gaat de motor 16 draaien met de normale snelheid en staat het appa-25 raat in de speelstand.
Cpgemerkt wordt dat met het apparaat volgens de uitvinding het mogelijk is zeer veel onderdelen, benodigd voor de vele functies die uitgeoefend kunnen worden, in een slechts bescheiden ruimte onder te brengen. Vender zijn de knoppen 11 en 14 zodanig geconstrueerd, dat een 30 slechts kleine slag met geringe uitgeoefende kracht benodigd is, ter-wijl in de bedieningsknop 11 veel functies verenigd zijn.
35 8103831

Claims (11)

1. Magneetbandcassetteapparaat met een chassis, waarop een kqp-beugel, die een drukrol en een magneetkqp draagt, verplaatsbaar aange-bracht is, met een aandrijfplaat die aandrijfmiddelen draagt voor een kaapstander en ten minste een wikkeldoom en met een cassetteruimte 5 voor het opnemen van een magneetbandcassette, in welke ruimte een uitwerp-hefboom verzwenkbaar opgesteld is, die bij het inbrengen van een cassette in de.cassetteruimte wordt verzwenkt en die tijdens het verzwenken schakelmiddelen activeert voor het verplaatsen van de kopbeugel in de richting van de cassette en een uitwerpveer spant, welke door grendel-10 middelen in gespannen positie gehouden wordt, terwijl een bedienings-toets aanwezig is voor het via de grendelmiddelen doen ontspannen van de uitwerpveer en verzwenken van de uitwerphefbocm, met het kenmerk, dat de schakelmiddelen een beweegbaar opgestelde speelbeugel en een daarmee ver-bonden pauzeveer omvatten, die bij het verzwenken van de uitwerphefboom 15 gespannen wordt, welke speelbeugel bij gespannen pauzeveer door een pauzegrendel vergrendeld wordt, welke pauzegrendel onafhankelijk van de grendelmiddelen bedienbaar is en welke speelbeugel met de kopbeugel koppelbaar is voor het van de cassette af verplaatsen van de kopbeugel.
2. Magneetbandcassetteapparaat volgens conclusie 1, net het ken-20 merk, dat de pauzegrendel door een elektrcmagneet bediend wordt, welke door een elektrische schakelaar geschakeld wordt, welke schakelaar tevens de aandrij fmiddelen schakelt.
3. Magneetbandcassetteapparaat volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de elektrische schakelaar door een schakelstang geschakeld 25 wordt die voor het bedienen van de pauzegrendel met de bedieningstoets koppelbaar is.
4. Magneetbandcassetteapparaat volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat de pauzegrendel door een tuimelaar gevormd wordt, die bij het spannen van de pauzeveer door een veer in de richting van de grendel- 30 stand gehouden wordt.
5. Magneetbandcassetteapparaat volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de speelbeugel een lip omvat die eerst bij het spannen van de pauzeveer de tuimelaar vrijgeeft en welke lip achter een nok van de tuimelaar vergrendeld wordt.
6. Magneetbandcassetteapparaat volgens een der conclusies 3 tot 5, met het kenmerk, dat de schakelstang door een koppelveer met de speelbeugel verbonden is, welke speelbeugel via de koppelveer bij het spannen van de pauzeveer de schakelstang beweegt. 8103831 EHN 10.131 23 t
7. Magneetbandcassetteapparaat volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat tevens de koppelveer bij vergrendelde speelbeugel gespannen is, welke koppelveer bij het kqppelen van de bedieningstoets met de schakelstang verder gespannen wordt en na het bedienen van de pauzegren- 5 del tezamen met de pauzeveer de speelbeugel doet bewegen.
8. Magneetbandcassetteapparaat volgens conclusie 7 , met het kenmerk, dat een speeltoets aanwezig is die via de speelbeugel net de schakelstang kqppelbaar is voor het spannen van de pauzeveer en de koppelveer en het bewegen en vervolgens opnieuw vergrendelen van de 10 speelbeugel.
9. Magneetbandcassetteapparaat volgens een der voorgaande con-clusies, met het kenmerk, dat de speelbeugel een lip omvat die voor het verplaatsen van de kopbeugel tegen een met de kcpbeugel verbonden ver-zwenkbaar opgestelde haak beweegbaar is, waarbij de haak een tweetal 15 aanslagen anvat en een eerste aanslag, waartegen de lip beweegbaar is, qp grotere afstand van de zwenkas van de haak gelegen is dan een tweede aanslag, welke bestemd is om bij het bedienen van de grendelmiddelen en het ontspannen van de uitwerpveer samen te werken met een schakelbeu-gel van de schakelmiddelen.
10. Magneetbandcassetteapparaat volgens conclusie 9, met het ken merk, dat de bedieningstoets door verplaatsing in een eerste richting vanuit de ruststand naar een pauzestand beweegbaar is, in welke stand de pauzegrendel bediend wordt en door het verder verplaatsen in de eerste richting naar een uitwerpstand beweegbaar is, in welke stand de bedienings-25 toets met een hoofdgrendel van de grendelmiddelen koppelbaar is, welke hoofdgrendel de schakelbeugel uit een' vergrendelde positie vrijgeeft, welke schakelbeugel daarop de kopbeugel via de tweede aanslag op de haak van de cassette af verplaatst.
11. Magneetbandcassetteapparaat volgens een der voorgaande conclu- 30 sies, met het kenmerk, dat de bedieningstoets door koppeling met een schakelmechanisme zowel in een eerste richting vanuit een rusts tand naar een pauzestand en vervolgens een uitwerpstand, als ook in een tweede en een derde, ten qpzichte van de tweede tegengestelde richting beweegbaar is, waarbij zowel in de tweede als ook in de derde richting de toets 35 vanuit de rusts tand naar een zoekstand en vervolgens een snelspoelstand beweegbaar is, waarbij het schakelmechanisme voor een positionering van de kopbeugel in drie standen ten qpzichte van de cassette een zwenk-beugel met een getrapt verlqpende rand anvat, waarlangs een met de kop- 8103831 PHN 10.131 24 J * beugel verborden pen beweegbaar is en In drie standen positioneerbaar is, waarbij de positie van de kopbeugel in de zoekstand van de bedienings-toets overeenkomt met de positie in de pauzestand van de bedieningstoets. 5 10 15 20 25 30 35 8103831
NL8103831A 1981-08-17 1981-08-17 Magneetbandcassetteapparaat. NL8103831A (nl)

