NL8007084A - Scheermespatroon voor een veiligheidsscheermes. - Google Patents

Description

* P & c .

» * W 1530-46 Ned.dB/LvD

Scheermespatroon voor een veiligheidsscheermes.

De uitvinding heeft betrekking op het nat scheren met een veiligheidsscheermes en in het bijzonder op een scheermespatroon voor een dergelijk scheermes.

5 Een van de belangrijke veranderingen bij veiligheidsscheermessen in de laatste jaren is geweest het toenemend gebruik van scheermespatronen in plaats van afzonderlijke scheermesjes. De scheermespatroon kan als eenheid aan het scheermes worden aangebracht en na gebruik worden weggeworpen. De scheermespatroon omvat een aantal elementen van het samenstel 10 dat een scheennesje vasthoudt, onder andere de beschermlijst en de kap voor het mesje. Het mesje wordt door de fabrikant in de patroon gemonteerd waardoor de juiste stand van het mesje ten opzichte van de beschermlijst op de juiste wijze, nauwkeurig en permanent kan worden vastgelegd.

Dit is een bijzonder nuttig kenmerk bij patronen waarin twee mesjes op 15 onderlinge afstand worden bevestigd in de patroon, met evenwijdige snijkanten. De juiste onderlinge stand van de mesjes zou moeilijk te bereiken zijn wanneer de mesjes zelf door de gebruiker in de patroon moesten worden geplaatst.

De patroon geeft verder een stevige ondersteuning voor de 20 mesjes. Hierdoor kan materiaal worden gebruikt voor de mesjes, dat dunner en smaller is dan wanneer de mesjes door de gebruiker moesten worden gehanteerd. Zeer smalle mesjes, die niet veilig kunnen worden gehanteerd door de gebruiker, kunnen door automatische machines in de patronen worden aangebracht. Mesjes die te dun zijn om door een gebruiker te worden 25 gehanteerd zonder beschadiging van het mesje kunnen eveneens door automatische machines worden bevestigd aan steunorganen in de patroon.

Wanneer de dunne mesjes eenmaal zijn bevestigd aan de steunorganen, zijn zij even stevig als dikkere mesjes.

Enkele nadelen van een messenpatroon zijn de extra fabricage-30 stappen, die nodig zijn voor het samenstellen van de patroon, en de problemen die de gebruiker heeft met het reinigen van het mesje.

Er heeft steeds behoefte bestaan aan het verwijderen van het scheersel dat zich verzamelt op en rond de snijkant van het mesje tijdens het scheren. Deze behoefte is sterker geworden bij de ontwikkeling in de latere jaren 35 van nieuwe mesjes met langere levensduur. De tijd waarin scheersel zich kan verzamelen is toegenomen met de tijd waarin het zelfde mesje kan worden gebruikt. Ook de toepassing van twee mesjes ofwel tweelingmesjes heeft de behoefte vergroot. De omtreksvorm van een messenpatroon hindert echter vaak het goed spoelen en reinigen van een mesje. Soms leidt dit tot het 40 aanbrengen van nog meer constructiedelen aan de patroon, teneinde het 8007084 - 2 - reinigen te bevorderen.

Het doel van de uitvinding is daarom het verschaffen van een nieuwe, verbeterde messenpatroon. De messenpatroon moet eenvoudig zijn, gemakkelijk en goedkoop te vervaardigen en licht in gewicht, evenals 5 gemakkelijk te gebruiken. Een ander belangrijk doel is te verkrijgen dat de verzameling van scheersel bij de snijkant van het mesje tot een minimum wordt teruggebracht en scheersel dat zich daar toch afzet, gemakkelijk kan worden weggespoeld. De patroon moet gemakkelijk uitvoerbaar zijn voor enkele mesjes, maar ook voor tweelingmesjes, en voor mesjes met enkele 10 snijkant en ook voor mesjes met dubbele snijkant.

De messenpatroon volgens de uitvinding.bestaat uit een langwerpig plaatvormig element uit een stuk voor een mesje met een langssnijkant en een bepaalde dikte. Het plaatelement heeft een_... in hoofdzaak vlak langwerpig voorvlak of scheervlak, een achtervlak, in hoofdzaak evenwijdig aan het voorvlak en een in de langsrichting verlopende sleuf met een breedte die belangrijk groter is dan de dikte van het mesje. De sleuf verschaft een opening in het voorvlak van het plaatelement, die door de sleuf is verbonden met een opening in het achtervlak. Een langszijde van de sleuf wordt begrensd door een binnenlangswand, die helt ten opzichte van het voorvlak, welke wand een voorrand heeft in het voorvlak, en een achterrand in het achtervlak. Het mesje wordt bevestigd aan deze wand met de snijkant uitstekend voorbij de voorrand van de wand.

