NL8005009A

NL8005009A - Cylinderslot met bijbehorende platte sleutel.

Info

Publication number: NL8005009A
Application number: NL8005009A
Authority: NL
Original assignee: Bauer Kaba Ag
Priority date: 1979-09-11
Filing date: 1980-09-04
Publication date: 1981-03-13
Also published as: CA1150072A; FR2465051A1; HK18188A; GB2058199B; SE436297B; NL190490C; BE885148A; IT1132727B; ES8105064A1; FR2465051B1; AU529746B2; ZA805172B; JPS5646072A; US4343166A; JPS6039837B2; MX151030A; DE3032203C2; AR220994A1; CH647296A5; GB2058199A

Description

> * . f t 1 P & C - '

W 5182-5 Ned.dB/LvD

Cylinderslot met bijbehorende platte sleutel.

De uitvinding heeft betrekking op een cylinderslot met bijbehorende platte sleutel, waarbij, behorend bij de beide platte zijden van de sleutel, telkens een,en bij tenminste een van zijn beidei.· smalle 5 zijden tenminste een, in de asrichting van de slotrotor verlopende reeks tweedelige permutaties zijn aangebracht, telkens bestaande uit een · permutaüepen en een veerbelaste contra-permutatie, waarbij de bij de smalle zijde van de sleutel behorende permutatie-reeks in een permutatievlak ligt, dat helt ten opzichte van het in de langsrichting van de rechthoekige 10 sleuteldwarsdoorsnede verlopende langsmiddenvlak van de ingestoken, platte sleutel en waarbij de sleutel aan zijn beide platte zijden van tenminste telkens een in de sleutel-iangsrichting verlopende reeks verdiepingen is voorzien, voor het opnemen van de permutatiepennen van de bijbehorende zij-permutatiereeks, terwijl de sleutel aan zijn smalle zijde tenminste 15 een in de sleutellangsrichting verlopende reeks verdiepingen voor de permutatiepennen van de bij de smalle zijde behorende permutatiereeks heeft, waarbij de hartlijnen van de aan de smalle zijde van de sleutel aangebrachte verdiepingen in een gemeenschappelijk vlak liggen, dat ten opzichte van het langsmiddenvlak van de platte sleutel overeenkomstig de 20 helling van de bijbehorende permutatiereeks in het cylinderslot helt.

Uit het Duitse Offenlegungschrift 2546550 is een slotcylinder met een platte sleutel met getande baard bekend, waarbij op wel bekende wijze sluitgroeven dwars op de sleutelschacht over de gehele smalle zijde van de sleutel tegenover de rug van de sleutel verlopen, zodanig, 25 dat daar de platte, rechthoekige groef^grondvlakken loodrecht op de langsrichting van de sleutelschacht over de gehele smalle zijde van de sleutel verlopen en aan dé beide platte zijden van de sleutel eindigen.

Bovendien zijn de platte sluitgroef-grondvlakken dwars op de sleutel hellend ten opzichte van het langsmiddenvlak van de sleutelschacht ge-30 plaatst, zodat de afstand van de groefgrondvlakken tot de sleutelrug aan de ene brede zijde van de sleutel groter is dan de overeenkomstige afstand aan de andere breedte-zijde van de sleutel. Bovendien is de sleutelhandgreep ten opzichte van de sleutelschacht over een geringe hoek verdraaid. De insteeksleuf van het slot helt dan onder de zelfde hoek, 35 zodat bij ingestoken sleutel de sleutelhandgreep in het verticale vlak ligt en de schuine stand van de sleutelschacht en van de slotsleuf niet zichtbaar zijn.

De schuinstelling van de grondvlakken van de verdiepingen veroorzaakt, tezamen met de hellende plaatsing van de insteeksleuf in het 40 slot, vooral een verhoging van de fabricagekosten.

8005009 - 2 -

De veiligheid tegen onbevoegd namaken van de sleutel wordt door deze bouwwijze nauwelijks vergroot.

Uit het Duitse Gebrauchsmuster 78.18276 is een ander cylinderslot met platte sleutel van deze soort bekend, waarbij behorend bij de beide 5 platte zijden van de sleutel telkens een permutatiereeks is aangebracht, waarvan de beide permutatievlakken ten opzichte van het telkens bijbehorende werkzame zijvlak van de ingestoken platte sleutel onder de zelfde hoek in tegengestelde richtingen hellen. Verder zijn bij dit bekende cylinderslot behorend bij een van de beide smalle zijden van de platte sleutel twee 10 permutatiereeksen aangebracht, waarvan de beide permutatievlakken in tegengestelde richtingen ten opzichte van het langsmiddenvlak van de ingestoken platte sleutel hellen, waarbij de in de langsrichting van de sleutel verlopende beide vlakken door het hart van de verdiepingen van deze beide verdiepingsreeksen, overeenkomstig de helling van de beide 15 permutatievlakken, in tegengestelde richtingen ten opzichte van het langsmiddenvlak van de sleutel hellen.