Priority Applications (7)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8103831A NL8103831A (nl) 1981-08-17 1981-08-17 Magneetbandcassetteapparaat.
US06/399,931 US4561030A (en) 1981-08-17 1982-07-19 Cassette recorder with low-energy pause control
EP82200961A EP0072586B1 (en) 1981-08-17 1982-07-28 Magnetic tape cassette apparatus
DE8282200961T DE3268951D1 (en) 1981-08-17 1982-07-28 Magnetic tape cassette apparatus
JP57141762A JPS5841465A (ja) 1981-08-17 1982-08-17 磁気テ−プカセツト装置
US06/721,972 US4611258A (en) 1981-08-17 1985-04-11 Cassette recorder with low-energy pause control
HK753/86A HK75386A (en) 1981-08-17 1986-10-09 Magnetic tape cassette apparatus

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8103831 1981-08-17
NL8103831A NL8103831A (nl) 1981-08-17 1981-08-17 Magneetbandcassetteapparaat.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8103831A true NL8103831A (nl) 1983-03-16

Family

ID=19837936

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8103831A NL8103831A (nl) 1981-08-17 1981-08-17 Magneetbandcassetteapparaat.

Country Status (6)

Country Link
US (2) US4561030A (nl)
EP (1) EP0072586B1 (nl)
JP (1) JPS5841465A (nl)
DE (1) DE3268951D1 (nl)
HK (1) HK75386A (nl)
NL (1) NL8103831A (nl)

Families Citing this family (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE3401691C1 (de) * 1984-01-19 1985-03-14 Philips Patentverwaltung Gmbh, 2000 Hamburg Schaltmechanismus fuer das Laufwerk eines Magnetbandkassettengeraetes
DE3422259C2 (de) * 1984-06-15 1986-07-24 Philips Patentverwaltung Gmbh, 2000 Hamburg Schaltmechanismus für das Laufwerk eines Magnetbandkassettengerätes
GB2276755B (en) * 1993-04-02 1997-03-26 Sony Corp Loading apparatus for recording medium
DE19632750A1 (de) * 1996-08-14 1998-02-19 Philips Patentverwaltung Riemenscheibe

