NL194172C

NL194172C - Samenstel voor een leiding en een vloeistofdichte aansluiting.

Info

Publication number: NL194172C
Application number: NL8720033A
Authority: NL
Original assignee: Elconnex Pty Ltd
Priority date: 1986-02-05
Filing date: 1987-02-05
Publication date: 2001-08-03
Also published as: IT8747605A0; SE8703808D0; FR2593885B1; FI874365A0; KR960007438B1; HU205799B; US4923227A; JP2524611B2; NL194172B; NL8720033A; FI87265B; DE3790074C2; HUT47170A; FI874365A; CH674069A5; SE8703808L; DK514087A; SU1838707A3; SE465639B; GB8723270D0

Description

1 194172

Samenstel voor een leiding en een vloeistofdichte aansluiting

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een samenstel van een leiding en een vloeistofdichte aansluiting, waarbij de vloeistofdichte aansluiting op een vloeistofdichte wijze bevestigbaar is aan de leiding, 5 die ten minste een ribbel heeft, welke zich aangrenzend aan het einde daarvan bevindt, welke aansluiting voorzien is van: een romp die aan één einde open is om een leiding op te nemen in een boring die met dit open einde in verbinding staat; een afdichtingsorgaan in de genoemde boring, die van het genoemde open einde afgelegen is en die bestemd is om op een vloeistofdichte wijze af te dichten tegen de in de boring geduwde leiding; en vergrendelingsorganen die zich in de genoemde romp bevinden om zodoende tot in de 10 genoemde boring te steken om vergrendeld te worden op de ribbel van de leiding in de boring, om de leiding in de boring vast te houden met een vloeistofdichte afsluiting tegen de genoemde afdichtingsorga-nen, waarbij het genoemde afdichtingsorgaan uit een op veerkrachtige wijze vervormbare dichting bestaat, die bestemd is om tegen het einde van de leiding aan te liggen op een vloeistofdichte wijze.

Een dergelijk samenstel is bekend uit EP-A-86.900.

15 Het is een doel van de onderhavige uitvinding een samenstel te verschaffen waarmee een vloeistofdichte afsluiting gevormd kan worden zonder de hulp van kleefstoffen, en die opnieuw bruikbaar is en instelbaar is gedurende de installatie.

Hiertoe wordt een samenstel van de boven beschreven soort volgens de uitvinding gekenmerkt doordat het genoemde afdichtingsorgaan uit een taps gedeelte van de genoemde boring bestaat, waarbij de 20 genoemde leiding, die in de boring geduwd wordt, over de volledige omtrek samengedrukt wordt tegen en afsluit tegen het tapse gedeelte op een vloeistofdichte wijze, inclusief aan of nabij het vrije einde daarvan.

Op zich is uit het Duitse "Offenlegungsschrift” DE-A-2.906.317 een samenstel van een van omtrekribbels voorziene leiding en een hiermee te koppelen opneemhuls of romp bekend, voorzien van een opneemboring voor de leiding, waarbij de opneemboring is voorzien van naar de langshartlijn gerichte tapse omtreksribben, 25 welke samen kunnen werken met de buitenomtrek van de omtrekribbels van de leiding, om deze stevig te omklemmen. De tapse omtrekribben laten in omtreksrichting tussen zich in een ruimte vrij, zodat geen vloeistofdichte afdichting ontstaat, waarbij de goede aanligging tussen omtreksribbels en opneemboring derhalve slechts is beperkt tot de tapse omtreksribben.