'^Weliswaar wordt door dit bekende cylinderslot met platte sleutel, dankzij de vele permutatiereeksen, niet alleen de veiligheid tegen ongeoorloofd openen van het slot vergroot, maar ook, in het bijzonder door 20 de helling van de verdiepingen ten opzichte van het sleuteloppervlak, het onbevoegd namaken van de sleutel bemoeilijkt, waarbij bovendien het aantal van de bij het permuteren van het slot ter beschikking staande combinatiemogelijkheden vergroot wordt. Toch is de noodzakelijke buitendiameter van de slotcylinder, en daardoor het gehele cylinderslot nog steeds vrij groot.

25 Bovendien zijn daardoor ook de fabricage-toleranties bij de fabricage van het slot overeenkomstig groot, zodat de beveiliging tegen illegaal namaken van de sleutel nog steeds te wensen overlaat.

Het Duitse Auslegeschrift 1553294 beschrijft een wijze vein aanbrengen van permutaties voor de permutatiepennen in een draaicylinderslot, waarbij 30 in de platte sleutel daarvan behalve de gebruikelijke verdiepingen voor de loodrecht op het zijvlak van de ingestoken sleutel staande permutatiepennen ook nog extra verdiepingen voor onder 45° met het sleutelzijvlak hellende permutatiepennen zijn aangebracht. De smalle zijden van de sleutel zijn echter glad gelaten.

35 Bij dit slot, resp. de bijbehorende sleutel, zijn de fabricage- kosten (gecompliceerde bewerkingsmachines, de noodzaak van het aanhouden van nauwe toleranties) in verhouding tot de bereikbare vergroting van de veiligheid tegen namaken van de sleutel onevenredig hoog.

Het doel van de uitvinding is daarom het opheffen van de genoemde 40 nadelen en het doel is daarbij een cylinderslot te verschaffen met platte 8005009 - 3 - sleutel van de hierboven genoemde soort, waarmee een kleinere buitendiameter van de slotcvlinder dan tot nu toe mogelijk is en tegelijk het ongeoorloofd namaken van de bijbehorende platte sleutel nog moeilijker is.

Dit wordt volgens de uitvinding bereikt doordat het permutatievlak 5 van de bij de smalle zijde van de platte sleutel behorende permutatiereeks het oppervlak van de sleutelschacht in het gebied van een der beide, de smalle zijde van de sleutel begrenzende sleutelranden van de ingestoken sleutel snijdt, en de verdiepingen van de in de smalle zijde van de sleutel aangebrachte verdiepingenreeks in de sleutelrand zijn aangebracht en wel zodanig ten 10 opzichte van het langsmiddenvlak van de sleutel, dat zij telkens met een gedeelte van de verdieping aan de smalle zijde en met de rest van de verdieping aan de tezamen met deze smalle zijde de sleutelrand vormende platte zijde van de sleutel liggen.

Daardoor wordt niet alleen een kleinere buitendiameter van de slotcy-15 linder en daardoor §egèlïjk een kleinere bouwgrootte van het gehele cylinderslot bereikt,maar ook het illegaal namaken van de sleutel wordt bemoeilijkt.

Bovendien wordt ook een grotere veiligheid tegen het openbreken van het cylinderslot zonder sleutel gewaarborgd, d.w.z. met andere instrumenten 20 dan de bijbehorende sleutel, zoals inbrekers bij het zogenaamde "pikken" van het slot uitvoeren, doordat door het bij het cylinderslot in de asrichting van de rotor tenminste op een plaats toegepaste aanbrengen van twee permutaties in een gemeenschappelijk permutatie-hartvlak, dat loodrecht op de rotoras staat, een nablokkering van het slot is verkregen, doordat, voor zover het 25 de inbreker gelukt de rotor door "pikken" uit zijn blokkering vrij te maken, na de draaiing ervan over een relatief kleine draaiingshoek de betreffende permutatiepennen in als het ware "vreemde" maar in het zelfde permutatievlak liggende radiale statorboringen opnieuw insnappen, waardoor het verder draaien van de rotor is geblokkeerd. Hierdoor zou de rotortaa elkaar meermalen 30 worden nageblokkeerd voordat men een volledige rotoromwenteling over 360° heeft bereikt. Bij een dergelijke openbreek-poging zonder sleutel wordt de slotcylinder vanzelf vernield en daardoor de mislukte inbreuk zichtbaar.

