BE1021147B1 - Dekplaat voor een schoongraanvijzel in een reinigingssysteem van een oogstmachine - Google Patents

Abstract

Een oogstmachine voor gebruik in de landbouw (10) bevat een chassis (12), een dorssysteem (24) dat gedragen wordt door het chassis (12), en een reinigingssysteem (26) dat gedragen wordt door het chassis (12) en onder het dorssysteem (24) is geplaatst. Het reinigingssysteem (26) bevat één of meer zeven (48, 50), een schoongraanvijzel (56) die onder minstens één zeef (48, 50) is geplaatst, en een afdekplaat (70) die boven de schoongraanvijzel (56) is geplaatst. De afdekplaat (70) heeft een voorrand (72) en een achterrand (74) die zich elk over het algemeen evenwijdig met een laterale as (O) van de schoongraanvijzel (56) uitstrekken. De voorrand (72) en de achterrand (74) zijn beide open om schoon graan in staat te stellen eronder naar de schoongraanvijzel (56) te passeren.

Description

DEKPLAAT VOOR EEN SCHOONGRAANVUZEL !N EEN REINIGINGSSYSTEEM VAN EEN OOGSTMACHINE

ACHTERGROND VAN DE UITVINDING 1. Domein van de uitvinding [0001] Deze uitvinding heeft betrekking op oogstmachines voor gebruik in de landbouw zoals maaidorsers, en meer bepaald op reinigingssystemen die gebruikt worden in zulke maaidorsers. 2. Beschrijving van de aanverwante stand van de techniek [0002] Een in de landbouw gebruikte oogstmachine staat bekend als een "maaidorser", een historisch gegroeide term aangezien zij meerdere maai- en dorstaken in één enkele machine combineert, zoals oprapen, dorsen, scheiden en reinigen. Een maaidorser bevat een maaier die het gewas van een veld verwijdert, en een toevoerhuis dat het gewas naar een dorsrotor transporteert. De dorsrotor draait binnen in een geperforeerd huis, dat de vorm kan hebben van verstelbare dorskorven, en voert een dorsbewerking uit op het gewas om het graan te verwijderen. Eens het graan gedorst is, valt het via perforaties in de dorskorven op een graanschaal. Vanaf de graanschaal wordt het graan gereinigd met behulp van een reinigingssysteem, en wordt daarna getransporteerd naar een graantank aan boord van de maaidorser. Het reinigingssysteem bevat een reinigingsventilator die lucht door heen-en-weer bewegende zeven blaast om kaf en andere deeltjes vuil naar de achterkant van de maaidorser af te voeren. Oogstmateriaal dat geen graan is, zoals stro afkomstig van de dorssectie, beweegt doorheen een strohakselaar en verlaat de maaidorser achteraan. Wanneer de graanbak vol raakt, wordt de maaidorser gepositioneerd in de buurt van een voertuig waarin het graan ontladen zal worden, zoals een oplegger, een zelflosser, een gewone truck of dergelijke, en wordt een ontlaadsysteem op de maaidorser bediend om het graan naar het voertuig over te brengen.

[000 3] Meer bepaald bevat een roterend dors- of scheidingssysteem één of meer rotoren die zich axiaal (van de voorkant naar de achterkant) of in de dwarsrichting binnen het lichaam van de maaidorser kunnen uitstrekken, en die gedeeltelijk of volledig omgeven worden door een geperforeerde dorskorf. Het oogstmateriaal wordt gedorst en gescheiden door de rotatie van de rotor binnen in de dorskorf. Grof oogstmateriaal dat geen graan is zoals stengels/halmen en bladeren worden naar de achterkant van de maaidorser getransporteerd en weer op het veld gelost. Het afgescheiden graan wordt samen met een deel van het fijnere oogstmateriaal dat geen graan is zoals kaf, stof, stro, en andere oogstrestanten, ontladen door de dorskorven en valt op de graanschaal waar het naar het reinigingssysteem getransporteerd wordt. Als alternatief kan het graan en het fijnere oogstmateriaal dat geen graan is ook rechtstreeks op het reinigingssysteem zelf vallen.

