NL8602208A - Werkwijze en inrichting voor het verdelen van het lichaam van een geslachte vogel. - Google Patents

Description

ΐ*

85.508 8/AA/MvC

*

Korte aanduiding: werkwijze en inrichting voor het verdelen van het lichaam van een geslachte vogel.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het verdelen van het lichaam van een geslachte vogel, waarbij het lichaam met de poten ervan aan een transportmiddel opgehangen is en met de borst naar voren in de transportrichting 5 getransporteerd wordt en tijdens transport ervan door middel van een snijbewerking doorgesneden wordt, waarbij voorafgaand aan en tijdens de snijbewerking het lichaam zodanig in een schuine positie ten opzichte van de transportrichting gebracht wordt dat de poten voor de rest van het lichaam gebracht 10 worden, terwijl een, een begrenzing met de borst vormend randgedeelte van de tussen de poten aanwezige achteropening van het lichaam van tussen de poten naar beneden gebracht wordt en de snijbewerking uitgevoerd wordt in een dwarsrichting in een vlak dat zich uitstrekt tussen het naar beneden gebrachte 15 randgedeelte en de dijen, zodat het lichaam verdeeld in een achterste helft bestaande uit de poten, met de poten corresponderende dijstukken een een gedeelte van de rug, en een voorste helft bestaande uit een borstdeel en een hoofdgedeelte van het rugdeel van het lichaam.

20 Een werkwijze van deze soort is bekend uit het Europese octrooischrift EP 0 109 708 op naam van aanvraagster. Bij een versie van de bekende werkwijze wordt het lichaam van de geslachte vogel verdeeld in de achterste helft en de voorste helft. De aan de poten opgehangen achterste helft kan dan nog 25 door een extra snijbewerking in een verticaal vlak midden tussen de poten door doorgesneden worden. Steeds valt de voorste helft na afsnijding ervan van de achterste helft met een willekeurige oriëntatie naar beneden en wordt in een verzamelbak opgevangen.

30 De bekende werkwijze heeft dan ook als bezwaar dat voor het verder verwerken van de voorste helft deze helft uit de verzamelbak genomen moet worden en opnieuw in een bepaalde oriëntatie gebracht moet worden voor het daarna uitvoeren van eventueel een snijbewerking daarop. Deze werkwijze 35 omvat een aantal ingewikkelde en tijdrovende handelingen, zodat 8602208 * ' - 2 - het verder bewerken van de voorste helft relatief veel tijd kost en de aanvoer van voorste helften sneller plaatsvindt dan de verdere verwerking van de helften. Hierdoor zal de verzamelbak na een bepaalde tijd door een lege bak vervangen 5 moeten worden, waarbij de aanvoer van nieuwe door te snijden geslachte vogels gestopt moet worden. Het aanvoeren en verdelen van geslachte vogels in achterste en voorste helften kan daardoor niet optimaal doelmatig plaatsvinden.

Een ander bezwaar bij het opvangen van de afgesneden 10 voorste helften in een verzamelbak is, dat de in de bak aanwezige helften gemakkelijk bevuild kunnen worden en pas na relatief lange tijd hygiënisch verpakt kunnen worden.

Bovendien zijn de genoemde ingewikkelde handelingen voor het uit de bak nemen en opnieuw oriënteren van de voorste 15 helften niet geschikt om door middel van een relatief eenvoudige inrichting uitgevoerd te worden.

De uitvinding beoogt de bezwaren van de bekende werkwijze op te heffen. Deze doelstelling wordt volgens de uitvinding bereikt door middel van de in het kenmerk van conclusie 1 20 beschreven werkwijze stappen. Hierdoor vervalt de stap van het in een verzamelbak opvangen van een afgesneden voorste helft en de daaropvolgende stap van het opnieuw oriënteren van de voorste helft. Doordat alle voorste helften op dezelfde wijze ondersteund en langs dezelfde bepaalde weg geleid worden 25 kan de verdere bewerking van de voorste helften eenvoudig en op uniforme wijze nauwkeurig uitgevoerd worden. Het verder bewerken van de voorste helften vindt daarbij met dezelfde snelheid plaats als waarmee de geslachte vogels aangevoerd worden. Hierdoor kan de werkwijze steeds met een doelmatige 30 snelheid uitgevoerd worden, terwijl de afgesneden en verder bewerkte voorste helften snel hygiënisch verpakt kunnen worden.