In een voorkeursuitvoeringsvorm volgens de uitvinding is een tweede mesje bevestigd aan een tweede langswand van de sleuf tegenover de eerste wand, met zijn snijkant uitstekend voorbij de voorrand van deze tweede wand in het voorvlak van het plaatelement. De snijkanten van de mesjes zijn in hoofdzaak evenwijdig en vormen een voorste snijkant en een volgende snijkant, terwijl het plaatelement een tweede langssleuf heeft, evenwijdig aan de eerste, gelegen juist naast de snijkant van het voorste mesje aan de voorzijde van deze tweede sleuf. De tweede sleuf verschaft evenals de eerste een opening in het voorvlak van het plaatelement, die is verbonden met een opening in het achtervlak.

De uitvinding zal hieronder nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin twee uitvoeringsvoorbeelden van de messenpatroon volgens de uitvinding zijn weergegeven.

Pig. 1 is een aanzicht in perspectief van een scheermes met de messenpatroon volgens de uitvinding.

Fig. 2 is een doorsnede volgens II-II van Fig. 1 op grotere schaal.

Fig. 3 toont een zijaanzicht van het bovendeel van het scheermes en 40 de patroon met doorsnede volgens Ill-Ill van Fig. 1, waaruit in het 8007084 - 3 - \ Λ- * bijzonder de stand van de patroon ten opzichte van de handgreep van het scheermes blijkt.

Fig. 4 is een gedeeltelijk achteraanzicht van het bovendeel van scheermes en patroon van fig. 3, gezien volgens 4IV-IV van Fig. 3.

5 Fig. 5 is een dwarsdoorsnede overeenkomstig fig. 2 van een an dere uitvoeringsvorm van de patroon.

Fig. 1 toont een veiligheidsscheermes met een handgreep 10, voorzien van armen 12, die naar buiten en naar omhoog steken van het boveneinde van de handgreep en eindigen in lippen 14 voor het draaibaar 10 steunen van een messenpatroon 16 met twee mesjes tussen deze lippen.

De messenpatroon 16 omvat een houder 18, die op onderlinge afstand twee mesjes vasthoudt, een voorste mesje 20 en een volgend mesje 22.

Uit fig. 2 blijkt dat de beide mesjes 20, 22 dun en smal zijn, met een dikte in het gebied van 50 tot 250 micron_meter, en een breedte 15 van ongeveer 1 mm of meer. Het zijn mesjes met een snijkant 24 resp. 26 aan slechts een zijde. Bij deze tweelingmesjes,hetgeen een gebruikelijke vorm is, zijn de snijkanten evenwijdig, gelegen aan de zelfde zijde van de houder 18 op onderlinge afstand.

De mesjeshouder 18 wordt gevormd van kunststof en heeft een 20 centraal plaatvormig deel 28. Dit deel heeft een vlak langwerpig voorste scheervlak 30 en een achtervlak 32 evenwijdig aan het voorvlak.

De houder 18 heeft verder een langwerpige sleuf 34, die over vrijwel de gehele lengte van de houder verloopt. De sleuf 34 geeft een opening 36 in het voorvlak 30 van de houder 18, die is verbonden met een opening 38 25 in het achtervlak 32.

De lange zijden van de sleuf 34 zijn begrensd door een bovenste langsbinnenwand 40, die helt ten opzichte van het voorvlak 30, en een aan de bovenwand evenwijdige onderwand 42. De bovenwand 40 heeft een voorrand 44 waar deze wand het voorvlak 30 van de houder snijdt, en 30 een achterrand 46 waar de wand het achtervlak 32 snijdt. De onderwand 42 heeft een overeenkomstige voorrand 48 en een achterrand 50. De bovenwand en de onderwand 40, resp. 42 zijn gescheiden door een afstand die belangrijk groter is dan de som van de breedten van de mesjes 20, 22 zodat zich een ruimte 52 tussen de mesjes bevindt, waar doorheen een stroom spoel-35 water kan bewegen voor het wegwassen van rond de mesjes verzameld scheersel met zeepresten. De afstand tussen de tegenover elkaar liggende vlakken van de mesjes kan bijvoorbeeod liggen in het gebied van 0,5 tot 0,75 mm.

