NL8006654A - Maaidorser. - Google Patents

Maaidorser. Download PDF

Info

Publication number
NL8006654A
NL8006654A NL8006654A NL8006654A NL8006654A NL 8006654 A NL8006654 A NL 8006654A NL 8006654 A NL8006654 A NL 8006654A NL 8006654 A NL8006654 A NL 8006654A NL 8006654 A NL8006654 A NL 8006654A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
transport
transport channel
conveying
combine harvester
harvester according
Prior art date
Application number
NL8006654A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Deere & Co
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Deere & Co filed Critical Deere & Co
Publication of NL8006654A publication Critical patent/NL8006654A/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01FPROCESSING OF HARVESTED PRODUCE; HAY OR STRAW PRESSES; DEVICES FOR STORING AGRICULTURAL OR HORTICULTURAL PRODUCE
    • A01F12/00Parts or details of threshing apparatus
    • A01F12/10Feeders
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D61/00Elevators or conveyors for binders or combines

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Outside Dividers And Delivering Mechanisms For Harvesters (AREA)
  • Harvester Elements (AREA)
  • Threshing Machine Elements (AREA)

Description

-1- 21641/CV/tl * '«
Aanvrager: Deere & Company te Moline, Illinois, Verenigde Staten van
Amerika.
Korte Aanduiding: Maaidorser.
5
De uitvinding heeft betrekking op een maaidorser met een inrichting voor het opnemen van gewas waarin een het gewas naar het midden toe transporterende,dwars verlopende invoervijzel is aangebracht,welke het gewas door een in een schuin verlopend transporthuis aangebrachte in-10 laatopening aan althans een in het schuin verlopende transporthuis aangebrachte, dwars verlopende transportwals toevoer waarbij aan de transportwals twee zich in de lengterichting van het schuin verlopende trans-prthuis uitstrekkende en in dit transporthuis aangebrachte transport-vijzels zijn aangesloten waarvan de vooreinden onder een vlak van de 15 transportwals eindigen.
Uit het Amerikaanse octrooischrift 4.087.953 is reeds een maaidorser bekend,welke werkt volgens het axiale stromingsprincipe en welke is uitgerust met een snijwerkplatform waarin zich een dwars verlopende in-voervij'zel bevindt,welke het gewas naar het midden samentrekt en het in 20 een schuin verlopend transporthuis afgeeft,welk transporthuis is uitgerust met twee evenwijdig aan elkaar verlopende transportvijzels. Boven het onderste einde van de beide omhoog verlopende transportvijzels bevindt zich~een dwars verlopende transportwals aan de as waarvan tegenover elkaar liggend opgestelde transportbladen zijn aangebracht,die zich radi-25 aal naar buiten uitstrekkenom het door de invoervijzel ¾fgegeven gewas i aan de beide zich omhoog uitstrekkende transportvijzels beter toe te voeren. De dwars verlopende invoerwals bevindt zich zodoende in de in-laatopening van het omhoog verlopende transporthuis. Aangezien de totale breedte van de inrichting voor het bergen van het gewas aanzienlijk 30 groter is dan de totale breedte van het schuin verlopende transporthuis kan bij een dergelijke opstelling de doorvoer van het gewas niet zonder meer opgevoerd worden.
Met de uitvinding wordt beoogd een uit de inrichting voor het bergen van gewas relatief breed uittredende gewasstroom op eenvoudige 35 wijze in een smalle materiaalstroom voor intrede in een dorsinrichting bij zeer hoge doorvoer meerdere malen trapsgewijs te verdichten.
8 00 6 65 4 -2- 21641/CV/tl
Volgens de uitvinding kan dit worden bereikt doordat de transport-wals in het eerste een transportkanaal bezittend schuin verlopend transporthuis aangebracht is,de gehele breedte van de inlaatopening overspant en waarvan de zijdelingse uitstrekking aanzienlijk groter is 5 dan de zijdelingse uitstrekking van de beide zich in de lengterichting uitstrekkende ,in een tweede, een verder transportkanaal bezittend schuin verlopend transporthuis aangebrachte transportvijzeis,waarbij de zijdelingse afmeting van de beide in de lengterichting verlopende transportvijzels de totale breedte van de uitlaatopening van het eerste 10 transportkanaal overspant.
Door de gunstige opstelling van de dwars verlopende ,naast elkaar aangebrachte transportvijzeis,welke tussen een relatief brede inrichting voor het bergen van gewas en twee zich in de lengterichting uitstrekkende transportvijzels zijn aangebracht is op eenvoudige wijze een meer-15 trappige verdichting van het gewas te bereiken,zodat ook bij zeer grote doorvoer van gewas geen verstoppingen op de overgangsplaatsen tussen de inrichting voor het bergen van het gewas en de dwars verlopende transportvijzels en tussen de dwars verlopende transportvijzels en de in lengterichting verlopende transportvijzels optreden. Daar het zich aan 20 de inrichting voor het bergen van gewas aansluitende schuin verlopende transporthuis een kleinere breedte bezit dan de inrichting voor het bergen van gewas en het tweede zich aan het eerste schuin verlopende transporthifis aansluitende schuin verlopende transporthuis eveneens een kleinere uitwendige afmeting bezit dan het eerste schuin verlopende 25 transporthuis laat zich zodoende een trapsgewijze verdithting van het 1 gewas in de transportrichting uitvoeren. Hierbij is het van voordeel, dat de inrichting voor het bergen van het gewas breder-is dan het eerste transportkanaal,welke weer breder is dan het tweede transportkanaal en twee transportwalsen in het eerste transportkanaal zijn aangebracht.
30 Verder is het van voordeel,dat het eerste transportkanaal voor het opnemen van de dwars verlopende transportwalsen een naar achteren omhoog verlopende bodem bezit waarop zich een naar onderen versprongen omhoog verlopende bodem voor het tweede transportkanaal aansluit en dat de transportwalsen het gewas naar het midden toe leidende trans-35 portelementen bezitten. Door de gunstige uitvoering van de transportwalsen met de naar het midden toe leidende transportelementen wordt 800 6 65 4 i 9 -3- 21641/CV/tl het gewas verder naar het midden verdicht om het dan af te geven aan de zich in de lengterichting uitstrekkende transportvijzels. Daarbij is het van voordeel,dat de transportwalsen aan te drijven zijn over de aandrijfinrichting van de transportvijzels,waarbij de tweede resp.
5 stroomafwaarts liggende transportwals gelijk of sneller aan te drijven is dan de eerste transportwals. Door de gunstige snellere aandrijving van de tweede transportwals wordt een wikkelen van het gewas om de eerste transportwals vermeden,daar de tweede transportwals ook als af-strijkinrichting voor de eerste transportwals dienst doet.
10 Volgens de uitvinding is het verder van voordeel,dat de transport walsen als transportvijzels zijn uitgevoerd en tegengesteld verlopend aangebrachte vijzelschroeflijnen - bezitten,die het gewas naar het midden toe leiden ,terwijl de vijzelschroeflijnen van de tweede transport-vi jzel tegengesteld aan de draairichting geneigd verlopend op het cilin-15 drische huis van de transportvijzels zijn aangebracht. Verder is het van voordeel,dat de beide transportvijzels even lang zijn uitgevoerd en zich aan weerszijden van de zijdelingse uitstrekking van de daarachter geschakelde transportvijzels uitstrekken en dat in het schuin verlopende transporthuis afstrijkelementen zijn aangebracht,die ieder 20 een gebogen,de dwars verlopende transportvijzels gedeeltelijk van onderen omgevend deel bezitten,waaraan aich een zich ongeveer evenwijdig aan de buitenomtrek van de zich in de lengterichting uitstrekkende transportvijzels uiEstrekkend deel aansluit.