Vervolgens is uit de Nederlandse octrooiaanvrage NL-A-7801932 een samenstel van een van omtreks-30 ribben voorziene leiding en een hiermee door middel van ten minste een uitsteeksel te koppelen opneemhuls of romp bekend, uitgerust met een opneemboring voor de leiding voorzien van twee diametraal tegenover elkaar gelegen, ten opzichte van de omtrek van de opneemboring relatief smalle tapse lijsten, welke de omtreksribben van de leiding ter plaatse binnenwaarts drukken. Hierdoor worden de niet met de lijsten in contact zijnde omtreksdelen van de omtreksribben in radiale richting naar bulten gedrukt tegen de 35 daar ter plaatse niet taps verlopende binnenwand van de opneemhuls. Hierdoor ontstaat een niet gelijkmatig over de omtrek beschouwd aanligpatroon van de leidingomtrek tegen de binnenwand van de opneemhuls, zodat geen betrouwbare afdichting zal ontstaan. Dit bekende samenstel dient dan ook slechts ter verbetering van de trekvastheid van de koppeling tussen de delen.

Verder is uit het Amerikaanse octrooischrift US-A-2.366.067 een samenstel van een van omtreksribbels 40 voorzien koppelstuk en een hiermee te koppelen opneemhuls of romp bekend, voorzien van een opneemboring voor de leiding welke over de volle omtrek elastisch in goed contact ligt met de opneemboring. De opneemboring loopt hierbij echter niet taps toe.

Een voorkeursuitvoering van een samenstel volgens de uitvinding, waarbij het genoemde vergrendelings-orgaan een langs de lengte daarvan gelegen uitsteeksel heeft, dat tot in de boring steekt, waarbij het 45 vergrendelingsorgaan uit een zich axiaal uitstrekkende veerkrachtige vinger bestaat, welke van de romp van de aansluiting verbonden is door een dunwandig gedeelte van geringere dikte dan de dikte van de wand van de romp, wordt gekenmerkt doordat de romp een dunwandig gedeelte heeft, dat zich van de vinger naar het open einde van de boring uitstrekt, en dat het uitsteeksel een in hoofdzaak plat vlak heeft, dat zich in hoofdzaak radiaal op de boring uitstrekt onder een hoek naar binnen van het open einde van de romp 50 afgekeerd en dat de vinger aan de onderzijde daarvan een omloop heeft, die nabij het uitsteeksel omhoog loopt van de vinger naar een tussen de uiteinden van de vinger gelegen toppunt, dat zich tot in de boring uitstrekt over een geringere afstand dan het uitsteeksel.

Op zich is uit het Amerikaanse octrooischrift US-A-4.030.850 een veerkrachtig stel vingers bekend dat samenwerkt om een onderlinge afdichting te vormen met behulp van een tussengeklemde pakking. De 55 betreffende vingers hebben een tussen de top en de voet gelegen materiaalverzwakking, waardoor de uitwijkmogelijkheid loodrecht op de langsrichting wordt vergroot 194172 2

De onderhavige uitvinding zal nu bij wijze van voorbeeld beschreven worden aan de hand van de tekeningen waarin: figuur 1 een afbeelding in perspectief van een aansluiting volgens een uitvoeringsvoorbeeld voorstelt; figuur 2 een doorsnedeafbeelding van de in figuur 1 voorgestelde aansluiting met een gegolfde leiding 5 daarin opgenomen voorstelt; en figuren 3a, 3b en 3c gedeeltelijke doorsnedeafbeeldingen zijn, die opeenvolgende verrichtingen bij de vorming van de vergrendelingsorganen van de in figuur 1 weergegeven uitvoering voorstellen.

De aansluiting in figuur 1 omvat een huis 2 dat een open einde 3 heeft voor inbrenging van de gegolfde pijp 10 om de aansluiting daaraan tot stand te brengen. Het andere einde 4 dient zoals weergegeven voor geschroefde aansluiting aan een verbindingskast of dergelijke. Dit einde zou echter ontworpen kunnen worden voor elk willekeurig soort aansluiting of hulpstuk. De boring 5 is zo gekozen dat deze enigszins overbemeten is ten aanzien van de buitendiameter van de gegolfde buigzame buis.