[0004] Het reinigingssysteem scheidt vervolgens het graan van het oogstmateriaal dat geen graan is, en bevat typisch een ventilator die een luchtstroom omhoog en achterwaarts richt door verticaal aangebrachte zeven die in de lengterichting van de machine heen en weer bewegen. De luchtstroom heft het lichtere oogstmateriaal dat geen graan is op en voert het naar het achterste uiteinde van de maaidorser om het op het veld te lossen. Schoon graan is zwaarder en grotere stukken oogstmateriaal dat geen graan is 'worden niet door de luchtstroom weggevoerd, ze vallen op een oppervlak van een bovenste zeef (ook gekend als kortstrozeef) waar sommige of alle schoon graan door passeert naar een onderste zeef (ook gekend als reinigingszeef). Graan en oogstmateriaal dat geen graan is die op de bovenste en de onderste zeven blijven liggen, worden fysiek gescheiden door de heen-en-weer bewegende actie van de zeven naarmate het materiaal achterwaarts beweegt. Al het graan en/of oogstmateriaal dat geen graan is die/dat op het oppervlak van de bovenste zeef achterblijft/achterblijven, wordt/worden aan de achterkant van de maaidorser ontladen. Graan dat door de onderste zeef valt, landt op een onderste schaal van het reinigingssysteem, waar het verder getransporteerd wordt naar een schoongraanvijzel.

[0005] De schoongraanvijzel is onder de onderste zeef geplaatst en ontvangt schoon graan van elke zeef en van de onderste schaal van het reinigingssysteem. De schoongraanvijzel vijzelt daarna het schoon graan lateraal zijwaarts naar een schoongraanelevator, die op zijn beurt het schoon graan transporteert naar een graantank aan boord van de maaidorser. Het is wenselijk om een schoongraanvijzel met een hoog uitgangsdebiet te verschaffen, zodat de vijzel niet als flessenhals werkt onder het reinigingssysteem. Eén optie is het verhogen van de diameter van de schoongraanvijzel om een hoger uitgangsdebiet te verschaffen; dit doet echter ook het gewicht van de vijzel toenemen wat ongewenst kan zijn. Een andere optie is het toerental van de vijzel te verhogen, maar dit resulteert in hogere centrifugaalkrachten op het graan, dat dan uit de vijzel weg kan vliegen en daarbij het rendement en het uitgangsdebiet van de vijzel verminderen. Nog een andere optie is meer dan één schoongraanvijzel te gebruiken, maar ook dit verhoogt het gewicht en de kosten van het reinigingssysteem.

[0006] Wat nodig is volgens de stand van de techniek is een reinigingssysteem voor een maaidorser dat een hoog uitgangsdebiet heeft, maar geen gewicht toevoegt aan het reinigingssysteem en dit ook niet duurder maakt.

SAMENVATTING VAN DE UITVINDING

[0007] Deze uitvinding verschaft een afdekplaat voor een schoongraanvijzel waardoor de vijzel met een hoger toerental kan draaien, terwijl die terzelfder tijd geconfigureerd is om continu te convergeren naar de schoongraanvijzel om schoon graan in de vijzel dwingen.

[0008] Eén uitvoeringsvorm van de uitvinding is bedoeld voor een oogstmachine voor gebruik in de landbouw die een chassis bevat, een dorssysteem gedragen door het chassis, en een reinigingssysteem dat gedragen wordt door het chassis en geplaatst is onder het dorssysteem. Het reinigingssysteem bevat één of meer zeven, een schoongraanvijzel die onder de minstens één zeef is geplaatst, en een afdekplaat die boven de schoongraanvijzel geplaatst is. De afdekplaat heeft een voorrand en een achterrand die zich beide in wezen evenwijdig met een laterale as van de schoongraanvijzel uitstrekken. De voorrand en de achterrand zijn beide open om schoon graan er langs te laten passeren naar de schoongraanvijzel.

[0009] In en andere uitvoeringsvorm is de uitvinding gericht op een reinigingssysteem voor een maaidorser voor gebruik in de landbouw, dat minstens één zeef bevat, en een schoongraanvijzel, onder minstens één zeef geplaatst en met een laterale as, en een afdekplaat die boven de schoongraanvijzel is geplaatst. De afdekplaat heeft een voorrand en een achterrand die zich beide in wezen evenwijdig met een laterale as van de schoongraanvijzel uitstrekken, waarbij schoon graan zowel voorbij de voorrand als voorbij de achterrand naar de schoongraanvijzel kan passeren.

