BE1023990B1 - Dors- en scheidingssysteem voor een oogstmachine - Google Patents

Dors- en scheidingssysteem voor een oogstmachine Download PDF

Info

Publication number
BE1023990B1
BE1023990B1 BE2016/5220A BE201605220A BE1023990B1 BE 1023990 B1 BE1023990 B1 BE 1023990B1 BE 2016/5220 A BE2016/5220 A BE 2016/5220A BE 201605220 A BE201605220 A BE 201605220A BE 1023990 B1 BE1023990 B1 BE 1023990B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
slats
axis
slat
rotation
harvesting machine
Prior art date
Application number
BE2016/5220A
Other languages
English (en)
Other versions
BE1023990A1 (nl
Inventor
Marcel Verhoeven
Original Assignee
Cnh Industrial Belgium Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Cnh Industrial Belgium Nv filed Critical Cnh Industrial Belgium Nv
Priority to BE2016/5220A priority Critical patent/BE1023990B1/nl
Priority to BR102017006218-0A priority patent/BR102017006218B1/pt
Priority to EP17163461.1A priority patent/EP3235365B1/en
Priority to US15/473,225 priority patent/US10440892B2/en
Publication of BE1023990A1 publication Critical patent/BE1023990A1/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1023990B1 publication Critical patent/BE1023990B1/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01FPROCESSING OF HARVESTED PRODUCE; HAY OR STRAW PRESSES; DEVICES FOR STORING AGRICULTURAL OR HORTICULTURAL PRODUCE
    • A01F12/00Parts or details of threshing apparatus
    • A01F12/18Threshing devices
    • A01F12/24One-part threshing concaves
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01FPROCESSING OF HARVESTED PRODUCE; HAY OR STRAW PRESSES; DEVICES FOR STORING AGRICULTURAL OR HORTICULTURAL PRODUCE
    • A01F12/00Parts or details of threshing apparatus
    • A01F12/44Grain cleaners; Grain separators
    • A01F12/444Fanning means
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01FPROCESSING OF HARVESTED PRODUCE; HAY OR STRAW PRESSES; DEVICES FOR STORING AGRICULTURAL OR HORTICULTURAL PRODUCE
    • A01F12/00Parts or details of threshing apparatus
    • A01F12/44Grain cleaners; Grain separators
    • A01F12/446Sieving means
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01FPROCESSING OF HARVESTED PRODUCE; HAY OR STRAW PRESSES; DEVICES FOR STORING AGRICULTURAL OR HORTICULTURAL PRODUCE
    • A01F12/00Parts or details of threshing apparatus
    • A01F12/18Threshing devices
    • A01F12/20Threshing cylinders with ribs
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01FPROCESSING OF HARVESTED PRODUCE; HAY OR STRAW PRESSES; DEVICES FOR STORING AGRICULTURAL OR HORTICULTURAL PRODUCE
    • A01F12/00Parts or details of threshing apparatus
    • A01F12/46Mechanical grain conveyors
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01FPROCESSING OF HARVESTED PRODUCE; HAY OR STRAW PRESSES; DEVICES FOR STORING AGRICULTURAL OR HORTICULTURAL PRODUCE
    • A01F7/00Threshing apparatus
    • A01F7/02Threshing apparatus with rotating tools
    • A01F7/04Threshing apparatus with rotating tools with axles transverse to the feeding direction

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Threshing Machine Elements (AREA)
  • Harvester Elements (AREA)

Abstract

Een oogstmachine (1) definieert een lengteas (A1) in een rijrichting (47) van de oogstmachine (1) en bevat een chassis (2); en een dors- en scheidingssysteem (11) dat gedragen wordt door het chassis (2). Het dors- en scheidingssysteem (11) bevat een dorskorf (23); een as (44) die een omwentelingsas (AR) definieert die evenwijdig is met de dorskorf (23) en dwars op de lengteas (A1); en een reeks latten (46, 46A, 46B) die door de as (44) aan het draaien gebracht worden en geconfigureerd zijn om oogstmateriaal tegen de dorskorf (23) te bewegen. De oogstmachine (1) is gekenmerkt doordat de latten (46, 46A, 46B) zich spiraalvormig rond de omwentelingsas (AR) uitstrekken.

