NL8003998A - Inrichting voor het invoeren en voortbewegen van produkten over de platen van een koel- of vriesinrichting met horizontale koelplaten. - Google Patents

Description

JK 788-1-Ned SAMIFI BABCOCK SAMIFI INTERNATIONALE S.A. te Parijs,

Frankrijk.

Inrichting voor het invoeren en voortbewegen van produkten over de platen van een koel- of vriesinrichting met horizontale koelplaten.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het invoeren en voortbewegen van produkten over de platen .van.een koel- of vriesinrichting, meer in het bijzonder een koel- of vriesinrichting met horizontale verdampingsplaten.

5 In deze koel- of vriesinrichtingen, welke zijn aangebracht in koelsystemen, stollen of bevriezen de produkten volgens het beginsel van koeltransmissie door dubbele aanraking.

De geconfectioneerde produkten die zijn ingevoerd in de koel- of vriesinrichting met behulp van laad- of losinrichtingen 10 worden aangebracht tussen de verdampingsplaten en waarbij de produkten zowel aan de bovenzijde als aan de onderzijde met de verdampingsplaten in aanraking zijn.

De koel- of vriesinrichtingen welke zijn voorzien van de laad- en losinrichtingen voor de produkten werken automatisch.

15 De werking is, kort omschreven, de volgende: het produkt dat verpakt is in doosjes met een primatische vorm komt aan, gedragen door transportbanden, voor een opening van de koelof vrieskamer van de koel- of vriesinrichting waarin het produkt zal moeten worden ingevoerd. Een stuwinrichting welke deel 20 uitmaakt.van de koel- of vriesinrichting en welke is aangebracht voor de opening van de koelruimte kan het produkt in deze koelruimte invoeren en een bepaald aantal geconfectioneerde produkten welke achter elkaar zijn opgesteld in de koelruimte kan invoeren door verplaatsing welke loodrecht gericht is 25 · op de langsrichting van een rij produkten.

Binnen in de koelruimte bevindt zich een aantal platen 8003998 - 2 - - 2 - welke bestemd zijn om het produkt te doen stollen of bevriezen. Na in de koelruimte te zijn ingevoerd wordt de rij produkten overgebracht op een verzamelplaat.

Elke ingevoerde rij verplaatst op de plaat de voorgaande rij 5 welke een stap vooruit schuift. Het is aldus elke individuele rij produkten welke de andere produkten verplaatst.

Met andere woorden, wanneer een rij wordt ingevoerd moet deze rij daarbij de andere rijen op het vlakke oppervlak verplaatsen bij de binnengaande beweging en welke verplaatsing 10 correspondeert met de binnengaande beweging van de rij terwijl daarbij een andere, aan de voorzijde geplaatste.rij door een losopening van de koelruimte wordt afgevoerd.

Deze verplaatsing is mogelijk door de prismatische vorm van de geconfectioneerde produkten.

15 Deze wijze van laden van de koel- of vriesinrichting is echter niet mogelijk wanneer de produkten geen prismatische vorm hebben met verticale wanden met behulp waarvan andere produkten kunnen worden voortgestuwd.

Er bestaan echter verpakkingen die niet de vorm hebben van 20 een rechthoekig parallelle pipedum of, meer imiiet algemeen, een prismatische vorm bezitten met zijwanden die loodrecht staan op het grondvlak. Dit zijn bijvoorbeeld verpakkingen welke kegel- of pyramidevormig èijn.

Het zal duidelijk zijn dat met deze vormen van produkten 25 de hierbovenbeschreven laadwijze niet mogelijk is want wanneer een rij produkten, bijvoorbeeld kegelvormige, pyramidevormige of ronde schaaltjes, een rij reeds op het horizontale vlak aangebrachte produkten zou moeten voortduwen, de verticale vlakken niet met elkaar in contact zouden komen 30 maar dat slechts een punt- of lijnaanraking tussen de produkten zou plaatsvinden, en in het algemeen tussen de Onregelmatige oppervlakken waardoor de produkten scheef tèn opzichte van elkaar zouden komen te staan en eventueel beschadigd zouden kunnen worden.

35 De onmogelijkheid om op de horizontale vlakken deze verpakkingen - 3 - 800 3 9 98 - 3 - * met een niet prismatische vorm te laden en te doen glijden vormt, voor deze koel- of vriesinrichtingen een zeer belangrijke beperking, meer in het bijzonder wanneer men rekening houdt met het feit dat de niet prismatische ver-5 pakkingen vaak worden toegepast voor de conditionering van de produkten.

De uitvinding beoogt dit bezwaar te ondervangen en middelen te verschaffen met behulp waarvan produkten in verpakkingen van welke vorm dan ook op de platen van koel- of vries-10 inrichtingen met horizontale platen te brengen en op deze platen te doen voortbewegen.