[0010] Nog een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding is gericht op een werkwijze om graan in een maaidorser voor gebruik in de landbouw te reinigen, waarbij de maaidorser bestaat uit een chassis, een dorssysteem gedragen door het chassis, en een reinigingssysteem dat gedragen wordt door het chassis en onder het dorssysteem is geplaatst. De werkwijze bevat de volgende stappen: het reinigen van het graan door het over minstens één heen-en-weergaande zeef te laten passeren; en het transporteren van het schone graan d.m.v. een schoongraanvijzel die onder minstens één zeef is geplaatst, waarbij de transportstap uit de volgende deelstappen bestaat: a) het dwingen van het schoon graan in de schoongraanvijzel d.m.v. een afdekplaat die boven de schoongraanvijzel is geplaatst, waarbij de afdekplaat een vrije voorrand en een vrije achterrand heeft die zich beide over het algemeen evenwijdig met de laterale as van de schoongraanvijzel uitstrekken, en b) het schone graan laten passeren zowel voorbij de voorrand als voorbij de achterrand naar de schoongraanvijzel.

KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN

[0011] De bovenvermelde en andere kenmerken en voordelen van deze uitvinding en de manier om ze te bereiken, zal duidelijker worden en de uitvinding zal beter te begrijpen zijn door verwijzing naar de volgende beschrijving van een uitvoeringsvorm van de uitvinding, samen met de bijbehorende tekeningen, waarin: [0012] Figuur 1 een zijaanzicht is van een uitvoeringsvorm van een oogstmachine voor gebruik in de landbouw in de vorm van een maaidorser die een reinigingssysteem volgens deze uitvinding kan omvatten; [0013] Figuur 2 een schematische afbeelding is van een zijaanzicht van een reinigingssysteem dat gebruikt wordt in de maaidorser van Figuur 1; en [0014] Figuur 3 een schematische afbeelding is van de schoongraanvijzel en de afdekplaat die weergegeven zijn in het reinigingssysteem van Figuur 2.

[0015] Overeenkomstige verwijzingen (nummers en letters) geven door alle verschillende aanzichten heen overeenkomstige onderdelen aan. Het hier uiteengezette voorbeeld illustreert een uitvoeringsvorm van de uitvinding, in één uitvoeringsvorm, en zulk voorbeeld mag niet geïnterpreteerd worden alsof ze de reikwijdte van de uitvinding op enige wijze beperken.

GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE UITVINDING

[0016] De termen "graan", "stro" en "niet-gedorste aren" worden over heel deze specificatie voornamelijk gebruikt voor het gemak, maar er dient verstaan te worden dat deze termen niet beperkend bedoeld zijn. Dus verwijst "graan" naar dat deel van het oogstmateriaal dat gedorst en gescheiden wordt van het weg te gooien deel van het oogstmateriaal waarnaar verwezen wordt als oogstmateriaal dat geen graan is of stro. Onvolledig gedorst oogstmateriaal wordt "niet-gedorste aren" genoemd. Ook de termen "vooruit", "achterwaarts", "links" en "rechts", wanneer ze gebruikt worden in verband met de oogstmachine voor gebruik in de landbouw en/of onderdelen ervan, zijn gewoonlijk bepaald met verwijzing naar de richting van de verplaatsing van de oogstmachine tijdens de werking ervan, maar ook nu weer mogen ze niet geïnterpreteerd worden als beperkende termen. De termen "in de lengte" en "dwars" zijn bepaald ten opzichte van lengterichting van de oogstmachine en mogen evenmin als beperkend gezien worden.

[0017] Met verwijzing naar de tekeningen en meer bepaald naar Figuur 1, wordt een oogstmachine voor gebruik in de landbouw weergegeven in de vorm van een maaidorser 10, die over het algemeen een chassis 12 bevat, wielen 14 en 16 die met de grond contact maken, een maaier 18, een toevoerhuis 20, een operatorcabine 22, een dors- en scheidingssysteem 24, een reinigingssysteem 26, een graantank 28 en een ontlaadvijzel 30.

[0018] De voorwielen 14 zijn grotere wielen van het vlottende type en de achterwielen 16 zijn kleinere bestuurbare wielen. De aandrijfkracht wordt selectief aangebracht op de voorwielen 14 door een krachtbron in de vorm van een dieselmotor 32 en een transmissie (niet weergegeven). Hoewel maaidorser 10 weergegeven is met wielen moet ook begrepen worden dat de maaidorser 10 ook rupsbanden kan bevatten, bv. volledige of halve rupsbanden.