Door de afstrijkelementen wordt de transportstroom beter gestuurd 25 en gewaarborgd,dat het gewas achter de dwars verlopende1· transportvijzels niet terug getransporteerd wordt daar de zich in de lengterichting van de zich omhoog uitstrekkende transportvijzels uitstrekkende afstrijkelementen het gewas in de richting van de transportvijzels omlaag drukken. Om het gewas van het eerste transportkanaal naar het tweede trans-30 portkanaal verder te verdichten is het volgens de uitvinding van voordeel, dat het eerste transportkanaal met het tweede transportkanaal via een trechtervormige koker is verbonden,welke zich in de richting van het tweede transportkanaal geleidelijk vernauwt.. Hiertoe is het van voordeel, dat de bodem van het tweede transportkanaal ten opzichte van de bodem 35 van het eerste transportkanaal in de vorm van een traptrede naar onderen versprongen is aangebracht en de stroomafwaarts liggende voorkant van 8 00 6 65 4 -4- 21641/ CV/tl de tweede bodem ongeveer onder de stroomafwaarts in de nabijheid van de uitlaatopening van het eerste transportkanaal liggende kant van de eerste bodem is aangebracht. Bovendien is het van voordeel,dat het stroomopwaarts liggende einde van de tweede bodem het afgifte-einde van de eerste 5 bodem gedeeltelijk overlapt. Verder is het van voordeel,dat de dwars verlopende transportvijzels althans gedeeltelijk de zich in de lengterichting uitstrekkende transportvijzels overlappen. De draairichting van de beide dwarsverlopende transportvijzels is zo gekozen, dat het gewas over de bodem van het eerste transportkanaal wordt geleid en daarbij van XO bovenaf op de zich in de lengterichting uitstrekkende transportvijzels wordt afgegeven. Daarachter de tweede dwarsverlopende transportvijzel het eerste schuin verlopende transpórthuis zich trechtervormig vernauwt verkrijgt men een goede overgang tussen de beide transportkanalen, zodat verstoppingen ook in het -overgangsgebied kunnen worden vermeden. Gelijk-15 tijdig wordt door de gunstige opstelling van de dwars verlopende tweede transportvijzel gewaarborgd,dat het gewas ook bij hoge doorvoer naar het midden toe verdicht wordt en naar onderen naar de in lengterichting verlopende transportvijzels wordt afgegeven.
Verder is het van voordeel,dat het schuin verlopende transpórthuis 20 als tweetrappig transpórthuis uitgevoerd is en de eerste trap van het schuin verlopende transpórthuis uit twee tegenover elkaar liggende evenwijdig aan elkaar verlopende zijwanden voor het opnemen van de dwars verlopende trahsportvijzel en de bodem en een naar de bodem convergerend verlopende bovenzijde gevormd is,waarbij het stroomafwaarts liggende einde 25 van de bodem een middelste, evenwijdig aan de invoerkant van het trans-1 portkanaal verlopende kant bezit,waaraan zich rechts en links ten opzichte van de zijwanden schuin verlopende kanten aansluiten,welke een begrenzing van een rechter en linker driehoekvormig bodemgedeelte van de bodem vormen, waarbij zich aan het bodemgedeelte telkens een ten opzichte van 30 de tweede trap resp. ten opzichte van het tweede transportkanaal naar binnen geneigd verlopende geleidingsplaat aansluit,welke in verticaal en evenwijdig aan elkaar verlopende zijwanden van het tweede transportkanaal overgaat,terwijl zich aan de middenkant een ongeveer haaks ten opzichte van de eerste en de tweede bodem verlopende dwarswand aansluit, 35 welke de beide bodems verbindt. Door de gunstige uitvoering van de beide transportkanalen in de versprongen ten opzichte van elkaar aangebrachte 8 00 6 65 4 * 4 -5- 21641/CV/tl schuin verlopende transporthuizen,die verschillend breed zijn uitgevoerd, verkrijgt met een goede meertrappige verdichting van het gewas in de transportrichting. Daarbij is het van voordeel,dat zich aan de hellend verlopende geleidingsplaten naast de zijwand twee V-vormig ten opzichte 5 van elkaar aangebrachte geleidingselementen aansluiten,welke de zijwand van het eerste transportkanaal met de zijwand van het tweede transport-kanaal verbinden en driehoekvormig zijn uitgevoerd,waarbij hun stroomafwaarts liggende samenlopende punten aan de bovenkant van de zijwand van het tweede transportkanaal eindigen. Verder is het van voordeel,dat de 10 tweede trap resp.het tweede transportkanaal uit de evenwijdig verlopende zijwanden, de bodem en een convergerend ten opzichte van de bodem verlopende bovenzijde is gevormd,welke met afstand op de bovenzijde van het eerste transportkanaal is aangebracht, waarbij aan het stroomafwaarts liggende einde van de bovenzijde een dwarswand is aangebracht,die aan de 15 bovenzijde van het eerste transportkanaal aangrenst en de gehele breedte van dit transportkanaal overspant.
Volgens een verder kenmerk van de uitvinding is het van voordeel, dat de zijdelingse afmeting van het eerste transportkanaal ongeveer dubbel zo groot is als de zijdelingse afmeting van het tweede transport-20 kanaal. Door de gunstige afmetingen wordt de sprong tussen de afzonderlijke transportkanalen niet te groot gekozen, zodat een continue verdichting van het gewas gewaarborgd is.Daarbij is het van voordeel,dat de uit-laatopening van het tweede transportkanaal ongeveer even groot is als de inlaatopening van een zich in de axiale richting uitstrekkende dors-.en 25 scheidingsinrichting.
t.
Verder is het van voordeel,dat de bodem van de inrichting voor het bergen van het gewas op hetzelfde hellend verlopende vlak in de bodem van het eerste transportkanaal overgaat en de bodem van het tweede transportkanaal ongeveer over de maat van de diameter van een zich in de 30 lengterichting uitstrekkende transportvijzel naar onderen verplaatst is. Bovendien is het van voordeel,dat de geometrische verlenging van de bodem van het eerste transportkanaal de vijzelschroeflijn van de zich in de lengterichting uitstrekkende transportvijzel snijdt op een plaats achter de inlaatopening van het tweede transportkanaal. Door de hellend 35 verlopende eerste bodem van het eerste transportkanaal,welke met betrekking tot de bodem van het tweede transportkanaal convergerend verlopend -6- 21641/CV/tl is aangebracht,wordt het gewas geleidelijk in de tussenruimtes van de in de lengterichting verlopende vijzelschroeflijnen afgegeven,zodat het daardoor perfekt gegrepen kan . worden.
Verder is het van voordeel,dat de eerste dwarsverlopende transport-5 vijzel met behulp van draagarmen om de as van de tweede dwars verlopende transportvijzel zwenkbaar is en dat de afstrijkelementen veerelastisch uitgevoerd zijn en het gewas in de richting van de in de lengterichting verlopende transportvijzeis drukken. Door de schommelend gelegerde eerste dwars verlopende transportwals kan een betere aanpassing aan de materi-10 aalstroom van het gewas,dat van de inrichting voor het bergen van het gewas aan de eerste dwars verlopende transportwals wordt toegevoerd, plaatsvinden, zodat de tweede dwars verlopende transportwals het gedeeltelijk verdichte gewas beter kan grijpen en kan afgeven aan de daarachter geschakelde ,zich in de lengterichting uitstrekkende transportvijzels.
15 De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand van een in bijgaande figuren weergegeven uitvoeringsvoorbeeld.
Fig. 1 toont schematisch een zijaanzicht op het voorste gedeelte van een zelfrijdende maaidorser welke is voorzien van een aan de voorzijde aangebrachte inrichting voor het opnemen van gewas.
20 Fig. 2 toont op grotere schaal in perspectief ,gedeeltelijk in aanzicht en gedeeltelijk in doorsnede de rechter helft van het trans-porthuis.
Fig.-3 toont op grotere schaal een langsdoorsnede over het transport-huis ,gezien volgens de lijn 3- 3 in fig. 4.
25 Fig. 4 toont schematisch ,gedeeltelijk in doorsnede en gedeeltelijk in bovenaanzicht het transporthuis met de daarin opgestelde transport-organen.
Fig. 5 toont op grotere schaal een vooraanzicht op het transporthuis,waarbij de middelen voor het verzamelen van het gewas zijn verwij-30 derd.
Fig. 6 toont schematisch een dwarsdoorsnede over het transporthuis gezien volgens de lijn 6- 6 in fig.3 waarin de relatieve verhoudingen en opstellingen van de doortochten zijn weergegeven.
Fig. 7 toont schematisch een bovenaanzicht op het transporthuis, 35 waarbij de hoogterichting van de beweging van het gewas is aangeduid.
De in fig.l schematisch en gedeeltelijk weergegeven zelfrijdende 8006654 -7- 21641/CV/tl Λ 4 maaidorser omvat een inrichting 10 voor het bergen van gewas en een gebruikelijke scheidingsinrichting 12 jterwijl het gestel van de maaidorser wordt ondersteund door een paar voorste aandrijfcare wielen 14 en niet nader weergegeven achterste wielen. Verder omvat de maaidorser een graan-5 tank 16 'en een daarvoor opgestelde bestuurderscabine 18.