Het voorste mesje 20 is bevestigd aan de onderwand 42 met 40 geschikte bevestigingsorganen, bijvoorbeeld een kleefstof 56.

8007084 - 4 -

Geschikte kleefstoffen zijn acryl-kunststoffen, rubbersoorten, poly-siloxan - verbindingen en verschillende andere kunststoffen. Voorbeelden van thans verkrijgbare kleefprodukten welke geschikt zijn gebleken, zijn Minnesota Mining & Manufacturing 415,463 Acrylic, NPE 901 Synthetic Rubber, 5 en Dennison Silicone Rubber. Het mesje 20 is zodanig aangebracht op de wand 42 dat zijn snijkant 24 uitsteekt voorbij het voorvlak 30 van de houder 18. Het volgende mesje 22 is bevestigd met een kleefstof 54 aan de bovenwand 40 op de zelfde wijze, zodanig dat zijn snijkant 26 eveneens uitsteekt voorbij het voorvlak 30 van de houder.

10 Een tweede sleuf 58 in de houder 18 evenwijdig aan de eerste sleuf 34 ligt naast het voorste mesje 20 en wel aan de voorzijde van dit mesje.

De tweede sleuf 58 geeft een opening 60 in het voorvlak 30, verbonden met een opening 72 in het achtervlak 64, door welke openingen scheersel kan worden weggespoeld. In de weergegeven uitvoeringsvorm valt de voorrand 15 van de bovenwand 64 van de tweede sleuf samen met de voorrand 48 van de onderwand 42 van de eerste sleuf, zodat een ruimte is gevormd dieect vóór het voorste mesje 20.

De richting en de plaats van de mesjes 20, 22 in de houder 18 bepalen de scheereigenschappen van de patroon 16. De parameters, welke 20 gewoonlijk worden gebruikt voor het beschrijven van het mesje zijn over-spanningsafstand, raakhoek van het mesje en uitsteekafstand. De over-spanningsafstand is de afstand tussen de snijkant van een mesje en het eerste voorafgaande punt aan de steunconstructie van het mesje, dat in aanraking komt met de huid. De raakhoek is de hoek tussen een middendeellijn van de 25 hoek tussen de zijden van het mesje, die de snijkant vormen en een lijn van de snijkant naar het eerste voorgaandejpunt dat in aanraking komt met de huid. De uitsteekafstand van een mesje is de loodrechte afstand tussen de snijkant en een lijn, getrokken tussen het dichtst bij liggende punten aan weerszijden van het mesje, die in aanraking komen met de huid.

30 In fig. 2 is S1 de overspanningsafstand van het voorste mesje 20, namelijk de afstand tussen de snijkant 24 en de voorrand 66 van de onderwand 68 van de tweede sleuf. De raakhoek van het mesje 20 is aangegeven met a^. geeft de uitsteekafstand aan voor het mesje 20. S£ is de overspanningsafstand van het volgensde mesje 22, namelijk de afstand tussen 35 de snijkant 26 van dit mesje en de snijkant 24 van het voorste mesje 20.

De raakhoek van het volgende mesje is aangegeven met &2· ^ uitsteek- afstand van het volgende mesje.

Uit fig. 2 blijkt dat deze parameters functies zijn van de breedte van de sleuven 34, 58, de richting van de hellende wanden 40, 42 van de 40 eerste sleuf 34 en van de plaats van de snijkanten 24, 26 van de mesjes 8007084 .ai β - 5 - 20, 22 ten opzichte van het voorvlak 30 van de houder. De breedten van de sleuven 34, 58 helpen bij het bepalen van de overspanningsafstand voor de mesjes in de patroon. De hellingshoek van de wanden 40, 42 van de eerste sleuf 34 helpt bij het bepalen van de raakhoek van het mesje.

5 De afstand waarover de snijkanten 24, 26 uitsteken van het voorvlak 30 van de houder helpen bij het bepalen van de uitsteekafstand van de mesjes.

De vorm van de sleuven 34, 38 wordt zodanig gekozen, dat gewenste scheer-eigenschappen met de patroon ontstaan.