Description

DORS- EN SCHEIDINGSSYSTEEM VOOR EEN OOGSTMACHTNE
ACHTERGROND VAN DE UITVINDING
Deze uitvinding heeft betrekking op oogstmachines voor gebruik in de landbouw (verder kortweg oogstmachines genoemd) en meer bepaald op maaidorsers.
De term maaidorser (of pikdorser, "combine" in het Engels) voor een oogstmachine is historisch gegroeid doordat deze machine meerdere oogstfuncties combineert in een enkele oogsteenheid, zoals plukken, dorsen, scheiden, reinigen en tijdelijk opslaan. Een maaidorser bevat een maaibord die het gewas van een veld verwijdert, en een toevoerhuis dat het gewasmateriaal naar een dorstrommel transporteert. De dorstrommel draait in een geperforeerd huis dat de vorm kan hebben van verstelbare dorskorven en op het gewas een dorsbewerking uitvoert om het graan uit het stro te verwijderen. Eens het graan gedorst is, valt het door perforaties in de dorskorven op een graanschaal. Vanaf de graanschaal wordt het graan gereinigd d.m.v. een reinigingssysteem en wordt daarna naar een graantank aan boord van de maaidorser getransporteerd. Een reinigingsventilator blaast lucht door de zeven om kaf en andere deeltjes vuil, dat in het Engels MOG (material other than grain) genoemd wordt, verder in het Nederlands soms afgekort tot niet-graan. naar de achterkant van de maaidorser af te voeren. Niet-graan, zoals stro, afkomstig van de dorssectie passeert door een restantensysteem, dat een strohakselaar kan gebruiken om het oogstmateriaal dat geen graan is (afgekort tot "niet-graan") te verwerken en naar de achterkant van de maaidorser te richten. Wanneer de graantank vol raakt, wordt de maaidorser gepositioneerd in de buurt van een voertuig waarin het graan moet worden ontladen, zoals een oplegger, een aanhangwagen, een gewone vrachtwagen of dergelijke; en wordt een ontlaadsysteem op de maaidorser aangedreven om het graan naar het voertuig over te brengen.
Meer bepaald bevat een dors- of scheidingssysteem één of meer trommels die zich dwars kunnen uitstrekken, in het geval dat bekend staat als een “conventionele” maaidorser, of axiaal, in het geval dat bekend staat als een “roterende” maaidorser, binnen het hoofddeel van de maaidorser, en die gedeeltelijk of volledig omringd zijn door een geperforeerde dorskorf. Het oogstmateriaal wordt gedorst en gescheiden door het draaien van de trommel binnen de dorskorf. Grover niet-graan, zoals stengels en bladeren, wordt naar de achterkant van de maaidorser getransporteerd en achteraan op het veld gelost. De gescheiden graankorrels worden, samen met een deel fijner materiaal dat geen graan is zoals kaf, stof, stro en andere oogstrestanten ontladen via de dorskorven en vallen op een graanschaal waar ze naar een reinigingssysteem getransporteerd worden. Als alternatief kunnen het graan en fijner niet-graan ook rechtstreeks op het reinigingssysteem zelf vallen.
Een reinigingssysteem scheidt vervolgens het graan van het niet-graan, en bevat gewoonlijk een ventilator die een luchtstroom opwaarts en naar achteren richt door horizontaal aangebrachte zeven die op een voorwaartse en achterwaartse manier heen en weer bewegen. De luchtstroom tilt het lichtere niet-graan op en vervoert het naar het achterste uiteinde van de maaidorser om het op het veld te lossen. Schoon graan, dat zwaarder is, en grotere stukken niet-graan, die niet weggeblazen worden door de luchtstroom, vallen op een oppervlak van een bovenste zeef (ook kortstrozeef genoemd) waar een deel of al het schone graan doorheen passeert tot op een onderste zeef (ook bekend als reinigingszeef). Graan en niet-graan die op de bovenste en onderste zeven achterblijven, worden fysiek gescheiden door de heen-en-weergaande actie van de zeven wanneer het materiaal naar achteren beweegt. Alle graan en/of niet-graan dat op het bovenvlak van de bovenste zeef achterblijft wordt aan de achterkant van de maaidorser gelost. Graan dat door de onderste zeef valt, belandt op een bodemschaal van het reinigingssysteem, waar het voorwaarts vervoerd wordt naar een schoongraanvijzel.
De schoongraanvijzel transporteert het graan naar een graantank voor tijdelijke opslag. Het graan hoopt zich op tot wanneer de graantank vol is en wordt gelost in een naburig voertuig zoals een oplegger, een aanhangwagen, een gewone vrachtwagen of dergelijke, door een ontlaadsysteem op de maaidorser dat bediend wordt om graan naar het voertuig over te brengen.
In conventionele maaidorsers, waarin de trommel zich dwars uitstrekt, heeft de trommel gewoonlijk uit elkaar geplaatste aparte latten die zich langs de breedte van de trommel uitstrekken. De latten draaien om contact te maken met het oogstmateriaal dat door het maaibord gepasseerd is en wrijven het oogstmateriaal tegen de dorskorf om het oogstmateriaal te dorsen en te scheiden. Wegens de geometrie en de ruimte tussen de latten, zijn er periodes tijdens de omwenteling van de trommel waarbij er geen latten zijn die contact maken met het binnenkomende oogstmateriaal, d.w.z. dat de toevoer door de trommel en de latten discontinu gebeurt. Wanneer de trommel verder draait en één of meer latten in contact komen met het oogstmateriaal, wordt een grote piekbelasting opgewekt tijdens dit contact wat kan leiden tot ratelende en hoorbare geluiden in de maaidorser, wat het comfort van de operator vermindert. Verder kunnen de hoge piekbelastingen de slijtage op de latten versnellen en zijn ze niet ideaal om vermogen over te brengen doordat de onregelmatige vermogensbehoeften van de trommel om oogstmateriaal discontinu tegen de dorskorf te drukken, leiden tot een cyclisch onregelmatige vermogenafname van de aftakas. Zo ook is het dorsen en scheiden van het oogstmateriaal onregelmatig, wat inefficiënties kan veroorzaken in het scheidingssysteem en bijgevolg een niet-efficiënte reiniging in het reinigingssysteem kan veroorzaken.
Wat nodig is ten opzichte van de stand van de techniek is een dors- en scheidingssysteem dat sommige van de eerder beschreven nadelen van bekende dors- en scheidingssystemen aanpakt.
SAMENVATTING VAN DE UITVINDING
Deze uitvinding verschaft een dors- en scheidingssysteem met latten die zo aangebracht zijn dat ze continu contact maken met oogstmateriaal om een cyclische werking en de bijbehorende piekbelastingen die geproduceerd worden tijdens het toevoerproces te verminderen.
In één vorm is de uitvinding gericht op een oogstmachine die een lengteas bepaalt in een rijrichting van de oogstmachine en die een chassis bevat en een dors- en scheidingssysteem dat gedragen wordt door het chassis. Het dors- en scheidingssysteem bevat een dorskorf; een as die een omwentelingsas definieert die evenwijdig loopt met de dorskorf en dwars op de lengteas; en een reeks latten die door de as aan het draaien gebracht worden en geconfigureerd zijn om oogstmateriaal tegen de dorskorf te bewegen. De oogstmachine is gekenmerkt doordat de latten zich spiraalvormig rond de omwentelingsas wikkelen.
Een voordeel van deze uitvinding is dat minstens één van de latten van dit dors- en scheidingssysteem te allen tijde contact maakt met oogstmateriaal, waardoor de piekbelastingen die ervaren worden tijdens het contact met het oogstmateriaal verminderen.
Een ander voordeel is dat de levensduur van de latten vergroot kan worden.
Nog een ander voordeel is dat de vermindering van piekbelastingen resulteert in minder geluid en trillingen in de maaidorser en zo het comfort van de bestuurder van de maaidorser vergroot.
Nog een ander voordeel is dat het oogstmateriaal continu gedorst en gescheiden kan worden, wat het rendement van het reinigingssysteem verbetert.
KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN
De bovenvermelde en andere kenmerken en voordelen van deze uitvinding en de manier om ze te bereiken zullen duidelijker worden en de uitvinding zal beter begrepen kunnen worden door verwijzing naar de volgende beschrijving van een uitvoeringsvorm van de uitvinding, samen met de bijbehorende tekeningen, waarin:
Figuur 1 een zijaanzicht is van een uitvoeringsvorm van een oogstmachine in de vorm van een maaidorser gevormd volgens deze uitvinding;
Figuur 2 een perspectiefaanzicht is van een gedeelte van een uitvoeringsvorm van een dors- en scheidingssysteem dat gevormd is volgens deze uitvinding;
Figuur 3 een vooraanzicht is van een uitvoeringsvorm van een dorstrommel die gevormd is volgens deze uitvinding;