De uitvinding zal hieronder nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin twee uitvoeringsvoorbeelden van het cylinderslot 35 volgens de uitvinding zijn weergegeven.

Fig. 1 is een dwarsdoorsnede door het cylinderslot met ingestoken sleutel.

Fig. 2 toont de als keersleutel uitgevoerde platte sleutel van het slot van fig 1, weergegeven in perspectief.

40 Fig. 3 toont de sleutel van fig. 2 in aanzicht op een platte 8005009 - 4 - kant volgens de pijl III van Fig. 2.

Fig. 4 toont de sleutel van fig. 3 in aanzicht op een platte zijde volgens pijl IV van Fig. 3.

Fig. 5 toont een doorsnede door de schacht van de sleutel van 5 fig. 1, met vier dieptetrappen voor de randverdiepingenreeks op grotere schaal.

Fig. 6 is een doorsnede door de sleutel van fig. 1 met vier dieptetrappen voor de zijverdiepingenreeks op grotere schaal.

Fig. 7 toont het slot met sleutel in een andere dwarsdoorsnede.

10 Fig. 8 is een dwarsdoorsnede door een andere uitvoeringsvorm van het slot met sleutel op grotere schaal, waarbij het sleutelkanaal geheel wordt omgeven door de slotrotor.

Volgens fig. 1 bestaat een cylinderslot 1 uit een stationair huis 2, de zogenaamde stator, en een coaxiaal daarin aangebrachte en 15 draaibaar gelegerde slotrotor 3. De rotor 3 heeft een in de insteek- draaistand voor de sleutel verticaal naar beneden wijzend sleutelkanaal 4 met in hoofdzaak rechthoekige dwarsdoorsnede, waarin volgens fig.1 de. bijbehorende platte sleutel 5 is gestoken. Het cylinderslot is hier voorzien van vier permutatiereeksen, 6,7,8,9, die alle in de asrichting 20 van de rotor 3 verlopen. De in de vier permutatiereeksen 6 tot 9 op een lijn achter elkaar aangebrachte pennenpermutaties 10 resp. 10k zijn tweedelig en bestaan telkens uit in radiale boringen van de rotor 3 verschuifbaar gelegerde, bij voorkeur cylindrische permutatiepennen 10a , in overeenkomstige radiale boringen van de stator 2 eveneens verschuifbaar 25 gelegerde en eveneens penvormige, zogenaamde contrapermutaties 10b en permutatieveren 10c, die naar buiten aanliggen tegen een vast, maar losneembaar met de stator verbonden sluithuis 11 en naar binnen de contrapermutaties 10b belasten.

De beide permutatiereeksen 6,7 zijn aangebracht in de bovenste 30 smalle zijde 12 en de beide permutatiereeksen 8, 9 elk in een van de beide platte zijden 13 van de sleutel 5.

De permutaties 10k van de beide reeksen 6,7 liggen in twee permutatievlakken welke ten opzichte van het in de langsrichting van de sleutel-doorsnede 5a verlopende langsmiddenvlak LM van de ingestoken 35 sleutel 5 met onderling gelijke hoeken a (vein bijvoorbeeld 35°) in tegengestelde richtingen hellen en het oppervlak S5 van de sleutelschacht ter plaatse van de een der beide, de smalle zijde 12 van de sleutel 5 begrenzende rechtlijnige sleutelranden K5 van de sleutel 5 snijden. De sleutel is aan zijn smalle zijde 12 voorzien van twee langs de sleutelschacht in de 40 langsrichting van de sleutel verlopende reeksen verdiepingen 14 voor het 80 0 5 00 9 w' £ - 5 - opnemen van de permutatiepennen 10a van de bij de smalle zijde 12 van de sleutel behorende permutatiereeks 6 resp. 7.

De hartlijnen van de verdiepingen 14 van deze beide reeksen liggen telkens in een gemeenschappelijk hartvlak (E14 in Fig. 5) die ten opzichte van 5 het langsmiddenvlak LM van de sleutel overeenkomstig de helling van de beide permutatiereeksen 6, 7 onder de zelfde hoeken α (van bijvoorbeeld 35°) in tegengestelde richtingen hellen. De verdiepingen 14 zijn reeksgewijs in een der beide rechte sleutelranden K5 aangebracht en ten opzichte van het langsmiddenvlak LM van de sleutel zodanig aangebracht, dat zij met een 10 deel van de verdieping aan de smalle zijde 12 en met de rest van de verdieping in een der beide, tezamen met deze smalle zijde de beide sleutelranden K5 vormende brede of platte zijden 13 van de sleutel 5 liggen (zie ook fig. 3).