De boring 5 zoals in figuur 2 weergegeven heeft een taps gedeelte 6 dat zich van het einde 3 af bevindt 15 en uitloopt in een rondlopende kraag 7, met een met kleinere diameter uitgevoerde boring 8, in verbinding daarmee. De kraag zou van elke willekeurige wenselijke breedte kunnen zijn.

Tussen de einden van de boring in het met constante diameter uitgevoerde gedeelte bevinden zich twee veerkrachtige vergrendelingsonderdelen 9 die in de wanden van de genoemde boring 5 gevormd zijn en uitsteeksels 10 hebben, die zich tot in de boring 5 uitstrekken.

20 Zodoende wordt bij het vastklemmen en de aansluiting 1 aan een gegolfde buigzame pijp zoals in figuur 2 weergegeven, de pijp in de boring 5 geduwd; het uitsteeksel 10 is daarbij zo gevormd dat de golvingen op de oploop 11 komen te rusten en de uitsteeksels 10 terugdrijven uit de boring. De pijp wordt dan in het tapse gedeelte 6 geduwd, waar deze tegen de rondlopende kraag 7 aanliggen kan. Als de pijp verder in het tapse gedeelte 6 gedreven wordt, wordt de pijp samengedrukt door de in toenemende mate smaller 25 wordende diameter van het tapse gedeelte, om een vloeistofdichte afsluiting daarmee te vormen. De uitsteeksels 10 worden vergrendeld in een dal van de golvingen van de pijp, zodanig dat het vlak 12 van het uitsteeksel aan komt te liggen tegen een ribbel van de golvingen, om het uit de boring 5 terugtrekken van de pijp te verhinderen; de ribbels vormen daarbij een vloeistofdichte afsluiting tegen de wanden van het tapse gedeelte.

30 Bij een andere uitvoeringsvorm zou het tapse gedeelte van de boring vervangen kunnen worden door een veerkrachtige dichting die aan komt te liggen tegen het einde van de leiding of tegen de wanden om een vloeistofdichte afsluiting te vormen of de veerkrachtige dichting zou aangewend kunnen worden evengoed als het in het voorgaande beschreven tapse gedeelte.

Om bij de werking van de vergrendelingsonderdelen 9 behulpzaam te zijn, is er een uitsparing 13 zoals 35 in figuren 1 en 2 weergegeven aangebracht die een dunwandig gedeelte vormt dat de vergrendelingsonderdelen aan de aansluiting verbindt. Hierdoor neemt de veerkracht van het vergrendelingsonderdeel sterk toe, zodanig dat indien men de leiding tracht te verwijderen, de kracht van de golvingen op het vlak 12 een buigmoment op het vergrendelingsonderdeel opwekt, waardoor het uitsteeksel 10 dieper in het dal van de leiding getrokken wordt, om het uit de uitsluiting terugtrekken van de leiding te verhinderen.

40 Met de in het voorgaande beschreven vergrendelingsorganen kan de gegolfde pijp vrijgegeven worden door middel van een geschikt gereedschap dat ingebracht wordt in de opening 14, om de uitsteeksels uit de boring 5 te drijven.

De onderhavige aansluiting kan vervaardigd worden van elke geschikte kunststof zoals PVC of nylon, polypropeen, ABS, en kan gebruikt worden bij pijpen van variërende afmetingen, bijvoorbeeld een buigzame 45 gegolfde elektrische leiding van kunststof. De aansluiting, zoals in het voorgaande beschreven, kan aangewend worden om elke willekeurige gewenste aansluiting te vormen, en zou elk willekeurig gewenst aantal vergrendelingsonderdelen al naar vereist kunnen hebben.

De aansluiting zou gevormd kunnen worden aan een wand op een gedeelte van een verbindingskast, welke wand of gedeelte op vrij te geven wijze vastgehouden wordt in vloeistofdicht verband met de 50 verbindingskast, d.w.z. een groef en samengaand uitsteeksel, of kunnen worden aangesloten op een uitsparing in een verbindingskast door elk willekeurig geschikt orgaan, zoals een tapse gestempelde passing.