[0019] Maaier 18 is aangebracht op de voorkant van de maaidorser 10 en bevat een maaibalk 34 voor het afsnijden van gewassen van een veld tijdens het vooruit bewegen van de maaidorser 10. Een draaibare haspel 36 voert gewas toe aan de maaier 18 en een dubbele vijzel 38 voert het afgesneden gewas lateraal naar binnen toe aan elke kant van het toevoerhuis 20. Toevoerhuis 20 transporteert het afgesneden gewas naar het dors- en scheidingssysteem 24, en is selectief verticaal beweegbaar met behulp van geschikte actuators, bv. hydraulische cilinders (niet weergegeven).

[0020] Het dors- en scheidingssystemen 24 is van het type met axiale stroming en bevat over het algemeen een rotor 40 die ten minste gedeeltelijk omsloten is door en draaibaar is binnen een overeenkomstige geperforeerde dorskorf 42. De afgesneden gewassen worden gedorst en gescheiden door de rotatie van de rotor 40 binnen in dorskorf 42, en grotere elementen, zoals stengels/halmen, bladeren en dergelijke worden vanaf de achterkant van maaidorser 10 ontladen. Kleinere elementen van het oogstmateriaal, met inbegrip van graan en oogstmateriaal dat geen graan is, inclusief deeltjes die lichter zijn dan graan, zoals kaf, stof en stro, worden ontladen door perforaties in de dorskorf 42. Het dors- en scheidingssysteem 24 kan ook van een verschillend type zijn, zoals een systeem met een dwars opgestelde rotor i.p.v. een axiale rotor enz.

[0021] Graan dat gescheiden werd door het dors- en scheidingsgeheel 24 valt op een graanschaal 44 en wordt verder getransporteerd naar reinigingssysteem 26. Reinigingssysteem 26 kan een facultatieve voorreinigingszeef 46 bevatten, een bovenste zeef 48 (ook gekend als kortstrozeef), een onderste zeef 50 (ook gekend als reinigingszeef), en een reinigingsventilator 52. Graan op zeven 46, 48 en 50 wordt onderworpen aan een reinigingsactie door ventilator 52 die een luchtstroom opwekt door de zeven om kaf en andere onzuiverheden zoals stof uit het graan te verwijderen door ervoor te zorgen dat dit materiaal in de lucht zweeft om het te ontladen via de strokap 54 van de maaidorser 10. De graanschaal 44 en de voorreinigingszeef 46 bewegen heen en weer in de lengterichting van de machine om het graan en fijner oogstmateriaal dat geen graan is naar het bovenste oppervlak van de bovenste zeef 48 te transporteren. De bovenste zeef 48 en de onderste zeef 50 zijn ten opzichte van elkaar verticaal aangebracht, en bewegen ook heen en weer in de lengterichting van de machine om het graan over zeven 48, 50 te verspreiden, waarbij gereinigd graan onder invloed van de zwaartekracht door de openingen van de zeven 48, 50 kan vallen.

[0022] Gereinigd graan valt op een schoongraanvijzel 56 die overdwars onder en naar de voorkant van de onderste zeef 50 gericht is geplaatst. Schoongraanvijzel 56 ontvangt schoon graan vanaf elke zeef 48, 50 en vanaf de onderste schaal 58 van reinigingssysteem 26. Schoongraanvijzel 56 transporteert het schone graan lateraal naar een over het algemeen verticaal aangebrachte graanelevator 60 om het naar graantank 28 te transporteren. Niet-gedorste aren vallen uit reinigingssysteem 26 op een vijzel voor niet-gedorste aren 62. De niet-gedorste aren worden zijwaarts getransporteerd door de vijzel voor niet-gedorste aren en de terugvoervijzel 66 naar het stroomopwaartse uiteinde van het reinigingssysteem 26 om de reinigingsactie te herhalen. Een paar graantankvijzels 68 op de bodem van de graantank 28 transporteren het schone graan lateraal in de graantank 28 naar de ontlaadvijzel 30 om het uit de maaidorser 10 te ontladen.

[0023] Volgens een aspect van deze uitvinding en met verwijzing naar de figuren 2 en 3, wordt een afdekplaat 70 boven de schoongraanvijzel 56 verschaft. De afdekplaat 70 kan flenzen bevatten aan elk overlangs einde ervan die bevestigd zijn aan de zijwanden van het reinigingssysteem 26, bv. met klinknagels, puntlassen of dergelijke. Afdekplaat 70 kan ook structureel ondersteund worden in het midden tussen de overlangse uiteinden, indien nodig.