Hoewel een afgesneden voorste helft door de invloed van de zwaartekracht naar het volgende bewerkingsstation geleid kan worden verdient het de voorkeur, dat de voorste 35 helft voor verplaatsing aangegrepen wordt, zodat een uniforme verplaatsingssnelheid en oriëntatie van de voorste helften naar het bewerkingsstation verzekerd wordt.

Voor toepassing van de werkwijze volgens de uitvinding verschaft de uitvinding tevens een inrichting zoals met, 40 uitgaande van de in de aanhef van conclusie 8 beschreven 860220® $ - 3 - op zich uit EP 0 109 708 bekende constructie, de maatregelen zoals beschreven in het kenmerk van conclusie 8.

Bij voorkeur omvat de inrichting verplaatsingsmiddelen die aangrijpen op de voorste helft voor het verplaatsen van 5 de voorste helft naar het volgende bewerkingsstation.

De uitvinding wordt toegelicht aan de hand van de figuren 1 t/m 5 van een inrichting volgens de uitvinding. De figuren tonen respectievelijk vijf opeenvolgende fasen van het transport en de verdeling van een geslachte vogel voor een werkwijze 10 volgens de uitvinding.

De figuren tonen elk een zijaanzicht van hetzelfde gedeelte van een inrichting met een gestel 1 en een schematisch getoond gedeelte van een transportstelsel met een aantal op afstand van elkaar aangebrachte duwelementen 2, die in 15 de richting van de pijl 3 langs een met de streep-stiplijn 4 aangegeven horizontale weg verplaatst worden. Het transportstelsel is geschikt voor het daaraan ophangen van een geslachte vogel 5, waarbij de poten 6 tussen en op twee niet getoonde evenwijdige geleidestaven kunnen schuiven, zodat 20 de opgehangen vogel 5 door een duwelement 2 in de richting van de pijl 3 verplaatst wordt. Hoewel in elk van de figuren slechts één duwelement 2 en één vogel 5 (of delen daarvan) getoond zijn, kunnen de afmetingen van de getoonde inrichting zodanig zijn dat in het getoonde gedeelte een aantal vogels 25 5 verplaatst en doorgesneden worden.

De inrichting omvat twee naast elkaar en horizontaal aangebrachte messen 7, 8 met een cirkelvormige omtrek, die aangedreven worden door een niet-getoonde aandrijfinrichting en waarvan de draaixngsassen evenwijdig aan het vlak van 30 de tekening lopen. De messen 7, 8 zijn over een kleine afstand op overlappende wijze tegen elkaar aangebracht. Het gebied van de overlapping van de messen 7, 8 ligt tussen de poten 6 van een tussen de messen 7, 8 getransporteerde vogel 5.

De inrichting omvat tevens een in hoofdzaak staafvormige 35 drager 9, die in het verticale vlak door het overlappende gedeelte van de messen 7, 8 loopt. De drager 9 loopt gezien in de transportrichting 3 van de vogels 5 schuin naar beneden en heeft een een uiteinde 10 waaraan via een scharnier bij 11 een arm 12 bevestigd is. De arm 12 is draaibaar in een 40 verticaal vlak tussen een in de figuren 1, 3, 4 en 5 getoonde 8602208 ψ - 4 - lage positie en een in figuur 2 getoonde hoge positie.

De arm 12 wordt gedraaid door middel van een stang 13, waarvan een uiteinde bij 14 excentrisch van het scharnier bij 11 door middel van een draaikoppeling met de arm 12 ver-5 bonden is. De stang 13 is verschuifbaar binnen de drager 9 en wordt in de lengterichting ervan heen en weer verplaatst door middel van een koppelinrichting 15, die met het tran-sportstelsel gekoppeld is. De heen en weergaande verplaatsing van de stang 13 vindt daarbij synchroon met het passeren 10 van de duwelementen 2 voorbij de arm 12 plaats.

