NL8601178A - Sponvat. - Google Patents

Description

863004/Ti

Korte aanduiding: Sponvat.

De uitvinding heeft betrekking op. een sponvat uit thermoplastisch kunststof met tenminste een in een deel uit de vatmantel gevormde, in de zone van het bijbehorend vateindvlak aangebrachte draag- en transportring met een horizontaal en 5 een verticaal aanlegoppervlak voor de grijperarmen van een gebruikte vatgrijper.

Op dergelijke wijze uitgevoerde kunststofvaten kunnen met de gebruikelijk vatgrijpers van een vorkheftruck zonder manipulaties met de hand worden gegrepen, geheven en getrans-10 porteerd.

Het is gebruikelijk dat dergelijke draag- en transport-ringen zijn uitgevoerd met een doorsnede met een horizontaal en een verticaal been. Het verticale been is met het vrije einde gericht naar het kopoppervlak van het vat en het hori-15 zontaai been is uit de vatmantel radiaal naar buiten gevormd.

Met een dergelijke uitvoering van de ring wordt als volgt te werk gegaan:

De vatgrijper voor het heffen en transporteren van een vat grijpt met de grijperarmen onder het horizontale en naar 20 buiten gerichte ringbeen en achter het verticale en naar boven gerichte been. Het totale gewicht van het vat wordt via het horizontaal naar buiten gerichte been over ge dragen op de onderste grijperarm, terwijl de achter het verticale been grijpende grijperarm het vat blokkeert tegen wegschuiven.

25 Bij het door blazen vervaardigen van het vat ontstaan in de ringzone van de vatmantel lasverbindingen. De in de geopende vorm geèxtrudeerde slang wordt door de naar elkaar toe bewogen zijhelften van de hoofdvorm afgeknepen en gelast. In de hoofdvormhelften bevinden zich in de draag- en transport-30 ringzones een in verticale richting verschuifbare schuif in welks binnencontour de ringprofielen zijn gevormd. Bij het blazen dringt de zich verwijdende slang in de uitsparingen tussen hoofdvorm en schuif. Dan worden de schuiven gesloten en wordt het binnengedrongen slangmateriaal naar de ringvorm 35 gedrukt. Daarbij ontstaan mantellagen, die door de eigen warmte onderling aan elkaar worden gelast. Deze laszones zijn ** Λ · : v :·; - - * 2 • bij het transport van het vat of bij het vallen van het vat onderworpen aan hoge trek- en buigbelastingen.

De uitvinding beoogt de draag- en transportring zodanig uit te voeren, dat de kritische laszones vergaand zijn ontlast 5 van buigkrachten, de ring in omtreksrichting elastisch en dus ten opzichte van de vatmantel bij slagvormige belasting vervormbaar wordt en de bevestiging van de draag- en transportring aan de vatmantel meegevend wordt uitgevoerd.

Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt, doordat de 10 draag- en transportring via een zich aan het horizontaal aanlegoppervlak aansluitende, via een scherpe hoek ten opzichte van de as van het vat in de vatmantel overgaande verbin-dingsribbe met het vat is verbonden, terwijl de groefbodem tussen de draag- en transportring en het aangrenzend mantel-15 deel eindigt ter hoogte van het horizontale aanlegoppervlak.

Door de scherphoekige plaats van de verbindingsribbe ten opzichte van de hartlijn van het vat en het daardoor bereikt schuin inlopen in de vatmantel wordt de verbindingsribben nog slechts belast door onschadelijke trekbelastingen, die bij het 20 dragen en transporteren van het vat worden overgebracht naar de vatgrijper. De verbindingsribbe kan betrekkelijk dunwandig worden uitgevoerd, wat als gevolg van de betere beheersbaarheid van de laszone bij de vervaardiging het bijzondere voordeel van een grote elasticiteit geeft.

25 Deze elasticiteit en de schuine stand ten opzichte van de vatmantel der verbindingsribben wordt nog ondersteund door het feit dat de groefbodem eindigt ter hoogte van het horizontale oplegvlak. Bij vallen van een gevuld vat treft de draag- en transportring het eerste de bodem. De ring kantelt om de de 30 elastische verbindingsribbe naar binnen en komt met de verticale ringbinnenwand op de vatmantel. Daarmee worden de buigkrachten naar buiten geleid in homogene mantelzones en wordt de laszone ontlast.

Volgens een verdere uitvoering der uitvinding heeft het 35 buitenrandoppervlak van de draag- en transportring een rondlopende, schuin naar de verbindingsribbe gerichte indruk.

Bij het vervaardigen verdringt de overeenkomstige schuif-contour het materiaal in de ringuitsparingen van de vorm in de 55 -* 3 richting naar de verbindingsribbe, zodat meer materiaal schuin naar onder In de vatmantel wordt verdrongen. Daardoor ontstaat een materiaalverdikking in de zone van het het zwaarst belast materiaalgedeelte en bovendien een verplaatsing van de lastzo-5 ne naar onderen uit de kritische ringzone.

Om een wegglijveilig aanlegoppervlak voor de grijperop-pervlakken van een toegepaste vatgrijper te verkrijgen is volgens de uitvinding het verticale aanlegoppervlak over een scherpe hoek ten opzichte van de langsas van het vat naar 10 buiten hellend uitgevoerd, terwijl het horizontale oplegopper-vlak over een scherpe hoek ten opzichte van het dwarsmidden-vlak van het vat naar onderen helt. Daardoor wordt verhinderd dat van een gevuld vat de draag- en transportring uit de horizontale grijperarm kan wegglijden. Eventuele uitwijkbewe-15 gingen van de draag- en transportring worden hierdoor gecompenseerd.