Een scheidingsinrichting van het zich van voren naar achteren uitstrekkende axiale of schroeflijnvormige stromingstype is nagenoeg centraal opgesteld en zich van voren naar achteren uitstrekkend in het scheidingslichaam 12 aangebracht. De scheidingsinrichting omvat een 10 doorlaatbaar huis 22 ,dat een rotor 24 omgeeft,waarbij het huis 22 is voorzien van een naar voren en naar beneden gerichte inlaat 26 welke althans gedeeltelijk wordt begrensd door een een overgang vormend huis-gedeelte 28 voor het toelaten van gewas naar een voorste gedeelte van de scheidingsrotor 24.
15 De inrichting 10 voor het bergen van het gewas wordt direct voor de scheidingsinrichting 20 ondersteund en is scharnierend aangebracht om een verticale instelling mogelijk te maken door verdraaiing om een schar-nieras 30 met behulp van een paar gebruikelijke verstelcilinders 32, welke zich uitstrekken tussen het gestel 12 en de inrichting 10. De in-20 richting 10 voor het bergen van het gewas omvat verder een voorste ver-zamelgedeelte ,zoals een gebruikelijk graanplatform 34 (fig.l) en tussen het platform 34 en de scheidingsinrichting 20 een voedingsgedeelte met een voedingshuis 36.
Althans het grootste gedeelte van de hier beschreven constructie 25 is symmetrisch ten opzichte van een zich in de lengterichting van de maaidorser uitstrekkend verticaal centraal vlak,dat de maaidorser doormidden snijdt en in vele gevallen wordt een gemeenschappelijk verwij-zingscijfer gebruikt voor de organen van een " gelijk en tegenover elkaar liggend" linker en rechter paar en in een bepaalde figuur kan het verwij-30 zingscijfer slechts bij een orgaan van het desbetreffende paar zijn aangegeven. Het zal echter duidelijk zijn ,dat de uitvinding niet beperkt is op een symmetrische constructie.
De verzamelinrichting 34 omvat een zich in dwarsrichting uitstrekkende langgestrekte korf of emmervormige huisconstructie welke 35 dienst doet als een constructief gestel voor het ondersteunen van de onderdelen van de verzameleenheid terwijl het verder enige functionele ft η n fi fi s 4 -8- ' 21641/CV/tl oppervlakken vormt waaronder een zich althans in hoofdzaak omhoog uitstrekkende achterwand 40,een vloer 42 ,tegenover elkaar opgestelde eindplaten 44,terwijl een gebruikelijke maaibalk 46 aan de voorrand van de vloer 42 wordt ondersteund.
5 Een boven het platform gelegen vijzel 48 overspant het gehele paltform 34 en is met zijn uiteinden gelegerd in de eindplaten 44.
De vijzel 48 (fig.4) heeft een gebruikelijke constructie en omvat een centrale cilindrische kernbuis 50,welke gelijke en tegenover elkaar gelegen linker en rechter schroeflijnvormige bladlengtes 52 resp, 53 10 draagt,welke bladlengtes zich vanaf een eindplaat 44 uitstrekken tot nabij het midden van het platform,maar zodanig,dat een centraal gedeelte 56 van de buis 50 zonder blad is.
Zoals gebruikelijk draagt het centrale gedeelte 56 van de vijzel 48 een opstelling van versprongen toevoervingers 58,welke met behulp 15 van een niet nader weergegeven inwendig krukmechanisme radiaal ten opzichte van let centrale gedeelte 56 van de buis 50 heen en wee bewegen tijdens draaiing van de vijzel 48.
De achterwand van de verzamelinrichting 34 is voorzien van een centraal gelegen ongeveer rechthoekige opening 60 voor het opnemen van 20 het huis 36 van het transportmechanisme waarbij de zijdelingse en verticale begrenzingen in fig.4 resp.3 met de verwijzingscijfers 60' en 60" zijn aangeduid.
Linker en rechter afstrijkorganen 62 en 64 voor de vijzel ,die evenwijdig aan de vijzel 48 verlopen en ongeveer op een niveau van de .
25 draaiingsas daarvan zijn aan de voorzijde van de achterband 40 bevestigd, * waarbij iedere afstrijker zich van nabij een eindplaat 44 uitstrekt tot dicht bij de opening 60 in de achterwand. De gebruikelijke draaibare haspel 66 (fig.l),die instelbaar is ondersteund met behulp van haspelarmen 68, is aangebracht om bij te dragen in het regelen van de beweging van het 30 materiaal naar de maaibalk 46 en tot in ingrijping met de vijzel 48.
Een schuin omhoog verlopend transporthuis 70,dat althans grotendeels uit plaat-metaal· i·8 vervaardigd vormt een gestel en ondersteuning voor inwendige bestanddelen van het voedingsmechanisme 36 terwijl de · inwendige oppervlakken daarvan mede bijdragen aan het geleiden en rege-35 len van de stroming van het materiaal. Het huis 70 vormt in zijn geheel (zie in het bijzonder fig.2) een althans in hoofdzaak naar achteren en 8006654 -9- 21641/CV/tl omhoog verlopende voedingsdoortocht voor de overdracht van het gewas vanaf de opneeminrichting 34 voor het gewas naar de scheidingsinrichting 20. De doortocht omvat een ruim eerste transportkanaal of transportge-deelte 72 en daarmede verbonden,maar ten opzichte daarvan naar beneden 5 en naar achteren versprongen,een nauwe tweede transportkanaal of trans-portgedeelte 74.
Een rechtop staand dwars verlopend, aan de voorzijde gelden schot 76 van het transporthuis 70 omvat bovenste en onderste rails 78 en 80 en zich daartussen uitstrekkende linker en rechter schotgedeelten 82 10 en 84. De middelen voor de stijve bevestiging van de opneeminrichting 34 voor het gewas aan het huis van het voedingsmechanisme 36 kunnen op gebruikelijke wijze zijn uitgevoerd en de in fig.3 en 5 aangeduide bevestigingsmiddelen 86 omvatten.
Indien deze onderdelen zijn samengebouwd ligt het schot 76 in lijn 15 met de opening 60 in de achterwand 40 van de verzamelinrichting. De linker en rechter delen 82 en 84 van het schot dragen ieder een een verhoudingsgewijs korte lengte bezittende afstrijker 88 voor d^rijzei,welke afstrijker althans nagenoeg dezelfde vorm heeft als en in lijn is gelegen met en zich doelmatig uitstrekt tussen de linker en rechter afstrijker-20 delen 62 en 64,die op de achterwand van de verzamelinrichting 34 zijn aangebracht. Een gebruikelijk verstijvingsorgaan 90 overspant en verstijft althans gedeeltelijk de opening van het eerste transportkanaal 72,welke opening wordt begrensd door de bovenste en onderste rails 78 en 80 en de tegenover elkaar opgestelde delen 82 en 84 van het voorschot.
25 Een althans in hoofdzaak rechthoekige bovenplaat 92 van het trans- * porthuis 70 strekt zich omhoog en naar achteren toe uit vanaf de bovenrail 78 en omvat een voorste gedeelte 94,dat een bovenwand vormt voor het eerste transportkanaal 72. Op afstand onder het achterste gedeelte van de bovenplaat 92 is een plaat 96 gelegen,welke een bovenste wand 30 voor het tweede transportkanaal 74 vormt. De dwars verlopende achterrand 98 van deze bovenwand 96 is evenals de achterrand 99 van de bovenplaat 92,zoals weergegeven in fig.3,constructief verbonden met een dwars verlopend buisvormig gesteldeel 100,dat zich zijdelings een weinjg voorbij de bovenplaat 92 uitstrekt en de scharnierende verbinding van de opneem-35 inrichting 10 met het scheidingslichaam 12 vergemakkelijkt.
Een althans in hoofdzaak rechtopstaand bovenste tussengelegen schot -10- 21641/CV/tl 102 overspant een bovenste gedeelte van het eerste transportkanaal 72 nabij het benedenstroomse einde daarvan en strekt zich vanaf het bovenste wandgedeelte 94 naar beneden toe uit tot aan de voorrand 103 van de bovenwand 96 van het tweede transportkanaal 74.
5 Het eerste en het tweede transportkanaal 72 resp.74 worden verder begrensd door zich naar achteren en hellend omhoog uitstrekkende bodems 104 resp.106. Een centraal gedeelte van de bodem 104 van het eerste transportkanaal strekt zich uit tot aan een dwarsverlopende achterrand 108,maar de bodem omvat verder tegenover elkaar opgestelde althans in 10 hoofdzaak gelijke linker en rechter driehoekvormige verlengingen 110.
De bodem 106 van het tweede transportkanaal eindigt in een dwars verlopende achterrand 114 terwijl zich van de achterrand 108 van de bodem van het eerste transportkanaal een dwars verlopende schot 116 ,dat bestemd is voor het ondersteunen van vijzels, zich naar beneden toe uitstrekt tot 15 aan het vooreinde van de bodem 106 van het tweede transportkanaal.