Figuur 4 een zijaanzicht is van de dorstrommel die weergegeven is in de Figuren 2 en 3;
Figuur 5 een zijaanzicht in perspectief is van de dorstrommel vanaf de andere kant gezien van het aanzicht dat weergegeven is in Figuur 4;
Figuur 6 een perspectiefaanzicht is van een lat die gevormd is volgens deze uitvinding; en
Figuur 7 een perspectiefaanzicht is van een gedeelte van een andere uitvoeringsvorm van een dors- en scheidingssysteem dat gevormd is volgens deze uitvinding.
Overeenkomstige verwijzingen (nummers en/of letters) geven door alle verschillende aanzichten heen overeenkomstige onderdelen aan. Het hier uiteengezette voorbeeld illustreert één uitvoeringsvorm van de uitvinding, en zulk voorbeeld mag niet geïnterpreteerd worden alsof het de reikwijdte van de uitvinding op enige wijze zou beperken.
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE UITVINDING
De termen "graan", "stro" en "niet-gedorste aren" worden over heel deze specificatie voornamelijk gebruikt voor het gemak, maar er dient verstaan te worden dat deze termen niet beperkend bedoeld zijn. Dus verwijst “graan” naar dat deel van het oogstmateriaal dat gedorst en gescheiden wordt van het weg te gooien deel van het oogstmateriaal, waarnaar verwezen wordt als "oogstmateriaal dat geen graan is", (in het Engels MOG = non-grain erop material, verder in het Nederlands soms afgekort tot niet-graan) of stro. Onvolledig gedorst oogstmateriaal wordt "niet-gedorste aren" genoemd. Ook de termen "voorwaarts", "achterwaarts", "links" en "rechts", wanneer ze gebruikt worden in verband met de oogstmachines en/of onderdelen ervan zijn gewoonlijk bepaald met verwijzing naar de voorwaartse rijrichting van de oogstmachine in werking, maar nogmaals, ze mogen niet geïnterpreteerd worden als beperkende termen. De termen “in de lengte”, “lengte-” en “dwars” zijn bepaald ten opzichte van lengterichting van de oogstmachine en mogen evenmin als beperkend gezien worden.
Nu met verwijzing naar de tekeningen en meer bepaald naar Figuur 1, bevat een maaidorser, over het algemeen aangeduid met 1, een hoofdchassis of frame 2, ondersteund door een vaste vooras 3 en een oscillerende achteras (niet weergegeven). De maaidorser 1 definieert een lengteas Al die zich over het algemeen evenwijdig met een rijrichting 47 van de maaidorser 1 uitstrekt. De vooras 3 draagt een tractietandwielkast 4, die aandrijvend verbonden is met een paar wielen 5 waarop de maaidorser zich voortbeweegt, die het voorste deel van het frame 2 ondersteunen. De achteras wordt ondersteund door een paar stuurbare wielen 6. Aangebracht op het hoofdframe 2 zijn een operatorplatform 8, met een operatorcabine 9, een graantank 10, een dors- en scheidingssysteem 11, een graanreinigingssysteem 12, en een krachtbron of motor 13. Een conventioneel maaibord 14 en stro-elevator 15 strekken zich voorwaarts uitten opzichte van het hoofdframe 2 en zijn daartoe schamierbaar bevestigd om een over het algemeen verticale beweging te maken, dat wil zeggen bediend door uitschuifbare hydraulische cilinders (niet weergegeven).
Wanneer de maaidorser 1 voorwaarts wordt voortbewogen over een veld waarop gewas staat, wordt dit laatste van de stoppels gescheiden door een sikkelstaaf 17 aan de voorkant van het maaibord 14 en door een haspel 18 en een vijzel 19 naar de stro-elevator 15 geleid, die het afgesneden gewas naar het dors- en scheidingssysteem 11 transporteert. Het daar ontvangen gewas wordt gedorst en gescheiden, dat wil zeggen, dat het gewas gewreven en geslagen wordt, waarbij het graan, zaad of dergelijke, los wordt gemaakt en gescheiden wordt van het stro, van het gewasafVal of van het andere weg te gooien deel van het gewas. De maaidorser 1, geïllustreerd in Figuur 1, bevat een conventioneel dors- en scheidingssysteem 11 dat één of meer dorsschijven of cilinders 20, een strodorstrommel 21 en een scheidingstrommel 22 bevat, die samenwerken met een stel dorskorven 23, 24, 25. Conventionele stroschudders 26 hebben als functie om tijdens het gebruik een mat restmateriaal (d.w.z. hoofdzakelijk stro daar het meeste graan ervan gescheiden werd) te lossen via een strokap 27 in een strohakselaar 28 die het stro in stukken hakt en op het veld uitstrooit.
Het graan dat gescheiden werd door het dors- en scheidingssysteem 11 valt op een eerste graanschaal 30 van het reinigingssysteem 12, dat verder ook een voorreinigingszeef 31 bevat, geplaatst boven een tweede graanschaal 32, een bovenste kortstrozeef 33 en een onderste graanzeef 34, die boven elkaar zijn aangebracht achter en onder de voorreinigingszeef 31, en een reinigingsventilator 35.
De graanschalen 30, 32 en de zeven 31,33, 34 worden algemeen gezien voorwaarts en achterwaarts heen en weer bewogen om het gedorste afgescheiden graan van de eerste graanschaal 30 naar de voorreinigingszeef 31 en de tweede graanschaal 32 en vandaar naar de zeven 33, 34 te transporteren. Dezelfde oscillerende beweging verspreidt het graan over de zeven 31,33, 34, waarbij gereinigd graan onder invloed van de zwaartekracht door de openingen van de zeven kan vallen. Het graan op de zeven 31, 33, 34 is onderworpen aan een reinigingsactie door de ventilator 35 die een luchtdebiet opwekt door deze zeven om het kaf en andere onzuiverheden, bv. stof, uit het graan te verwijderen door dit in de lucht te doen zweven om het uit de machine te verwijderen.
Het schone graan valt op een schoongraanvijzel (niet weergegeven) in een schoongraanvijzeltrog 36 en wordt nadien vandaar door de vijzel en een graanelevatormechanisme 37 naar het graanreservoir 10 overgebracht. Onvolledig gedorste aren, de zogenaamde “niet-gedorste aren”, vallen via een vijzeltrog voor niet-gedorste aren (niet weergegeven) in een vijzeltrog voor niet-gedorste aren trog 38. De niet-gedorste are worden zijwaarts getransporteerd door deze vijzel naar een afzonderlijke herdorser 39 en teruggevoerd door een elevator 40 voor niet-gedorste aren naar de eerste graanschaal 30 om ze opnieuw aan een reinigingsactie te onderwerpen.
Een paar graantankvijzels 42 op de bodem van de graantank 7 wordt gebruikt om het schone graan zijwaarts naar een ontlaadpijp 43 te dwingen, waarin het opgetild wordt door losvijzels (niet weergegeven) om het ontladen uit de oogstmachine 1 te ontladen.
Volgens een aspect van deze uitvinding en met verwijzing nu naar Figuur 2, wordt een perspectiefaanzicht weergegeven van een gedeelte van het dors- en scheidingssysteem 11 dat over het algemeen bestaat uit de dorskorf 23, een as 44 die een omwentelingsas AR definieert, en een reeks spiraalvormige latten 46A, 46B die aan het draaien gebracht worden door de as 44 om te draaien rond een omwentelingsas AR en om oogstmateriaal tegen de dorskorf 23 te bewegen om het oogstmateriaal te scheiden en te dorsen via in de dorskorf 23 gevormde openingen. De latten 46A, 46B zijn spiraalvormig en aangebracht om zich te wikkelen rond de omwentelingsas AR die gedefinieerd wordt door de as 44. Zoals te zien is in Figuur 1 is de omwentelingsas AR gedefinieerd door de as 44 evenwijdig met de dorskorf 23 en dwars op de lengteas Al van de maaidorser 1, d w z. dat het dors- en scheidingssysteem 11 een conventionele configuratie heeft en geen roterende configuratie met axiale stroming. De latten 46A, 46B kunnen aan het draaien gebracht worden door de as 44 via verbinding met de as 44 door een reeks dorsschijven 20 die draaibaar op de as 44 zijn aangebracht, waarbij de latten 46A, 46B en schijf (of schijven) 20 samen een dorstrommel 45 vormen die door de as 44 aan het draaien wordt gebracht. In vergelijking met het gebruik van een cilindrische trommel voor het draaibaar koppelen van de latten 46A, 46B aan de as 44, kan het gebruik van een reeks dorsschijven 20 voor het draaibaar koppelen van de latten 46A, 46B aan de as 44 de wrijving die ondervonden wordt door oogstmateriaal als dit door de latten 46A, 46B wordt gedrukt, verminderd worden doordat een cilindrische trommel een grotere oppervlakte heeft voor het oogstmateriaal om ertegen te wrijven in vergelijking met de reeks dorsschijven 20. Het voortdrukken door de latten 46A, 46B van het oogstmateriaal met minder wrijving resulteert in een lagere stofproductie en de kosten voor het produceren van de reeks dorsschijven 20 kunnen lager zijn dan van een cilindrische trommel doordat er minder materiaal wordt gebruikt. Men dient echter in te zien dat, indien gewenst, de reeks dorsschijven 20 vervangen kunnen worden door een traditionele dorstrommel met een in wezen cilindrische vorm. Elke lat 46A, 46B kan verbonden worden met een aan de omtrek gelegen oppervlak 48 van de dorsschijven 20 via een flens 50. De flenzen 50 kunnen bijvoorbeeld gemaakt zijn van een metaal, zoals ijzer of roestvast staal, en aan de latten 46A, 46B en/of dorsschijven 20 gelast worden om de latten 46A, 46B draaibaar aan de as 44 te koppelen. Het kan wenselijk zijn om de flenzen 50 te maken van een relatief dik en dicht metaal, zoals gietijzer, om de flenzen 50 een relatief sterk geconcentreerd gewicht te verlenen in vergelijking met de dorsschijven 20. Als de flenzen 50 gelegen zijn op de aan de omtrek gelegen oppervlakken 48 van de dorsschijven 20, nl. relatief ver van de omwentelingsas AR, kunnen hoge gewichtsconcentraties in de flenzen 50 het massatraagheidsmoment van de schijven 20 verhogen als de as 44 draait, zodat de schijven 20 minder vatbaar zijn voor vertragingen van de omwentelingssnelheid ervan door moeilijke gewas- en oogstomstandigheden.