Aan weerszijden en op afstand van de drager 9 zijn twee kettingtransporteurs 16 met naar de drager 9 gerichte uitsteeksels aangebracht. Omdat kettingtransporteurs op zich bekend zijn is van de in de figuren getoonde kettingtransporteur 15 16 slechts een afdekplaat getoond. De transporteurs 16 zijn gekoppeld met een koppelinrichting 17, die gekoppeld is met het transportstelsel met de duwelementen 2, zodat de snelheid van de transporteurs aan de snelheid van de duwelementen 2 aangepast is.

20 Onder een lager gelegen gedeelte van de drager 9 is in een verticaal vlak een mes 18 met een cirkelvormige doorsnede aangebracht.

Boven een lager gedeelte van de drager 9 zijn evenwijdig aan elkaar aan weerszijden van het verticale symmetrievlak 25 dat gaat door de messen 7, 8 en 18, twee messen 19 met cirkelvormige doorsnede aangebracht. De afstand tussen de twee messen 19 is iets groter dan de breedte van de ruggegraat van de vogel 5. Met uitzondering van een gedeelte tussen de messen 19 heeft de drager 9 twee boogvormige uitsparingen 30 20, waarin de messen 19 kunnen draaien.

De messen 18, 19 worden door middel van een niet-getoonde aandrijfinrichting draaibaar aangedreven.

Aan weerszijden van de drager 9 zijn bij een lager gedeelte daarvan dan bij de messen 18, 19 twee afbuigele-35 menten 21 aangebracht.

Bij het naderen van de in figuur 2 getoonde positie van de vogel 5 zal de synchroon met het transport van de vogel 5 in de richting van de pijl 3 bestuurde arm 12 omhoog scharnieren, waarbij bij verder transport van de vogel 5 8602208 * - 5 - in de richting van de pijl 3 het bovenste uiteinde van de arm 12 over het onderste randgedeelte van de tussen de poten zal aanwezige achteropening van de vogel 5/steken. Bij verder transport van de vogel 5 zal deze randbegrenzing van de achter-5 opening tegen de onderkant van de arm 12 steunen, waardoor de vogel 5 in een schuine stand, zoals getoond in figuur 2, gebracht wordt.

Bij verder transport van de vogel 5 zal deze door de messen 7, 8 volgens een een snij-lijn 22 doorgesneden worden 10 in een achterste helft 23 bestaande uit de poten, met de poten corresponderende dijstukken en een gedeelte van de rug, en een voorste helft 24 bestaande uit een borstdeel en een hoofdgedeelte van het rugdeel waar de ribben uitkomen.

In de figuren is getoond dat de aangevoerde vogels 15 5 vleugels 26 hebben. De vleugels 26 kunnen echter voor het bereiken van de in de figuren getoonde inrichting verwijderd worden. De vleugels 26 kunnen ook door middel van, niet-getoonde, snij-organen van de getoonde inrichting verwijderd worden.

20 Tijdens het doorsnijden van de vogel 5 in de helften 23, 24 door de messen 7, 8 zal de arm 12 steeds verder in de voorste helft 24 steken. Nadat de vogel 5 geheel in de helften 23, 24 doorgesneden is, is de arm 12 weer in de in figuur 3 getoonde lage positie teruggedraaid en steunt de 25 voorste helft 24 met het ruggegraatgedeelte ervan op de bovenkant van de arm 12.

Tijdens de geleiding van de voorste helft 24 over de arm 12 en over de in het verlengde van de arm 12 aangebrachte drager 9 wordt de voorste helft 24 op de zijkanten ervan 30 aangegrepen door de kettingtransporteurs 16 aan weerszijden van de drager 9. De voorste helft 24 wordt daarbij, zoals getoond in figuur 4, langs de verticale messen 18, 19 verplaatst.

Het mes 18 zal daarbij het borstdeel tegenover de ruggegraat doorsnijden en de messen 19 zullen het ruggegraatgedeelte 35 aan weerszijden van de ruggegraat doorsnijden, zodat de voorste helft 24 verdeeld wordt in twee symmetrische halve borststukken 27, 28 (figuur 5). De borststukken 27, 28 worden van de drager 9 af bewogen door middel van afbuigelementen 21 aan weerszijden van de drager 9.