Family Cites Families (16)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
BE716590A (nl) * 1968-06-14 1968-11-04
AT311081B (de) * 1970-09-12 1973-10-25 Grundig Emv Kassetten-Magnettonbandgerät
US3874577A (en) * 1971-06-09 1975-04-01 Victor Company Of Japan Device for temporarily stopping tape travel in cartridge type tape recorder
IT959775B (it) * 1972-05-30 1973-11-10 Ri El Ricerche Elettroniche Sr Lettori di nastri a cassette
US4026497A (en) * 1973-09-17 1977-05-31 Sony Corporation Pause device for tape recorder
US3947817A (en) * 1974-01-07 1976-03-30 Recognition Equipment Incorporated Hand operated optical character recognition wand
FR2304987A1 (fr) * 1975-03-21 1976-10-15 Staar Sa Appareil d'enregistrement et de reproduction
US4041391A (en) * 1975-12-30 1977-08-09 The United States Of America As Represented By The Administrator Of The National Aeronautics And Space Administration Pseudo noise code and data transmission method and apparatus
IT1073509B (it) * 1976-07-23 1985-04-17 Righi Nardino Un perfezionamento alla meccanica degli apaprecchi registratori ri prodottori automatici di suoni su nastro magnetico in bobine montate a cassetta
JPS53116121A (en) * 1977-03-18 1978-10-11 Beltek Corp Device for attaching*detaching cassette
JPS6052493B2 (ja) * 1977-09-14 1985-11-19 株式会社日立製作所 テ−プレコ−ダのカセット排出装置
JPS55122261A (en) * 1979-03-12 1980-09-19 Clarion Co Ltd Tape player equipped with inject mechanism
JPS55135358A (en) * 1979-04-06 1980-10-22 Keisuke Muramoto Control mechanism for mechanical operation part of cassette tape recorder and/or player
DE3035527A1 (de) * 1979-09-19 1981-04-09 Sanyo Electric Co., Ltd., Moriguchi, Osaka Kassettenbandgeraet
JPS5651041A (en) * 1979-09-29 1981-05-08 Clarion Co Ltd Automatic mechanism of start direction of automatic reverse tape player
GB2077020B (en) * 1980-04-15 1984-03-28 Sharp Kk Mode selection in tape recorders moving transducers

Also Published As

Publication number Publication date
US4561030A (en) 1985-12-24
US4611258A (en) 1986-09-09
DE3268951D1 (en) 1986-03-20
EP0072586A1 (en) 1983-02-23
EP0072586B1 (en) 1986-02-05
JPS5841465A (ja) 1983-03-10
HK75386A (en) 1986-10-17

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US4071859A (en) Tape cartridge positioning and ejection device
US4014041A (en) Cassette recording and handling device
US3987486A (en) Magnetic tape cassette player with head positioning and ejection structure
US3589733A (en) Apparatus for changing and playing back recorder tape magazines
NL8103831A (nl) Magneetbandcassetteapparaat.
NL8103832A (nl) Magneetbandcassetteapparaat.
US3945040A (en) Push-push locking and release mechanism for tape cartridge players
NL7907737A (nl) Lintspeler.
JPS6141056B2 (nl)
US5276567A (en) Tape player
NL8502055A (nl) Magneetbandapparaat.
JPH0661140B2 (ja) テープレコーダのテープ弛み解消装置
NL8304313A (nl) Schakelinrichting voor het bedienen van de opnameschakelaar van een magneetbandapparaat.
NL8006257A (nl) Apparaat voor het opnemen en/of weergeven van signalen op een magneetband.
JPH0528576Y2 (nl)
JPS5912767Y2 (ja) 回転機器の作動切換装置
JPS5843064Y2 (ja) テ−ププレヤ
JPS6144270Y2 (nl)
JPH0418132Y2 (nl)
US5198954A (en) Magnetic-tape-cassette apparatus comprising a manually operable cassette drive
US5400194A (en) Magnetic-tape-cassette apparatus in which the motor driving the reel drive is used to drive the cassette loading mechanism and head support
JPS599087B2 (ja) テ−プレコ−ダにおけるメモリ−リワインド装置
KR980011217A (ko) 오토리버스식 카세트테이프레코더의 수동조작기구
JPH0348588B2 (nl)
JPH0576710B2 (nl)