Volgens de uitvinding wordt de inrichting voor het invoeren en voortbewegen van de produkten op de platen van koel- of vriesinrichtingen met horizontale platen en andere over-15 eehkomstige platen gekenmerkt doordat deze omvat een reeks stuwelementen die elk voor tenminste een deel de vorm van een "U" ( enkelvoudig of meervoudig ) ën welke in de lege ruimte van de "U" een reeks produkten kunnen opnemen zodanig dat deze niet buiten de "U" uitsteken, of misschien 'slechts een 20 gering deel kunnen uitsteken, en dat elk element over een horizontaal vlak de rij produkten kan voortduwen welke zich op dit vlak bevinden in het voorgaande element op hetzelfde vlak en waarbij vermeden wordt dat de produkten welke in het betreffende element zijn omsloten in aanraking komen met 25 het voorgaande element op het vlak terwijl verder middelen aanwezig zijn voor het stuk voor stuk plaatsen op een laad-station ter hoogte van de invoeropening van de koel- of vries-inrichting en waarbij zich de rijen produkten vormen, terwijl verder ook middelen aanwezig zijn voor het voortduwen van 30 elk element over een bepaalde afstand over het horizontale vlak van de inrichting, en van middelen welke geschikt zijn voor het opheffen van de elementen welke de inrichting verplaten en deze elementen kunnen terugvoeren naar het laadstation.

Verdere kenmerken en voordelen van de inrichting volgens de 35 uitvinding zullen blijken uit de hiernavolgende toelichting van de uitvinding aan de hand van de tekening van een uitvoerings-voorbeeld.

- 4 - 800 3 9 98 - 4 -

Fig. 1 is een perspectivisch aanzicht van een koel- of vriesinrichting.

Fig. 2 is een verticale doorsnede van deze inrichting (welke voorzien is van de inrichting volgens de uitvinding).

5 Fig. 3 is een horizontale doorsnede van dezelfde koel- of vriesinrichting.

Fig. 4 is een perspectivisch aanzicht van een detail van het element in de vorm van een "U" welke een rij produkten nadert om deze in de koel- of vriesinrichting in te voeren.

10 Fig. 5 . toont, eveneens in perspectief, hetzelfde detail dat is weergegeven in fig. 4 maar in een verdere fase waarin het element in de vorm van een "ü" is begonnen met een rij produkten voort te duwen.

Fig. 6 toont in detail een ketting voor het transporteren 15 van de elementen in de vorm van een "U".

De figuren 7 tot 13 zijn aanzichten, in perspectief, van verschillende schaaltjes of uitvoeringsvormen van de produkten.

De figuren 14, 15, 16 zijn aanzichten, in perspectief,van 20 de enige voortstuwelementen volgens de uitvinding.

Fig. 17 is een aanzicht van een stuwelement met het door deze omsloten schaaltje (in de praktijk een rij schaaltjes).

Fig. 18 is een weergave van een andere vorm van een stuwelement,' eveneens in doorsnede, met de verpakking of het schaaltje 25 dat door dit stuwelement wordt omvat (in praktijk een rij schaaltjes).

- 5 - 80 0 3 9 - 5 - *

De inrichting volgens de uitvinding, in het weergegeven uitvoer ingsvoorbeeld, omvat, in hoofdzaak, een stuwelement dat aangeduid is met 4 en dat in de thans komende beschrijving zal worden genoemd "tussenstuk".

5 Het element of het tussenstuk heeft in hoofdzaak de vorm van een "U" en is vervaardigd uit een voldoend star materiaal zoals bijvoorbeeld van metaal of van een kunststof.

Zoals uit het navolgende zal blijken wordt in de koel- of vriesinrichting een aantal van deze tussenstukken 4 toegepast.

10 Het tussenstuk 4 kan in de ledige ruimte ervan of in de uitholling in de vorm van "U" een reeks produkten omvatten, dat wil zeggen van de verpakkingen zoals die zijn aangeduid met nummer 3, zie bijvoorbeeld de figuren 4 en 5.

Zoals in de beschrijving van de werking van de inrichting 15 zal worden uiteengezet, ontvangt elk van de tussenstukken 4 bij de verplaatsing onder de invloed van speciale stuwmiddelen op een bepaald ogenblik een rij verpakkingen of produkten 3 (zoals bijvoorbeeld in fig. 5 is aangegeven) en stuwt deze rij over het horizontale vlak 30 voort.

20 Elk tussenstükelement 4 komt alsdus op dit vlak aan en transporteert daarbij een rij produkten en drukt, met behulp van de uiteinden van de twee evenwijdige armen van de "U" het daarvoor aangekomen tussenstükelement op ditzelfde vlak.

Bij het achter elkaar op het vlak opvoeren van het tussenstuk-25 element met de respectievelijke rijen elementen op het vlak 30 wordt dit vlak 30 volbeladen.

Wanneer en nieuw tussenstükelement 4 met een rij produkten op het geheel beladen vlak 30 wordt opgevoerd is het duidelijk dat dit nieuwe tussenstükelement alle reeds op het vlak aanwezige 30 elementen opstuwt en waarbij van deze elementen het eerste op het vlak opgebrachte element van het vlak wordt afgevoerd.