De permutaties 10 van de beide zij-permutatiereeksen 8, 9 liggen 15 elk in een permutatievlak dat ten opzichte van het telkens bijbehorende werkzame zijvlak 13 van de ingestoken sleutel 5 onder de zelfde hoeken β

O

(van bijvoorbeeld 85 ) in tegengestelde richtingen hellen, waarbij de hartlijnen van de verdiepingen 15 van de beide bijbehorende zijverdiepings-reeksen telkens in een gemeenschappelijk hartvlak liggen, dat ten opzichte van 20 het langsmiddenvlak LM van de sleutel overeenkomstig de helling van de beide zij-permutatiereeksen 8, 9 onder de zelfde hoeken β in tegengestelde richtingen helt.

De permutatievlakken van de beide randpermutatiereeksen 6,7 en de permutatie-vlakken van debeide zij-permutatiereeksen 8, 9 snijden elkaar 25 volgens fig. 1 in de draaiingshartlijn A3 van de slotrotor 3 en daardoor tegelijk ook in het langsmiddenvlak LM van de sleutel 5 volgens een gemeenschappelijke rechte lijn, die samenvalt met de rotoras, daar de rotor 3 co-axiaal met de cylindrische stator 2 van het slot is aangebracht.

Het sleutelkanaal 4 van de rotor 3 is sleuf vormig, resp. aan zijn 30 onderste smalle zijde naar het mantelvlak M3 van de cylindrische rotor 3 open. De rotor 3 staat in fig.l juist in zijn insteek-resp. uittrek-draai-stand voor de sleutel 5, waarin het overeenkomstig de doorsnede van de sleutelschacht in hoofdzaak een rechthoekige dwarsdoorsnede hebbende sleutelkanaal 4 verticaal naar beneden wijst.

35 De op elkaar volgende permutaties 10K van de randpermutatiereeks 6 liggen met hun hartlijnen telkens in een hartvlak loodrecht op de hartlijn A3 van de rotor 3, hetgeen overeenkomstig ook voor de permutaties 10 van de zij-permutatiereeks 8 geldt. Daarbij vallen de zo in de langsrichting van de rotor 3 op elkaar volgende, afzonderlijke hartlijnvlakken van de 40 randpermutatiereeks 6 telkens paarsgewijs samen met de overeenkomstige on η ς on 9 - 6 - hartlijnvlakken van de zij-permutatiereeks 8. De overeenkomstige hartlijnvlakken van de tegenover de reeks 6 liggende randpérmutatiereeks 7 en de hartlijnvlakken van de tegenover de reeks 8 liggende zij-permutatiereeks 9 vallen eveneens telkens paarsgewijs samen. De gemeenschappelijke hartlijn-5 vlakken van de beide permutatiereeksen 7, 9 zijn hier echter ten opzichte van de rotorhartlijn A3 ten opzichte van de gemeenschappelijke hartlijnvlakken van de beide permutatiereeksen 6 en 8 naar achteren verplaatst en wel bij voorkeur over een halve steek van de reeks. Daardoor is in de doorsnede door het slot van fig. 1 een randpermutatie 10K van de randpermutatiereeks 6 en 10 de in het zelfde hartlijnvlak liggende zij-permutatie 10 van de zij-permutatiereeks 8 zichtbaar, terwijl de beide eveneens in een gemeenschappelijk hartlijnvlak liggende permutaties 10K en 10 van de permutatiereeks 7 resp. 9 in fig. 1 achter het vlak van tekening liggen, dus onzichtbaar zijn en daardoor in fig. 1 met gebroken lijnen zijn weergegeven.

15 Volgens fig. 2 zijn bij de als keersleutel met dubbel verdiepingen beeld uitgevoerde, hier in perspectief weergegeven platte sleutel 5, de verdiepingen 14 voor het opnemen van de in de beide randpermutatiereeksen 6 en 7 op elkaar volgende permutatiepennen 10a (fig. 1) in alle vier sleutelranden K5 aangebracht.Slechts voor de duidelijkheid zijn in fig. 2 20 de bij de daar weergegeven insteek-draaistand van de sleutel niet werkzame, zogenaamde inactieve verdiepingreeksen, resp. verdiepingen 14, die eveneens bij de randpermutatiereeks 6 resp. 7 van het slot behoren, maar in fig. 1 in de beide onderste sleutelranden K5 zijn aangebracht, niet weergegeven. Uit fig.2 blijkt weer, dat elke randverdieping 14 slechts 25 gedeeltelijk aan de smalle zijde 12 en met de rest van zijn verdiepingdeel aan de brede of platte zijde 13 van de sleutel ligt.