Tegenover elkaar opgestelde,althans in hoofdzaak rechtopstaande en zich van voor naar achteren uitstrekkende taps verlopend uitgevoerde buitenste zijplaten 118 strekken zich vanaf het voorschot 76 uit tot de dwarsbalk 100,waarbij iedere zijplaat 118 is voorzien van een voorste 20 gedeelte 120, dat een zijwand van het eerste transportkanaal 72 vormt.
Tegenover elkaar opgestelde binnenste zijplaten 122 vormen zijwanden van het tweede transportkanaal 74 en eindigen ieder in een achterrand 124.
De beide transportkanalen 72 en 74 hebben,zoals het beste blijkt 25 uit fig.3 en 4, een althans in hoofdzaak rechthoekige dwarsdoorsnede, waarbij het tweede transportkanaal 74 aanzienlijk kleiner is dan het eerste transportkanaal 72 en ten opzichte van dit eerste transportkanaal 72 tevens naar beneden versprongen is opgesteld.
Dientengevolge zijn overgangsoppervlakken,welke de stroming van 30 materiaal van het eerste naar het tweede transportkanaal vergemakkelijken, aangebracht (zie in het bijzonder fjg.2). Deze overgangsoppervlakken omvatten tegenover dkaar opgestelde eerste verbindingsstukken 126, die ieder een rand bezitten,die samenvalt met een rand van een van de tegenover elkaar opgestelde verlengingen 110 van de bodem van het eerste transport-35 kanaal en die hellend naar binnen en naar beneden verlopen om aan te sluiten op een eerste bovenrand 128 van een zijwand 122 van het tweede 8006654 ·. * -11- 21641/CV/tl transportkanaal.
Verder zijn tegenover elkaar opgesteld twee overgangsverbin dingsstukken 130 aangebracht,die ieder hellend en althans in hoofdzaak naar binnen verlopen, naar ook hellend onhoog verlopen ten opzichte van 5 de boden 106 van het tweede transportkanaal en verder een rand bezitten, die samenvalt met een tweede bovenrand 132 van de zijwand 122 van het tweede transportkanaal,terwijl de verbindingsstukken 130 verder een aan de achterzijde gelegen top bezitten,welke samenvalt met de bovenwand 96 van het tweede transportkanaal in een convergentiepunt 134,dat een wei-10 nig voor de achterrand 98 van de bovenwand 96 is gelegen. Tevens zijn nog tegenover elkaar opgestelde bovenste «Üehoekvormige overgangsverbindings-stukken 136 aangebracht,die ieder met een onderste rand aansluiten op een tweede verbindingsstuk 130 en hellend naar buiten verlopen,waarbij een bovenste rand van een verbindingsstuk 136 samenvalt met de bovenwand 96 15 van het tweede transportkanaal en naar binnen convergeert naar een voorste top in de bovenwand 96 bij het gemeenschappelijke snijpunt 134.
De voorrand 138 van het bovenste overgangsverbindingsstuk 136 strekt zich naar beneden en binnen toe uit vanaf de zijwand 120 van het eerste transportkanaal tot aan een punt gelegen tussen de uiteinden van 20 de voorrand van het eerste overgangsverbindingsstuk 126 (fig.2). Een klein zich althans in hoofdzaak recht omhoog uitstrekkend overgangsvulstuk 140 is. aangebracht voor het overbruggen van de zo gevormde driehoekige ruimte.
De constructie van het transporthuis 70 is voltooid met behulp van verdere organen,zoals versterkingsbalken,die buiten de beide transportka-25 nalen 72 en 74 zijn gelegen ,maar deze onderdelen zijn voor de uitvin- t ding niet wezenlijk en zullen hier dan ook niet nader worden besproken.
De beweegbare of aangedreven transportelementen binnen de beide transportkanalen 72 en 74 omvatten in het eerste transportkanaal 72 voorste en achterste dwars gerichte schroeflijnvormige transportwalsen 30 150 en 152 en in het tweede transportkanaal 74 een paar naast elkaar en in de lengterichting van het transportkanaal opgestelde linkse en rechtse schroefvijzels 154 en 156. Een centrale as 158 van de voorste transportwals 150 strekt zich uit door en is met zijn uiteinden gelegerd in de tegenover elkaar opgestelde zijwaden 120 met behulp van niet nader weergegeven geschikte legers. Een kern of trommel 160 is vast bevestigd aan en concentrisch opgesteld ten opzichte van de as 150 en overspant
Λ Λ η * * C A
-12- 21641/CV
althans nagenoeg geheel de ruimte tussen de beide zijwanden 120. Op zijn oppervlak draagt de trommel 160 gelijke maar tegengesteld linker en rechter stellen van schroeflijnvormige bladen 162 resp.164. Ieder stel bladen bestaat uit drie op regelmatige afstand van elkaar gelegen schroef-5 lijnvormige bladelementen 166 en 168, waarbij ieder element zich vanaf een uiteinde van de trommel 160 uitstrekt tot juist voorbij het midden van de trommel,zodat de linkse en rechtse stellen bladen 162 en 164 elkaar een weinig overlappen. Zoals het beste blijkt uit fig.3 is de voorste transportwals 150 zodanig opgesteld,dat de omtrekken van de stellen 10 schroeflijnvormige bladen 162 en 164 op zeer kleine afstand van de bodem 104 van het eerste transportkanaal zijn gelegen ten einde een "knijppuntH 170 te vormen.
In een alternatieve opstelling,die slechts met stippellijnen in fig.3 is aangeduid kan de voorste transportwals 150 zijn gelegerd in de 15 voorste uiteinden van een paar tegenover elkaar opgestelde steunarmen 172,die met hun achtereinden scharnierend zijn gekoppeld aan het huis 70, zodat de voorste transportwals 150 kan zweven in antwoord op variaties in de stroming van het gewas door het knijppunt 170 en zodoende een hogere stand kan innemen,zoals met het verwijzingscijfer 174 in fig.3 is aange-20 duid. Neerwaartse druk van de voorste transportwals 150 op het daaronder getransporteerde gewas kan worden gehandhaafd door gebruik te maken van het gewicht vam de transportwals zelf,terwijl het ook mogelijk is,dat daarnaast de""arraen 172 op niet nader weergegeven wijze onder veerbelas-ting staan.
25 De algemene opbouw ondersteuning en afmetingen van de achterste * transportwals 152 komen overeen met die van de voorste transportwals 150. Daarbij omvat de achterste transportwals 152 een as 176,* een kern of trommel 178, stellen van elkaar enigszins overlappende schroeflijnvormige bladen 180 en 182,die resp. links en rechts gewonden zijn. De achterste transport-30 wals 152 heeft echter als verschilpunt, dat ieder stel schroeflijnvormige bladen 180, 182 binnenste en buitenste delen 184,186 resp. 188,190 omvat. Deze stellen van elementen zijn axiaal op afstand van elkaar gelegen ten einde een paar spelingsgroeven 192 ,die op gelijke afstanden van het midden van de achterste transportwals 152 zijn gelegen,te vormen,welke groeven 35 kunnen worden benut voor het opstellen van afstrijkers.
Verder zijn de schroeflijnvormige elementen 184, 186 en 188,190 8 0 0 6 65 4 -13- 21641/CV/tl zodanig gevormd dat, zoals aangeduid in fig.3,ieder element hellend naar achteren verloopt met betrekking tot de draairichting van de transportwalsen,die tijdens bedrijf draaien in de richting van de pijlen 194.
5 De links resp, rechts uitgevoerde transportvijzels 154. en 156 zijn van gelijke opbouw behoudens dat de vijzelbladen een tegengestelde spoed hebben; in verband hiermede zal slechts de vijzel 156 worden beschreven.
Een centrale kern 196 is hierbij concentrisch op een as 198 aangebracht, welke as zich uitstrekt door het schot 116 en draaibaar wordt 10 ondersteund in een aandrijfkast 200,waarvan de buitenomtrek slechts in fig.3 is afgebeeld.
Een paar gelijke schroeflijnvormige bladelementen 202 zijn over 180° ten opzichte van elkaar versprongen om de kern 196 aangebracht en strekken zich vanaf een dicht nabij het schot 116 gelegen punt over de 15 gehele lengte van de kern uit.
De toevoer van vermogen aan de tandwielkast 200 en de aandrijving voor de andere bestanddelen van het transportsysteem kunnen op gebruikelijke wijze zijn uitgevoerd en zijn dan ook niet nader weergegeven behalve een tussen de een gelijke diameter bezittende transportwalsen 20 150 en 152 aangebrachte kettingoverbrenging,welke in fig.3 met stippellijnen is aangeduid.
Zoals aangegeven is de overbrengingsverhouding zodanig,dat de oro-trekssnelheid van de achterste transportwals 152 groter is dan die van de voorste transportwals 150.