De inrichting volgens de uitvinding omvat, buiten de tussenstuk-elementen, middelen voor het transport van deze elementen van de plaats vanwaar ze van de koel- of vrlesruimte worden afgevoerd 35 ( d.w.z. Waar ze het vlak 30 verlaten ) naar het laadstation, - 6 - 800 3 9 98 - 6 - dat wil zeggen naar de plaats waar de lege tussenstukken op het vlak 30 zullen worden opgebracht.

De figuren 1, 2 en 3 tonen een koel- of vriesinrichting met horizontale verdampingsplaten met behulp waarvan de 5 produkten kunnen worden bevroren of kunnen worden gestold door afkoeling door dubbelzijdige aanraking.

Deze inrichting (fig. 1, 2, 3) omvat een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding. De te stollen of te bevriezen produkten zijn ondergebracht in schaaltjes 10 welke dankzij de inrichting volgens de uitvinding praktisch elke vorm kunnen hebben, bijvoorbeeld een kegelvorm, een pyramidevorm, een cylindrische vorm, enz.

Enkele voorbeelden van verpakkingen en schaaltjes zijn weergegeven in de figuren 7 tot 12.

15 Het is ook mogelijk om de produkten te groeperen zoals weergegeven in fig. 13 waar meerdere verpakkingen zijn samengebracht en door speciale middelen worden samengehouden.

De koel- of vriesinrichting die is weergegeven in fig. 1, 2 en 3 en welke produkten kan opnemen welke zijn ondergebracht 20 in verpakkingen (in schaaltjes bijvoorbeeld); omvat een kamer of cabine 1 waarbinnen zich een reeks horizontale platen 30 (verdampingsplaten) bevindt.

Elk van deze platen moet worden beladen met produkten, dat wil zeggen met de verpakkingen die de te stollen of te be-25 vriezen produkten bevatten en elke plaat moet deze produkten koelen waarbij de verpakking bij voorkeur een vlak grondvlak bezit met voldoend grote afmetingen waardoor een goede aanraking met de plaat 30 wordt verkregen voor de warmteafvoer van het produkt naar de plaat.(De verpakkingen die zijn aan-30 gebracht op de plaat 30 kunnen evenwel ook een niet vlak grondvlak bezitten).

Bij het beschouwen van de verpakkingen die zijn weergegeven in de figuren 7 tot 13 wordt het duidelijk dat de zijvlakken van deze verpakking een willekeurige vorm kunnen bezitten 35 terwijl het ondervlak of grondvlak van de verpakking (een schaaltje bijvoorbeeld) vlak is en een voldoende grootte bezit voor de afsteuning op de plaat 30.

800 3 9 98 -7- - 7 - ·

Bij het beschouwen van de koel- of vriesinrichting die is weergegeven in fig. 1, 2 en 3 is de reeks platen of vlakken 30 bij het begin (dat wil zeggen voor het laden van de platen met de produkten) geheel neergelaten 5 in het ondergedeelte van de koelruimte 1 van de koel- of vriesinrichting.

Voor het bewerkstelligen van het laden, wordt de eerste, bovenste plaat op een bepaald moment gebracht op een hoogte welke correspondeert met de invoeropening, dat wil 10 zeggen naar het station waar de rijen produkten in de ruimte zullen worden ingevoerd.

Wanneer het beladen van een plaats 30 is uitgevöerd met een reeks rijen van verpakte produkten met behulp van de tussenstukelementen 4 wordt de plaat die beladen is ge-15 worden opgeheven en een andere plaat wordt gebracht ter hoogte van het laadstation, en zo verder totdat alle platen 30 zijn beladen en welke zich dan bevinden in het bovengedeelte van de koelruimte I.

Vervolgens worden alle platen naar het benedengedeelte ge-20 bracht en verblijven de op de platen geladen produkten gedurende een bepaalde tijd in de koel- of vriesruimte. Vervolgens wordt elke plaat ter hoogte van het laadstation gebracht om nieuwe rijen produkten te ontvangen (met behulp van de tussenstukelementen 4 zoals nader zal worden be-25 schreven), zodanig dat vóór elke rij produkten die op het laadstation aankomt, een rij produkten naar buiten worden gestuwd en de plaat in het laadstation verlaat.

De inrichting volgens de uitvinding (zoals in de tekening is weergegeven) omvat, buiten de tussenstukelementen 4, 30 een transporteur met een ketting 18 welke op regelmatige afstanden is voorzien van haken 19.

De ketting 18 kan meer in het bijzonder verglijden in een · geleiding die is bevestigd aan het gestel van de inrichting en waardoor de ketting een gesloten baan kan verlopen zoals 35 bijvoorbeeld is weergegeven in fig. 2.

- 8 - 800 3 9 98 - 8 -

In werkelijkheid zijn twee kettingen 18 aanwezig die geheel gelijk aan elkaar zijn en die respectievelijk in twee onderling evenwijdige verticale vlakken aan weerszijden van de inrichting verlopen.

5 De ketting 18 dient voor het transporteren van de tussen stukken 4 en kan deze tussenstukken 4 ter hoogte van de afvoeropening B van de koel- of vriesinrichting opheffen om ze te brengen in een positie ter hoogte van de invoer-opening A van de koel- of vriesinrichting (waarbij deze 10 positie is aangegeven in de figuren 2 en 3).