Met verdere verwijzing naar Figuur 2 en naar Figuren 3-4 is te zien dat de latten 46A en 46B aangebracht zijn als een eerste stel latten 46A en een tweede stel latten 46B. Het eerste stel latten is aangeduid met 46A en is weergegeven in Figuren 2 en 3 aan de linkerkant van de as 44, en het tweede stel latten is aangeduid met 46B en is in weergegeven in Figuren 2 en 3 aan de rechterkant van de as 44. De trommel 45 kan als alternatief een enkel stel latten 46 bevatten, zoals weergegeven in Figuur 7. Zoals te zien is bij het vergelijken van de Figuren 4 en 5, die aanzichten zijn van de tegenoverliggende zijden, kan elke lat van de latten 46A van het eerste stel latten, een linksdraaiende schroefVorm hebben en kan elke lat van de latten 46B van het tweede stel een rechtsdraaiende schroefVorm hebben, d w z. dat de latten 46A van het eerste stel tegengesteld gericht zijn aan die van de latten 46B van het tweede stel. De betekenis van deze tegenovergestelde oriëntatie zal hierin verder worden beschreven. De latten 46A van het eerste stel kunnen ook om en om geplaatst worden ten opzichte van de dichtstbijzijnde lat 46B van het tweede stel, zoals te zien is in Figuren 2-3. Als de lat 46A van het eerste stel zich op gelijke afstand bevindt van twee latten 46B van het tweede stel is de lat 46A van de eerste stel om en om geplaatst ten opzichte van minstens één van de op gelijke afstand gelegen latten 46B van het tweede stel. De term "om en om" wordt hier gebruikt, om aan te geven dat de lat 46A van het eerste stel en de dichtstbij gelegen lat 46B van het tweede stel niet op één lijn liggen ten opzichte van de omwentelingsas AR. Bijvoorbeeld zoals getoond in Figuren 2-3 zijn de latten 46A om en om opgesteld ten opzichte van de dichtstbij gelegen latten 46B die beide evenwijdig zijn en loodrecht staan op de omwentelingsas AR, aangezien de latten 46A en 46B allemaal in wezen op gelijke afstand van de omwentelingsas AR liggen, waarbij de afstand tussen elke lat en de omwentelingsas AR ongeveer gelijk is aan een straal DR (weergegeven in de Figuren 4-5) van de schijven 20, plus een hoogte van de verbindingsflenzen 50 ten opzichte van de aan de omtrek gelegen oppervlakken 48 van de schijven 20. Zodoende bepaalt elke lat 46A en 46B een lat-as die zich uitstrekt door een middelpunt van de lat, geïllustreerd als lat-as AA voor latten 46A en lat-as AB voor latten 46B, evenwijdig met de omwentelingsas AR, en ligt niet op één lijn met een overeenkomstige lat-as van de dichtstbij gelegen lat(ten) 46B, 46A van het andere stel ten opzichte van de omwentelingsas AR. Men dient in te zien dat de latten 46A en 46B op andere manieren om en om opgesteld kunnen worden, bv. door de latten 46A van het eerste stel op een verschillende afstand van de omwentelingsas AR aan te brengen in vergelijking met de latten 46B van het tweede stel zodat de lat-assen AA en AB van de latten 46A en 46B niet uitgelijnd zijn.
Zoals te zien is in de Figuren 2-3 en 6 zijn de latten 46A en 46B in wezen allemaal spiraalvormig zodat de latten 46A en 46B zich niet alleen evenwijdig uitstrekken ten opzichte van de omwentelingsas AR, maar zich ook spiraalvormig rond de omwentelingsas AR wikkelen. Zodoende kunnen de latten 46A en 46B elk een kromming vertonen rond de omwentelingsas AR in de richting waarin ze zich overlangs uitstrekken, wat het best te zien is in Figuur 6. Door een kromming toe te voegen in de lengterichting van de latten 46A en 46B, kunnen de latten 46A en 46B zich in totaal over 360 graden rond de omwentelingsas AR uitstrekken, zodat er ten minste een gedeelte van een lat 46A en 46B beschikbaar is om contact te maken met het binnenkomende oogstmateriaal als de as 44 de latten 46A en 46B doet draaien. Dus kunnen de latten 46A van het eerste stel zich in totaal 180 graden of meer uitstrekken rond de omwentelingsas AR en kunnen de latten 46B van het tweede stel zich in totaal 180 graden of meer uitstrekken rond de omwentelingsas AR zodat een gedeelte van één of meer latten 46A, 46B contact kan maken met binnenkomend oogstmateriaal tijdens de volledige omwenteling van de as 44 over 360 graden.
Zo'n configuratie maakt het mogelijk om minstens één lat 46A, 46B constant in contact te houden met binnenkomend oogstmateriaal, d.w.z. het oogstmateriaal continu toe te voeren en de piekbelastingen die zich voordoen wegens het onderbroken toevoeren van het oogstmateriaal door de latten te verminderen. Men dient in te zien dat beide stellen latten 46A en 46B zich geen 180 graden of meer moeten uitstrekken rond de omwentelingsas AR om de volledige 360 graden rond de omwentelingsas AR te bestrijken; één stel latten kan zich bijvoorbeeld 190 graden uitstrekken rond de omwentelingsas AR terwijl het andere stel latten zich slechts over 170 graden uitstrekt.
Zoals getoond, kan elke lat van de latten 46A en 46B van elk stel zo opgesteld worden dat het eerste stel latten 46A en het tweede stel latten 46B elkaar rond de omwentelingsas AR afwisselen, zoals te zien is in Figuren 2-3. Om de latten 46A en 46B afwisselend rond de omwentelingsas AR aan te brengen, kan elke lat-as AA van het eerste stel zich tussen twee lat-assen AB van het tweede stel uitstrekken en vice versa zodat wanneer de as 44 draait, de meest naar voren gelegen lat afwisselend een lat 46A van het eerste stel zal zijn en een lat 46B van het tweede stel. Zo'n configuratie kan de zijdelingse beweging van oogstmateriaal beperken als het oogstmateriaal door de latten 46A en 46B tegen de dorskorf 23 gedrukt wordt en helpt het oogstmateriaal gelijkmatig tegen de dorskorf 23 te drukken.
Met verwijzing nu meer bepaald naar de Figuren 2-5 is te zien dat de latten 46A en 46B elk een latlengte SL kunnen hebben, van één zijdelings uiteinde tot het andere, dat gelijk is voor alle latten 46A en 46B. Aangezien de latten 46A en 46B ook spiraalvormig kunnen zijn, kan de kromming van de latten 46A en 46B over de latlengte SL ook gelijk zijn voor alle latten 46A en 46B, zodat de latten 46A en 46B in wezen identiek zijn qua constructie. Het aantal latten 46A en 46B, respectievelijk in het eerste en tweede stel, kan ook gelijk zijn. Zodoende is het enige verschil tussen de latten 46A van het eerste stel en de latten 46B van het tweede stel de richting van de spiraal van de latten 46A en 46B ten opzichte van de rotatieas AR, waarbij de latten 46A van het eerste stel een in tegenovergestelde richting lopende spiraal volgen dan de latten 46B van het tweede stel. Wanneer zo'n configuratie is gekozen, kunnen de latten 46A van het eerste stel evenwijdig met elkaar worden aangebracht, d.w.z., de lat-assen AA van de latten 46A evenwijdig met elkaar ten opzichte van de omwentelingsas AR, en de latten 46B van het tweede stel kunnen evenwijdig met elkaar worden aangebracht, d.w.z. dat de lat-assen AB van de latten 46B evenwijdig zijn met elkaar ten opzichte van de omwentelingsas AR. Verder kunnen de latten 46A van het eerste stel op gelijke afstanden van elkaar geplaatst worden rond de omwentelingsas AR en kunnen de latten 46B van het tweede stel op gelijke afstand van elkaar geplaatst worden rond de omwentelingsas AR. Bijvoorbeeld, wanneer het eerste stel latten 46A tien latten 42A bevat, zoals getoond, en het tweede stel latten 46B tien latten 42B bevat, zoals getoond, kan elke lat 46A 36 graden ten opzichte van de aangrenzende lat