NL9200243A - Grondbewerkingsmachine. - Google Patents

Grondbewerkingsmachine. Download PDF

Info

Publication number
NL9200243A
NL9200243A NL9200243A NL9200243A NL9200243A NL 9200243 A NL9200243 A NL 9200243A NL 9200243 A NL9200243 A NL 9200243A NL 9200243 A NL9200243 A NL 9200243A NL 9200243 A NL9200243 A NL 9200243A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
machine
roller
arms
extending
stop
Prior art date
Application number
NL9200243A
Other languages
English (en)
Other versions
NL190917B (nl
NL190917C (nl
Original Assignee
Lely Nv C Van Der
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Priority claimed from NL8400901A external-priority patent/NL8400901A/nl
Application filed by Lely Nv C Van Der filed Critical Lely Nv C Van Der
Priority to NL9200243A priority Critical patent/NL190917C/nl
Publication of NL9200243A publication Critical patent/NL9200243A/nl
Publication of NL190917B publication Critical patent/NL190917B/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL190917C publication Critical patent/NL190917C/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01BSOIL WORKING IN AGRICULTURE OR FORESTRY; PARTS, DETAILS, OR ACCESSORIES OF AGRICULTURAL MACHINES OR IMPLEMENTS, IN GENERAL
    • A01B33/00Tilling implements with rotary driven tools, e.g. in combination with fertiliser distributors or seeders, with grubbing chains, with sloping axles, with driven discs
    • A01B33/06Tilling implements with rotary driven tools, e.g. in combination with fertiliser distributors or seeders, with grubbing chains, with sloping axles, with driven discs with tools on vertical or steeply-inclined shaft
    • A01B33/065Tilling implements with rotary driven tools, e.g. in combination with fertiliser distributors or seeders, with grubbing chains, with sloping axles, with driven discs with tools on vertical or steeply-inclined shaft comprising a plurality of rotors carried by an elongate, substantially closed transmission casing, transversely connectable to a tractor
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01BSOIL WORKING IN AGRICULTURE OR FORESTRY; PARTS, DETAILS, OR ACCESSORIES OF AGRICULTURAL MACHINES OR IMPLEMENTS, IN GENERAL
    • A01B49/00Combined machines
    • A01B49/02Combined machines with two or more soil-working tools of different kind
    • A01B49/022Combined machines with two or more soil-working tools of different kind at least one tool being actively driven
    • A01B49/025Combined machines with two or more soil-working tools of different kind at least one tool being actively driven about a substantially vertical axis

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Soil Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Soil Working Implements (AREA)
  • Agricultural Machines (AREA)