Nabij de invoeropening A en voor deze invoeropening A vormt zich een rij prödukten 3 die in de inrichting moeten worden ingevoerd, dat wil zeggen in de koelruimte 1.

Met 2 (zie in het bijzonder fig. 3) wordt een transport-15 band aangeduid welke de prödukten of de verpakkingen 3 naar het laadstation brengt, dat wil zeggen voor de invoeropening A.

Met behulp van speciaal daartoe aanwezige automatische middelen wordt het aantal en de positie van de verpakkingen 20 3 geregeld die voor de invoeropening A moeten worden ge bracht en waarbij deze een rij van de gewenste lengte vormen. Voor het station waar zich de rij prödukten of verpakkingen 3 vormen is een inrichting aangebracht welke in de eerste plaat het tussenstukelement 4 in de positie kan brengen 25 waar dit element de ketting 18 verlaat (in de linkerpositie zoals gezien in fig. 2) naar een positie waar zich de rij prödukten vormt.

Deze transporteur bevat twee elementen 5 met behulp waarvan het tussenstukelement 4 kan worden meegenomen en welke.resp.

30 gedragen worden door twee kettingen 24 welke in twee onderling evenwijdige verticale vlakken zijn gelegen en ondersteund worden door ondersteuningen die zijn aangebracht op het gestel van de koel- of vriesinrichting.

In fig. 2 is slechts één ketting 24 te zien welke een 35 gesloten baan heeft en ondersteund wordt door twee tandwielen - 9 - 800 3 9 98 - 9 - waarvan de geometrische assen vast in het gestel van de inrichting zijn gelegerd.

De twee kettingen 24 worden aangedreven door een motor.

Het tussenstukelement 4 wordt achtereenvolgens geplaatst 5 in een positie voor de rij verpakkingen 3 (de positie waarin dit tussenstukelement is gebracht door de transporteur) om vervolgens de rij verpakkingen op de plaats 30 binnen de koelruimte 1 te brengen.

De verplaatsing van het element 4 kan worden bewerkstelligd 10 met behulp van dezelfde transportinrichting zoals hierboven is omschreven met de elementen 5 en is op gunstige wijze uitgevoerd met een regelbare slag of baan.

In dit uitvoeringsvoorbeeld is een op zichzelf bekende laadinrichting aanwezig met twee identieke kettingen 6 15 welke verschuifbaar zijn in twee vaste geleidingen 9 welke bevestigd zijn aan het gestel van de inrichting.

Deze laadinrichting omvat verder een horizontale as 7 waarop een klein scharnier 8 is aangebracht dat het stuw-orgaan vormt dat moet aangrijpen op het tussenstukelement 4. 20 De twee kettingen 6 worden resp. aangedreven door twee tandwielen 11 die zijn aangebracht op een as van een motor 12. Wanneer de kettingen 6 in beweging komen om het tussenstukelement 4 in de koelruimte 1 te brengen en waarbij dit tussenstukelement 4 de produkten voortstuwt grijpt het kleine 25 scharnierorgaan 8 dat van links naar rechts kan verdraaien (zoals gezien in fig. 2) aan op het tussenstukelement 4 dat wordt voortgestuwt met de-door het element omvatte rij produkten welke daarbij de invoeropening A passeert en op de plaat 30 aankomt welke zich bevindt ter hoogte van 30 de invoeropening. Buiten de koelruimte 1 en ter hoogte van de afvoeropening B is een glijbaan aangebracht in de vorm van een hellend vlak 13 waarlangs het tussenstukelement 4 met de produkten die door dit tussenstuk worden omvat naar beneden kan bewegen en daarbij de koelruimte door deze 35 afvoeropening B verlaat.

- 10 - 800 3 9 98 - 10 -

Ter hoogte van deze glijbaan is een inrichting 14 aanwezig met behulp waarvan de snelheid van het tussenstuk 4 langs de glijbaan kan worden verhoogd. Voor de glijbaan 13 bevindt zich een aanslag 15 waartegen het tussenstuk 4 tot 5 stilstand kan komen.De genoemde haken draaien in dit uit- voeringsvoorbeeld om draaiingsassen die zijn aangebracht in kleine blokken 21 welke bevestigd zijn aan de steunorganen 22 die gedragen worden door de ketting 18. De werking van de hierbovenbeschreven inrichting is in hoofdzaak als volgt: 10 uitgaande van de veronderstelling dat de inrichting leeg is dat wil zeggen dat geen produkten op de platen30 zijn geladen en wordt verondersteld dat de platen 30 zich in het ondergedeelte van de koelruimte 1 bevinden.'Eerst.moet de inrichting worden beladen, dat wil zeggen dat de produkten 15 of verpakkingen 3 op de platen 30 moeten worden gebracht.

Daartoe wordt eerst de plaat 30 die zich boven bevindt ter hoogte gebracht van de invoeropening A (of ookwel de uit-voeropening B). De transportband 2 waarop, voor de inrichting, de produkten of verpakkingen 3 zijn geplaatst brengt een eerste 20 rij produkten voor deze invoeropening A, dat wil zeggen op het laadstation (zichtbaar in fig. 2 en 3).