geplaatst worden rond de omwentelingsas AR van de latten 46A van het eerste stel, geïllustreerd door al in Figuur 4, en kan elke lat 46B kan ook op onder een onderlinge hoek van 36 graden geplaatst worden rond de omwentelingsas AR van de aangrenzende latten 46B van het tweede stel, geïllustreerd door al in Figuur 5. Zo ook kan elke lat 46A en 46B een spiraalvorm hebben over een hoek van 18 graden rond de omwentelingsas AR, zodat de tien latten 46A van het eerste stel in totaal 180 graden bestrijken, rond de omwentelingsas AR en de tien latten 46B van het tweede stel in totaal 180 graden rond de omwentelingsas AR bestrijken. Aangezien de latten 46A van het eerste stel en de latten 46B van het tweede stel elkaar kunnen afwisselen rond de omwentelingsas, kan het aantal latten in elk stel gelijk zijn en kan elke lat een gelijke spiraalvorm hebben en op dezelfde onderlinge afstand liggen ten opzichte van de andere latten van hetzelfde stel. Bijvoorbeeld wanneer er acht latten 46A zijn in het eerste stel en acht latten 46B in het tweede stel, kan elke lat 46A en 46B een spiraalvorm hebben zodat ze een hoek van 22,5 graden bestrijken en 45 graden ten opzichte van elkaar geplaatst zijn rond de omwentelingsas AR van de twee dichtstbij gelegen andere latten van hetzelfde stel. Er dient daarom ingezien te worden hoe de kromming en de afstand tussen de latten 46A, 46B rond de omwentelingsas AR beïnvloed kan worden door het aantal latten 46A en 46B in elk stel om een constant contact tot stand te brengen tussen één of meer latten 46A, 46B met oogstmateriaal dat door de lat(ten) 46A, 46B wordt bewogen; de kromming van elke lat 46A, 46B in een stel rond de omwentelingsas AR kan 180 graden zijn gedeeld door het aantal latten 46A, 46B in het respectieve stel en de mimte tussen aangrenzende latten 46A, 46B in een stel rond de omwentelingsas AR kan 360 graden zijn gedeeld door het aantal latten 46A, 46B in het respectieve stel.
Om ervoor te zorgen dat minstens één lat 46A, 46B te allen tijde contact maakt met oogstmateriaal als de as 44 draait, kunnen de latten 46A van het eerste stel de latten 46B van het tweede stel rond de omwentelingsas AR overlappen. Bijvoorbeeld wanneer de latten 46A en 46B van elk stel elkaar afwisselen rond de omwentelingsas AR, kan elke lat 46A van het eerste stel aangebracht worden tussen twee latten 46B van het tweede stel rond de omwentelingsas AR, en vice versa zodat een gedeelte van de latlengte SL van elke lat 46A, 46B één of meer aangrenzende latten van het andere stel overlapt. Zoals weergegeven in Figuur 2, kan het dors- en scheidingssysteem 11 een effectieve latbreedte WS bepalen die ruwweg overeenkomt met een breedte WC van de dorskorf 23 en met de breedte van het dors- en scheidingssysteem 11 dat bestreken wordt door de latten 46A en 46B wanneer de as 44 draait. Wanneer de latten 46A en 46B overlappen, zoals getoond in Figuren 2-3, is de effectieve latbreedte WS kleiner dan de combinatie van een eerste latlengte SL van een lat 46A en een tweede latlengte SL van een lat 46B. Wanneer de latten 46A en 46B elkaar niet overlappen, wat niet getoond wordt, kan de effectieve latbreedte WS gelijk zijn aan of groter dan de combinatie van de eerste latlengte SL van een lat 46A en de tweede latlengte SL van een lat 46B.
Met verwijzing nu meer bepaald naar Figuur 6, wordt een uitvoeringsvorm van een enkele lat 46A getoond. Zoals te zien is, heeft de lat 46A in wezen een spiraalvorm aan zijn oppervlak waarvan de kromming zo is dat de lat 46A zich over een gewenst aantal graden kan wikkelen, bv. 18 graden, rond de omwentelingsas AR. De lat 46A kan ook een verdikt gebied 52 bevatten op de plaats waar de lat 46A verbonden is met de flens 50 om met de dorsschijf 20 verbonden te worden. Wegens de grotere dikte van het gebied 52 waar de lat 46A verbonden is met de flens 50, kan de lat 46A gevormd zijn met een gecombineerde kromming die over een breedte W van de lat 46A varieert. Voor het gemak van de beschrijving kan de gecombineerde kromming van de lat 46A vereenvoudigd worden door een lathoek α-S te definiëren tussen een binnenste toppunt V van de lat, en, wanneer de lat 46A rust op een oppervlak loodrecht op het vlak van de tekening, zoals weergegeven in Figuur 6, aan de binnenkant en de twee uiteinden van de lat 46A die de breedte W ertussen bepalen. De lathoek α-S kan een grote verscheidenheid aan hoeken hebben, afhankelijk van de constructie van de lat 46A, zoals tenminste 110 graden, bij voorkeur tussen 120 en 160 graden, en meer bij voorkeur tussen 140 graden en 150 graden.
In een alternatieve uitvoeringsvorm en met verwijzing nu naar Figuur 7 kan de dorstrommel 45 een enkelvoudig stel spiraalvormige latten 46 bevatten die zich spiraalvormig rond de omwentelingsas AR wikkelen. In deze uitvoeringsvorm kan elke lat 46 een gelijke spiraalvorm hebben, d.w.z., hetzij linksdraaiend, hetzij rechtsdraaiend in plaats van dat de twee stellen latten 46A en 46B tegengesteld draaiende spiralen vertonen die weergegeven zijn in Figuren 2-6. Samen kunnen de latten 46 zich over 360 graden of meer rond de omwentelingsas AR wikkelen zodat minstens één lat 46 in contact komt met oogstmateriaal tijdens een volledige omwenteling van de dorstrommel 45. De latten kunnen ook op eenzelfde afstand van elkaar geplaatst worden en een gewenste mate van spiraalvorming vertonen, vergelijkbaar met de eerder beschreven latten 46A en 46B. Met een enkelvoudig stel gelijke latten 46 is een constant contact van oogstmateriaal met de latten 46 nog altijd mogelijk als de latten 46 door de as 44 gedraaid worden om de piekbelastingen te verminderen, waarbij de constructie vereenvoudigd wordt door het tegenover elkaar gelegen latten 46A en 46B niet om en om aan te brengen over een breedte WD van de dorstrommel 45. Er kan zich echter een probleem voordoen als gebruik gemaakt wordt van een enkelvoudig stel gelijkgerichte, spiraalvormig latten 46, nl. dat oogstmateriaal de neiging zal hebben om zich over de latten 46 in een richting 54 te verplaatsen, die evenwijdig is met de omwentelingsas AR, langs de breedte WD van de dorstrommel 45 als de latten 46 aan het draaien worden gebracht. Dit is niet ideaal, aangezien de migratie van het oogstmateriaal de gelijkmatige verdeling ervan over de breedte WD van de dorstrommel 45 verbreekt, wat kan leiden tot ondoelmatigheden in het scheiden en reinigen van het oogstmateriaal. Om de migratie van oogstmateriaal in richting 54 over de breedte WD van de dorstrommel 45 te verminderen, kunnen op elke lat 46 precies gerichte groeven 56 aangebracht worden, zoals getoond, om weerstand te verschaffen aan het oogstmateriaal dat beweegt in richting 54 over de breedte WD van de dorstrommel 45 als de latten 46 gedraaid worden. De groeven 56 kunnen bijvoorbeeld al dan niet haaks lopen ten opzichte van een langste rand 58 van de latten 46. Als de groeven 56 in een hoek niet-loodrecht staan ten opzichte van de langste rand 58 van de latten 46, zoals getoond, kunnen de groeven 56 één of meer gleufhoeken α-G definiëren ten opzichte van de langste rand 58 ertussen, bijvoorbeeld 10 tot 75 graden. Men dient in te zien dat terwijl de groeven 56 weergegeven worden in Figuur 7 met gelijke diepten en met dezelfde gleufhoek α-G ten opzichte van de langste rand 58, verschillende gleufgebieden gevormd kunnen worden op de latten 46 waarvan de groeven van één gleufgebied verschillend gevormd zijn en/of gericht ten opzichte van de groeven van een aangrenzend gleufgebied. De groeven 56 maken het dus mogelijk om bij een dorstrommel 45 met een enkelvoudig stel gelijke spiraalvormige latten 46 de beweging van oogstmateriaal in richting 54 over de breedte WD van de dorstrommel 45 tot een minimum te herleiden en een gelijkmatige verdeling van oogstmateriaal naar de scheidings- en reinigingssystemen te behouden.
Deze uitvinding maakt zodoende een constant contact mogelijk van het oogstmateriaal door de latten 46, 46A en 46B tijdens de omwenteling van de as 44 om het voorkomen van piekbelastingen en het discontinu toevoeren dat zich voordoet in de bekende dors- en scheidingssystemen tot een minimum te herleiden. Deze uitvinding kan dus een vlottere werking van de onderdelen van het dors- en scheidingssysteem 11 mogelijk maken, de trillingen en het dreunend geluid verminderen dat zich voordoet in de maaidorser 1, en leiden tot een constanter dorsen van oogstmateriaal.