Description

GRONDBEWERKINGSMACHINE
De uitvinding heeft betrekking op een grondbewer-kingsmachine voorzien van een aantal bewerkingsorganen, die in een zich dwars op de voortbewegingsrichting van de machine uitstrekkende kokerbalk zijn ondersteund en om opwaartse assen roteerbaar zijn en waarbij de kokerbalk is aangebracht aan een draaggestel, dat is voorzien van een driepunts-bevestiging voor aankoppeling aan de driepuntshefinrichting van een trekker, terwijl de machine aan de achterzijde een enkele rol bezit die zich over althans nagenoeg de werk-breedte van de machine uitstrekt en op twee punten is ondersteund. ^
De breedte van de hierboven beschreven machine kan onder bepaalde omstandigheden relatief groot zijn. Deze grote machines zullen in de praktijk extra eisen aan de constructie stellen. Anderzijds is het gunstig wanneer bij de constructie van verschillende machines zoveel mogelijk eenvormige onderdelen kunnen worden gebruikt. Het doel van de uitvinding is, rekening houdend met de verschillende mogelijkheden, een optimaal resultaat te bereiken.
Volgens de uitvinding is nabij het midden van de rol een aanslag aangebracht, die een te ver uitwijken van de rol tegengaat.
Met deze constructie kan worden bereikt dat, indien de rol onder zware omstandigheden naar boven zou doorbuigen, deze doorbuiging met behulp van de aanslag zo veel mogelijk wordt voorkomen.
Aan de hand van een in de tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeeld van een machine volgens de uitvinding zal de uitvinding hieronder nader uiteen worden gezet.
Figuur 1 geeft in bovenaanzicht een grondbewer-kingsmachine volgens de uitvinding weer, in het bijzonder voor de bereiding van een zaaibed;
Figuur 2 geeft op grotere schaal een aanzicht weer volgens de pijl II in Figuur 1;
Figuur 3 geeft op grotere schaal een aanzicht weer volgens de lijn III-III in Figuur 1, terwijl
Figuur 4 op grotere schaal een aanzicht weergeeft volgens de lijn IV-IV in Figuur 1;
Figuur 5 geeft op grotere schaal een aanzicht weer volgens de pijl V in Figuur 2, terwijl
Figuur 6 een aanzicht weergeeft volgens de pijl VI in Figuur 2;
Figuur 7 geeft een tweede uitvoeringsvoorbeeld weer van een geleiding voor het door middel van een hefboom in hoogterichting verstellen van een vóór de dragers van de bewerkingsorganen aangebracht afschermelement, in de vorm van een profielbalk;
Figuur 8 is een aanzicht conform Figuur 2 van een uitvoeringsvoorbeeld van de machine volgens de uitvinding en toont een voorziening voor het tegengaan van te ver doorbuigen van het midden van de rol in opwaartse richting;
Figuur 9 is een bovenaanzicht van de voorziening uit Figuur 8 in combinatie met een uit staven gevormde rol, en
Figuur 10 is een bovenaanzicht van de voorziening uit Figuur 8 in combinatie met een gesloten rol voorzien van kransen.
De in de figuren weergegeven inrichting betreft een grondbewerkingsmachine, in het bijzonder voor de bereiding van een zaaibed. De machine heeft een met een trekker te koppelen draaggestel dat een enkele gestelbalk 1 omvat, die zich dwars op de voortbewegingsrichting A van de machine uitstrekt en althans nagenoeg horizontaal is gelegen. Zoals uit Figuur 3 blijkt, is de gestelbalk 1 hol met een hoekige, bij voorkeur rechthoekige dwarsdoorsnede, een en ander zodanig dat de langste rechthoekszijden althans nagenoeg verticaal zijn gelegen. Aan de einden is de gestelbalk 1 voorzien van zich in opwaartse richting uitstrekkende plaatvormige steunen 2, waarvan de breedste zijde althans nagenoeg evenwijdig is gelegen aan een verticaal vlak in de voortbewe-gingsrichting van de machine.
Zoals uit Figuur 3 blijkt, zijn de steunen 2 aan de voorzijde en aan de bovenzijde van de gestelbalk 1 bevestigd, waarbij zij enigszins een S-vorm hebben met aan de bovenzijde een zich althans nagenoeg in verticale richting uitstrekkend gedeelte 3 dat, in zijaanzicht gezien, praktisch in zijn geheel achter de gestelbalk 1 is gelegen. Het gedeelte 3 vormt de voorzijde van een hierna nader te bespreken parallellogramconstructie 4, met behulp waarvan een zich dwars op de voortbewegingsrichting A uitstrekkende kokerbalk 5 in twee op afstand van elkaar gelegen punten is ondersteund, welke punten zich praktisch op een kwart van de lengte van de respectieve einden van de kokerbalk bevinden. In de voortbewegingsrichting gezien, is de enkele gestelbalk 1 met zijn einden binnen de einden van en ter hoogte van de kokerbalk 5 gelegen.
De kokerbalk 5 heeft een trapeziumvormige dwarsdoorsnede met een door middel van bouten aangebrachte plaatvormige bovenzijde. De hoogte is althans nagenoeg gelijk aan de breedte van de onderzijde, waardoor een grote stijfheid wordt verkregen. In de kokerbalk 5 zijn op gelijke afstand van bijvoorkeur ± 25 cm van elkaar de opwaarts, bijvoorkeur verticaal gerichte assen 6 van bewerkingsorganen 7 gelegerd. Elk van de bewerkingsorganen 7 omvat een onder de kokerbalk, op het uit deze balk stekende ondereinde van een 'as 2 aangebrachte drager 8, die door middel van een naaf en een moer op de as is aangebracht en vanaf de naaf schuin naar beneden en naar buiten uitstrekkende delen heeft, die aan de einden zijn voorzien van een houder voor het bevestigingsdeel van een zich naar beneden uitstrekkend bewerkingselement 9 in de vorm van een tand.
Tussen een van de einden van de kokerbalk 5 af gerekend derde en vierde bewerkingsorgaan 7, is op de bovenzijde van de balk een in hoofdzaak driehoekige plaat 10 aangebracht, die zich althans nagenoeg evenwijdig uitstrekt aan een verticaal vlak in de voortbewegingsrichting A van de machine. De plaat 10 maakt deel uit van een parallellogram 4 en heeft de vorm van een gelijkbenige driehoek, waarvan de basis zich over de gehele breedte van de kokerbalk 5 uitstrekt en door middel van steunvoeten 11 en 12 en de bouten, die eveneens dienen voor de bevestiging van de bovenplaat aan de voor-, respectievelijk achterzijde van de kokerbalk, is vastgezet (Figuur 3). Hierbij heeft de steunvoet 11 aan de voorzijde een groter dragend oppervlak dan de steunvoet 12 aan de achterzijde. Elke plaat 10 is nabij de onder- en bovenzijde voorzien van door middel van bouten 13 verzwenk-baar aangebrachte, tot een parallellogram 4 behorende armen 14 en 15, een en ander zodanig dat de door de langshartlijnen van de bouten 13 gevormde zwenkassen voor de armen 14 en 15 in een vlak zijn gelegen door de draaiingsassen van de bewer-kingsorganen 7. Op deze wijze neemt de kokerbalk ten opzichte van de parallellogrammen 4 een voor het overbrengen van reactiekrachten zeer gunstige stand in. Door middel van bouten 13 zijn de voorzijden van de armen 14 en 15 aan de onder-, respectievelijk bovenzijde van het gedeelte 3 van een steun 2 aangebracht. Tussen de armen 14 en 15 van elk parallellogram 4 is juist boven het midden van de driehoekige steun 10 aan de voorzijde een aanslag 16 aangebracht, een en ander zodanig dat hierdoor een neerwaartse beweging van de armen 14 en 15, en daarmee van de kokerbalk 5, wordt begrensd. De onderste arm 15, die zwaarder is uitgevoerd dan de arm 14, is voorzien van een gat, waardoor een pen 17 kan worden gestoken, die eveneens kan worden gestoken door een gat in de plaat 10, een en ander zodanig dat hierdoor, .indien gewenst, de kokerbalk 5 met de parallellogrammen 4 ten opzichte van de gestelbalk 1 kan worden vergrendeld.