[0024] Afdekplaat 70 heeft ook een paar laterale zijranden en 72 en 74 die zich elk over het algemeen evenwijdig met de laterale as van een schoongraanvijzel 56 uitstrekken (de laterale as, met referentie O in Figuur 3, komt overeen met de rotatieas van de schoongraanvijzel 56 en wordt hier de "laterale as" genoemd aangezien hij lateraal ligt ten opzichte van de verplaatsingsrichting van de maaidorser 10). Elke laterale zijrand 72 en 74 is open (d.w.z., vrij) om schoon graan voorbij beide kanten van de afdekplaat 70 naar de schoongraanvijzel 56 te laten stromen. Een passende speling aan de voorste laterale zijrand 72 belet schoon graan in het gebied van ventilator 52 te komen, en een voldoende speling aan de achterste laterale zijrand 74 stelt het schone graan in staat uit zeven 48,50 en de onderste schaal 58 naar schoongraanvijzel 56 te stromen. In de geïllustreerde uitvoeringsvorm is de laterale zijrand 72 een voorrand met een minimale speling van 10 mm ten opzichte van de uitgang van ventilator 52, en is de laterale zijrand 74 een achterrand met een minimale speling van 30 tot 50 mm ten opzichte van de voorrand van de onderste schaal 58.

[0025] Afdekplaat 70 heeft een niet-vlakke dwarsdoorsnede waardoor een soort van schep wordt gevormd en structurele stijfheid ontstaat. De schepvormige configuratie convergeert continu vanaf de achterkant naar de voorkant om het schone graan in de schoongraanvijzel 56 te dwingen. In de geïllustreerde uitvoeringsvorm heeft de afdekplaat 70 een dwarsdoorsnede die gedefinieerd wordt door twee aanliggende lineaire segmenten 70A en 70B waarvan de referentiepunten als volgt gedefinieerd zijn: de voorste laterale zijrand (aangeduid met A in Figuur 3), het snijpunt tussen de twee lineaire segmenten 70A en 70B (aangeduid met B), en de achterste laterale zijrand (aangeduid met C). De afstanden ten opzichte van de laterale as (O) van schoongraanvijzel 56 worden uitgedrukt door de wiskundige uitdrukking: de afstand tussen O en A, is kleiner dan de afstand tussen O en B, is kleiner dan de afstand tussen O en C.

Deze wiskundige betrekking leidt tot de convergerende schepvormige configuratie, zoals hierboven beschreven. Meer bepaald in de geïllustreerde uitvoeringsvorm heeft de schoongraanvijzel 56 een diameter van 230 mm, is de afstand van O tot A ongeveer 152 mm, is de afstand van O tot C ongeveer 215 mm, en is de afstand van O tot B ongeveer de helft van de afstand van A tot C (d.w.z., ongeveer 180 tot 185 mm). Deze specifieke afmetingen kunnen echter variëren naargelang van de toepassing.

[0026] De achterrand 74 is zo boven de voorrand van de onderste schaal 58 geplaatst dat schoon graan dat van de onderste schaal 58 valt in de schccngraanvijzel 56 stroomt. Achterrand 74 moet iaag genoeg zijn om de luchtstroming vanaf ventilator 52 die door de onderste zeef 50 moet stromen niet te verstoren; en de achterrand 74 moet echter ook boven de voorrand van de onderste schaal 58 liggen.

[0027] Voorrand 72 vergt in theorie heel weinig of geen speling ten opzichte van de schoongraanvijzel 56. Praktisch gezien kan echter vreemd materiaal zoals maïskolven of dergelijke onder de afdekplaat 70 klem komen te zitten, en daarom is een speling tussen de voorrand 72 en de schoongraanvijzel 56 waarschijnlijk wenselijk. In de geïllustreerde uitvoeringsvorm heeft de voorrand 72 een speling van ten minste ongeveer 25 mm ten opzichte van de schoongraanvijzel 56.

[0028] Ingeval het reinigingssysteem 26 een zelfnivellerend reinigingssysteem is, zijn de schoongraanvijzel 56 en de afdekplaat 70 bij voorkeur geconfigureerd om stationair te blijven ten opzichte van chassis 12. Bovendien is afdekplaat 70 weergegeven met een dwarsdoorsnede met twee aanliggende lineaire segmenten.