Claims (14)

  1. CONCLUSIES:
    1. Oogstmachine (1) die een lengteas (Al) bepaalt in een rijrichting (47) van de oogstmachine (1), bestaande uit: een chassis (2); een dors- en scheidingssysteem (11), gedragen door het chassis (2), waarbij het dors- en scheidingssysteem (11) het volgende bevat: een dorskorf (23); een as (44) die een omwentelingsas (AR) definieert die evenwijdig loopt met de dorskorf (23) en dwars op de lengteas (Al); en een reeks latten (46, 46A, 46B), die door de as (44) aan het draaien gebracht worden en geconfigureerd zijn om oogstmateriaal tegen de dorskorf (23) te bewegen, gekenmerkt doordat: de latten (46, 46A, 46B) zich spiraalvormig rond de omwentelingsas (AR) uitstrekken.
  2. 2. Oogstmachine (1) volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat minstens één van de reeks latten (46) zich tenminste 360 graden rond de omwentelingsas (AR) uitstrekt.
  3. 3. Oogstmachine (1) volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat minstens één van de reeks latten (46) groeven (56) heeft die erin gevormd zijn om de beweging van oogstmateriaal in een richting (54) evenwijdig met de omwentelingsas (AR) te verminderen.
  4. 4. Oogstmachine (1) volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat de reeks latten (56A, 56B) een eerste stel latten (56A) bevat met een linksdraaiende spiraalvorm en een tweede stel latten (56B) met een rechtsdraaiende spiraalvorm.
  5. 5. Oogstmachine (1) volgens conclusie 4, gekenmerkt doordat minstens één lat (56A) van het eerste stel latten (56A) om en om geplaatst is ten opzichte van de dichtstbijzijnde lat (56B) van het tweede stel (56B).
  6. 6. Oogstmachine (1) volgens conclusies 4 en/of 5, gekenmerkt doordat het eerste stel latten (56A), in totaal, zich ten minste 180 graden rond de omwentelingsas (AR) uitstrekt en/of het tweede stel latten (56B), in totaal, zich ten minste 180 graden rond de omwentelingsas (AR) uitstrekt.
  7. 7. Oogstmachine (1) volgens conclusies 4 tot 6, gekenmerkt doordat de latten van het eerste stel latten (56A) op gelijke afstand geplaatst zijn rond de omwentelingsas (AR) en/of de latten van het tweede stel latten (56B) eveneens op gelijke afstand geplaatst zijn rond de omwentelingsas (AR).
  8. 8. Oogstmachine (1) volgens conclusies 4 tot 7, gekenmerkt doordat de latten van het eerste stel latten (56A) zich evenwijdig uitstrekken ten opzichte van elkaar en/of de latten van het tweede stel latten (56B) zich evenwijdig uitstrekken ten opzichte van elkaar
  9. 9. Oogstmachine (1) volgens conclusies 4 tot 8, gekenmerkt doordat minstens één lat van het eerste stel latten (56A) zich tussen twee van het tweede stel latten (56B) uitstrekt.
  10. 10. Oogstmachine (1) volgens conclusies 4 tot 9, gekenmerkt doordat het eerste stel latten (56A) en/of het tweede stel latten (56B) aan het draaien wordt gebracht door de as (44) via een verbinding met de as (44) door minstens één schijf (20).
  11. 11. Oogstmachine (1) volgens conclusies 4 tot 10, gekenmerkt doordat het eerste stel latten (56A) en het tweede stel latten (56B) een gelijk aantal latten (56A, 56B) bevatten.
  12. 12. Oogstmachine (1) volgens conclusie 11, gekenmerkt doordat het eerste stel van latten (56A) en het tweede stel van latten (56B) ten minste 8 latten (56A, 56B) bevatten.
  13. 13. Oogstmachine ( 1 ) volgens conclusies 4 tot 12, gekenmerkt doordat het eerste stel van latten (56A) en het tweede stel latten (56B) afwisselend rond de omwentelingsas (AR) zijn aangebracht.
  14. 14. Oogstmachine (1) volgens conclusies 4 tot 13, gekenmerkt doordat elke lat (56A) van het eerste stel latten (56A) een eerste latlengte (SL) heeft en elke lat (56B) van het tweede stel latten (56B) een tweede latlengte (SL) heeft gelijk aan de eerste latlengte (SL).
BE2016/5220A 2016-03-29 2016-03-29 Dors- en scheidingssysteem voor een oogstmachine BE1023990B1 (nl)