De rij produkten die zich in deze stand vormt omvat een vooraf bepaald aantal produkten of verpakkingen 3. Daartoe beweegt de band 2 zich stapvoetsgewijs en voert daarbij zoveel stappen 25 uit als noodzakelijk is om de produkten 3 in positie voor de laadopening te brengen. Daarna wordt de rij produkten 3 die in de koelinrichting-moet worden ingevoerd, dat wil zeggen in de koelruimte I is gereed en wordt onbeweeglijk gehouden voor in de invoeropening A. Voor echter de vorming van deze rij 30 op het laadstation is een tussenstukelement 4 door de eerder beschreven transporteur met de ketting 4 en de stuworganen 5 in de hierbovenbeschreven positie gebracht welke enigszins voor het station waar zich de rij produkten vormt is gelegen. Nadat deze rij produkten is gevormd wordt de eerder beschreven 35 laadinrichting met de kettingen 6 en het stuworgaan 8 in 800 3 9 98 - 11 - werking gesteld zodanig dat het stuworgaan 8 bij het zich naar de opening A toe verplaatsen het tussenstukelement 4 / ontmoet dat voor de positie voor het laadstation is gebracht en neemt dit tussenstuk bij het bewegen naar de laadopening 5 mee en brengt dit tussenstuk daarbij op de plaat 30 die zich ter hoogte van de laadopening bevindt. Het stuworgaan of het scharnier 8 stopt daarbij gedurende een bepaald moment en keert vervolgens terug door het omkeren van de draaiings-richting van de motor 12 zodanig dat de kettingen 6 een 10 teruggaande beweging gaan uitvoeren.Het tussenstukelement 4 bevindt zich dan op de plaat 30 op geringe afstand van de invoeropening A in de stand die is weergegeven door de letter P in de figuren 2 en 3.

Het zal duidelijk zijn dat het tussenstukelement 4 dat, zoals 15 boven is omschreven, is voortgestuwd door het stuworgaan 11 op de plaat 30 met zich mee voert de rij verpakkingen of schaaltjes 3 welke zich voor de invoeropening A bevond.

Bij gevolg zal het tussenstukelement 4 met de rij omvatte produkten de stand P (zoals aangegeven in fig. 2 en 3) 20 innemen op de plaat 30. Dezelfde operaties herhalen zich/ dat wil zeggen dat een nieuwe rij produkten of verpakkingen / 3 zich voor de invoeropening A bevindt en dat een nieuw tussenstukelement 4 in de koelruimte 1 wordt ingevoerd door de invoeropening A en daarbij de positie B gaat innemen.

25 Het zal duidelijk zijn dat het tweede tussenstukelement bij het innemen van deze stand het eerdere tussenstukelement zal voortstuwen. Door het herhalen van een bepaald aantal dezelfde operatie wordt de gehele plaat 30 met de tussen-stukelementen 4 beladen en welke tussenstukelementen elk 30 in de ledige ruimte op de uitsparing van de "ü" een rij produkten omvat. De lengte van de armen van het tussenstukelement 4.(dat wil zeggen de twee langsarmen van de "U") is enigszins groter dan de afmeting van het produkt 3 in de richting van de voortbeweging over de plaat zodanig dat elk 35 tussenstuk bij het over de plaat bewegen het daarvoor gelegen tussenstuk met behulp van de beide uiteinden van de armen voortstuwt.

8003998 - 12 -

Bij gevolg oefenen de produkten of de verpakkingen 3 zelf geen druk uit op de andere lichamen dat wil zeggen dat ze eenvoudig door de tussenstukelementen 4 worden meegenomen en dat de stuwdruk bij het beladen van de plaat 5 slechts plaatsvindt tussen de tussenstukelementen en niet tussen de produkten onderling. Nadat de plaat 30 aldus is beladen wordt deze geheven en wordt een nieuwe plaat in de laadstand gebracht (dat wil zeggen ter hoogte van de openingen A en B) waar deze plaat op haar beurt wordt beladen. 10 Thans wordt verondersteld dat alle platen 30 zijn beladen.

Wanneer op een plaat 30 ter hoogte van de invoeropening A en uitvoeropening B beladen met tussenstukelementen 4 met resp.. rijen produkten 3 een nieuw tussenstukelement 4 (met een rij produkten) is opgevoerd, dan zal dit tussenis stukelement bij het op de plaat 30 innemen van de begin- stand P alle andere tussenstukkenelementen die aanwezig zijn op de platen opschuiven en het tussenstukelement dat zich het dichtst bij de uitvoeropening B bevindt van de plaat afschuiven en zal dit tussenstukelement door de uitvoer-20 opening B worden afgevoerd. De benedenzijde van de afvoer- opening B verloopt hellend (zie fig. 2) zodat het tussenstukelement 4 naar de glijbaan 13 wordt verplaatst.

Het tussenstukelement 4 met de daardoor omvatte rij produkten daalt langs de glijbaan af en wordt daarbij geholpen 25 door de inrichting 14 (welke de snelheid van het tussenstuk verhoogt) en komt tot stilstand tegen de aanslag van de bewegingsbaan 15«(zie in het bijzonder fig. 2).