Volgens fig. 3 en 4 wordt de messenpatroon 16 draaibaar 10 gemonteerd aan de lippen 14 van de handgreeparmen van het scheermes.

De patroon 16 heeft pennen 72 die uitsteken van de einden daarvan in gaten 74 in de lippen 14. De pennen 72 verlopen volgens een lijn die bij voorkeur is gelegen achter en beneden de snijkanten van de mesjes en wel .= over een slechts kleine afstand. De patroon 16 kan zwenken om de pennen 72 15 in een gebied dat in hoofdzaak wordt begrensd door de gebroken lijnen volgens fig. 3. De patroon 16 wordt in een neutrale stand gedrukt midden tussen de met gebroken lijnen aangegeven uiterste standen, door een willekeurige nok en nokvlakopstelling. Bij voorkeur hindert deze nokopstelling het stromen van spoelwater tussen de mesjes niet. In de uitvoerings-20 vorm volgens fig. 3 en 4 heeft het binnenvlak van de lippen 14 een gedeelte 76, dat van de lippen naar binnen steekt en een naar boven gekeerd nok-vlak 78 heeft als nokvlak 79 van een nokvolgorgaan. Dit vlak 79 is het ondervlak van een lip 70, zoals deze naar omlaag uitsteken van de béide'> einden van de patroon 16. De draaipennen 72 kunnen van de zijkanten 25 van deze lippen 70 naar buiten steken.

De patroon 16 wordt gebruikt voor het scheren op de gebruikelijke wijze. Op een bekende, niet nader besproken wijze, wordt de patroon 16 gestoken tussen de armen 12 van de handgreep 10. Daarna kan het scheermes worden gebruikt. Daar de patroon 16 zwenkbaar is tussen de in fig. 3 30-weergegeven standen, is deze vrij het profiel te volgen van het gezicht of ander lichaamsgedeelte dat wordt geschoren, zonder de handgreep 10 te zwenken. Na gebruik kan het scheersel uit de patroon 16 worden gespoeld door water, dat door de sleuven 34, 58 passeert. Daar deze sleuven niet worden verstopt door constructiedelen van de patroon en belangrijk breder 35 zijn dan de mesjes dik zijn, kan een grote hoeveelheid water door de sleuven worden gevoerd.

Fig. 5 toont een tweede uitvoeringsovrm van de patroon.

Deze patroon 16A heeft een kiouder 18A met een centraal plaatvormig deel 28A dat een voorvlak 30A en een daaraan evenwijdig achtervlak 32A heeft.

40 Slechts een mesje 2QA is bevestigd aan de hellende wand 42A van de enkele 8007034 - 6 - sleuf 34 A van de houder. Dit mesje heeft echter twee snijkanten, een voorste snijkant 24 A, die uitsteekt voorbij het voorvlak 30 A van de houder en een achterste snijkant 34 B· die uitsteekt voorbij het achtervlak 32 A van de houder.

5 Daardoor kunnen de beide zijden van de patroon 16A van deze uitvoeringsvorm woren gebruikt. Een mechanisme in het scheermes, dat niet is weergegeven en niet tot de uitvinding behoort, kan zijn aangebracht voor het omdraaien van de patroon. De patroon kan ook uit het scheermes worden verwijderd, omgekeerd en opnieuw aangebracht.

10 De uitvinding verschaft een zeer eenvoudige messenpatroon.

Een houder voor een enkel mesje met een juist gelegen sleuf van de juiste afmetingen met juist gerichte wanden, verschaft alle steunwerking en richtwerking die de mesjes nodig hebben. Het hellende vlak van de binnenwanden van de sleuf verschaft de juiste scheerhoek en toegang tot de 15 wanden voor het bevestigen van de mesjes. De brede vrije ruimte van de sleuf maakt snel en gemakkelijk wegspoelen mogelijk van afgezet scheersel. Door de aanwezigheid van de brede ruimte is bovendien de kans klein dat zich veel scheersel zal verzamelen.

Wijzigingen kunnen in de beschreven uitvoeringsvormen woren 20-aangebracht. Zo is bijvoorbeeld de weergegeven plaatvormige houder vervaardigd van kunststof. Deze kan ook van ander materiaal, bijvoorbeeld metaal, worden vervaardigd. De mesjes zijn bevestigd door een kleefmiddel.