25 Een paar hier verder als afstrijkers aangeduide links en recht op gestelde samenstellen 204 en 206 kunnen xaar wens worden aangebracht voor het vergemakkelijken van de stroming van materiaal tussen het eerste transportkanaal/ en het tweede transportkanaal 74. Zoals in de figuren is weergegeven zijn deze samenstellen in principe gelijk maar symmetrisch 30 ten opzidite van het centrale verticale middenvlak uitgevoerd en slechts het rechtersamenstel 206 zal dan ook worden beschreven. Het belangrijkste functionele deel is opgenomen in een staaf 208,welke is voorzien van een afhangend gedeelte 210,dat zich naar beneden en een weinig voor de achterste transportwals 152 uitstrekt,van een wikkelgedeelte 212,dat ge-35 deeltelijk de kern 178 van de achterste transportwals in de door de onderbreking in de schroeflijnvormige bladen gevormde groef 192 omgeeft, van een neerhoudgedeelte,dat zich in lengterichting en dichthoven en
o λ Λ c α κ A
-14- 21641/CV/tl een weinig convergerend om de omtrek van de rechter transportvijzel 156 uitstrekt en ten slotte van een staartgedeelte 216,dat naar binnen, en naar beneden is gebogen ten einde zich op kleine afstand van de onttrek van het blad van de transportvijzel te blijven uitstrekken.
5 Ieder afstrijksamenstel 204, 206 wordt ondersteund door een boven ste steun 218,welke is bevestigd aan de bovenwand 94 van het eerste transportkanaal 72,en een achterste steun 220,die is bevestigd aan de onderrand van het schot 102. Ieder afstrijksamenstel 204, 206 omvat verder een vin 222, die eveneens in lijn is géfegen met de door de sple-10 ten in de bladen van de transportwals gevormde groeven en welke is voorzien van een voorste rand 224,die ongeveer concentrisch is met en op kleine afstand is gelegen van de trommel 178 en althans nagenoeg het onderste vierde gedeelte van de trommel omspant.
Iadien tijdens bedrijf de maaidorser wordt vooruitbewogen over een 13 veld,waarop gewas,zoals koren staat,wordt dit gewas met behulp van de maatbalk 46 afgemaaid en over de bodem 42 naar achteren gevoerd om in ingrijping te komen met de vijzel 48. De in de richting volgens pi.31 230 (fig.3) draaiende vijzel begint het naar binnen toe convergeren van het materiaal, waarbij de afstrijkorganen 62 en 64 en ten slotte de afstrijk- 20 organen 88 samenwerken met de vijzel 48 om het gewas in convergerende stromen van de zijkanten van de machine naar de verhoudingsgewijs ruime inlaat van het transporthuis ,welke inlaat in zijdelingse uitstrekking wordt begrensd door de binnenranden van de zich omhoog uitstrekkende delen 82 en 84 van het voorschot 76,te voeren.
25 Zoals het beste blijkt uit fig.4 strekken de schroeflijnvormige » bladdelen 52 en 54 van de vijzel 48 zich een wenig voorbij deze randen uit,zodat het gewas positief naar de opening van het transporthuis wordt gevoerd. Materiaal,dat naar achteren beweegt over het middengedeelte van de vloer 42 en eventueel ander materiaal,dat van de buitenste gedeelten 30 van het platform naar binnen beweegt, zal door de vingers 58,die zich radiaal uitstrekken vanaf het centrale gedeelte 56 van de buis 50 van de vijzel 48 en tijdens bedrijf heen en weer bewegen,worden gegrepen om naar achteren en omhoog over de bodem 42 te worden gevoerd in de richting van het knijppunt 170 tussen de voorste transportwals 150 en 35 de bodem 104 van het eerste transportkanaal, De voedingswerking van een trommel met heen en weer beweegbare vingers ,zoals de hier weergegeven 8006854 -15- 21641/CV/tl vingers 58 is algemeen bekend ,waarbij de uitvoering veelal zodanig is, dat de vingers zich op een geschikt tijdstip terug trekken,zodanig dat het materiaal naar achteren wordt afgegeven en niet over het centrale gedeelte 56 van defbijzel 48 wordt meegenomen.
5 Zoals uit fig.3 duidelijk zal zijn is de voorste transportwals 150 direct nabij de voorzijde van het transporthuis 70 opgesteld, zodat in feite de omtrek van deze transportwals zich uitstrekt door de in het voorschot 76 aangebrachte opening en daarbij gedeeltelijk is afgeschermd door het verstijvingsorgaan 90 en de omtrek van de vijzel 48 10 dicht benadert,zodat het binnenkomend materiaal nadat dit door de vijzel 48 wordt vrijgegeven,zo spoedig mogelijk door de transportwals wordt gegrepen.
De bodem 104 van het eerste transportkanaal strekt zich over de gehele breedte van het huis 70 uit en ligt op kleine afstand onder de 15 eerste transportwals,zodat er een zich over de gehele lengte \an de transportwals 150 uitstrekkend"knijpρunt,, is, hetgeen bijdraagt in het positief door de transportwals naar voren verplaatsen van het materiaal, echter met een gecontroleerde slipwerking. Ten gevolge van wrijving van de bodem 104 en de traagheid van het gewas zelf wordt het materiaal,dat 20 door de schroeflijnvormige bladen van de transportwals wordt gegrepen en vooruit bewogen,niet versneld tot de omtrekssnelheid van de transportwals ,maar er is slip of relatieve beweging tussen het gewas en de schroeflijnvormige bladen ,welke uiteraard het materiaal naar binnen in de richting vai het midden van het transportkanaal 72 afbuigen. Het ge-25 bruik van schroeflijnvormige organen op de eerste transprtwals 150
T
geeft deze een trek of zuigwerking,zodat bij de inlaat van het transporthuis het materiaal beweegt in een verhoudingsgewijs gelijkmatig gekromde baan zoals aangeduid met pijlen 238 in fig.7. Een transportwals met schroeflijnvormige bladen functioneert gelijkmatiger en met kleinere 30 variatie van het ingaande koppel of koppelpieken dan een gebruikelijke wals met zich in de lengterichting uitstrekkende schoepen werkt in een soortgelijke omgeving. Met schroeflijnvormige bladen,die zijn opgesteld zoals in het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld is er in feite een continue werking van de bladvormige elementen van de transportwals die het knijp-35 punt 170 naderen en daardoorheen bewegen en daarbij het materiaal naar achteren stuwen. In tegenstelling daarmede naderen de langsschoepen van 8 0 0 6 65 4 -16- 21641/CV/tl een gebruikelijke transportwals het knijppunt intermitterend en dringen dan ook intermitterend materiaal door dit knijppunt,hetgeen overmijd-baar verhoudingsgewijs hoge pieken veroorzaakt in het koppel,dat wordt vereist voor het aandrijven van de transportwals. Indien de trans-5 portwals. 150 zodanig is opgesteld,dat deze op bovenbeschreven wijze kan zweven is zijn werking zelfs nog gelijkmatiger doordat bijvoorbeeld de transportwals,tegengehouden door zijn gewicht en/ of een veerbelasting, omhoog kan bewegen voor het opnemen van een plotselinge toename in de hoeveelheid doorstromend materiaal.
10 Zoals aangeduid in fig.3 zijn de transportwalsen 150 en 152 bij voorkeur op korte afstand van elkaar opgesteld,zodanig dat de tweede transportwals 152,indien noodzakelijk ,als een afstrijkorgaan voor de eerste transportwals 150 kan werken.
Ten gevolge van de daarop aangebrachte schroeflijnvormig verlopende 15 bladen zet de tweede transportwals 152 de convergerende werking van de eerste transportwals voort waarbij hieraan althans gedeeltelijk wordt bijgedragen door de samenwerking tussen het materiaal en de verlengstukken 110 van de bodem ,die nabij de uiteinden van de transportwals 152 zijn gelegen,welke samenwerking vergelijkbaar is met de hierboven beschreven 20 samenwerking tussen het hoofdgedeelte van de bodem 104 en de eerste transportwals 150. Een belangrijke functie van de tweede transportwals 152 is echter het naar beneden voeren van het gewas in ingrijping met de twee zich in de Lengterichting uitstrekkende transportvijzeis 154 en 156,die zijn gelegen in het tweede transportkanaal 74. Om dit te bereiken is de 25 tweede transportwals 152 een weinig achter de rand 108 γβή de bodem gelegen en rechtstreeks boven en q>en voor de vooreinden van de vijzels 154 en 156 ofschoon de transportwals zich uiteraard zijdelings aan weerszijden aanzienlijk voorbij het tweede transportkanaal 74 uitstrekt. De achterwaartse helling (ten opzichte van de draairichting van de transport-30 wals ) van de schoepgedeelten 184,186, 188 en 190 neigt