Aan de einden is de kokerbalk 5 ter versteviging voorzien van rechthoekige afdekplaten 18 (Figuur 2), die zich althans nagenoeg evenwijdig aan een verticaal vlak in de voortbewegingsrichting A uitstrekken. De einden van de kokerbalk 5 zijn verder voorzien van verzwenkbare platen 19 die zijn aangebracht aan armen 20, welke een zich in de voortbewegingsrichting A uitstrekkend, door middel van steunen op de bovenzijde van de kokerbalk 5 gelegerd deel omvatten. De platen 19 nemen tijdens normaal bedrijf een stand in zoals in Figuur 1 is weergegeven, waarbij zij met de buitenste bewer-kingsorganen 7 kunnen samenwerken voor een verkruimeling en verdeling van de aarde ter plaatse.
Tussen een van de einden af gerekend tweede en derde bewerkingsorgaan 7 is de kokerbalk 5 aan de voorzijde voorzien van twee op afstand van elkaar gelegen, zich naar boven uitstrekkende stripvormige steunen 21 (Figuur 4). De bovenzijden van de steunen 21 zijn aan de voorzijde door middel van een verbindingsstrip 22 met elkaar verbonden en verlopen vanaf de voorzijde naar achteren enigszins schuin. Tussen de steunen is in de bovenste helft door middel van een bout 23 een hefboom 24 verzwenkbaar aangebracht, die zich naar achteren uitstrekt en over een geringe afstand tot voor de steunen reikt. Door middel van de bout 23 en een afstands-bus is een kortere arm 25 aangebracht, die zich slechts naar voren uitstrekt en samen met de hefboom 24 een vóór de steunen 21 gelegen vorkachtig deel vormt tussen de benen, waarvan door middel van een pen 26, die zich althans nagenoeg dwars op de voortbewegingsrichting A en evenwijdig aan de bout 23 uitstrekt, een rechte, naar beneden gerichte draagarm 27 verzwenkbaar is aangebracht.
Nabij het midden van de kokerbalk 5 is eveneens een paar steunen 21 aanwezig, die een door middel van een pen 26 verzwenkbaar aangebrachte draagarm 27 steunen. Hierbij is echter geen hefboom 24 aanwezig.
Aan de ondereinden van de draagarmen 27 is een afschermelement in de vorm van een profielbalk 28 aangebracht, welk afschermelement zich over de gehele lengte van de kokerbalk 5 uitstrekt en, zoals uit Figuur 4 blijkt, ter hoogte van en vóór de dragers 8 van de bewerkingsorganen 7 en de bevestigingen van de bewerkingselementen 9 is gelegen. De profielbalk 28 wordt in hoofdzaak gevormd door een hoekijzer, waarvan één been langer is dan het andere en waarbij de beide benen via een vlak deel, dat zich althans nagenoeg in verticale richting uitstrekt, met elkaar zijn verbonden. Het korte been strekt zich schuin naar boven en naar achteren uit, terwijl het onderste been zich schuin naar beneden en naar achteren uitstrekt. De beide benen van de profielbalk 28 zijn verder aan de achterzijde met elkaar verbonden door een plaat 29, die zich althans nagenoeg evenwijdig aan het verbindingsdeel tussen de benen uitstrekt. Op deze wijze is een afschermelement verkregen, dat een grote stijfheid heeft. Achter elke draagarm 27 is het bovenste been van de profiel- balk 28 voorzien van een beugelvormig deel 30 dat een zich althans nagenoeg in verticale richting uitstrekkend gedeelte 30A omvat en een gedeelte dat naar voren is gebogen en aan de draagarm is bevestigd. Het zich in opwaartse richting uitstrekkend gedeelte 30A van de beugel 30, die een aanslag vormt, rust tegen een aan de voorzijde van de kokerbalk 5 aangebrachte beugel 31, die aan de bovenzijde van de kokerbalk is bevestigd en een zich recht naar beneden uitstrekkend gedeelte 32 heeft, dat nabij de onderzijde van de kokerbalk althans nagenoeg haaks is omgezet en tegen de voorzijde van de kokerbalk rust. Het gedeelte 32 vormt een geleiding, waarlangs het gedeelte 30A van de beugel 30 kan glijden, indien de draagarm 27 met behulp van de hefboom 24 naar boven, respectievelijk naar beneden wordt bewogen. De buitenste draagarmen 27, en daarmede de profielbalk 28, kunnen met behulp van de hefbomem 24 in twee standen worden gebracht, waarin de hefboom door middel van een pen 33 en overeenkomstige openingen 34 in de steunen 21 kan worden vergrendeld. Bij het bewegen van de profielbalk 28 in de onderste stand, die in Figuur 4 is weergegeven, komen de hefboom 24 en de arm 25 tegen een aan de binnenzijde van de steunen 21 aangebrachte aanslag 35 te rusten, waardoor een vergrendeling door middel van de pen 33 gemakkelijk kan plaatsvinden. De verbindingsstrip 22 aan de bovenzijde van de steunen 21 vormt bij het naar boven bewegen van de hefboom 24 en de arm 25 een aanslag. Op enige afstand boven het midden is elke draagarm 27 voorzien van een gat, waarin het vooreinde van een trek-veer 36 is gehaakt, welke trekveer met zijn achtereinde is gehaakt in een oog 37 dat ten opzichte van een aan de achterzijde van de kokerbalk 5 aangebrachte steun 38 door middel van een paar moeren 39 in meerdere standen kan worden gebracht en vastgezet, een en ander zodanig dat hierdoor de spanning van de trekveer, en daarmede de kracht waarmee het gedeelte 30A tegen het gedeelte 32 wordt getrokken, kan worden ingesteld.
Met behulp van de hefboom kan men met de hand op snelle wijze de stand van de profielbalk 28 aanpassen aan de gewenste omstandigheden, waarbij de profielbalk zijn functie.
te weten het opvangen en naar beneden geleiden van harde voorwerpen in de door de bewerkingsorganen tot onder de profielbalk losgemaakte grond, en de samenwerking met de bewerkingsorganen voor een verkruimeling en verdeling van de aarde die aan de achterzijde van de profielbalk in hoofdzaak door middel van de plaat plaatsvindt, maximaal kan uitoefenen.
Indien harde voorwerpen tussen de dragers van de bewerkingsorganen 7 en de achterzijde van de profielbalk dreigen klem te raken, kan deze tegen de werking van de veer 36 in naar voren uitwijken. De veerspanning tussen de beugels 30 en 31 laat een gemakkelijke verstelling van de profielbalk toe, hetgeen - gezien de grote lengte van de balk - van belang is. In plaats van de in Figuur 4 weergegeven constructie, kan men voor de geleiding bij de verstelling van de profielbalk ook gebruik maken van een rol 40 (Figuur 7), die nabij de bovenzijde aan de voorzijde van de kokerbalk 5 door middel van een steun 41 en een as 42 is aangebracht. Voor samenwerking met de rol 40 is de draagarm 27 aan de achterzijde voorzien van een opwaarts verlopende strip 43. De strip 43 reikt met een haaks omgebogen deel aan de bovenzijde tussen de steunen 21. Hierbij vormt dit deel een aanslag, die tevens tussen de steunen 21 wordt geleid bij een opwaarts bewegen van de profielbalk 28.