Het is echter ook mogelijk de vatkop en de vatbodem met de draag- en transportringen volgens de uitvinding apart vooraf te vervaardigen. De tussen de kop- en bodemdelen 20 gelegen vatmantel is eveneens vooraf vervaardigd. Deze drie delen kunnen aaneen worden gelast tot een gesloten vat.

In de figuur is een uitvoeringsvorm volgens de uitvinding als voorbeeld aangegeven. Daarbij tonen:

Figuur 1 een gedeeltelijke langsdoorsnede van een kop van 25 een sponvat; en

Figuur 2 een zelfde aanzicht als figuur 1, echter zonder spon.

Figuur 3 toont een uit drie vooraf vervaardigde delen op gebouwd vat.

30 In de figuur is met het verwijzingscijfer 1 aangegeven en met 9 het kopvlak van het kunststof vat. In het vatkopvlak 9 zijn de spon 11 en de sponuitsparing aangebracht. Onder het kopvlak 9 is de draag- en transportring 2 in een geheel gevormd uit de vatmantel. Het vrije einde 7 van de ring 2 is 35 gericht naar het kopvlak 9. Het onderste ringeinde gaat via de verbindingsribbe 5 over in de vatmantel 1. De radiaal naar buiten gerichte ringonderrand 3 en de verticale ringbinnenwand 4 vormen de aanlegoppervlakken voor de gebruikte, in de « ; r «f ? > 3? 4 tekening niet afgeheelde, vatgrijper.

Tussen de draag- en transportring 2 vormt de vatmantel 1 een conisch in het kopvlak 9 oplopende mantelzone 8. De coniciteit van deze zone is nodig als gevolg van de door de 5 vatgrijper ingenomen ruimte.

De zich aan de horizontale ringrand 3 aansluitende verbindingsribbe 5 verloopt onder een scherpe hoek ten opzichte van de as van het vat naar de vatmantel 1. De groeibodem 6 tussen de ringbinnenwand 4 en de conisch oplopende vatmantel 8 10 (figuur 2) loopt tot aan het ringrandvlak 3.

Het verticale aanlegoppervlak 4 staat onder een scherpe hoek ten opzichte van de langsas van het vat naar buiten en het horizontale aanlegoppervlak 3 staat onder een scherpe hoek ten opzichte van het dwarsmiddenvlak van het vat naar onderen. 15 Het buitenrandoppervlak van de draag- en transportring 2 heeft een schuin tegenover de verbindingsribbe 5 gelegen indrukking 10.

Zoals blijkt uit figuur 3 kan het vat worden opgebouwd uit drie vooraf vervaardigde delen 1, 9 en 12. De vatkop 9 en 20 de vatbodem 12 zijn volgens dit uitvoeringsvoorbeeld door spuitgieten gevormd, terwijl het middendeel 1 van de vatmantel bestaat uit een geblazen holle slang waarvan de einden onder vorming van. de aanlegkanten 13 zijn afgesneden. De eindkanten 13 aan kop '9 en bodemdeel 12 verlopen rechtlijnig. Alle drie 25. delen worden bij de kanten 13 aaneen gelast.

- ^ „! Λ - '> J W i * / <3

Claims (6)

1. Sponvat uit thermoplastisch kunststof met tenminste een in een deel uit de vatmantel gevormde, in de zone van het bijbehorend vateindvlak aangebrachte draag- en transportring met een horizontaal en een verticaal aanlegoppervlak voor de 5 grijperarmen van een gebruikte vatgrijper, met het kenmerk, dat de draag- en transportring (2) via een zich aan het horizontaal aanlegoppervlak (3) aansluitende, via een scherpe hoek ten opzichte van de as van het vat in de vatmantel (1) overgaande verbindingsribbe (5) met het vat is verbonden, 10 terwijl de groeibodem (6) tussen de draag- en transportring (2) en het aangrenzend manteldeel (8) eindigt ter·hoogte van het horizontale aanlegoppervlak (3).

2. Sponvat volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het verticale aanlegoppervlak (4) van de draag- en transportring 15 (2) over een scherpe hoek ten opzichte van de langsas van het vat naar buiten helt, terwijl het horizontale aanlegoppervlak (3) over een scherpe hoek ten opzichte van het dwarsmiddenvlak van het vat naar onderen helt.

3. Sponvat volgens conclusie 1 en 2, met het kenmerk, dat 20 het buitenrandoppervlak van de draag- en transportring (2) is uitgevoerd met een schuin tegenover de verbindingsribbe (5) gelegen, rondlopende indrukking (10).

4. Sponvat volgens een der voorgaande conclusies, gekenmerkt door een draag- en transportring (2) in de vatmantel (1), die 25 is aangebracht in de zone van het kopeindvlak met de sponope-ningen (11) daarvan.

5. Sponvat volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, het vatkop- (9), het vatbodem- (12) en vatmantelmid-dendeel (1) zijn gevormd uit gescheiden delen, die tot een vat 30 aaneengelast zijn.

6. Sponvat volgens de voorgaande conclusies, met het kenmerk, het vatkop- (9)» het vatbodem- (12) en vatmantelmid-dendeel (1) zijn gevormd uit aparte delen, die tot een compleet vat aaneengelast zijn.