Zij kunnen echter ook met mechanische bevestigingsorganen of door puntlassen of op andere wijze aan de sleufwanden worden bevestigd. De 25 draaipennen voor de patroon kunnen aan de handgreep zijn aangebracht en de gaten voor het opnemen van deze pennen in de patroon. Ook kan een andere nok-nokvolgorgaan opstelling worden gekozen voor het voorspannen van de patroon naar de neutrale stand. De armen van de scheerhandgreep kunnen bijvoorbeeld verend worden verplaatst in zijwaartse richting ten opzichte 30 van elkaar, zodanig dat een naar binnen gekeerd nokvlak op het binnenvlak van de armlippen samenwerkt met een nokvolgorgaan aan het buitenvlak van de lippen aan de patroon. Ook kan de patroon vast zijn verbonden met de handgreep, in plaats van zwenkbaar, bijvoorbeeld met de bekende complementaire zwaluwstaart-koppelorganen, verbonden met de patroon en de 35 handgreep.

% 3007084

Claims (7)

1. Scheermespatroon gekenmerkt door een langwerpig element uit een stuk, voorzien van een voorste langwerpig scheervlak, een achtervlak en een gedeelte dat een in langsrichting verlopende sleuf in het element t begrenst, die een opening heeft in het voorvlak,welke is verbonden met 5 een opening in het achtervlak, welk gedeelte een langswand heeft, die een zijde van de sleuf begrenst en helt ten opzichte van het voorvlak, waarbij een mesje is bevestigd aan deze wand, welk mesje een langssnijkant heeft, die uitsteekt voorbij het voorvlak van het element en welk mesje een kleinere dikte heeft dan de dikte of breedte van de sleuf.

2. Patroon volgens conclusie 1, met het kenmerk dat het lang werpige element verder draaiverbindingsorganen heeft, bestemd voor samenwerking met draaiverbindingsorganen aan het scheermes, zodanig dat de patroon kan zwenken tijdens het gebruik ervan bij het scheren.

3. Patroon volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de draai- 15 verbindingsorganen een eerste onderdeel omvatten met een eerste nokvlak, bestemd voor samenwerking met een tweede nokvlak van een tweede onderdeel, deel uitmakend van de zwenkverbindingsorganen'van het scheermes.

4. Patroon gekenmerkt door een mesje met een langssnijkant en een bepaalde dikte en door een langwerpig plaatvormig element uit een 20 stuk, voorzien van een in hoofdzwak plat langwerpig voorvlak of scheervlak, een achtervlak, in hoofzaak evenwijdig aan het voorvlak, en een gedeelte dat een langssleuf begenst met een dikte die belangrijk groter is dan de dikte van het mesje en een opening vormt in het voorvlak van het element, die is verbonden met een opening in het achtervlak, 25 welk gedeelte een binnenlangswand heeft, die hélt ten opzichte van het voorvlak en een langwerpige zijkant begrenst van de sleuf, welke wand een voorrand heeft in het voorvlak van het element^gedeelte en een achterrand in het achtervlak, waarbij het mesje is bevestigd aan deze wand met zijn snijkant uitstekend voorbij de voorrand van deze wand.

5. Patroon volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het mesje twee snijkanten heeft, namelijk een tweede langssnijkant tegenover de eerste snijkant, welke tweede snijkant uitsteekt voorbij de achterrand van de wand.

5. Patroon volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de 35 patroon een tweede mesje heeft met een langssnijkant, waarbij het gedeelte van het plaatvormige element een tweede binnenlangswand heeft tegenover de eerste wand en in hoofdzaak evenwijdig daarme'e, welke tweede wand een voorrand heeft in het voorvlak en een achterrand in het achter- 8007084 - 8 - vlak van het element, waarbij het tweede mesje is bevestigd aan de tweede wand met zijn zijkant uitstekend voorbij de voorrand van de tweede wand.

7. Patroon volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de mesjes 5 in hoofdzaak evenwijdig zijn en een voorste en een volgende snijkant verschaffen, waarbij het plaatvormig element verder een tweede gedeelte heeft, dat een tweede langssleuf begrenst, die evenwijdig is aan de eerste sleuf en een opening heeft in het voorvlak van het element, ver-10 bonden met een opening in het achtervlak, waarbij de opening van de tweede sleuf in het voorvlak is gelegen grenzend aan de voorste snijkant. 8007084