De aan de beide platte zijden 13 van de sleutel aangebrachte verdiepingreeksen 15 voor de permutatiepennen 10a van de beide zijpermutatiereeksen 8 en 9, die door de constructie van de sleutel 5 als keersleutel 30 aan elk der platte zijden 13 eveneens dubbel aanwezig zijn, zijn in fig. 2 slechts met twee doorgaande lijnen 15 aangegeven. Evenals bij de hiervoor besproken randverdiepingen 14 zijn ook hier de onwerkzame zijverdiepingen, resp. zijverdiepingsreeksen 15, die bij de insteekstand van de sleutel in fig. 1 telkens in de onderste helft van de beide platte zijden 13 van 35 de sleutel liggen, in fig. 2 voor de duidelijkheid niet weergegeven.

In fig. 3 zijn de randverdiepingen 14 van de keersleutel volgens fig. 2 in bovenaanzicht op een smalle zijde 12 van de sleutel en in fig. 4 de randverdiepingen 14 en de beide zijverdiepingsreeksen 15 in aanzicht op een platte zijde 13 van de sleutel weergegeven.

40 In Fig. 5 is de schacht 5s van de sleutel op grotere schaal 80 0 5 00 9 - 7 - in dwarsdoorsnede weergegeven.

De doorsnede 5a van de schacht 5s is door de beide zwak bolvormige smalle vlakken 12 slechts bij benadering rechthoekig. Vier verschillende diepten voor de randverdiepingen 14 zijn in fig. 5 aangeduid met tl tot t4, waarbij 5 met tl de voorkomende grootste en met t4 de kleinst mogelijke diepte t van de randverdieping 14 is aangegeven. De randverdieping 14 met de grootste diepte tl, welke ook in fig. 1 zichtbaar is, is in fig. 5 met dikke lijnen getekend. Daar de randverdieping 14 met de kleinst mogelijke diepte t4 rechtstreeks in de sleutelrand k5 is aangebracht zonder dat 10 deze daarbij het oppervlak s5 van de sleutelschacht 5s snijdt, waarbij dus ook de permutatiepen 10a van de bijbehorende randpermutatie 6 slechts op de sleutelrand komt te rusten(hetgeen in fig. 1 voor de naar links hellende randpermutatiereeks 7 is weergegeven) heeft de randverdieping 14 met de kleinst mogelijke diepte t hier de diepte waar—de t4=0.

15 De in fig. 5 met A5 aangeduide draaihartlijn van de in het sleutelkanaal 4 gestoken sleutel 5, die in het langsmiddenvlak LM van de sleutel ligt, valt samen met de rotóras A3 van het slot l(zie ook fig. 1), hetgeen in fig. 5 door aanduiding van de hier slechts gedeeltelijk weergegeven slot-rotor 3 met gebroken lijnen is aangegeven. Een door de sleuteldraaihart-20 lijn A5 gelegde, loodrecht op het hartlijnvlak E14 van de randverdieping-reeks 14 verlopend · schuin vlak BE 14 vormt hier het referentievlak voor het meten van de verschillende diepten tl tot t4 van de randverdiepingen 14, waarbij deze verschillende dieptematen anderzijds zijn betrokken op het niveauvlak van de telkens betreffende verdieping-bodem Bl4.

- 25 Het hartlijnvlak E14 van de randverdiepingreeks 14 helt hier weer, evenals in fig. 1,ten opzichte van het in de langsrichting van de rechthoekige sleuteldoorsnede 5a verlopende langsmiddenvlak LM van de sleutel, overeenkomstig de helling van de bijbehorende randpermutatiereeks 6 (zie fig. 1) onder de hoek a. In fig. 6 zijn geheel overeenkomstig met fig. 5 voor 30 de randverdiepingen 14, vier verschillende diepten tl tot t4 voor de zijverdiepingen 15 van de sleutel 5 weergegeven, waarbij het hier met BE15 aangeduide, loodrecht op het hartlijnvlak E15 van de zijverdiepingreeks 15 staande referentievlak ook hier weer maatgevend is voor het meten van de diepten tl tot t4 van de zijverdiepingen 15, met betrekking tot de 35 verschillende niveauvlakken van de verdiepingbodems Bl5. Het hartlijnvlak E15 van de zijverdiepingreeks 15 helt ten opzichte van het bijbehorende werkzame zijvlak 13 van de sleutel 5, overeenkomstig de helling van de bijbehorende zijpermutatiereeks 8 (fig. 1), onder de hoek β.