Priority Applications (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2016/5220A BE1023990B1 (nl) 2016-03-29 2016-03-29 Dors- en scheidingssysteem voor een oogstmachine
BR102017006218-0A BR102017006218B1 (pt) 2016-03-29 2017-03-27 Colheitadeira agrícola
EP17163461.1A EP3235365B1 (en) 2016-03-29 2017-03-29 Threshing and separating system for an agricultural harvester
US15/473,225 US10440892B2 (en) 2016-03-29 2017-03-29 Threshing and separating system with helical slats for an agricultural harvester

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2016/5220A BE1023990B1 (nl) 2016-03-29 2016-03-29 Dors- en scheidingssysteem voor een oogstmachine

Publications (2)

Publication Number Publication Date
BE1023990A1 BE1023990A1 (nl) 2017-10-24
BE1023990B1 true BE1023990B1 (nl) 2017-10-25

Family

ID=56080199

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2016/5220A BE1023990B1 (nl) 2016-03-29 2016-03-29 Dors- en scheidingssysteem voor een oogstmachine

Country Status (4)

Country Link
US (1) US10440892B2 (nl)
EP (1) EP3235365B1 (nl)
BE (1) BE1023990B1 (nl)
BR (1) BR102017006218B1 (nl)

Families Citing this family (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US10375885B2 (en) * 2015-09-17 2019-08-13 Deere & Company System for chopping and spreading residue
RU2714761C2 (ru) * 2018-04-16 2020-02-19 Федеральное государственное автономное образовательное учреждение высшего образования "Крымский федеральный университет имени В.И. Вернадского" Молотильное устройство
DE102019118759A1 (de) * 2019-07-11 2021-01-14 Claas Selbstfahrende Erntemaschinen Gmbh Dreschtrommel einer Dreschvorrichtung für einen Mähdrescher

Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE83132C (nl) *
DE259673C (de) * 1911-01-05 1913-05-10 Kulesza Stanislaw Dreschtrommel mit kurten schlagleisten
US2255244A (en) * 1939-10-25 1941-09-09 Herbert E Fink Straw retainer in separators
US2301536A (en) * 1940-02-09 1942-11-10 Greenwood William Threshing machine cylinder and concave
GB1277032A (en) * 1968-08-16 1972-06-07 Massey Ferguson Gmbh Cut crop threshing and separating assembly
EP1033071A1 (en) * 1997-08-26 2000-09-06 Yanmar Agricultural Equipment Co., Ltd. General purpose combined harvester and thresher