De produkten 3 welke binnen het tussenstukelement waren gelegen vervolgen echter hun baan en komen aldus op een 30 transportband 16 terecht welke de bevroren of gestolde pro dukten van de koel- of vriesinrichting afvoeren.

Het tot stilstand komen van het tussenstukelement 4 tegen de aanslag 15 doet de ketting 18 in beweging komen.

Daartoe is een micro-schakelaar bijvoorbeeld aanwezig 35 welke samenwerkt met de aanslag 15 waarop het tussenstuk element 4 stuit.

800 3 9 98 - 13 -

Daarbij wordt een signaal doorgegeven naar een motor 17 door de micro-schakelaar en welke de ketting 18 (of de beidé kettingen 18) in beweging zet. De ketting 18 (zie fig. 2) beweegt zich in de richting aangegeven door de 5 pijlen en verplaatst zich het part dat is aangeduid met de letter R (zoals gezien rechts in fig. 2)naar boven.

Elk tussenstukelement 4 is aan de beide langsarmen voorzien van resp. twee scharnierassen 31 waaromheen twee haken 19 welke resp;.behoren bij twee kettingen 18 kunnen 10 grijpen wanneer het tussenstukelement 4 tegen de aanslag 15 is aangekomen. Het aldus aangehaakte tussenstukelement 4 wordt door de parten van de R van de kettingen opgeheven en naar boven afgevoerd.Terwijl aan de .ene zijde van de inrichting (dat wil zeggen aan de zijde van de afvoer-15 opening B) een tussenstukelement 4 door de ketting wordt opgeheven wordt aan de tegenoverliggende zijde van de inrichting (dat .wil zeggen aan de zijde van de invoeropening) een tussenstukelement 4 door dezelfde kettingen 18 gebracht in een positie waar dit tussenstukelement zal worden mee-2'0‘ genomen door de transporteur met de meeneemorganen 5.

Een hellend verlopende geleiding (met een regelbare stand) en welke is aangeduid met 23 is in dit gebied aangebracht (om precies te zijn zijn er twee, aan elke zijde van de beide kettingen).

25 De geleiding 23 geleidt het tussenstukelement 4 dat wordt neergelaten door het part Q van de ketting 18 zodanig dat dit in een juiste positie komt op de transporteur.

Fig. 2 (aan de linkerzijde) toont juist het tussenstukelement 4.dat naar beneden bewegend door de geleiding 23 wordt 30 gedraaid en daarmee in de juiste positie gebracht om door de transporteur te worden meegenomen.

Op een'bepaald moment en met behulp van speciaal .daartoe aangebrachte middelen, zoals bijvoorbeeld met een micro-schakelaar welke bediend wordt door het tussenstukelement, 35 wordt de ketting tot stilstand gebracht.

800 3 9 98 - 14 -

Dit tot stilstand komen vindt plaats nadat het tussen-stukelement op de transporteur is geplaatst en daarbij automatisch is losgelaten door de twee haken 19 van de ketting 18 welke hun beweging korte tijd voortzetten.

5 Dezelfde middelen welke de ketting 18 tot stilstand hebben gebracht zetten de transporteur in werking zodanig dat de meeneemorganen 18 het tussenstukelement 4 meenemen en dit brengen naar de eerder aangegeven positie op korte afstand voor het station waar zich de rij verpakkingen 3 voor de 10 invoeropening A vormt. Het tussenstukelement dat in deze stand tot stilstand is gekomen komt niet in aanraking met de verpakkingen 3 die aankomen ter vorming van de rij.

Na het tot stilstand komen van het tussenstukelement in de aangegeven stand vormt zich de rij produkten en de 15 laadinrichting treedt vervolgens in werking waarbij het stuworgaan 8 het tussenstukelement meeneemt om dit te brengen op de plaat 30 door invoeropening A totdat het de stand B heeft bereikt. Op deze wijze verplaatsen zich alle tussen-stukelementen over de plaat 30 en bij gevolg zal ëën van 20 hen door de afvoeropening B naar buiten worden gedrukt en over de glijbaan 13 naar beneden glijden tot tegen de aanslag 15. Op dit moment zal de hierbovenbeschreven cyclus zich herhalen. Speciale middelen zijn aanwezig om de bewegingen van de hierbovenbeschreven verschillende organen 25 te bewerkstelligen. Zo zal, bijvoorbeeld, wanneer de rij van verpakkingen 3 zich voor de invoeropening A heeft gevormd een speciale inrichting (met een teller of een electrische fotocel of een dergelijk orgaan) de verdere toevoer van de verpakkingen doen stoppen en de laad-30 bewerking met het kleine stuworgaan 8 een aanvang dóen nemen.

Wanneer de laadinrichting met het kleine stuworgaan vooruitbeweegt wordt de andere transporteur teruggetrokken, zodanig dat de meeneemorganen 5 naar de uitgangspositie (links in fig. 2)terugkeren waar zij gereed zijn om opnieuw in te werken 35 op het tussenstukelement 4 dat wordt aangevoerd door de ketting 18.