De flankhoek tussen de beide, tegenover elkaar liggende zijflanken 40 van de zijverdiepingen 15, in fig. 6 aangeduid met ƒ , heeft gewoonlijk, 80 0 5 00 9 - 8 - in overeenstemming met een kegelhoek van 90° aan de kegelvormige punt van de cylindrische permutatiepen 10a, een waarde van 90°, hetgeen overigens overeenkomstig ook geldt voor de randverdiepingen 14 van fig. 5.

De in een zijverdiepingreeks aanwezige zijverdiepingen 15 met 5 de kleinste diépte t4 worden bij voorkeur vervaardigd in de vorm van in de langsrichting van de sleutel ingefreesde vlakke inloopgoten, die in profiel zijn aangepast aan de licht afgevlakte kegelpunt van de permu-tatiepennen (10a in fig. 1). Dit heeft, afgezien van een eenvoudige fabricage, het voordeel van kleinere slijtage, daar de permutatiepennen, 10 in plaats van een puntaanraking met het vlakke sleutelzijilak, bij het insteken en uittrekken van de sleutel onder vlakaanraking over de overeenkomstig de helling van de zijpermutatiereeks hellende bodem van de inloopgoot glijden.

Ook worden door deze maatregel de permutatieveren (10c in fig.1) 15 ontlast, hetgeen de slijtage aan sleutel en permutatiepennen weer verder vermindert·'' en worden bovendien ongewenste schuine krachten op de borings-wand van de radiale rotorboringen, waarin de permutatiepennen axiaal verschuifbaar gelegerd zijn,vermeden. Bovendien wordt hierdoor het draaien van de permutatiepennen belet.

20 In fig. 7 is het cylinderslot met ingestoken sleutel 5 van fig. 1 in een andere doorsnede dan fig. 1 weergegeven. Hier is weer een randpermutatie 10k van de rechtse randpermutatiereeks 6 en een zij-permutatie Ί0 van de linkse zij-permutatiereeks 8, die beide weer met hun hartlijnen in een gemeenschappelijk hartlijnvlak loodrecht op de t 25 rotoras A3 verlopend liggen, geheel zichtbaar, maar hier hebben de bijbehorende sleutelverdiepingen 14, resp. 15 een andere diepte 2 dan de overeenkomstige verdiepingen 14 en 15 in fig. 1. Terwijl namelijk in fig. 1 de rechtse randverdieping 14 en de linkse zijverdieping 15 van de sleutel 5 telkens de grootste voorkomende diepte tl hebben (vergelijk 30 daartoe ook fig. 5 resp. fig. 6) heeft in fig. 7 de reehtse randverdieping 14 slechts een diepte t3 (vergelijk fig. 5) en de linkse zijverdieping 15 de kleinst voorkomende diepte t4 (vergelijk fig. 6). Een bijzonder diepe rechtse zijverdieping 15a, waarvan de bodem bl5, in tegenstelling tot fig.6, zelfs aan de andere zijde van het langsmiddenvlak LM van de sleutel 5 ligt, 35 doet geheel de toepassingsmogelijkheid zien van ook dergelijke extreem diepe verdiepingen voor het sleutel zijvlak 13 bij overigens gelijke sleutelafmetingen.

In fig. 8 is een tweede uitvoeringsvorm van het cylinderslot weergegeven, hier aangeduid met 100, waarbij het sleutelkanaal 40 niet 40 zoals het sleutelkanaal 4 van fig. 1 sleufvormig is, d.w.z. naar het 80 0 5 00 9 • fc- - 9 - cylindrische mantelvlak van de rotor 3 open is, maar venstervormig is, d.w.z. als doorsteekkanaal geheel wordt omgeven door de rotor 30.

Fig. 8 toont dat het in fig. 1 tot 7 weergegeven permutatiesysteem voor het cylinderslot 1 met de beide randpermutatiereeksen 6 en 7 en de beide zij-permutatiereeksen 8 en 9 ook bij de stijvere en daardoor 5 sterkere rotoruitvoering met venstervormig sleutelkanaal 40 realiseerbaar is, waarbij de buitendiameter van de stator 20 van het slot 100, dus de zogenaamde cylinderdiameter, voor de noodzakelijke plaatsruimte constructief slechts enkele millimeters behoeft te worden vergroot.