Family Cites Families (41)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US682193A (en) * 1901-03-15 1901-09-10 Russell & Company Beater for threshing-machines.
US3512533A (en) 1967-04-28 1970-05-19 Jacob L Loewen Threshing cylinder bar
US3555790A (en) * 1968-08-05 1971-01-19 Univ Iowa State Res Found Aerodynamic grain handling system
US4170235A (en) * 1977-11-10 1979-10-09 Massey-Ferguson Industries Limited Axial flow combine harvester
US4310005A (en) 1979-11-14 1982-01-12 Sperry Corporation Combine harvester
US4282703A (en) * 1979-12-10 1981-08-11 Deere & Company Feeder house for a crop harvester
US4505279A (en) 1983-08-08 1985-03-19 Sperry Corporation Staggered spiral rasp bar segments for axial flow combines
DE3429468C2 (de) * 1984-08-10 1994-03-31 Claas Ohg Selbstfahrender Mähdrescher
SU1257107A1 (ru) * 1984-12-06 1986-09-15 Украинский Ордена Трудового Красного Знамени Научно-Исследовательский Институт Металлов Устройство дл закалки шаров
DE3717501C2 (de) * 1987-05-23 1995-01-19 Claas Ohg Selbstfahrender Mähdrescher
US4889517A (en) 1989-05-05 1989-12-26 Ford New Holland, Inc. Overlapping rasp bar rotor for axial flow combines
US5342239A (en) * 1991-05-10 1994-08-30 Deere & Company Operation parameters for an axial separator
US5334093A (en) * 1991-05-10 1994-08-02 Deere & Company Detachable covers for an axial separator
US5112279A (en) * 1991-05-10 1992-05-12 Deere & Company Discharge structure for an axial separator
US5556337A (en) * 1992-09-28 1996-09-17 Claas Ohg Beschraebkt Haftende Offene Self-propelling harvester thresher
DE4232450A1 (de) * 1992-09-28 1994-03-31 Claas Ohg Selbstfahrender Mähdrescher
DE4427578A1 (de) * 1994-08-04 1996-02-08 Claas Ohg Wendetrommel für einen selbstfahrenden Mähdrescher
US5733192A (en) * 1996-03-26 1998-03-31 Jones; Douglas R. Beater bar assembly for threshing machine
US5919086A (en) 1997-09-25 1999-07-06 Derry Farms, Inc. Combine rotor and method
US6693186B2 (en) * 1998-09-01 2004-02-17 Antex Biologics Inc Neisseria meningitidis polypeptide, nucleic acid sequence and uses thereof
US6551186B2 (en) * 2001-06-06 2003-04-22 Agco Corporation Beater for a combine harvester
CN2497534Y (zh) 2001-08-21 2002-07-03 中收农机股份有限公司 改进的组合式横轴流滚筒
CA2376967C (en) * 2002-03-15 2006-10-31 Alexander Dimitrius Kanaris Self-cleaning conveyor roller
GB2407749A (en) 2003-11-06 2005-05-11 Cnh Belgium Nv Axial flow combine harvester with adaptable threshing unit
GB0710994D0 (en) * 2007-06-08 2007-07-18 Agco Do Brasil Com E Ind Stria Combines
GB0710995D0 (en) * 2007-06-08 2007-07-18 Agco Do Brasil Com E Ind Stria Combines
US7527142B1 (en) * 2007-10-31 2009-05-05 Superior Industries, L.L.C. Belt conveyor wing pulley
KR101318407B1 (ko) 2008-06-17 2013-10-15 얀마 가부시키가이샤 콤바인의 탈곡부
JP2010011780A (ja) 2008-07-02 2010-01-21 Yanmar Co Ltd コンバインの脱穀部
GB2467182A (en) * 2009-01-27 2010-07-28 Agco As Combine harvesters
US8579774B2 (en) * 2009-07-09 2013-11-12 Deere & Company Drive roller for flat belts
US8739965B2 (en) * 2011-01-20 2014-06-03 Precision, Inc. Wing pulley having central reinforcing disk
US8920226B2 (en) * 2012-05-17 2014-12-30 Cnh Industrial America Llc Intake feeder system for a combine harvester
US8857606B2 (en) * 2012-06-26 2014-10-14 Punching Concepts, Inc. Formed winged pulley
DE102012105880B4 (de) * 2012-07-03 2020-01-02 Claas Selbstfahrende Erntemaschinen Gmbh Mähdrescher
US9540474B2 (en) * 2013-03-15 2017-01-10 Isp Investments Llc UV-absorbing polymers and formulations thereof
CN203482650U (zh) 2013-06-08 2014-03-19 广西开元农用机械制造有限公司 微型半喂入联合收割机梳脱带机构
US9702375B2 (en) * 2013-07-16 2017-07-11 United Technologies Corporation Liner attaching scheme
US9338945B2 (en) * 2013-12-20 2016-05-17 Deere & Company Asymmetrical feed beater for a single rotor separator
EP2910107A1 (en) * 2014-02-24 2015-08-26 John Deere (Tianjin) Co., Ltd Threshing and separating device and combine harvester having the same
US9434552B2 (en) * 2014-07-28 2016-09-06 Martin Sprocket & Hear, Inc. Wing pulley for belt conveyor

Patent Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE83132C (nl) *
DE259673C (de) * 1911-01-05 1913-05-10 Kulesza Stanislaw Dreschtrommel mit kurten schlagleisten
US2255244A (en) * 1939-10-25 1941-09-09 Herbert E Fink Straw retainer in separators
US2301536A (en) * 1940-02-09 1942-11-10 Greenwood William Threshing machine cylinder and concave
GB1277032A (en) * 1968-08-16 1972-06-07 Massey Ferguson Gmbh Cut crop threshing and separating assembly
EP1033071A1 (en) * 1997-08-26 2000-09-06 Yanmar Agricultural Equipment Co., Ltd. General purpose combined harvester and thresher

Also Published As

Publication number Publication date
BR102017006218B1 (pt) 2022-04-12
EP3235365A1 (en) 2017-10-25
US20170280628A1 (en) 2017-10-05
EP3235365B1 (en) 2019-03-20
BE1023990A1 (nl) 2017-10-24
US10440892B2 (en) 2019-10-15
BR102017006218A2 (pt) 2017-12-12

Similar Documents

Publication Publication Date Title
BE1022423B1 (nl) Hakselaar en strooier voor een oogstmachine
BE1023963B1 (nl) Toevoergfheel met een afgeschermd kettngwiel voor gebruik in de landbouw
US11470783B2 (en) Threshing or separating concave for grain harvesting
EP3818811A1 (en) Agricultural harvester including a threshing drum with rasp bars having crop egress gaps
US10398082B2 (en) Combine harvester with a straw chute and a straw conveyor
BE1023990B1 (nl) Dors- en scheidingssysteem voor een oogstmachine
BE1025301B1 (nl) Kaf/strostrooisysteem van een oogstmachine voor landbouwtoepassingen
AU2015346245B2 (en) Agricultural elevator supplied by multiple cross augers
EP3087825A1 (en) Agricultural harvester auger assembly
BE1022893B1 (nl) Graanreinigingssysteem met verbeterde luchtstroming en aanvullende valstap om de graanreinigingsprestaties te verbeteren
AU2015346161B2 (en) Agricultural harvester with a rotated elevator
BE1021147B1 (nl) Dekplaat voor een schoongraanvijzel in een reinigingssysteem van een oogstmachine
US10064337B2 (en) Grain pan and sieve dividers
US10674662B2 (en) Agricultural windrow chute with rolling edge
US4149543A (en) Straw discharge means of harvesting machines
BE1021870B1 (nl) Aandrijving met een variabele slag voor een reinigingssysteem in een oogstmachine.
US11224169B2 (en) Rotary shoe cleaner
BE1022077B1 (nl) Stroschudopstelling voor een oogstmachine
CN107846844B (zh) 农业收割机的螺旋输送器组件
CN115380699B (zh) 农业收割机的清洁***中的筛安装布置
JPH03266907A (ja) コンバイン

Legal Events

Date Code Title Description
FG Patent granted

Effective date: 20171025