NL8702401A - Grondbewerkingsmachine. - Google Patents

Grondbewerkingsmachine. Download PDF

Info

Publication number
NL8702401A
NL8702401A NL8702401A NL8702401A NL8702401A NL 8702401 A NL8702401 A NL 8702401A NL 8702401 A NL8702401 A NL 8702401A NL 8702401 A NL8702401 A NL 8702401A NL 8702401 A NL8702401 A NL 8702401A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
plate
soil cultivation
machine according
cultivation machine
row
Prior art date
Application number
NL8702401A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Lely Nv C Van Der
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Lely Nv C Van Der filed Critical Lely Nv C Van Der
Priority to NL8702401A priority Critical patent/NL8702401A/nl
Priority to DE8817281U priority patent/DE8817281U1/de
Priority to AT88200410T priority patent/ATE152875T1/de
Priority to DE3855904T priority patent/DE3855904T2/de
Priority to EP88200410A priority patent/EP0283078B1/en
Publication of NL8702401A publication Critical patent/NL8702401A/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01BSOIL WORKING IN AGRICULTURE OR FORESTRY; PARTS, DETAILS, OR ACCESSORIES OF AGRICULTURAL MACHINES OR IMPLEMENTS, IN GENERAL
    • A01B33/00Tilling implements with rotary driven tools, e.g. in combination with fertiliser distributors or seeders, with grubbing chains, with sloping axles, with driven discs
    • A01B33/08Tools; Details, e.g. adaptations of transmissions or gearings
    • A01B33/12Arrangement of the tools; Screening of the tools

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Soil Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Soil Working Implements (AREA)