^ De sleutelverdiepingen kunnen met een freeswerkwijze langs continue baan op een voorgeprogammeerde, door een computer bestuurde freesmachine per verdiepingenreeks in een enkele freesdoorgang bijzonder rationeel en tegelijk zeer nauwkeurig worden vervaardigd. Met dit frezen langs continue baan kunnen bovendien in de sleutellangsrichting ^ verlengde verdiepingen in de sleutelschacht worden gefreesd, waardoor het permutatiecentrum van deze verdiepingen (hierbij kan het gaan om zij- en/of randverdiepingen) wordt versluierd, d.w.z. de inbraakbeveiliging verder wordt vergroot, zoals wordt beschreven in het Oostenrijkse octrooischrift 343506.

Hierbij is het gunstig de verdiepingen van hun permutatiecentrum 20 uit slechts eenzijdig naar de sleutelhandgreep toe in de sleutellangsrichting te verlengen en daardoor de zich telkens aan de naar de sleutel-punt toegekeerde zijde van de verdiepingen bevindende, als afhefglijbaan voor de permutatiepennen 10 en de verdiepingsflank tegelijk ook als dragende flank voor de langstrek-begrenzing van de ingestoken, maar 25 reeds iets uit zijn insteek- resp. uittrekdraaistand verdraaide sleutel te laten werken. Daardoor wordt belet, dat, wanneer na het begin van het draaien van de sleutel daaraan reeds tijdens het verder draaien, dus vervroegd, wordt getrokken, de permutatiepennen tijdens het verder draaien van de rotor in vreemde statorboringen snappen,waarbij dan, door dit zogenaamde 30 "inhaken",het verder draaien van sleutel en rotor zou worden geblokkeerd, zoals beschreven in het Oostenrijkse octrooischrift 345692.

De zij-permutatiereeksen behoeven zeker niet te hellen ten opzichte van het bijbehorende werkzame zijvlak van de ingestoken sleutel, maar zij kunnen ook liggen in permutatievlakken die loodrecht staan op 35 het sleutelzijvlak.

8005009

Claims

1. Cylinderslot met bijbehorende platte sleutel, waarbij, behorend bij de beide platte zijden van de sleutel telkens één en bij ten minste een van de beide smalle zijden ten minste telkens een, in de asrichting van de slotrotor verlopende reeks tweedelige permutaties zijn aangebracht, telkens bestaande uit een permutatiepen en een veerbelaste 5 contra-permutatie, waarbij de bij de smalle zijde van de sleutel behorende permutatiereeks ligt in een permutatievlak, dat helt ten opzichte van het in de langsrichting van de rechthoekige sleuteldwarsdoorsnede verlopend langsmiddenvlak van de ingestoken platte sleutel, terwijl de sleutel aan ^ zijn beide platte zijden is voorzien van tenminste telkens een in de sleutellangsrichting verlopende reeks verdiepingen voor het opnemen van de permutatiepennen van de bijbehorende zijperrautatiereeks, waarbij in de smalle zijde van de sleutel tenminste een in de langsrichting van de sleutel verlopende verdiepingenreeks voor de permutatiepennen van de permutatiereeks voor de smalle zijde' van de sleutel is aangebracht en de hart-15 lijnen van de aan de smalle sleutelzijde aangebrachte verdiepingen in een gemeenschappelijk vlak liggen dat helt ten opzichte van het langsmiddenvlak van de sleutel, overeenkomstig de helling van de bijbehorende permutatiereeks in het cylinderslot, met het kenmerk, dat het permutatievlak van de bij de smalle zijde- (12)van de sleutel(5)behorende permutatiereeks(6)het oppervlak (s5)van de sleutelschacht in het gebied van een der beide, de smalle zijde(12) van de sleutel begrenzende sleutelranden(k5) van de ingestoken sleutel(5) snijdt, terwijl de verdiepingen(14)van de aan de smalle zijde(12)van de sleutel (5)aangebrachte verdiepingreeks in de sleutelrand (k5] zijn aan-gebracht en ten opzichte van het langsmiddenvlak (LM) van de sleutel (5) zodanig zijn aangebracht, dat zij telkens met een deel van de verdieping aan de smalle zijde(12)en met de rest van dê verdieping in het tezamen met deze smalle zijde de sleutelrand(k5)vormende platte zijde(13)van de sleutel (5)liggen.