800 3 9 98 - 15 - - 15 -

Wanneer de laadinrichting met het kleine stuworgaan de normale weg heeft voltooid wordt een micro-schakelaar door een nok op de ketting 6 bediend en waardoor de inrichting tot stilstand komt en naar de uitgangsstand wordt terug-5 gebracht. Om een plaat volledig te beladen kan men bijvoorbeeld .

een teller toepassen voor het gewenste aantal toevoeringen op de plaat. Talrijke varianten zijn mogelijk, voor wat betreft de vormen, de afmetingen, de materialen van de tussenstuk-elementen en voor wat betreft de geschikte middelen voor 10 het uitvoeren van de bewegingen van de elementen.

Enkele uitvoeringsmogelijkheden van de tussenstukken zijn weergegeven in de figuren 14, 15 en 16.

Het tussenstukelement dat is weergegeven in fig. 14 is, in wezen, hetzelfde als is weergegeven in de fig. 2 en 3.

15 Het kan als ëën stuk worden vervaardigd of het kan zijn opgebouwd uit meerdere delen die aan elkaar zijn verbonden.

Het kan bijvoorbeeld zijn voorzien van langsarmen met een regelbare lengte zoals het tussenstukelement 4 A dat is weergegeven in fig. 15.Bij het variëren van de lengte vain 20 de korte zijde van het tussenstukelement is het mogelijk om met eenzelfde koel- of vriesinrichting dat wil zeggen voor een identieke verdampingsplaten 30 verschillende séries . tussenstukelementen toe te passen die geschikt zijn voor het transporteren van produkten van verschillende afmetingen.

25 Het tussenstukelement zoals bijvoorbeeld is aangeduid met 4 C in fig. 17 kan zijn voorzien van een hellend verlopend vlak S dat beter is aangepast aan het oppervlak van het schaaltjes 3 dat in het tussenstuk is gelegen. Het tussenstukelement kan eenvoudig zijn uitgevoerd zoals in het boven-30 omschreven geval, dat wil zeggen zoals in fig. 14 ofwel kan het meervoudig zijn uitgevoerd (met een serie "U" vormen) zoals weergegeven in fig. 16 met het verwijzingsnummer 4 B.

In alle gavellan maakt men voor het transport van een verpakking met bepaalde afmetingen gebruik van een tussenstuk-35 element waarvan de ledige ruimte op de uitsparing een dimensie heeft (in de zin van de twee langsarmen van het element) welke 800 3 9 98 -is- groter is dan de overeenkomstige dimensie van de verpakking • (in dezelfde zin van de langsarmen van het tussenstuk) opdat het de tussenstukelementen zijn, zoals boven is opgemerkt, die elkaar voortstuwen, dat wil zeggen dat elk 5 tussenstuk het volgende over de plaat 30 kan voortstuwen met behulp van de beide uiteinden van de langsarmen.

In het algemeen zal de dikte van een tussenstukelement lager zijn dan de hoogte van de verpakking welke het opsluit. Voor de transporteur (welke in het bovenbeschreven voorbeeld 10 is opgebouwd uit de kettingen 18 me- de haken 19) zijn ook talrijke varianten mogelijk. In het bijzonder verloopt de baan waarover de lege tussenstukken naar het laadstation worden teruggevoerd zoals omschreven.en welke baan tot boven de koelof vriesinrichting verloopt maar kan deze baan ook langs de 15 koelruimte verlopen of onder deze koelruimte verlopen.

Voor het drogen van de platen tijdens het schoonmaken en het ontvriezen kunnen de elementen in de vorm van een "U" (elementen 4) in drooginrichtingen worden behandeld om het vocht van de platen weg te halen en alle waterdruppels 20 weg te nemen welke zich kunnen vormen tijdens de reinigingen en de ontdooiingen.

8003998 - 17 -

Claims (7)

1. Inrichting voor het invoeren en voortbewegen van produkten of verpakkingen over de platen van een koelof vriesinrichting met horizontale platen of dergelijke waarin de rijen van produkten worden ingevoerd met 5 verplaatsingen welke loodrecht verlopen op de langs- richting van de rij welke aanwezig is bij de invoer-* opening van de koel- of vriesinrichting, met het kenmerk, dat deze inrichting omvat een reeks stuwelementen die elk tenminste ëên gedeelte in de vorm van een "U" 10 bezitten welke geschikt is om tussen de benen daarvan éen rij produkten op te nemen zonder dat deze produkten buiten deze benen uitsteken en waarbij elk element over een horizontaal vlak behalve de rij opgenomen produkten ook de eerder op het vlak ópgebrachte elementen kunnen 15 opschuiven zonder dat de door de elementen opgenomen produkten in aanraking komen met de voorgaande en eerder op het vlak opgebrachte elementen, terwijl middelen . aanwezig zijn om de stuwelementen stuk voor stuk naar een laadstation ter hoogte van de invoeropening van de 20 inrichting waar de produktrijen zich formeren te brengen, ri van middelen om elk stuwelement over het horizontale vlak in de koel- of vriesinrichting te drukken over een vooraf bepaalde afstand en van middelen die geschikt zijn om de stuwelementen op te heffen welke de koel- of vries-25 inrichting verlaten om deze naar het laadstation terug te voeren.