Op enige afstand van de einden is de gestelbalk 1 voorzien van zich naar voren en enigszins naar boven uitstrekkende plaatvormige steunen 44, die zich evenwijdig uitstrekken aan de plaatvormige steunen 2 voor de parallello-gramconstructie 4. Tussen de steunen 2 en 4 is door middel van een horizontale pen 45, die zich dwars op de voortbewe-gingsrichting A uitstrekt, en een afstandsbus 46 een zich naar achteren uitstrekkende arm 47 vrij verzwenkbaar aangebracht. Enigszins uit het midden van de gestelbalk 1 zijn aan de, in de voortbewegingsrichting A gezien, rechterzijde twee op afstand van elkaar gelegen steunen 44 aan de boven- en voorzijde van de gestelbalk aangebracht. Tussen de steunen 44 is door middel van een pen 45 vrij verzwenkbaar een derde, zich naar achteren uitstrekkende arm 47 aangebracht. De respectieve pennen 45 zijn zodanig aangebracht dat de langs-hartlijnen, die de zwenkassen voor de armen 47 vormen, in eikaars verlengde zijn gelegen (Figuur 1).
Zoals uit de Figuren 2 en 3 blijkt, verloopt elke arm 47 vanaf zijn vooreinde enigszins schuin naar boven om ter hoogte van de achterzijde van de gestelbalk over te gaan in een althans nagenoeg horizontaal deel, dat in breedte toeneemt en aan de achterzijde overgaat in een schuin naar beneden en naar achteren gericht deel. Hierdoor wordt voldoende ruimte gecreëerd voor een naar boven bewegen van de kokerbalk 5.
Elk van de armen 47 is met zijn schuin naar beneden en naar achteren verlopend gedeelte door middel van vier bouten 48 bevestigd aan een plaat 49. De platen 49, die zich in opwaartse richting en althans nagenoeg evenwijdig aan een verticaal vlak in de voortbewegingsrichting A van de machine uitstrekken, zijn bevestigd aan twee boven elkaar gelegen balken 50 en 51, die zich over de gehele lengte van de kokerbalk 5 en dwars op de voortbewegingsrichting A van de machine uitstrekken. De onderste balk 51 is althans nagenoeg horizontaal gelegen, terwijl de bovenste balk 50 nabij het midden is voorzien van een knik (Figuur 5), van waaruit de balk schuin naar beneden en naar buiten verloopt, een en ander zodanig dat de afstand tussen de met elkaar door middel van een opstaande plaat 52 verbonden einden van de balken kleiner is dan de afstand tussen de balken nabij het midden. De balken zijn tussen de einden door middel van op afstand van elkaar gelegen steunplaten 53 met elkaar verbonden. Het geheel van de armen 47 en de balken 50 en 51 vormt een draaggestel voor twee aan elkaar grenzende, in eikaars verlengde gelegen rollen 54, die zijn uitgevoerd als pakkerrollen.
Nabij het midden is aan de balken 50 en 51 een schuin naar beneden en naar voren gerichte steun 55 aangebracht, die tot onder de onderste balk 51 reikt (Figuur 5) en aan het ondereinde is voorzien van een tunnel vormig prof iel-stuk 56, dat zodanig is opgesteld dat de opstaande wanden van het tunnelvormig profielstuk 56 naar beneden zijn gericht. De opstaande wanden van het tunnelvormig profielstuk 56 vormen elk een legering voor een as 57. Elk van de opstaande wanden van het profielstuk 56 is daartoe voorzien van een boring waarin een as 57 met speling is aangebracht, zodat het effect van een kogelscharnier wordt verkregen. Elke as 57 is aangebracht aan het einde van een cilindrisch deel 58 van een rol 54. Het andere einde van het cilindrisch deel 58 omvat in een legerhuis 59 ondergebrachte legers voor een as 60, die is bevestigd aan de buitenzijde van een naar beneden en naar voren gerichte steun 61, die door middel van bouten 62 is aangebracht aan de steunen 52. Het cilindrisch deel 58 van elke rol 54 is voorzien van in groepen aangebrachte, plaatvormige tanden 63 die op gelijke afstand van elkaar zijn gelegen.
Tussen de groepen tanden 63 zijn aan de achterzijde afstrijkers 64 gelegen, die nabij de onderzijde tegen het cilindervormig deel 58 rusten (Figuur 2). De afschrapers 64 bevinden zich aan het ondereinde van schuin naar boven en naar achteren verlopende dragers 65. Telkens vier naast elkaar gelegen dragers 65 zijn aangebracht aan een plaatvormige steun 66, die door middel van klembeugels 67 is aangebracht aan de onderste balk 51.
Door middel van afstandsbussen 68 en de bouten 46 voor de bevestiging van de nabij het midden gelegen arm 47 is een steunplaat 69 aangebracht, die aan.de voorzijde een scharnierpen 70 draagt voor het ondereinde van een hydraulische verstelcilinder 71. De bovenzijde van de verstel-cilinder is voorzien van een ondersteuning 72 voor een schroefspindel 73. De ondersteuning 72 is door middel van een pen 74 verzwenkbaar aangebracht aan een steun 75 op een zich dwars op de voortbewegingsrichting A uitstrekkende horizontale balk 76 van een bok 77 op de gestelbalk 1. De bok 77 is voorzien van een driepuntsbevestiging voor aankoppeling aan de driepuntshefinrichting van een trekker. De verstelcilinder 71 kan op niet nader weergegeven wijze met het hydraulische circuit van de trekker worden verbonden.
Met behulp van de schroefspindel 73 kan een aan de bovenzijde binnen de verstelcilinder gelegen aanslag worden versteld, een en ander zodanig dat een eenmaal ingestelde bedrijfsstand van de beide naast elkaar gelegen rollen 54, en daarmede een eenmaal ingestelde werkdiepte voor de bewer-kingsorganen 7, kan worden gehandhaafd. De einden van de zich dwars op de voortbewegingsrichting A uitstrekkende, althans nagenoeg horizontaal gelegen balk 76 van de bok 77 zijn door middel van zich naar beneden uitstrekkende platen 78, die zich althans nagenoeg evenwijdig aan een verticaal vlak in de voortbewegingsrichting A uitstrekken, met de bovenzijde van de gestelbalk 1 verbonden. De platen 78 zijn aan de van élkaar afgekeerde zijden voorzien van dwarssteunen 79, die op de gestelbalk 1 zijn bevestigd. De onderzijde van elke plaat 78 vormt aan de voorzijde van de gestelbalk 1 tezamen met een plaat 80 een ondersteiaankoppelpunt van een driepuntsbevesti-ging.
Nabij het midden is de balk 76 voorzien van op afstand van elkaar gelegen, naar voren gerichte lippen 81, die een bovenste aankoppelpunt van de driepuntsbevestiging vormen.