^ 2. Slot met sleutel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat bij de smalle zijde(12)van de sleutel(5)twee reeksen(6, 7)van randverdiepingen (lOk) behoren, liggend in twee permutatievlakken, welke ten opzichte van het langsmiddenvlak(iM)van de ingestoken sleutel(5)in tegengestelde richtingen hellen en het oppervlak(s5)van de sleutelschacht in het gebied van de beide sleutelranden(k5)snijden, terwijl de sleutel(5)aan de smalle zijde(12)is 35 voorzien van twee reeksen verdiepingen(14)voor de permutatiepennen(10a)van telkens een der beide randpermutatiereeksen(6, resp. 7),waarbij de hart- 8005009 - 11 - lijnen van de verdiepingen(14)telkens in een gemeenschappelijk hartlijnvlak (e 14) liggen, dat helt ten opzichte van het langsmiddenvlak(LMJ van de sleutel, overeenkomstig de helling van de beide randpermutatie-reeksen (6,7)in tegengestelde richtingen en ten opzichte van het lang-5 middenvlak(LM)van de sleutel zodanig zijn aangebracht, dat de verdiepingen (14) van de beide randverdiepingsreeksen met een deel van de verdieping aan de smalle zijde (12)en met de rest van de verdieping in telkens een der beide, tezamen met de smalle zijde(12)de beide sleutelranden{K5jvormende platte zijden(13)van de sleutel(5)liggen.

3. Slot volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de permutatie- reeksen van de beide randpermutatiereeksen (6, 7) onder gelijke hoeken (a)ten opzichte van het langsmiddenvlak (lm)van de ingestoken sleutel hellen en elkaar in dit vlak snijden, waarbij de hartlijnvlakken van de beide randverdiepingreeksen (14) overeenkomstig de helling van de beide rand-15 permutatiereeksen (6, 7) onder gelijke hoeken(a) als deze, ten opzichte van het langsmiddenvlak (lm)van de sleutel hellen.

4. Slot volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat bij elk van de beide platte zijden(13)van de sleutel telkens een permutatiereeks (8, resp. 9) met op elkaar volgende zijpermutaties (10) is aangebracht, waar-20 van de permutatievlakken ten opzichte van het telkens bijbehorende werkzame zijvlak (13) van de ingestoken sleutel (5) onder gelijke hoeken {Bj in tegengestelde.'richtingen hellen, waarbij de hartlijnen van de verdiepingen (15) van de beide bijbehorende zijverdiepingreeksen van de sleutel telkens in een gemeenschappelijk hartlijnvlak liggen, dat ten opzichte van het 25 langsmiddenvlak (LM) van de sleutel overeenkomstig de helling van de beide zijpermutatiereeksen (8, 9) onder gelijke hoekenin tegengestelde richtingen hellen, waarbij de permutatievlakken van de beide randpermutatiereeksen (6, 7) en de beide zijpermutatiereeksen (8, 9) elkaar in de draaihartlijn van de coaxiaal met de stator (2) van het slot aangebrachte 30 slotrotor (2) snijden en de hartlijnvlakken van de beide randverdiepingsreeksen (14) en de beide zijverdiepingsreeksen (15) elkaar volgens een gemeenschappelijke, in het langsmiddenvlak(LM)van de sleutel liggende rechte lijn snijden, waarbij deze rechte lijn bij ingestoken sleutel samenvalt met de draaihartlijn van de slotrotor (3).

5. Slot volgens'‘.conclusie 1, met het kenmerk, dat het sleutel- kanaal (4) van de slotrotor (3) sleufvormig is en aan een van zijn beide smalle zijden naar buiten, naar het mantelvlak (M3 Jvan de cylindrische rotor (3), open is.

6. Slot met sleutel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het 40 sleutelkanaal (40) van ^de slotrotor (30) venstervormig is en geheel door O Λ fl K fl Λ Q - 12 - de slotrotor is omsloten.

7. Slot volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de permutatie-vlakken van de bij de beide vlakke zijden vanüe sleutel behorende per-mutatiereeksen (8, 9) loodrecht op het telkens bijbehorende werkzame 5 zijvlak (13) van de ingestoken sleutel staan, waarbij de hartlijnen vein de bijbehorende sleutelverdiepingen telkens in een gemeenschappelijk hartlijnvlak liggen, dat loodrecht staat op het zijvlak van de sleutel.

8. Sleutel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat deze als keersleutel is uitgevoerd en aan elk van de beide platte zijden (13) een 10 dubbel verdiepingbeeld heeft, waarbij alle vier randenvan de sleutel zijn voorzien van verdiepingen (14) voor het opnemen van de permutatie-pennen(10a)van de telkens bijbehorende randpermutaties(10k). ---++--- i 8005009