ertoe de in- grijpingsduur van de tweede transportwals op het van de eerste transportwals ontvangen gewas te beperken,zodat dit gewas gemakkelijk snel en althans in hoofdzaak neerwaarts in de richting van de vijzels 154 en 156 wordt afgeschud. Aanvullende middelen voor het afstrijken van de ach-35 terste transportwals zijn in het algemeen niet vereist. Het gewas bij de uiteinden van de tweede transportwals 152,dat beweegt door de knijp- 80 0 6 65 4 -17- 21641/CV/tl punten tussen de verlengstukken 110 van de bodem en de transportwals, ontvang een verhoudingsgewijs sterke naar binnen gerichte afbuiging en de convergerende beweging van het materiaal in dit gebied wordt in het algemeen ondersteund door het gecombineerde geleidingseffect aan 5 iedere zijde van het transportkanaal 72 verkregen door de overgangsver-bindingsstukken 126, 136 en 130. Deze verbindingsstukken dragen bij in het voltooien van het convergeren van het materiaal dat niet rechtstreeks wordt beïnvloed door de transportwalsen. De relatief naar beneden en naar binnen hellend verlopende verbindingsstukken 126 onder de einden 10 van de tweede transportwals voorzien in een ontlastingsruimte voor het materiaal dat van de uiteinden van de tweede transportwals afvalt en voortgestuwd door de schroeflijnvormige bladen van de transportwals en geleid door de overgangsverbindingsstukken 130 en 136,convergeert naar de beide vijzeltransporteurs 154 en 156.
15 Zaals in het hierboven staande is aangegeven en in het bijzonder in fig.3 en 4 is weergegeven wordt de overdracht vin gewas van de eerste naar de tweede trap van de transporteur,dat wil zeggen van het eerste transportkanaal naar het tweede transportkanaal,verspreid over een overgangsgedeelte,dat een zekere lengte heeft,zodat dit gelijkmatig en 20 deelmatig plaatsvindt. De draairichting van de transportvijzels 154 en 156, die met pijlen 232 en 234 in fig.5 is aangegeven,is zodanig ,dat hierdoor bijgedragen wordt in het voltooien van het samenvoegen van het materiaal,aodat voorbij het benedenstroomse einde 134 van de overgangs-verbindingsstukken,waar al het gewas nauw is ondoten in het een recht-25 hoekige dwarsdoorsnede bezittende gedeelte van het tweede tran’sportka-naal 74,dat wordt begrensd door de bodem 106, de bovenwand 96 en tegenover elkaar gelegen zijwanden 122, de stroming van het^materiaal althans nagenoeg in de lengterichting en lineair en evenwijdig aan de opsluiten-. de oppervlak is.
30 De bovenwand 96 convergeert bij voorkeur in de richting van de bodem 106 voor het geleidelijk vergroten van de mate van positieve controle op het materiaal door de vijzels 154 en 156,zodat het materiaal in een een hoge snelheid bezittende stroom aan de scheidingsrotor wordt afgeleverd. De werking van een dubbele vijzeltransporteur van 35 dit algemene type voor het verplaatsen van materiaal in een dorsmachine is uitvoeriger beschreven in het Amerikaanse octrooi 4.087.953 van aan-
a a a aft A
-18- 21641/CV/tl vraagster.
De eventueel aan te brengen afstrijkers 204 en 206 dragen bij in een beïnvloeding van het materiaal bij bepaalde gewassoorten ,zoals bij licht en wollig gewas, waarbij de materiaalbeweging achter en enigszins 5 onder de achterste transportwals 152 ertoe neigt "lui " en aarzelend te zijn en zelfs de neiging toont tot een terugvoeding (omhoog en naar voren over de transportwals). Onder deze omstandigheden is een voortdurende controle en omlaag houden van het gewas en een geleiden van gewas in ingrijping met en regeling door de vijzels 154 en 156 noodzakelijk voor 10 het verkrijgen van een gelijkmatig verplaatsen van het materiaal in plaats van een fluctuerend of kluitvormend effect. Het neerhoudgedeelte 214 en het staartgedeelte 216 van het rechter afstrijksamenstel 206 (het linker afstrijksamenstel 204 werkt uiteraard in dezelfde wijze) bewerkstelligt deze functionering en het afstrijksamenstel draagt in zijl 15 geheel bij tot het waarborgen van een positief afstrijken van gewas van de tweede transportwals 152. Het afhangende en wikkelgedeelte 210 resp.
212 zijn, zoals afgebeeld in fig.3 onder de omtrek van de transportwals 152 althans gedeeltelijk opgenomen in de spleten of groeven 192 in de vleugels van de transportwals ten einde zo veel als mogelijk een actief 20 transportwalsoppervlak te handhaven en niet in strijd te komen met het transporterend en convergerend effect daarvan.
Gewas ,dat de neiging heeft om in de vorm van een haarspeld om deze voorste delen van de afstrijkstaaf 208 te gaan hangen,wordt verwijderd door een veegwerking van de randen van de schroeflijnvormige schoepen, 25 die dicht langs de tegenover elkaar gelegen ziioppervlakken van de * vin of het blad 222 ,dat door de stang 208 in de groef 192 wordt ondersteund in de nabijheid van het achterste onderste vierde gedeelte van de wals 152,bewegen.
In het boven beschreven uitvoeringsvoorbeeld kunnen de verhoudingen 30 van de verzamelinrichting 34 en in het bijzonder de achteropening 60 daarvan en daarmede de inlaat tot het eerste transportkanaal 72 van het huis 70 in verhouding tot een bepaalde oogstcapaciteit op gebruikelijke wijze zijn uitgevoerd. De breedte van het aflevereinde van een een grote capaciteit bezittend transporthuis ,dat gewenst is voor een rechtstreeks 35 voeden van een een hoge capaciteit bezittende scheidingsinrichting (zoals het twee transportwalsen omvattende transporthuis en de draaibare scheidings inrichting van het axiale stromingstype van het weergegeven uitvoe- 8006654 -19- 2164l/CV/tl ringsvoorbeeld ) kan ongeveer de halve breedte van de inlaat van het toevoerhuis zijn. De afvoerbreedte van het huis voor de beide transport-vijzels kan bijvoorbeeld ongeveer 700 mm bedragen,terwijl de effectieve breedte van de inlaat tot het transporthuis 1300 mm kan zijn, Het materi-5 aal, dat met behulp van de vijzel 48 wordt afgegeven aan de inlaat van het voedingshuis bevindt zich in een losse of onsamenhangende en uitgezette toestand en een transportopstelling volgens de huidige uitvinding kan worden gebruikt voor het convergeren en concentreren van het materiaal in een compacte bewegende mat,welke aan een scheidingsinrich-XQ ting kan worden afgeleverd.
Met betrekking tot de verhoudingen van de draaibare organen van de transportopstelling kan worden opgemerkt,dat bij een de voorkeur verdienende uitvoeringsvorm de beide transportwalsen dezelfde uitwendige diameter (bijv. 360 mm ) bezitten,waarbij deze diameter een weinig groter is dan 15 die van de transportvijzels (bijv. 280 mm). Met deze verhoudingen verdient een schroeflijnhoek van 30° ( gemeten tussen de omtrek van het schroeflijnvormige blad en een vlak loodrecht op de hartlijn van de transport-wasl) de voorkeur.
Een succesvolle werking is verkregen met draaisnelheden,die voor 20 de voorste transportwals, de achterste transportwals en de transportvijzels resp. zijn gelegen tussen 250- 400 omw.min , 300- 500 omw.min en 750 - 1000 omw.min. Opgemerkt wordt,dat de tweede transportwals bij ~ voorkeur een hoger toerentaal bezit dan de eerste transportwals,dat wil zeggen een grotere omtrekssnelheid,ten einde materiaal vrij te maken van 25 de eerste transportwals en de mogelijkheid/tan een opbouw-of terugvoeren van het materiaal tussen de transportwalsen te vermijden.
Gegeven,dat het gewenst is voor een convergerende transportwals om te zijn opgesteld boven de vooreinden van (overlapping) het tweede transportgedeelte draagt de toevoeging van een verdere transportwals (over-30 eenkoraend met de hierboven beschreven eerste transportwals 150) niet slechts bij tot een cumulatieve convergerende werking,maar geeft ook een effectieve verplaatsing van de tweede transporteur naar achteren,waar- t door een dwarsuitsparing of ruimte zoals die aangeduid bij 236 in fig.3 wordt verkregen voor het doelmatig opnemen van de tandwielkast 200 voor 35 het aandrijven van de vijzels en van dwars verlopende organen,zoals aandrijfas , die boven de grond en beschermd binnen de begrenzingen van het voorste gedeelte 10 van de maaidorser kunnen worden aangebracht.
q π η λ «ς L