De steunplaat 69 voor de hydraulische verstel-cilinder 71 is aan één zijde voorzien van een vorkachtig deel 82 (Figuur 5), waartussen door middel van een pen 83 met speling één einde is aangebracht van een stabilisator 84 die zich, in de voortbewegingsrichting A gezien, naar rechts uitstrekt en met zijn andere einde door middel van een pen 85 met speling is aangebracht aan een steun 86 aan de achterzijde van de kokerbalk 5. De lengte van de stabilisator is instelbaar. Een in lengte instelbare stabilisator 87, waarvan de grootste lengte ongeveer een derde van de lengte van de stabilisator 84 bedraagt, is door middel van een steun 88, die zich nabij de onderzijde van de bok 77 bevindt, met speling, op de voorzijde van de kokerbalk 5 aangebracht en strekt zich, in de voortbewegingsrichting A gezien, naar links uit (Figuur 1). Het andere einde van de stabilisator 87 is door middel van steunen 89 met speling aangebracht nabij een einde aan de achterzijde van de gestelbalk 1.
Binnen de kokerbalk 5 is elke as 2 van een bewer-kingsorgaan 7 voorzien van eert tandwiel 90 met rechte vertan-ding, een en ander zodanig dat de tandwielen op de assen van naast elkaar gelegen bewerkingsorganen met elkaar in aandrijvende verbinding staan. Nabij het midden is de as van een bewerkingsorgaan 7 naar boven verlengd en staat via een reductieoverbrenging in aandrijvende verbinding met een opwaarts gerichte as, die reikt tot in een tandwielkast 91, waarbinnen deze as via een conische tandwieloverbrenging en een aan de achterzijde gelegen toerenvariator 92 in aandrijvende verbinding staat met een zich in de voortbewegings-richting A uitstrekkende as 93, die zowel aan de voor- als aan de achterzijde buiten de tandwielkast 91 uitsteekt. De voorzijde van de as 93 kan door middel van een tussenas 94 met de aftakas van een trekker worden verbonden, terwijl het achterste deel van de as dienst kan doen voor de aandrijving van eventueel met de machine te koppelen verdere werktuigen, zoals poot- of zaaimachines.
De bovenzijden van de platen 78 van de bok 77 zijn elk voorzien van een arm 95 die door middel van een pen 96, die zich dwars op de voortbewegingsrichting A uitstrekt, verzwenkbaar is aangebracht en naar achteren is gericht. Hierbij zijn de pennen 96 in eikaars verlengde gelegen. De armen 95 vormen een bovenste armenpaar.
Op enige afstand van de gestelbalk 1 zijn de platen 78 aan de achterzijde elk voorzien van een arm 97, die zich naar achteren uitstrekt en door middel van een pen 98 verzwenkbaar is aangebracht. Ook hierbij zijn de pennen 98, die zich dwars op de voortbewegingsricht ing A van de machine uitstrekken in eikaars verlengde gelegen. De armen 97 vormen een onderste armenpaar. Elk paar armen 95, respectievelijk 97 is door middel van een dwarsbalk 99, respectievelijk 100 met elkaar verbonden. Hierbij bevindt de dwarsbalk 99 voor het bovenste paar armen 95 zich op enige afstand vóór de achtereinden, terwijl de dwarsbalk 100 bij het onderste paar armen 97 zich ter hoogte van de einden bevindt. Laatstgenoemde dwarsbalk heeft, in tegenstelling tot de eerstgenoemde dwarsbalk die een ronde dwarsdoorsnede heeft, een hoekige, bij voorkeur vierkante dwarsdoorsnede. De einden van het onderste paar armen 97 hebben een naar binnen gericht schuin verloop en zijn hier ter hoogte van de dwarsbalk 100 voorzien van zich schuin naar beneden en naar achteren uitstrekkende delen 101 (Figuur 6). Aan de einden van het bovenste paar armen 95 en aan de schuin naar beneden en naar achteren gerichte delen 101 van de armen 97 is door middel van pennen 102, respectievelijk 103 scharnierbaar een aankoppelstuk 104 aangebracht, dat wordt gevormd door een rechthoekige beugel. Het aankoppelstuk 104 omvat een balk 105, die zich dwars op de voortbewegingsrichting A uitstrekt en althans nagenoeg horizontaal is gelegen. De balk heeft een hoekige, bijvoorkeur vierkante dwarsdoorsnede en is aan de einden voorzien van zich naar beneden uitstrekkende balken 106, die eenzelfde dwarsdoorsnede hebben en aan hun ondereinden scharnierend zijn aangebracht aan de delen 101 van het onderste paar armen 97.
Voor de verzwenkbare bevestiging door middel van de pennen 102 zijn aan beide einden van de dwarsbalk 105 zich naar voren uitstrekkende lippen 107 aangebracht, die de gehele balk omgeven (Figuur 2). Aan de ondereinden van de balken 106 zijn haakvormige delen 108 aangebracht, die de onderste aankoppelpunten van een driepuntsbevestiging vormen. Nabij het midden is de dwarsbalk 105 van het aankoppelstuk 104 voorzien van zich naar voren uitstrekkende lippen 109, die op afstand van elkaar zijn aangebracht en nabij de voorzijde zijn voorzien van een boring, welke het bovenste aan-koppelpunt van een driepuntsbevestiging vormt. Hierdoor wordt een korte aankoppeling mogelijk. De tussen het bovenste verzwenkbare armenpaar aangebrachte dwarsbalk 99 is nabij elk van de armen 95 voorzien van een zich naar voren uitstrekkende lip 110. Tussen de lip 110 en een arm 95 is door middel van een pen 111 in een sleufgat 112 een einde van een hydraulische verstelcilinder 113 aangebracht. De verstelcilinder 113 is met zijn andere einde door middel van een bout 114 verzwenkbaar aangebracht tussen de armenparen aan de achterzijde van de platen 78 van de bok 77 ter hoogte van de balk 76 (Figuur 2). Op elk van de pennen 96, met behulp waarvan het bovenste paar armen 95 met de platen 78 verzwenkbaar is verbonden, is aan de buitenzijde een verzwenkbare grendel 115 aangebracht. Elke grendel 115 is aan de achterzijde voorzien van een vangbek die kan samenwerken met een pen 116, die zich aan de buitenzijde van elke onderste arm 97 bevindt en juist achter het midden van deze armen is aangebracht.
Aan de voorzijde is elke grendel 115 voorzien van een uitsparing 117, waarin met speling een op de platen 78 aangebrachte aanslag 118 is gelegen. Elk van de grendels 115 is verder door middel van een verbindingsorgaan 119 vanaf een trekker bedienbaar.
De in het voorgaande beschreven machine betreft, zoals reeds vermeld, een grondbewerkingsmachine die in het bijzonder bestemd is voor de bereiding van een zaaibed. Hiertoe kan de machine door middel van het de gestelbalk 1 en daarop aangebrachte [bok 77 omvattende draaggestel met de driepuntshefinrichting van een trekker worden gekoppeld.
Nadat met behulp van de als pakkerrollen uitgevoerde rollen 54 een bepaalde werkdiepte van de bewerkings-organen 7 is ingesteld, kan het geheel worden voortbewogen in een richting volgens pijl A, waarbij de bewerkingsorganen 7 vanaf de aftakas van de trekker via de in het voorgaande beschreven overbrenging zodanig aandrijfbaar zijn dat naast elkaar gelegen bewerkingsorganen in tegengestelde zin roteren, en waarbij zij met hun bewerkingselementen ten minste aan elkaar grenzende stroken grond bewerken.
Door middel van de hefbomen 24 kan, na het uitnemen van de grendelpen 33, de stand van het aan de voorzijde van de kokerbalk 5 gelegen afschermelement, gevormd door de profielbalk 28, zodanig worden ingesteld dat dit maximaal zijn functie kan verrichten. De specifieke geleiding waarvoor een tweede uitvoeringsvoorbeeld in Figuur 7 is weergegeven, vergemakkelijkt hierbij de beoogde verstelling van de profielbalk. Alhoewel niet weergegeven, kan een hefboom 24 ook zodanig zijn aangebracht dat deze zich naar voren uitstrekt .