Description

i: * • · a? -
C. van der Lely N.V., Maasland GRONDBEWERKINGSMACHINE
De uitvinding heeft betrekking op een grond-bewerkingsmachine voorzien van een aantal bewerkingsorganen die in een rij, welke zich dwars op de voortbewegingsrichting van de machine uitstrekt in een gesteldeel zijn aangebracht 5 en om opwaarts gerichte assen aandrijfbaar zijn, waarbij aan ten minste één einde van de rij een zich in opwaartse richting uitstrekkende, althans nagenoeg evenwijdig aan de voortbewegingsirchting gelegen plaat is aangebracht, die tijdens het bedrijf met het buitenste bewerkingsorgaan van 10 de rij samenwerkt.
Bij de tot nu toe bekende grondbewerkingsmachines van deze soort kan niet onder alle omstandigheden en op alle grondsoorten een maximale samenwerking tussen de plaat en het buitenste bewerkingsorgaan worden verkregen.
15 De uitvinding beoogt nu hiervoor een oplossing te geven en wel doordat middelen aanwezig zijn met behulp waarvan de plaat ten opzichte van het gestel en ten opzichte van de voortbewegingsrichting van de machine in meerdere standen brengbaar is. Met behulp van deze voorziening kan men de 20 plaat vanuit een middenstand meer of minder naar voren, respectievelijk naar achteren verstellen. Op deze wijze kan men de stand van de plaat aan voorkomende omstandigheden, zoals natte of droge aarde en/of de hoeveelheid te verwerken aarde en/of de grondsoort aanpassen, teneinde een maximale 25 samenwerking tussen de plaat en het buitenste bewerkingsorgaan te verkrijgen. Bij het naar achteren verplaatsen kan men de ruimte tussen de bewerkingsorganen en een daarachter gelegen rol verkleinen, zodat bij het verwerken van grotere hoeveelheden aarde, zoals voorkomt indien de werkdiepte rela-30 tief groot is, geen storende damvorming ontstaat.
Een verder facet van de uitvinding betreft een grondbewerkingsmachine van bovengenoemde soort waarbij een scharnierende veelhoek aanwezig is met behulp waarvan de hoogte van de plaat instelbaar is. Toepassing van deze voor- 870240 1 * * 2 ziening geeft de mogelijkheid om op snelle, eenvoudige wijze de stand van de plaat aan de voorkomende diepte-instellingen of de gewenste samenwerking tussen de plaat en het buitenste bewerkingsorgaan aan te passen.
5 Een laatste facet van de uitvinding betreft een grondbewerkingsmachine van bovengenoemde soort, waarbij aan de achterzijde van de plaat een naar binnen gerichte geleiding aanwezig is, waarvan de onderzijde zich tijdens het bedrijf boven het grondoppervlak bevindt. Met behulp van deze 10 voorziening kan men ongewenste damvorming voorkomen, zonder dat de aanwezigheid van de geleiding de plaat, indien deze om een as zijwaarts verzwenkbaar is, op ongewenste wijze naar buiten tracht te bewegen.
Aan de hand van enkele in de tekening weergegeven 15 uitvoeringsvoorbeelden zal de uitvinding hieronder nader uiteen worden gezet.
Figuur 1 geeft in bovenaanzicht een grondbewerkingsmachine weer, voorzien van een constructie volgens de uitvinding; 20 Figuur 2 geeft op grotere schaal een aanzicht weer volgens de pijl II in Figuur 1, terwijl
Figuur 3 een aanzicht weergeeft volgens de pijl III in Figuur 2;
Figuur 4 geeft een aanzicht weer volgens Figuur 2 25 van een tweede uitvoeringsvoorbeeld van de constructie volgens de uitvinding, terwijl
Figuur 5 een aanzicht weergeeft volgens de pijl V in Figuur 4;
Figuur 6 geeft een aanzicht weer volgens Figuur 2 30 van een derde uitvoeringsvoorbeeld van een constructie volgens de uitvinding;
Figuur 7 geeft een aanzicht weer volgens de pijl VII in Figuur 6, terwijl
Figuur 8 een aanzicht weergeeft volgens de pijl 35 VIII in Figuur 7;
Figuur 9 geeft een aanzicht weer volgens figuur 2 met een tweede uitvoeringsvoorbeeld van een plaat volgens de uitvinding; .....--------------- 67 0 2 4 0 1 * 3 *
Figuur 10 geeft een aanzicht weer volgens figuur 2 van een vierde uitvoeringsvoorbeeld van een plaat volgens de uitvinding.