2. Inrichting volgens conclusie 1, gekenmerkt, door een transporteur met twee kettingen welke volgens een gesloten baan verlopen en welke worden ondersteund door en verglijdbaar 30 zijn in geleidingen welke resp. verlopen iri twee evenwijdige 800 3 9 98 '18‘ - lö - verticale vlakken aan de twee zijden van de inrichting, waarbij de baan van de kettingen zodanig verloopt dat deze kettingen hetzij langs een positie ter hoogte van de afvoeropening van de koel- of vriesinrichting, hetzij 5 langs een positie ter hoogte van de invoeropening waaro- door de stuwelementen met de te koelen of te bevriezen . produkten binnen gevoerd worden, verlopen, de inrichting voorzien is van middelen met behulp waarvan bij het verlaten van een stuwelement door de afvoeropening de rij 10 door dit element omvatte produkten of verpakkingen van dit element wordt gelost en naar een transportband wordt gevoerd welke de produkten of verpakkingen van de koelof vriesinrichting afvoert, voorzien is van aanhaak- en loshaakmiddelen tussen de kettingen en de stuwelementen 15 waardoor een stuwelement bij het verlaten van de inrichting door de afvoeropening van de rij verpakkingen of produkten .wordt ontdaan en door de ketting wordt opgeheven terwijl deze, aangekomen ter hoogte van de invoeropening, het stuwelement loshaakt zodat dit weer in de koel- of vries-20 inrichting kan worden ingevoerd, van middelen die geschikt zijn om een rij produkten steeds voor de invoeropening te brengen wanneer een stuwelement van de ketting is losgekomen, en van middelen met behulp waarvan zodra een rij produkten zich voor de invoeropening heeft gevormd het 25 stuwelement dat van de ketting is losgekomen in de koel of vriesinrichting wordt ingevoerd zodanig dat tijdens de beweging van dit stuwelement een rij produkten gelegen in de lege ruimte van de "U" van dit element met het element in de koel- of vriesinrichting wordt ingevoerd.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat voor de afvoeropening B zijn aangebracht: een glijbaan 13 waarlangs het stuwelement 4 dat uit de afvoeropening B uittreedt naar beneden kan glijden en een aanslag 15 tegen welke het stuwelement tot stilstand kan komen 35 zodanig dat de rij produkten 3 welke zich binnen het stuw- 800 3 9 98 '19' - 19 - element bevindt dit element verlaat om naar de transportband te worden bewogen waarbij middelen aanwezig zijn met behulp waarvan de kettingen(18)in beweging kunnen worden gebracht zodra het stuwelement(4)tegen 5 de aanslag(15)tot stilstand is gekomen en welke kettingen zijn voorzien van haken(19)welke samenwerken met scharnierassen(31)die aan"de zijkanten van het stuwelement'(4)zijn aangebracht zodanig dat wanneer de kettingen(18)in beweging komen het element door de twee 10 omhoog bewegende kettingparten wordt opgelicht doordat de beide haken (19)welke resp. bij de beide kettingen (18) behoren in één grijping komen met de beide scharnier-assen (31) van het element (4).

4. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat 15 ter hoogte van die positie in de bewegingsbaan van de kettingen waar het stuwelement (4) is losgelaten om vervolgens in de inrichting te worden ingevoerd, mi&delen aanwezig zijn met vaste geleidingen welke hellend verlopen (23) waarlangs het stuwelement verglijd-20 baar is tot het punt waar het stuwelement van de kettingen wordt gelost, zodanig, dat dit element de juiste stand gaat innemen om vervolgens naar de binnenzijde van de koel- of vriesinrichting te worden gebracht met een rij produkten.

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat op de hoogte van de positie waarin het stuwelement (4) wordt losgelaten, een transporteur aanwezig is met behulp· waarvan het stuwelement (4) kan worden opgenomen en geplaatst kan worden in een positie welke gelegen is 30 voor het station waar zich de rij produkten vormt voor de invoeropening (A) en verder een laadinrichting aanwezig is met behulp waarvan het stuwelement (4) nadat zich een rij produkten heeft gevormd kan worden - 20 - 8003998 - 20 - opgenomen en in de inrichting kan worden ingevoerd, zodanig, dat dit stuwelement daarbij een rij produkten over een zekere afstand over de horizontale plaat (13) in de koel- of vriesinrichting kan worden ingevoerd. * 5

6. Inrichting volgens conclusie 3, mét het kenmerk, dat ter hoogte van de glijbaan (13) middelen aanwezig zijn welke kunnen inwerken op het stuwelement (4) om de snelheid daarvan naar het einde van de bewegings-baan (15) te verhogen.

7. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk,. dat elk stuwelement voorzien is van middelen met behulp waarvan het kan worden gedroogd en met behulp waarvan de waterdruppels op de oppervlakten van de platen van de koel- of vriesinrichting kan worden 15 weggenomen. 8003998