Claims (22)

1. Maaidorser met een inrichting voor het opnemen van gewas waarin een het gewas naar het midden toe transporterende,dwars verlopende in-voervijzel is aangebracht,welke het gewas door een in een schuin verlopend transporthuis aangebrachte inlaatopening aan althans een in het 5 transporthuis aangebrachte en dwars verlopende transportwals toevoert aan welke transportwals zich twee in de lengterichting van het schuin de . omhoog lopende huis uitstrekken/en m dit huis aangebrachte traneport-walsen zijn aangesloten,waarbij de vooreinden van deze transportvijzels onder een vlak van de transportwals eindigen, met het kenmerk,dat de 10 transportwals (150) in het eerste, een transportkanaal (72) omvattend schuin omhoog verlopend huis (70) is aangebracht en de gehele breedte van de inlaatopening overspant,terwij1 de zijdelingse uitstrekking daarvan aanzienlijk groter is dan de zijdelingse uitstrekking van de beide zich in de lengterichting uitstrekkende, in een tweede, een verder 15 transportkanaal (74) omvattend schuin omhoog verlopend transporthuis aangebrachte transportvijzels ( 154, 156),waarbij de zijdelingse afmeting van de beide in de lengterichting verlopende transportvijzels de gehele breedte van de uifhatopening van het eerste transportkanaal (72) overspant.
2. Maaidorser volgens conclusie l,met het kenmerk,dat de inrichting (10) voor het bergen van het gewas breder is dan het eerste transportkanaal (72),dat weer breder is dan het tweede· transportkanaal (74),terwijl in het eerste transportkanaal (72) twee transportwalsen (150, 152) zijn aangebracht.
3. Maaidorser volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk,dat het eer ste transportkanaal (72) voor het opnemen van de dwars verlopende transportwalsen een zich naar achteren omhoog uitstrekkende'bodem (104) bezit waaraan een zich naar onderen versprongen en omhoog lopende bodem (106) voor het tweede transportkanaal (74) aansluit.
4. Maaidorser volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk, dat de transportwalsen zijn voorzien van het gewas naar het midden toe geleidende transportelementen.
5. Maaidorser volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de transportwalsen aan te drijven zijn via de aandrijfinrichting 35 voor de transportvijzels (154,156), waarbij de tweede resp. stroomafwaarts liggende transportwals gelijk of sneller aan te drijven is dan 8 00 6 65 4 ' » « -21- 21641/CV/tl de eerste transportwals.
6. Maaidorser volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk, dat de transportwalsen zijn uitgevoerd als transportvijzels (150, 132) en zijn voorzien van in tegengestelde richting verlopende vijzelbladen 5 (166, 168, 184,190),welke het gewas naar het midden van de inrichting toe geleiden.
7. Maaidorser volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de vijzelbladen (184, 190) van de tweede transportvijzel tegengesteld aan de draairichting hellend verlopend op een cilindrisch huis 10 (178) van de transportvijzels zijn aangebracht.
8. Maaidorser volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk, dat de beide transportvijzels (150, 152) even lang zijn uitgevoerd en zich aan weerszijden van de zijdelingse uitstrekking van de daarachter geschakelde transportvijzels (154,156) uitstrekken.
9. Maaidorser volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk, dat in het schuin omhoog lopende transporthuis (70) afstrijkelementen (204, 206) zijn aangebracht, die ieder een gebogen, de dwars verlopende transportvijzel (152) gedeeltelijk van onderen omgevend deel (212) bezitten,waaraan zich een deel (214) aansluit,dat ongeveer evenwijdig 20 aan de buitenomtrek van de zich in de lengterichting uitstrekkend'e transportvijzel (154, resp. 156 ) verloopt.
10. Maaidorser volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk,dat het eerste transportkanaal (72) met het tweede transportkanaal (74) is verbonden via een trechtervormig deel,dat in de richting van het tweede 25 transportkanaal (74) geleidelijk nauwer wordt. «
11. Maaidorser volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk, dat de bodem (106) van het tweede transportkanaal (74) £en opzichte van de bodem (104) van het eerste transportkanaal (72) in de vorm van een traptrede naar onderen versprongen is aangebracht en de stroomopwaarts lig- 30 gende voorkant van de tweede bodem (106) althans nagenoeg onder het stroomafwaarts in de nabijheid van de uitlaatopening van het eerste transportkanaal (72) liggende kant (108) van de eerste bodem (104) is aangebracht.
12. Maaidorser volgens conclusie 11, met het kenmerk,dat het stroomop-35 waarts liggende einde van de tweede bodem (106) het afgifte einde van de eerste bodem (104) gedeeltelijk overlapt. 8006654 -22- 21641/CV/tl
13. Maaidorser volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk, dat de dwars verlopende transportvijzels (150,152) althans gedeeltelijk de zich in de lengterichting uitstrekkende transportvijzels (154,156) overlappen.
14. Maaidorser volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk,dat het schuin omhoog verlopende transporthuis (70) als tweetraps transport-huis is uitgevoerd en de eerste trap van dit huis uit twee tegenover elkaar liggende en evenwijdig aan elkaar verlopende zijwanden (118) voor het opnemen van de dwars verlopende transportvijzels (150, 152),de 10 bodem (104 ) en een ten opzichte van de bodem convergerend verlopende bovenzijde (52) is gevormd,waarbij het stroomafwaarts liggende einde van de bodem (104) een middelste, evenwijdig aan de intredekant van het transportkanaal (72) verlopende kant (108) bezit waaraan zich rechts en links ten opzichte van de zijwanden schuin verlopende kanten aansluiten, 15 welke «n begrenzing van een rechter en linker driehoekvormig bodemgedeel-te (110) van de bodem (104) vormen, waarbij zich aan het bodemgedeelte telkens een naar de tweede trap resp, naar het tweede transportkanaal (74) naar binnen hellend verlopend verbindingsstuk (geleidingsplaat 126) aansluit,welke in verticaal en evenwijdig aan elkaar verlopende zijwanden 20 (122) van het tweede transportkanaal (74) overgaat, terwijl zich aan de middelste kant (108) een ongeveer haaks ten opzichte van de eerste en de tweede bodem (104,106) verlopende dwarswand (116) aansluit,welke de beide bodems verbindt.
15. Maaidorser volgens conclusie 14, met het&enmerk,dat op het hellend 25 verlopende- verbindingsstuk (geleidingsplaat 126) naast de zijwand (118) twee V-vormig ten opzichtevan elkaar aangebrachte geleidingselementen (geleidingsplaat 130,136) aansluiten,welke de zijwand (118) van het eerste transportkanaal (72) met de zijwand (122) van het tweede transportkanaal verbinden (74)/en driehoekvormig zijn uitgevoerd,waarbij hun stroomafwaarts liggen-30 de samenlopende punten (134) aan de bovenkant van de zijwand (122) van het tweede transportkanaal ( 72) eindigen.
16. Maaidorser volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat de tweede trap resp. het tweede transportkanaal (74) is opgebouwd uit evenwijdig verlopende zijwanden (122),de bodem (106) en een convergerend ten op- 35 zichte van de bodem (106) verlopende bovenzijde ( 96),welke op afstand van de bovenzijde (94) van het eerste transportkanaal (72) is aangebracht 8 0 0 6 65 4 -23- 21641/CV/tl en waarbij aan het stroomopwaarts liggende einde van.de bovenzijde (96) een dwarswand (102) is aangebracht, welke aan de bovenzijde (94) van het eerste transportkanaal (72) grenst en de gehele breedte van dit transportkanaal overspant.
17. Maaidorser volgens een der voorgaande conclusies,met hetjfcenmerk, dat de zijdelingse afmeting van het eerste transportkanaal (72) ongeveer dubbel zo groot is als de zijdelingse afmeting van het tweede transportkanaal (74).
18. Maaidorser volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk, 10 dat de uitlaatopening van het tweede transportkanaal (74) ongeveer evengroot is als de inlaatopening van een zich in de axiale richting uitstrekkende dors- en scheidingsinrichting.
19. Maaidorser volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de bodem (42) van de inrichting (10) voor het bergen van het gewas 15 op hetzelfde hellend verlopende vlak in de bodem (104) van het eerste transportkanaal (72) overgaat en de bodem (106) van het tweede transportkanaal (74) over ongeveer de grootte van de diameter van een zich in de lengterichting uitstrekkende transportvijzel (154 resp. 156) naar onderen versprongen is.
20. Maaidorser volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk, dat de geometrische verlenging van de bodem (104) van het eerste transportkanaal (72) het vijzelblad (202) van de zich in de lengterichting uitstrekkenjje transportvijzels (154, 156) op een plaats achter de inlaatopening van het tweede transportkanaal (74) snijdt.
21. Maaidorser volgens een der voorgaande conclusies,met het'kenmerk, dat de eerste dwars verlopende transportvijzel (150) met behulp van draagarmen (172) om de draaiingsas van de tweede dwars verlopende transportvijzel (152) zwenkbaar is.
22. Maaidorser volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk, 30 dat de afstrijkelementen (204,206) verend elastisch zijn uitgevoerd en het gewas in de richting van de in de lengterichtingfrerlopende transport-vijzels (154,156) drukken. 8006654 35
NL8006654A 1979-12-10 1980-12-06 Maaidorser. NL8006654A (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
US10209079 1979-12-10
US06/102,090 US4282703A (en) 1979-12-10 1979-12-10 Feeder house for a crop harvester