De in de figuren weergegeven inrichting betreft 5 een grondbewerkingsmachine, in het bijzonder een machine voor de bereiding van een zaaibed. De machine heeft een kokervormig gesteldeel, dat zich dwars op de voortbewegings-richting A uitstrekt. In het gesteldeel 1 zijn op onderling gelijke afstand van bij voorkeur 25 centimeter assen 2 onder-10 steund van bewerkingsorganen 3, welke assen zich in opwaartse, bij voorkeur verticale richting uitstrekken. Op elk van de assen 2 is op het onder uit het gesteldeel 1 stekende einde een drager 4 aangebracht, die zich althans nagenoeg in horizontale richting uitstrekt en die aan de einden is voor-15 zien van zich naar beneden uitstrekkende bewerkingselementen 5 in de vorm van tanden. De einden van het gesteldeel 1 zijn afgesloten door platen 6, die zich in opwaartse richting en althans nagenoeg evenwijdig aan de voortbewegingsrichting A uitstrekken. Elk van de platen 6 is nabij de voorzijde voor-20 zien van een dwarsas 7, een en ander zodanig dat de langs-hartlijnen van de dwarsassen in eikaars verlengde zijn gelegen. Om elk van de assen 7 is een zich langs een plaat 6 naar achteren uitstrekkende arm 8 vrij verzwenkbaar. Elk van de armen 8 kan door middel van een verstelinrichting 9, die zich 25 nabij de achterzijde van het gesteldeel 1 bevindt, in hoogte-richting worden versteld. De achtereinden van de armen 8 dragen een vrij draaibare rol 10 met behulp waarvan de machine tijdens het bedrijf op de grond rust, een en ander zodanig dat door een verstellen van de. armen 8 een werk-30 dieptewijziging van de bewerkingsorganen 3 kan worden doorgevoerd. Aan elk van de einden van het gesteldeel 1 is een plaat 11 aangebracht, welke plaat zich althans nagenoeg evenwijdig aan de voortbewegingsrichting A uitstrekt. De plaat 11 heeft, zoals uit figuur 2 blijkt, in zijaanzicht in hoofdzaak 35 een trapeziumvorm met aan de onderzijde afgeschuinde hoeken en een daarop aansluitend althans nagenoeg verticaal gedeelte. De plaat 11 is door middel van twee bouten 12 die op afstand van elkaar zijn gelegen, bevestigd aan een steunplaat 8702401
«I
' 4 13. De steunplaat 13 bevindt zich aan het einde van een draagarm 14, die op afstand van het gesteldeel met een zich in de voortbewegingsrichting uitstrekkend deel 14A ver-zwenkbaar is aangebracht in oren 15, een en ander zodanig, 5 dat de arm verzwenkbaar is om een zich in de voortbewegingsrichting A uitstrekkende as. De steunplaat 13 is voorzien van twee achter elkaar aangebrachte rijen van elk drie gaten 16, welke zich in de voortbewegingsrichting A uitstrekken. De plaat 11 is voorzien van twee achter elkaar gelegen 10 rijen, boven elkaar gelegen gaten 17, een en ander zodanig dat telkens een gat 16 kan corresponderen met een gat 17 voor doorvoer van een bout 12. Met behulp van de gaten 17 kan de plaat 11 ten opzichte van de steunplaat 13 in hoogterichting worden versteld. De respectieve rijen gaten 17 bevinden zich 15 aan weerszijden van het midden van de plaat 11 (figuur 2). Met behulp van de gaten 16 kan de plaat 11 ten opzichte van de steunplaat 13 meer naar voren of meer naar achteren worden verplaatst. Op deze wijze kan men de stand van de plaat 11 aanpassen aan de gekozen werkdiepte van de bewerkingsorganen 20 3. Bovendien kan men de plaat 11 in afhankelijkheid van de grondsoort en de werkdiepte meer naar voren of meer naar achteren verplaatsen waarbij door het meer naar voren verplaatsen een grotere hoeveelheid aarde tussen de plaat en het buitenste bewerkingsorgaan kan worden verwerkt. Bij het meer 25 naar achteren verplaatsen van de plaat 11 kan men de ruimte tussen de bewerkingsorganen 3 en de rol 10 meer of minder afsluiten en aldus een aanpassing verkrijgen aan de hoeveelheid te verwerken aarde.
Zoals uit de figuren blijkt, is elke plaat 11 30 voorzien van een zich naar binnen uitstrekkende geleiding 18. De geleiding 18 bevindt zich met de onderzijde op enige afstand boven de onderzijde van de plaat 11 en is gevormd door het naar binnen omzetten van een door horizontale sneden aan de achterzijde van de plaat 11 losgemaakt deel. De gelei-35 ding 18 sluit een hoek van ± 30° in met het vlak van de plaat 11 en heeft een lengte die ongeveer 1/9 van de lengte van de onderzijde van de plaat, en een hoogte die ongeveer 1/4 van de hoogte van de plaat bedraagt. De geleiding 18 kan, aange- 6702401 ♦ 5 zien ze zich boven het grondoppervlak bevindt, rugvorming voorkomen zonder dat hierbij reactiekrachten ontstaan die de plaat 11 tijdens het bedrijf naar buiten bewegen. De arm 14 waaraan de plaat 11 door middel van de steunplaat 13 en de 5 bouten 12 is bevestigd, is voorzien van een aanslag 19, die met de bovenzijde van het gesteldeel samenwerkt en tijdens het bedrijf de plaat 11 in de in figuren 1 en 3 weergegeven stand houdt. Hierbij sluit de plaat een hoek van ± 8° in met een verticaal vlak in de voortbewegingsrichting A.