De in het voorgaande beschreven uitvoering van de machine is speciaal gedacht voor grote werkbreedten van ten minste 3 meter, waarbij door het draaggestel, dat de rechthoekige gestelbalk 1 omvat die aanmerkelijk korter is dan de kokerbalk 5 en bijvoorkeur ongeveer de helft daarvan be- draagt, met een minimum aan materiaal en gewicht op doelmatige wijze een ondersteuning voor de extra verstijfde kokerbalk 5 wordt verkregen. Tijdens het bedrijf kan de kokerbalk 5 zich door middel van de para 1lellogram-constructies 4 in hoogterichting bewegen ten opzichte van het draaggestel dat door middel van de twee naast elkaar gelegen, in eikaars verlengde opgestelde pakkerrollen 54 wordt ondersteund. De rollen 54, die worden gedragen door een draagconstructie welke de armen 47 en de boven elkaar gelegen balken 50 en 51 omvat, bieden een effectieve ondersteuning van het draaggestel, waarbij men een doelmatige krachtenverdeling kan verkrijgen en de met speling aanwezige legering van de naar elkaar tdegekeerde einden van de rollen tijdens het bedrijf een grote soepelheid verleent.
Voor de werkdiepte-instelling van de bewerkings-organen kan de stand van de rollen met de verstelcilinder worden gewijzigd, waarbij met behulp van de verstelbare aanslag deze stand als beschreven kan worden gehandhaafd. Tevens zorgt de aanslag voor een ontlasting van de hefcilinder.
De in het voorgaande beschreven machine kan ook worden ondersteund door middel van een enkele rol 54A, die zich over de gehele werkbreedte van de machine uitstrekt en door middel van de in het voorgaande omschreven draagconstructie gevormd door de armen 47 en de balken 50 en 51, is ondersteund. Bij toepassing van de enkele rol 54A, die aan de omtrek kan zijn voorzien van staven 54B, kan het gebeuren dat - indien de door middel van het aankoppelstuk 104 aangebrachte, met de machine te combineren inrichting, bijvoorbeeld een aardappelpootmachine, een aanzienlijk gewicht heeft - de rol tijdens het bedrijf zodanig wordt belast dat zij in het midden, waar zij niet is ondersteund, naar boven gaat uitwijken. Dit kan een vervorming van de rol tot gevolg hebben, hetgeen vanzelfsprekend ongewenst is. Ten einde een te ver naar boven uitwijken, dat wil zeggen een zodanig uitwijken dat vervorming optreedt, te voorkomen, heeft men nabij het midden aan de balken 50 en 51 van de draagconstructie door middel van een bevestigingsplaat 120 en klembeugels 121 een aanslag 122 aangebracht (Figuren 8 en 9).
De aanslag 122 omvat een zich althans nagenoeg in de voort-bewegingsrichting A uitstrekkend, opwaarts gericht plaatdeel 123 dat een uitsparing omvat, die volgens een cirkelboog verloopt, bij voorkeur over een hoek van ± 180°. De begrenzing van de uitsparing is voorzien van een stripvormig deel 124 dat volgens de omtrek van de rol 54A is gebogen, waarbij het stripvormige deel, dat de eigenlijke aanslag vormt, zich in de nabijheid van de baan beschreven door de staven 54B bevindt en althans nagenoeg concentrisch ten opzichte van de rotatieas van de rol verloopt, waarbij de breedste zijde althans nagenoeg evenwijdig aan de rotatieas is gelegen. Indien nu tijdens het bedrijf door een zware belasting de rol 54A nabij het midden de neiging heeft naar boven uit te wijken, dan wordt dit uitwijken op effectieve wijze voorkomen doordat de omtrek van de rol, dat wil zeggen de staven 54B, door het stripvormig deel 124 worden tegengehouden, waardoor, zonder dat de werking van de rol ongunstig wordt beïnvloed, een vervorming wordt voorkomen.
Alhoewel bij het in de Figuren 8 en 9 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld de rol aan de omtrek is voorzien van zich in de langsrichting uitstrekkende staven 54B, kan de enkele rol ook zijn uitgevoerd als de in het voorgaande beschreven pakkerwalsen 54, waarbij het stripvormig deel 124 - daar dit relatief smal is - tussen de kransen tanden 63 is gelegen en met het cilindrisch deel 58 kan samenwerken.
De aanwezigheid van de lange stabilisator 84 aan de achterzijde en de kortere stabilisator 86 aan de voorzijde voorkomt dat tijdens het bedrijf de kokerbalk in een zodanige beweging geraakt, dat hierdoor de werking van de bewerkings-organen 7 nadelig wordt beïnvloed. Doordat de lengte van de respectieve stabilisatoren instelbaar is, kan men. de bewegingsmogelijkheid voor de kokerbalk naar wens vergroten of verkleinen. Zoals reeds vermeld, kan deze geheel worden opgeheven door middel van de pen 17, bijvoorbeeld tijdens het transport. De aan de achterzijde van de bok 77 door middel van de verzwenkbare armenparen aangebrachte driepuntsbevesti-ging, maakt een effectieve aankoppeling van een met de machine te combineren werktuig, zoals een zaai- of poot- machine, mogelijk. Hierbij wordt een voldoende bewegingsvrijheid gecreëerd, daar de rollen vóór de door de gestelbalken 50 en 51 gevormde draagconstructie zijn gelegen em de onderste armen 97 zijn voorzien van de schuin naar beneden en naar achteren gerichte delen 101.
Met behulp van de hydraulische verstelcilinders 113, waarvan het achtereinde door middel van de scharnierpen 111 in de sleuf 112 beweegbaar is, kan vanaf de trekker op soepele wijze een heffen van de armen met het aan de achterzijde aangebrachte aankoppelstuk 104 worden verkregen. Hierbij komt de pen 116 aan de buitenzijde van de armen 97 binnen de vangbek van de grendels 115, waardoor het geheel wordt vergrendeld in een stand waarbij de met de driepuntsbevesti-ging verbonden inrichting zich praktisch boven de machine bevindt en het geheel bij het heffen en tijdens het transport, de hefinrichting van de trekker niet op ongunstige wijze belast. Indien men de met het aankoppelstuk 104 verbonden inrichting opnieuw in de werkstand wil brengen, kan men vanuit de trekkercabine met behulp van de bedieningsorganen 119 de vergrendeling opheffen, waarna het geheel in zijn werkstand terugzakt. De voor de vergrendeling geschikte stand van de grendels 115 wordt met behulp van de in de uitsparing 117 aan de voorzijde van de grendels gelegen aanslagen 118 gehandhaafd.
Ten einde te bewerkstelligen dat de pen 116 gemakkelijk uit de uitsparing van de grendel 115 vrijkomt, kan het bedieningsorgaan 119 althans voor een deel elastisch zijn uitgevoerd of door middel van elastisch materiaal, bijvoorbeeld een schroefveer 119Δ (Figuur 8) of een uit elastisch materiaal als rubber bestaand deel, met de grendel zijn verbonden. De grendel kan dan door middel van de aanwezige elasticiteit in het bedieningsorgaan 119 bij een korte bekrachtiging van een cilinder 113 zodanig verzwenken, dat de pen 116 hierdoor als het ware uit de uitsparing in de grendel wordt geschud.
De uitvinding is niet beperkt tot het vorenstaande, doch betreft tevens alle details van de figuren al of niet beschreven.