Afdekplaat 70 kan echter een dwarsdoorsnede hebben met een verschillend aantal segmenten, bv. één of drie. Bovendien kan afdekplaat 70 ook een gebogen dwarsdoorsnede hebben die continu van de achterkant naar de voorkant convergeert, of een combinatie van één of meer lineaire segmenten en krommen (zoals weergegeven door de configuratie in streeplijn in Figuur 3). Verder toont de geïllustreerde uitvoeringsvorm een enkelvoudige schoongraanvijzel 56 met een afdekplaat 70 boven de schoongraanvijzel 56. Het is ook mogelijk om meervoudige schoongraanvijzels 56 te gebruiken, met een afdekplaat 70 boven enkele of alle schoongraanvijzels 56.

[0029] Hoewel deze uitvinding werd beschreven met betrekking tot minstens één uitvoeringsvorm, kan ze verder gewijzigd worden binnen de geest en de reikwijdte van deze onthulling. Deze toepassing is daarom bedoeld om alle variaties, gebruiken of aanpassingen van de uitvinding te dekken door gebruik te maken van haar algemene principes. Verder is deze octrooiaanvraag bedoeld om zulke afwijkingen van deze onthulling te dekken die mogelijk zijn binnen bekende of gebruikelijke praktijken volgens de stand van de techniek waarop deze uitvinding betrekking heeft en die binnen de grenzen van de bijgevoegde conclusies vallen.

Claims (9)

1. CONCLUSIES:

   1. Reinigingssysteem (26) voor een maaidorser voor gebruik in de landbouw (10), bestaande uit: minstens één zeef (48, 50); een schoongraanvijzel (56), geplaatst onder de zeef (48, 50) en met een laterale as (O); en gekenmerkt doordat een afdekplaat (70) geplaatst is boven de schoongraanvijzel (56), waarbij de afdekplaat (70) een vrije voorrand (72) heeft en een vrije achterrand (74) die zich beide over het algemeen evenwijdig met de laterale as (O) van de schoongraanvijzel (56) uitstrekken, waarbij schoon graan voorbij de voorrand (72) en de achterrand (74) naar de schoongraanvijzel (56) kan passeren.
2. 2. Reinigingssysteem (26) van conclusie 1, met het kenmerk dat de afdekplaat (70) niet vlak is.
3. 3. Reinigingssysteem (26) volgens conclusie 2, met het kenmerk dat de afdekplaat (70) ten minste twee in dwarsdoorsnede gezien aanliggende lineaire segmenten bevat.
4. 4. Reinigingssysteem (26) volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de schoongraanvijzel (56) zich lateraal zijwaarts uitstrekt, en de afdekplaat (70) een schepvormige configuratie heeft die continu van de achterkant naar de voorkant ten opzichte van de schoongraanvijzel (56) convergeert.
5. 5. Reinigingssysteem (26) volgens conclusie 4, met het kenmerk dat de afdekplaat (70) in dwarsdoorsnede gezien twee aanliggende lineaire segmenten (70A, 70B) bevat.
6. 6. Reinigingssysteem (26) volgens conclusie 5, waarbij van de afdekplaat (70) op de dwarsdoorsnede de volgende punten gedefinieerd zijn: (A) aan de voorrand van de afdekplaat, (B) een snijlijn tussen de twee lineaire segmenten, en (C) de achterrand van de afdekplaat, en waarbij afstanden van de laterale as (O) van de schoongraanvijzel voorgesteld worden door de volgende wiskundige uitdrukking: de afstand tussen O en A, is kleiner dan de afstand tussen O en B, is kleiner dan de afstand tussen O en C.
7. 7. Reinigingssysteem (26) volgens conclusie 4, met het kenmerk dat het reinigingssysteem (26) een bodemschaal (58) bevat, geplaatst onder minstens één van de zeven (48, 50) voor het ontvangen van schoon graan, waarbij de bodemschaal (58) een voorrand bevat in de buurt van de schoongraanvijzel (56), en waarbij de achterrand (74) van de afdekplaat (70) geplaatst is boven de voorrand van de bodemschaal (58) zodat schoon graan van bodem schaal (58) naar de schoongraanvijzel (56) wordt gericht.
8. 8. Reinigingssysteem (26) volgens conclusie 1, met het kenmerk dat zowel de voorrand (72) als de achterrand (74) van de afdekplaat (70) boven de schoongraanvijzel (56) is geplaatst.
9. 9. Reinigingssysteem (26) volgens conclusie 1, dat verder een reinigingsventilator (52) bevat.