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8006654A true NL8006654A (nl) 1981-07-01

Family

ID=22288080

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8006654A NL8006654A (nl) 1979-12-10 1980-12-06 Maaidorser.

Country Status (13)

Country Link
US (1) US4282703A (nl)
AU (1) AU531748B2 (nl)
BE (1) BE886556A (nl)
CA (1) CA1132353A (nl)
DE (1) DE3045084C2 (nl)
DK (1) DK526180A (nl)
ES (1) ES8200205A1 (nl)
FR (1) FR2474272B1 (nl)
GB (1) GB2064285B (nl)
IT (1) IT1146974B (nl)
MX (1) MX152287A (nl)
NL (1) NL8006654A (nl)
ZA (1) ZA807698B (nl)

Families Citing this family (23)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE3135118C2 (de) * 1981-09-04 1983-12-22 Klöckner-Humboldt-Deutz AG Zweigniederlassung Fahr, 7702 Gottmadingen Mähdrescher mit Axialdreschmaschine
DE3139933A1 (de) * 1981-10-08 1983-04-28 Claas Ohg, 4834 Harsewinkel Selbstfahrender maehdrescher in axialflussbauart
DD210514A3 (de) * 1982-06-03 1984-06-13 Fortschritt Veb K Einzugseinrichtung fuer axialflussmaehdrescher
DE3417929C2 (de) * 1984-05-15 1994-02-24 Claas Ohg Selbstfahrender Mähdrescher
DE3511913C2 (de) * 1985-04-01 1994-02-03 Claas Ohg Selbstfahrender Mähdrescher
US4739773A (en) * 1986-05-09 1988-04-26 Deere & Company Feeding arrangement for an axial flow rotary separator
US4706690A (en) * 1986-12-04 1987-11-17 Deutz-Allis Corporation Crop director for a rotary combine
FR2621445B1 (fr) * 1987-10-13 1990-02-02 Bourgoin Jean Dispositif d'alimentation par le dessus du rotor egreneur d'une moissonneuse-batteuse axiale
US4825628A (en) * 1988-01-11 1989-05-02 Brooks Donald G Header platform
DE4021030C2 (de) * 1990-07-03 1994-10-06 Gustav Schumacher Mähtisch für Erntemaschinen
DE4111981A1 (de) * 1991-04-12 1992-10-15 Kemper Gmbh Maschf Maschine zum maehen und haeckseln von mais und dgl. stengelartigem erntegut
US6561342B2 (en) 2000-11-29 2003-05-13 Charles Lepage Granular material conveyor
GB0106725D0 (en) * 2001-03-19 2001-05-09 Claas Selbstfahr Erntemasch Combine harvester
GB0106730D0 (en) * 2001-03-19 2001-05-09 Claas Selbstfahr Erntemasch Combine harvester
DE102012223770A1 (de) * 2012-12-19 2014-06-26 Deere & Company Schrägfördererzusammenbau mit flexiblem Boden
DE102012223769A1 (de) * 2012-12-19 2014-06-26 Deere & Company Schrägfördererzusammenbau mit verbesserter Pendelachse
US9456548B2 (en) * 2014-02-14 2016-10-04 Deere & Company Conveyer for a material processing machine
GB201501090D0 (en) * 2015-01-22 2015-03-11 Agco Int Gmbh Method of manufacturing a feed beater for an axial-flow crop processor in a combine harvester
BE1023990B1 (nl) * 2016-03-29 2017-10-25 Cnh Industrial Belgium Nv Dors- en scheidingssysteem voor een oogstmachine
US10588262B2 (en) * 2017-09-19 2020-03-17 Cnh Industrial America Llc Auger bed with multiple augers in a single trough for a combine harvester
US10806084B2 (en) * 2018-05-07 2020-10-20 Cnh Industrial America Llc System for unloading harvested crop from an agricultural harvester
US11109533B2 (en) * 2019-07-30 2021-09-07 Cnh Industrial America Llc Feeder housing for agricultural machine
CN112690086A (zh) * 2020-12-30 2021-04-23 江苏沃得农业机械股份有限公司 一种联合收割机

Family Cites Families (19)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US2455906A (en) * 1943-12-31 1948-12-07 Minneapolis Moline Power Co Crop gathering mechanism for combines
US2470704A (en) * 1946-06-24 1949-05-17 Minneapolismoline Company Crop feed mechanism for combines
US2858012A (en) * 1956-03-05 1958-10-28 Massey Ferguson Inc Vertical elevator for harvesters
US2946170A (en) * 1957-11-18 1960-07-26 Deere & Co Conveyor means for corn harvester
GB989114A (en) * 1960-06-24 1965-04-14 Braud Ets An attachment for harvesting maize
US3233395A (en) * 1963-06-21 1966-02-08 Edwin M Dahl Reel auger
FR1415334A (fr) * 1964-12-01 1965-10-22 Int Harvester Co Andaineuse ayant une plate-forme comportant deux vis transporteuses
US3468112A (en) * 1966-06-09 1969-09-23 George P Landgrebe Combine
US3412535A (en) * 1966-10-24 1968-11-26 Int Harvester Co Double auger platform windrower
US3521433A (en) * 1967-11-03 1970-07-21 Massey Ferguson Australia Ltd Agricultural combine having table supported for parallel movement
US3545185A (en) * 1968-08-21 1970-12-08 Lilliston Corp Peanut combine
DE1901155A1 (de) * 1969-01-10 1970-10-22 Fahr Ag Maschf Maehdrescher
US3775953A (en) * 1969-03-21 1973-12-04 T Poutsma Machine to separate pods of similar discrete fruit from its associate vine or plant
US3794047A (en) * 1971-08-27 1974-02-26 Sperry Rand Corp Crop feeding means for an axial flow combine having side by side threshing units
US3769988A (en) * 1972-07-21 1973-11-06 Fmc Corp Legume harvester with auger feeds
US3913303A (en) * 1974-03-04 1975-10-21 Avco Corp Feed roll construction for forage harvester
SU547186A1 (ru) * 1975-09-10 1977-02-25 Научно-Исследовательский И Проектно-Технологический Институт Механизации И Электрификации Сельского Хозяйства Северо-Запада Жатка зерноуборочного комбайна
US4087953A (en) * 1976-10-28 1978-05-09 Deere & Company Combine crop feeding system
US4170235A (en) * 1977-11-10 1979-10-09 Massey-Ferguson Industries Limited Axial flow combine harvester

Also Published As

Publication number Publication date
MX152287A (es) 1985-06-21
IT1146974B (it) 1986-11-19
DE3045084A1 (de) 1981-06-11
US4282703A (en) 1981-08-11
BE886556A (fr) 1981-04-01
GB2064285A (en) 1981-06-17
FR2474272A1 (fr) 1981-07-31
ES497545A0 (es) 1981-10-16
ES8200205A1 (es) 1981-10-16
GB2064285B (en) 1983-09-28
DE3045084C2 (de) 1985-06-20
IT8050336A0 (it) 1980-12-10
AU6497080A (en) 1983-01-20
CA1132353A (en) 1982-09-28
DK526180A (da) 1981-06-11
AU531748B2 (en) 1983-09-01
FR2474272B1 (fr) 1985-07-19
ZA807698B (en) 1982-07-28

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8006654A (nl) Maaidorser.
CA1248835A (en) Axial flow rotary separator
EP1769669B1 (en) Conveyor feeder house chain slat
US5848523A (en) Crop feed arrangement
US3616800A (en) Axial flow type combine with a discharge conveyor
US4663921A (en) Combine harvester with header-mounted separator
US4209024A (en) Axial flow combine with improved inlet transition area
US4236369A (en) Row crop attachment
US20020129591A1 (en) Crop stripper for the crop transport draper of a header
US7621113B2 (en) Auger with tapered flighting
BRPI1100915A2 (pt) transportador de grço limpo para uma combinada agrÍcola
US4627226A (en) Crop gathering attachment for crop harvesting machine
EP3357325A1 (de) Landwirtschaftliche erntemaschine
DE3042732A1 (de) Maehdrescher
US10791677B2 (en) Return pan for an agricultural combine
CA1088763A (en) Crop gathering apparatus
US4875890A (en) Feed plate assembly for axial flow combine
US4177821A (en) Feed rotor for an axial flow rotary combine
EP2856854B1 (en) Feeding mechanism of a header for a combine harvester
US3509699A (en) Harvester platform for windrowers
US20020174636A1 (en) Corn head conveying system
FR2460596A1 (fr) Dispositif transporteur pour recycler les otons sur une moissonneuse-batteuse
CA2357825A1 (en) Crop stripper for the crop transport draper of a header
BR102017026041B1 (pt) Sistema de movimentação de material para uma colheitadeira agrícola
US4453373A (en) Crop gathering attachment for crop harvesting machine

Legal Events

Date Code Title Description
BA A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
A85 Still pending on 85-01-01
BV The patent application has lapsed