8602208 » - 6 -

De borststukken 27, 28 kunnen opgevangen worden in een, niet-getoonde, verzamelbak, of kunnen door een niet-getoonde, verpakkingsinrichting vanuit ongeveer de in figuur 4 getoonde positie vastgegrepen, en daarna getransporteerd 5 en verpakt worden.

Uit proeven is gebleken, dat de voorste helften 24 ook zonder de aanwezigheid van een transporteur, zoals 16, naar het volgende bewerkingsstation, hier met de messen 18 en 19, geleid kunnen worden. Het transport van de voorste 10 helften 24 vindt dan in hoofdzaak als gevolg van de zwaartekracht plaats.

De transporteur 16 kan wegklapbaar zijn, zodat de geleiding van de voorste helften naar keuze door middel van de transporteur of in hoofdzaak door de zwaartekracht kan plaats-15 vinden.

Tussen het paar messen 19 kan met de messen 19 mee-aange-dreven een rol met een niet volkomen glad buitenoppervlak aangebracht zijn, waarbij de rol een zodanige diameter heeft, dat het tegen de ruggegraat van een voorste helft 24 kan 20 steunen voor transport van deze helft 24. Hierdoor vindt in het gebied van de messen 19 transport van de voorste helft 24 plaats en wordt de uitgesneden ruggegraat van tussen de messen 19 verwijderd.

Bij een geschikte opstelling en uitvoering van de ver-25 schillende messen dragen deze bij aan het transport van de voorste helften 24.

- conclusies - 8602208

Claims (18)

1. Werkwijze voor het verdelen van het lichaam van een geslachte vogel, waarbij het lichaam met de poten ervan aan een transportmiddel opgehangen is en met de borst naar voren in de transportrichting getransporteerd wordt en tijdens 5 transport ervan door middel van een snijbewerking doorgesneden wordt, waarbij voorafgaand aan en tijdens de snijbewerking het lichaam zodanig in een schuine positie ten opzichte van de transportrichting gebracht wordt dat de poten voor de rest van het lichaam gebracht worden, terwijl een, een begren-10 zing met de borst vormend randgedeelte van de tussen de poten aanwezige achteropening van het lichaam van tussen de poten naar beneden gebracht wordt en de snijbewerking uitgevoerd wordt in een dwarsrichting in een vlak dat zich uitstrekt tussen het naar beneden gebrachte randgedeelte en de dijen, 15 zodat het lichaam verdeeld wordt in een achterste helft bestaande uit de poten, met de poten corresponderende dijstukken een een gedeelte van de rug, en een voorste helft bestaande uit een borstdeel en een hoofdgedeelte van het rugdeel van het lichaam, methet kenmerk, dat de voorste helft 20 vanaf het gebied waar de snijbewerking uitgevoerd wordt ondersteund wordt en langs een bepaalde weg naar een volgend bewer-kingsstation voor de voorste helft getransporteerd wordt.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het ken merk, dat de ondersteuning van de voorste helft plaats- 25 vindt door ondersteuning van de naar beneden gekeerde binnenzijde van het ruggegraatgedeelte van de voorste helft.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de voorste helft schuin naar beneden geleid wordt.

4. Werkwijze volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het transport plaatsvindt onder inwerking van de zwaartekracht op de voorste helft.

5. Werkwijze volgens conclusie 1, 2 of 3, met het kenmerk, dat het transport plaatsvindt onder inwerking 35 van mechanisch uitgeoefende krachten.

6. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat in het volgend bewer- 8602208 ψ. - 8 - Ringsstation voor de voorste helft een snijbewerking uitgevoerd wordt voor het langs tenminste een zijde van de ruggegraat doorsnijden van het ruggegraatgedeelte.

7. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, 5met het kenmerk, dat in het volgend bewer- kingsstation voor de voorste helft een snijbewerking uitgevoerd wordt voor het tegenover de ruggegraat in langsrichting doorsnijden van het borstdeel.