10 Bij het in de figuren 4 en 5 weergegeven uit- voeringsvoorbeeld is door middel van boven elkaar gelegen bouten 20 aan de plaat 11 een steunplaat 21 aangebracht. Elk van de bouten 20 vormt een scharnierpunt voor de einden van boven elkaar gelegen armen 22 en 22A van een geleiding, die 15 als scharnierende veelhoek in de vorm van een parallellogram is uitgevoerd. De andere einden van de armen 22 zijn door middel van bouten 23 verzwenkbaar verbonden met een steun 24, die is bevestigd aan de arm 14. Het voorste deel van de bovenste arm 22A is voorzien van een sectorvormige plaat 25, 20 die is voorzien van om de as 23 aangebrachte gaten 26, waardoor een onder veerwerking staande pen 27, die op de steun 24 is aangebracht, kan worden gestoken. De steunplaat 21 is voorzien van verdere gaten 16A, waardoor de bouten 20 kunnen worden gestoken, zodat de plaat 11 op de in het voorgaande 25 besproken wijze naar voren of naar achteren kan worden verplaatst.
Bij het uitvoeringsvoorbeeld volgens de figuren 6-8 is de plaat 11 aangebracht op een wijze zoals voor het eerste uitvoeringsvoorbeeld is afgebeeld en beschreven. Het 30 deel 14A van de arm 14 echter maakt bij dit uitvoeringsvoorbeeld deel uit van een parallellogramgeleiding. Aan de voorzijde is het deel 14A voorzien van een steun 28, die tesamen met een einde van een arm 29 verzwenkbaar is aangebracht. Het andere einde van de arm 29, die zich in bovenaanzicht even-35 wijdig aan het gesteldeel 1 uitstrekt is door middel van een as 30 scharnierend aangebracht aan een steun 31 aan de voorzijde van het gesteldeel 1. Aan de onderzijde van de steun 28 is door middel van een as 32 een einde van een arm 33 ver- 8702401 > - 6 zwenkbaar aangebracht. De arm 33 is met zijn andere einde door middel van een as 34 verzwenkbaar aangebracht aan de steun 31. De armen 29 en 33 vormen een geleiding, die is uitgevoerd als scharnierende veelhoek in de vorm van een 5 parallellogram. Het deel 14A is aan de achterzijde scharnierend verbonden met een einde van een arm 36, die zich evenwijdig uitstrekt aan de armen 29 en 33. Het andere einde van de arm 36 is door middel van een as 37, die in het verlengde is gelegen van de as 30, verzwenkbaar aangebracht 10 aan een steun 38. De steun 38 is aan de achterzijde van het gesteldeel bevestigd. De arm 36 is aan de zijde van de as 37 voorzien van een lip 39, die aan de onderzijde een onder veerwerking staande pen 40 draagt. De pen 40 kan worden gebracht in één van een aantal gaten 41 de in de steun 38 op 15 een cirkelboog om de as 37 zijn aangebracht. Tussen de armen 29 en 36 is een steun 42 aangebracht. Binnen het kokervormig gesteldeel 1 is op elke as 2 van een bewerkingsorgaan 3 een tandwiel 43 met rechte vertanding aangebracht, een en ander zodanig dat de tandwielen 43 op de assen van naast 20 elkaar gelegen bewerkingsorganen met elkaar in aandrijvende verbinding staan. Nabij het midden is de as 2 van een bewerkingsorgaan 3 naar boven verlengd en reikt met deze verlenging in een tandwielkast 44, waarbinnen de verlenging via een conische tandwieloverbrenging en een zich aan de achter-25 zijde van de tandwielkast bevindende toerenvariator 45 in aandrijvende verbinding staat met een zich in de voortbe-wegingsrichting A uitstrekkende as 46. De as 46 steekt aan de voorzijde buiten de tandwielkast 44 uit. Het aan de voorzijde buiten de tandwielkast uitstekende einde van de as 46 is door 30 middel van een tussenas 47 met de aftakas van een trekker verbindbaar. Aan de voorzijde is het gesteldeel 1 voorzien van een bok 48, die een driepuntsbevestiging heeft voor aankoppeling aan de driepuntshefinrichting van een trekker.
De werking van de in het voorgaande beschreven 35 inrichting is als volgt.