Claims (3)

1. Grondbewerkingsmachine voorzien van een aantal bewerkingsorganen, die in een zich dwars op de voortbewe-gingsrichting van de machine uitstrekkende kokerbalk zijn ondersteund en om opwaartse assen roteerbaar zijn en waarbij de kokerbalk is aangebracht aan een draaggestel, dat is voorzien van een driepuntsbevestiging voor aankoppeling aan de driepuntshefinrichting van een trekker, terwijl de machine aan de achterzijde een enkele rol bezit, die zich over althans nagenoeg de werkbreedte van de machine uitstrekt en op twee punten is ondersteund, met. het kenmerk, dat nabij het midden van de rol een aanslag (122) is aangebracht die een te ver uitwijken van de rol tegengaat.
2. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de aanslag zich in de voortbewegingsrichting van de machine uitstrekt.
3. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de aanslag een afgeronde vorm bezit.
NL9200243A 1984-02-13 1992-02-11 Grondbewerkingsmachine. NL190917C (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL9200243A NL190917C (nl) 1984-02-13 1992-02-11 Grondbewerkingsmachine.

Applications Claiming Priority (8)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8400454 1984-02-13
NL8400454 1984-02-13
NL8400716 1984-03-06
NL8400716 1984-03-06
NL8400901 1984-03-22
NL8400901A NL8400901A (nl) 1984-02-13 1984-03-22 "grondbewerkingsmachine".
NL9200243 1992-02-11
NL9200243A NL190917C (nl) 1984-02-13 1992-02-11 Grondbewerkingsmachine.

Publications (3)

Publication Number Publication Date
NL9200243A true NL9200243A (nl) 1992-05-06
NL190917B NL190917B (nl) 1994-06-01
NL190917C NL190917C (nl) 1994-11-01

Family

ID=27352109

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL9200243A NL190917C (nl) 1984-02-13 1992-02-11 Grondbewerkingsmachine.

Country Status (5)

Country Link
DE (3) DE3504654A1 (nl)
FR (5) FR2559339B1 (nl)
GB (1) GB2153642B (nl)
IT (1) IT1183341B (nl)
NL (1) NL190917C (nl)

Families Citing this family (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL193084C (nl) * 1984-03-08 1998-10-05 Lely Nv C Van Der Grondbewerkingsmachine.
ATE176374T1 (de) * 1986-11-04 1999-02-15 Lely Nv C Van Der Bodenbearbeitungsgerät
DE3788224T3 (de) * 1987-09-03 1997-01-30 Lely Nv C Van Der Gerät zur Bodenbearbeitung.
DE102011078192A1 (de) * 2011-06-28 2013-01-03 Zf Friedrichshafen Ag Generatoreinheit für ein landwirtschaftliches oder kommunales Nutzfahrzeug
DE102012011542A1 (de) * 2012-06-08 2013-12-12 Alois Pöttinger Maschinenfabrik Gmbh Landwirtschaftliche Bodenbearbeitungsmaschine
CZ2015105A3 (cs) * 2015-02-17 2016-02-24 Farmet A.S. Zemědělský stroj pro pásové zpracování půdy

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL7416758A (nl) * 1974-12-23 1976-06-25 Lely Nv C Van Der Grondbewerkingsmachine.
FR2521817A1 (fr) * 1982-02-19 1983-08-26 Amazonen Werke Dreyer H Combinaison d'appareils agricoles tels cultivateur, rouleau et semoir mecanique
AU542978B2 (en) * 1980-10-09 1985-03-28 Albert Keith Fuss Seed planter