8. Inrichting voor het verdelen van het lichaam van een 10 geslachte vogel omvattende een met een gestel verbonden trans-portstelsel dat geschikt is voor het daaraan met de poten ophangen en het met de borst naar voren transporteren van het lichaam, een snij-inrichting, en een scharnierbaar ten opzichte van het gestel bevestigde arm, die in het door de 15 ruggegraat van het lichaam verlopend verticaal vlak tussen twee posities van het uiteinde van de arm scharnierbaar is waarbij het uiteinde van de arm geschikt is om in een van de twee posities ervan via de tussen de poten aanwezige achter-opening in de vogel te steken zodat tijdens verder transport, 20 waarbij de arm naar de andere positie gedraaid wordt,de borst van de vogel gezien in de transportrichting voorwaarts gedraaid wordt en het lichaam in dwarsrichting door tenminste een snij-orgaan van de snij-inrichting boven de onderrand van de achteropening zodanig doorgesneden wordt dat het lichaam 25 verdeeld wordt in een achterste helft bestaande uit de poten, met de poten corresponderende dijstukken en een gedeelte van de rug, en een voorste helft bestaande uit een borstdeel en een hoofdgedeelte van het rugdeel van het lichaam, met het kenmerk, dat de arm scharnierbaar 30 aangebracht is in het verlengde van en aan het uiteinde van een in hoofdzaak staafvormige drager, die aangebracht en geschikt is om via de achteropening door de voorste helft te gaan en om het ruggegraatgedeelte van de voorste helft te ondersteunen voor het daarbij geleiden van de voorste 35 helft naar een volgend bewerkingsstation.

9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de drager, gezien in de transportrichting, vanaf de arm schuin naar beneden lopend aangebracht is.

10. Inrichting volgens conclusie 8 of 9, gekenmerkt, 8602206 - 9 - door verplaatsingsmiddelen die aangrijpen op de voorste helft voor het verplaatsen van de voorste helft naar het volgende bewerkingsstation.

11. Inrichting volgens conclusie 10/ met het 5 kenmerk, dat de verplaatsingsmiddelen gevormd worden door een langs tenminste eei kant van de drager aangebrachte langwerpige transporteur die aangrijpt op de betreffende zijkant van de voorste helft.

12. Inrichting volgens conclusie 11/ met het 10 kenmerk, dat de transporteur een eindeloos transport-element met op de zijkant van de voorste helft aangrijpende uitsteeksels omvat.

13. Inrichting volgens een van de conclusies 8 t/m 12, gekenmerkt door met de arm verbonden aandrijf- 15 middelen, die de arm synchroon met de verplaatsing van het lichaam respectievelijk van het achterste deel ervan door het transportstelsel tussen de twee posities heen en weer draait.

14. Inrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de aandrijfmiddelen voor de arm bestaan 20 uit een langs de drager aangebrachte stang, waarvan het ene uiteinde excentrisch ten opzichte van de scharnieras van de arm aan de arm bevestigd is en waarbij de stang door middel van met het transportstelsel verbonden koppelmiddelen heen en weer in de lengterichting ervan verplaatst wordt.

15. Inrichting volgens conclusie 14, met het k e n m e r k, dat de stang binnen de begrenzingen van de drager aangebracht is.

16. Inrichting volgens een van de conclusie 8 t/m 15, met het kenmerk, dat het volgend bewerkings- 30 station een andere snij-inrichting omvat voor het langs tenminste een kant van de ruggegraat doorsnijden van het rugge-graatgedeelte van het lichaam.

17. Inrichting volgens een van de conclusies 8 t/m 16, met het kenmerk, dat het volgend bewerkings- 35 station een andere snij-inrichting omvat voor het tegenover de ruggegraat in langsrichting voorsnijden van het borstdeel.

18. Inrichting volgens conclusie 10, of conclusie 10 en conclusie 16 of conclusie 10 en conclusie 17, met het kenmerk, dat de verplaatsingsmiddelen gevormd worden 8602208 - 10 - door een geschikte vertanding van een snij-element van tenminste één snij-inrichting. 8602208