Tijdens het bedrijf is de machine door middel van de bok 48 met de driepuntshef inrichting van de trekker verbonden en kunnen de bewerkingsorganen 3 bij voortbeweging in 87 0 2-40 1 τ 7 ' * de richting volgens pijl A vanaf de af takas van de trekker via de tussenas 47 en de in het voorgaande beschreven overbrenging worden aangedreven. Hierbij roteren naast elkaar gelegen bewerkingsorganen 3 in tegengestelde zin en bewerken 5 deze bewerkingsorganen met hun bewerkingselementen 5 ten minste aan elkaar grenzende stroken grond. Tijdens de voortbeweging van de machine in de richting volgens pijl A bestaat er een samenwerking tussen een buitenste bewerkings-orgaan 3 en de respectieve platen 11. Hierbij wordt de grond 10 op een wijze verkruimeld en verdeeld die verregaand overeenstemt met die bij de samenwerking tussen twee naast elkaar gelegen bewerkingsorganen 3. Zoals reeds vermeld, kan men in afhankelijkheid van de werkdiepte de plaat 11 volgens het eerste uitvoeringsvoorbeeld in hoogterichting verstellen, 15 waarbij de plaat steeds de in de figuur 3 weergegeven, enigszins naar binnen gerichte stand inneemt en een maximale samenwerking tussen een buitenste bewerkingsorgaan en de plaat is gegarandeerd. Indien men diep werkt, kan men de plaat tevens meer naar voren zetten zodat de grotere hoeveel-20 heid aarde die hierbij moet worden verwerkt, effectief kan worden verkruimeld en verdeeld. Indien zware gronden moeten worden bewerkt, waarbij tussen de bewerkingsorganen 3 en de rol 10 grote hoeveelheden grof-kruimelige aarde terecht komen, kan men de plaat meer naar achteren verstellen zodat, 25 in zijaanzicht gezien, de ruimte tussen de bewerkingsorganen 3 en de voorzijde van de rol 10 meer door de plaat wordt afgeschermd.
Bij het uitvoeringsvoorbeeld volgens de figuren 4 en 5 kan men een hoogteverstelling van de plaat 11 verkrijgen 30 met behulp van de parallellogramgeleiding, die de armen 22 en 22A omvat. Hierbij kan de verstelling op snelle wijze plaatsvinden doordat men slechts de pen 27 behoeft te verwijderen en in een ander gat 26 aan te brengen (zie pijlen in figuur 4). Ook bij dit uitvoeringsvoorbeeld neemt de plaat een stand 35 in waarbij de onderzijde meer naar binnen is gelegen en kan men de plaat meer naar voren of meer naar achteren aanbrengen met het in het voorgaande beschreven resultaat.
Bij het uitvoeringsvoorbeeld volgens de figuren 67 0 2 4 0 1 1ψ 8 6-8 verkrijgt men een hoogteverstelling van de plaat 11 door middel van de zich dwars op de voortbewegingsrichting A uitstrekkende paral lellogramge leiding, die de armen 29 en 33 omvat en wel door de pen 40 in een ander gat 41 in de steun 5 38 te brengen. Ook bij dit uitvoeringsvoorbeeld kan men een verstelling van de plaat 11 naar voren en naar achteren verkrijgen. Bij dit uitvoeringsvoorbeeld wordt de plaat in de in figuur 7 weergegeven stand gehouden door middel van een aanslag 19A, die op de arm 14 is bevestigd en tegen de steun 10 28 rust.
In figuur 9 is als tweede uitvoeringsvoorbeeld een plaat 11A weergegeven, welke plaat ook op de in het voorgaande aan de hand van de figuren 4-8 beschreven wijzen aan het gestel van de machine kan zijn aangebracht. De plaat 15 11A verloopt vanaf de horizontale onderzijde aan de voorkant schuin naar boven en naar voren tot ongeveer het midden van de plaat om vervolgens via een verticaal deel over te gaan in een zich schuin naar achteren en naar boven uitstrekkend gedeelte waarvan de onderzijde zich ongeveer op 2/3 van de 20 hoogte van de plaat bevindt. De bovenzijde van de plaat verloopt schuin naar achteren onder een hoek van ± 15° met de horizontaal terwijl de achterzijde van de plaat met de achterzijde van de in het voorgaande besproken plaat 11 overeenstemt. De bovenzijde is tevens voorzien van een naar 25 buiten afgebogen rand terwijl voor de bevestiging van de arm het uiteinde van de arm rust tegen een zich dwars op de plaat uitstrekkende steun 11B.
In figuur 10 is een uitvoering van een plaat 11A' weergegeven, waarbij het afgebogen deel 18' door middel van 30 bouten 18A en gaten 18B losneembaar en naar voren of achteren verstelbaar is aangebracht. De betreffende plaat 11A' heeft aan de voorzijde boven en onder afgeschuinde hoeken, zodat de opstaande, althans nagenoeg verticale voorkant zich praktisch over de hoogte van de plaat uitstrekt. De bovenzijde van de 35 plaat 11A' heeft geen omgebogen rand.
De uitvinding is niet beperkt tot het vorenstaande doch betreft tevens alle details van de figuren al of niet beschreven.
8 7 0 2 /; 0 t