Family Cites Families (28)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL7111947A (nl) * 1971-08-31 1973-03-02
FR524437A (fr) 1918-12-24 1921-09-03 Gaston Levy Lajeunesse Laboureuse-fraiseuse mécanique automotrice
GB795519A (en) * 1953-07-30 1958-05-28 Massey Harris Ferguson Ltd Improvements in or relating to implements for attachment to tractors
US2870554A (en) * 1954-03-25 1959-01-27 Marvin Landplane Company Combination agricultural implement
GB870501A (en) * 1956-10-17 1961-06-14 Massey Ferguson Inc Improvements relating to agricultural implements
GB979152A (en) * 1960-04-02 1965-01-01 Massey Ferguson Ltd Improvements in and relating to agricultural implements
NL7007174A (nl) * 1970-05-19 1971-11-23
NL161967C (nl) * 1970-12-21 1983-08-16 Lely Nv C Van Der Verbetering aan een grondbewerkingsmachine.
FI58246B (fi) * 1971-08-20 1980-09-30 Turengin Sokeritehdas Oy Vaeltanordning
GB1358283A (en) * 1971-10-04 1974-07-03 Vissers Nv Herbert Agricultural implement
BE792242A (nl) * 1971-12-08 1973-03-30 Lely Nv C Van Der Grondbewerkingsmachine
US4042041A (en) * 1971-12-08 1977-08-16 Lely Cornelis V D Rotary harrows
NL7410530A (nl) * 1974-08-06 1976-02-10 Lely Nv C Van Der Grondbewerkingsmachine.
DE7427534U (de) 1974-08-14 1974-11-21 Maschinenfabrik Rau oHG, 7315 WeiJheim Planiervorrichtung fuer landwirtschaftliche geraete zum ausgleich von bodenunebenheiten
NL7600141A (nl) * 1976-01-08 1977-07-12 Lely Nv C Van Der Grondbewerkingsmachine.
NL183071C (nl) * 1975-12-02 1988-07-18 Lely Nv C Van Der Grondbewerkingsmachine.
NL7609321A (nl) * 1976-08-23 1978-02-27 Lely Nv C Van Der Grondbewerkingsmachine.
NL7614518A (nl) * 1976-12-29 1978-07-03 Lely Nv C Van Der Grondbewerkingsmachine.
DE2708432A1 (de) * 1977-02-26 1978-08-31 Krone Bernhard Gmbh Maschf Bodenbearbeitungsmaschine
NL7806736A (nl) * 1978-06-22 1979-12-28 Patent Concern Nv Grondbewerkingsmachine.
DK147191B (da) * 1978-08-05 1984-05-14 Fraudge Plovfab Traekkobling mellem en med en loefteindretning forsynet traktor og et af denne trukket redskab
DE2928531A1 (de) 1979-07-14 1981-01-15 Rabewerk Clausing Heinrich Bodenbearbeitungsmaschine mit rotierenden werkzeugen, insbesondere kreiselegge
NL8001263A (nl) * 1980-03-03 1981-10-01 Lely Nv C Van Der Landbouwwerktuig, in het bijzonder grondbewerkingsmachine.
NL190684C (nl) * 1981-03-03 1994-07-01 Lely Nv C Van Der Grondbewerkingsmachine.
NL8102623A (nl) * 1981-05-29 1982-12-16 Lely Nv C Van Der Grondbewerkingsmachine.
EP0153765B2 (de) * 1982-04-28 1992-08-26 Maschinenfabrik Rau GmbH Geräteverbund zur landwirtschaftlichen Bodenbearbeitung
NL8203892A (nl) * 1982-10-07 1984-05-01 Lely Nv C Van Der Inrichting voor het ondersteunen van een landbouwmachine.
DE3340686C1 (de) 1983-11-10 1985-01-24 Amazonen-Werke H. Dreyer Gmbh & Co Kg, 4507 Hasbergen Bodenwalze

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL7416758A (nl) * 1974-12-23 1976-06-25 Lely Nv C Van Der Grondbewerkingsmachine.
AU542978B2 (en) * 1980-10-09 1985-03-28 Albert Keith Fuss Seed planter
FR2521817A1 (fr) * 1982-02-19 1983-08-26 Amazonen Werke Dreyer H Combinaison d'appareils agricoles tels cultivateur, rouleau et semoir mecanique

Also Published As

Publication number Publication date
FR2559339A1 (fr) 1985-08-16
DE3504654C2 (nl) 1988-08-18
FR2697128A1 (fr) 1994-04-29
FR2559339B1 (fr) 1990-05-25
IT1183341B (it) 1987-10-22
DE3504654A1 (de) 1985-08-14
FR2640112A1 (fr) 1990-06-15
FR2640111B1 (fr) 1993-06-18
FR2652704B1 (fr) 1993-06-11
GB8502739D0 (en) 1985-03-06
FR2640111A1 (fr) 1990-06-15
NL190917B (nl) 1994-06-01
IT8519489A0 (it) 1985-02-13
GB2153642A (en) 1985-08-29
NL190917C (nl) 1994-11-01
DE3546628C2 (nl) 1990-03-29
FR2652704A1 (fr) 1991-04-12
FR2697128B1 (fr) 1995-12-01
DE3546479C2 (nl) 1989-10-05
GB2153642B (en) 1988-10-26

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8500396A (nl) Grondbewerkingsinrichting.
NL8501109A (nl) Landbouwwerktuig.
EP0475480B1 (en) A soil cultivating machine
NL9200243A (nl) Grondbewerkingsmachine.
EP0335455B1 (en) A combination of a drill and a soil cultivating machine
NL8101017A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL193084C (nl) Grondbewerkingsmachine.
EP0436975A1 (en) A soil cultivating machine
EP0850553B1 (en) A soil supporting member
NL8400901A (nl) "grondbewerkingsmachine".
NL8301236A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL1001579C2 (nl) Rotorkopeg.
NL8403460A (nl) Grondbewerkingsmachine.
EP0288125A1 (en) A soil cultivating machine
NL9101361A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL9500021A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL192594C (nl) Combinatie van een grondbewerkingsmachine en een daarmee te koppelen verdere machine.
EP0666015B1 (en) An agricultural machine
NL8403369A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8902832A (nl) Landbouwmachine.
NL9101330A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8601943A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8203978A (nl) Combinatie van een grondbewerkingsmachine met een tweede machine, bijvoorbeeld een zaaimachine.
EP0252555B1 (en) A soil cultivating machine
NL9001313A (nl) Trekker voorzien van een hefinrichting.

Legal Events

Date Code Title Description
A1A A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
V1 Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20021001