Claims (23)

1. Grondbewerkingsmachine voorzien van een aantal bewerkingsorganen die in een rij, welke zich dwars op de voortbewegingsrichting van de machine uitstrekt in een gesteldeel zijn aangebracht en om opwaarts gerichte assen 5 aandrijfbaar zijn, waarbij aan ten minste éèn einde van de rij een zich in opwaartse richting uitstrekkende, althans nagenoeg evenwijdig aan de voortbewegingsrichting gelegen plaat is aangebracht, die tijdens het bedrijf met het buitenste bewerkingsorgaan van de rij samenwerkt, met het kenmerk, 10 dat verstelmiddelen aanwezig zijn met behulp waarvan de plaat ten opzichte van het gestel en ten opzichte van de voortbewegingsrichting van de machine in meerdere standen brengbaar is.
2. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 1, met 15 het kenmerk, dat de verstelmiddelen een steunplaat omvatten, welke steunplaat aan een zwenkarm is aangebracht.
3. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de steunplaat zich nabij de bovenzijde van de plaat bevindt.
4. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat de steunplaat zich nabij het midden van de bovenzijde van de plaat bevindt.
5. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de steunplaat is voorzien 25 van een aantal achter elkaar gelegen gaten waarin bouten aanbrengbaar zijn.
6. Grondbewerkingsmachine volgens een der conclusies 2 - 5, met het kenmerk, dat de plaat ten opzichte van de steunplaat in hoogterichting verstelbaar is.
7. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de plaat in hoogterichting verstelbaar is door middel van een scharnierende veelhoek.
8. Grondbewerkingsmachine voorzien van een aantal bewerkingsorganen die in een rij, welke zich dwars op de 35 voortbewegingsrichting van de machine uitstrekt in een gesteldeel zijn aangebracht en om opwaarts gerichte assen 81C 2 4 0 1 aandrijfbaar zijn, waarbij aan ten minste één einde van de rij een zich in opwaartse richting uitstrekkende, althans nagenoeg evenwijdig aan de voortbewegingsrichting gelegen plaat is aangebracht, die tijdens het bedrijf met het buiten-5 ste bewerkingsorgaan van de rij samenwerkt, met het kenmerk, dat de plaat in hoogterichting verstelbaar is door middel van een scharnierende veelhoek.
9. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 7 of 8, met het kenmerk, dat de scharnierende veelhoek boven het 10 gesteldeel is gelegen.
10. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 7 of 8, met het kenmerk, dat de scharnierende veelhoek naast de plaat is gelegen.
11. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 10, met 15 het kenmerk, dat de scharnierende veelhoek zich in de bovenste voorste helft van de plaat bevindt.
12. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 10 of 11 en een der conclusies 2-8, met het kenmerk, dat een zijde van de scharnierende veelhoek aan de binnenzijde van de plaat 20 aan de steunplaat is aangebracht.
13. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de andere zijde van de scharnierende veelhoek tussen de plaat en een draagarm voor de plaat is aangebracht .
14. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies 10 - 13, met het kenmerk, dat de assen van de scharnierende veelhoek zich dwars op de voortbewegingsrichting uitstrekken.
15. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 14, met 30 het kenmerk, dat, aan de zijde van de draagarm, het bovenste scharnierpunt van de scharnierende veelhoek om het onderste scharnierpunt verzwenkbaar en in meerdere standen brengbaar is.
16. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 9, met 35 het kenmerk, dat de assen van de boven het gesteldeel gelegen scharnierende veelhoek zich althans nagenoeg in de voortbewegingsrichting uitstrekken.
17. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 16, met 8702401 ft het kenmerk, dat een bovenste buitenste scharnierpunt van de scharnierende veelhoek om het onderste buitenste scharnierpunt verstelbaar is.
18. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 16 of 17, 5 met het kenmerk, dat het binnenste bovenste scharnierpunt van de scharnierende veelhoek wordt gevormd door een deel van de draagarm voor de plaat, welk deel zich in de voortbewe-gingsrichting van de machine uitstrekt.
19. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande 10 conclusies 7 - 18, met het kenmerk, dat de scharnierende veelhoek is uitgevoerd als een parallellogramgeleiding met boven elkaar gelegen armen.
20. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de plaat aan de achterzijde 15 is voorzien van een naar binnen gerichte geleiding waarvan de onderzijde zich tijdens het bedrijf boven het grondoppervlak bevindt.
21. Grondbewerkingsmachine voorzien van een aantal bewerkingsorganen die in een rij, welke zich dwars op de 20 voortbewegingsrichting van de machine uitstrekt in een gesteldeel zijn aangebracht en om opwaarts gerichte assen aandrijfbaar zijn, waarbij aan ten minste één einde van de rij een zich in opwaartse richting uitstrekkende, althans nagenoeg evenwijdig aan de voortbewegingsrichting gelegen 25 plaat is aangebracht, die tijdens het bedrijf om een zich in de voortbewegingsrichting van de machine uitstrekkende as verzwenkbaar is en met het buitenste bewerkingsorgaan van de rij samenwerkt, met het kenmerk, dat de plaat aan de achterzijde is voorzien van een naar binnen gerichte geleiding 30 waarvan de onderzijde zich tijdens het bedrijf boven het grondoppervlak bevindt.
22. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 20 of 21, met het kenmerk, dat de geleiding verstelbaar aan de plaat is aangebracht.
23. Grondbewerkingsmachine zoals beschreven in het voorgaande en weergegeven in de figuren. 8702401
NL8702401A 1987-03-10 1987-10-09 Grondbewerkingsmachine. NL8702401A (nl)

Priority Applications (5)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8702401A NL8702401A (nl) 1987-03-10 1987-10-09 Grondbewerkingsmachine.
DE8817281U DE8817281U1 (de) 1987-03-10 1988-03-07 Bodenbearbeitungsmaschine
AT88200410T ATE152875T1 (de) 1987-03-10 1988-03-07 Bodenbearbeitungsmaschine
DE3855904T DE3855904T2 (de) 1987-03-10 1988-03-07 Bodenbearbeitungsmaschine
EP88200410A EP0283078B1 (en) 1987-03-10 1988-03-07 A soil cultivating machine

Applications Claiming Priority (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8700564 1987-03-10
NL8700564 1987-03-10
NL8702401A NL8702401A (nl) 1987-03-10 1987-10-09 Grondbewerkingsmachine.
NL8702401 1987-10-09

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8702401A true NL8702401A (nl) 1988-10-03

Family

ID=26646217

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8702401A NL8702401A (nl) 1987-03-10 1987-10-09 Grondbewerkingsmachine.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL8702401A (nl)

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8501109A (nl) Landbouwwerktuig.
NL8800800A (nl) Combinatie van een trekker met ten minste een grondbewerking-zaaieenheid.
NL8400269A (nl) Rolconstructie voor een grondbewerkingsmachine.
NL8702401A (nl) Grondbewerkingsmachine.
EP0305601B1 (en) A soil cultivating machine
NL9200243A (nl) Grondbewerkingsmachine.
EP0850553A2 (en) A soil supporting member
NL8301236A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL9401156A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL192364C (nl) Combinatie van een trekker en een samenstel van een rotorkopeg en een zaaimachine.
NL9101361A (nl) Grondbewerkingsmachine.
EP0305600B1 (en) A soil cultivating machine
NL8403460A (nl) Grondbewerkingsmachine.
EP0283078B1 (en) A soil cultivating machine
NL8403369A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8602972A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL192594C (nl) Combinatie van een grondbewerkingsmachine en een daarmee te koppelen verdere machine.
NL8701725A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8602005A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8006776A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8602211A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8700952A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8701010A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL9101330A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8902832A (nl) Landbouwmachine.

Legal Events

Date Code Title Description
A1B A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
BN A decision not to publish the application has become irrevocable