Daar de aansluiting bij de voorkeursuitvoering uit een als een eenheid uitgevoerd vormstuk van kunststof bestaat moest een speciale werkwijze voor de vorming ontwikkeld worden om de vorming van de 55 vergrendelingsonderdelen 9 mogelijk te maken.

Deze werkwijze zal nu bij wijze van voorbeeld beschreven worden aan de hand van figuren 3a, 3b en 3c, die een gedeeltelijke doorsnedeafbeelding van één uitvoering van de aansluiting in het gebied van het

Claims

3 194172 vergrendelingsonderdeel gedurende de vorming weergeeft. De uitwendige vorm 15 omvat een bewegende kern 16 die de U-vormige uitsnijding 17 vormt, zoals In figuur 1 weergegeven. Dit uitsteeksel gaat samen met een uitsparing in de inwendige doorn 19, zoals in figuur 3a weergegeven, om het vergrendelingsonderdeel 9 te vormen. In profiel zoals in figuur 3a weergege-5 ven, strekt het uitsteeksel 10 zich tot in de boring 5 uit tot voorbij de binnenzijde van de wand 21, met de oploop 11 taps teruglopend buiten deze binnenzijde, en weer omhoog gaand naar het toppunt 22 op het niveau van genoemde binnenzijde, waar het een oploop 25 vormt, die schuin verloopt naar de uitsparing 13. Wanneer het materiaal van de aldus gevormde aansluiting voldoende vast geworden is, worden de uitwendige vorm 15 en het uitsteeksel 16 daarvan teruggetrokken zoals in figuur 3b weergegeven en wordt 10 de kempen 19 teruggetrokken in de richting van de pijl 16. Als de kempen 19 teruggetrokken wordt drijft de ribbel 23 als het op de oploop 24 komt te rusten het vergrendelingsonderdeel uit de boring 5, zodanig dat wanneer de ribbel 23 van de kempen 19 op het toppunt 22 komt te rusten, het uitsteeksel 10 een goed eind vrij is van de kempen 19. De aangrijping van de ribbel 23 met de schuinte 25 van het vergrendelingsonderdeel zoals figuur 3c weergegeven, verhindert dat het uitsteeksel 10 de kempen 19 belemmert bij het 15 uit de boring 5 verwijderen daarvan. Dit verzekert zodoende dat de vergrendelingsrand 26 van het uitsteeksel 10 niet door de kempen 19 beschadigd wordt. 20

1. Samenstel van een leiding en een vloeistofdichte aansluiting, waarbij de vloeistofdichte aansluiting op een vloeistofdichte wijze bevestigbaar is aan de leiding, die ten minste een ribbel heeft, welke zich aangrenzend aan het einde daarvan bevindt, welke aansluiting voorzien is van: een romp die aan één einde open is om een leiding op te nemen in een boring die met dit open einde in 25 verbinding staat; een afdichtingsorgaan in de genoemde boring, die van het genoemde open einde afgelegen is en die bestemd is om op een vloeistofdichte wijze af te dichten tegen de in de boring geduwde leiding; en vergrendelingsorganen die zich in de genoemde romp bevinden om zodoende tot in de genoemde boring te steken om vergrendeld te worden op de ribbel van de leiding in de boring, om de leiding in de boring 30 vast te houden met een vloeistofdichte afsluiting tegen de genoemde afdichtingsorganen, waarbij het genoemde afdichtingsorgaan uit een op veerkrachtige wijze vervormbare dichting bestaat, die bestemd is om tegen het einde van de leiding aan te liggen op een vloeistofdichte wijze, met het kenmerk, dat het genoemde afdichtingsorgaan uit een taps gedeelte van de genoemde boring bestaat, waarbij de genoemde leiding, die in de boring geduwd wordt, over de volledige omtrek samengedrukt wordt tegen 35 de afsluit tegen het tapse gedeelte op een vloeistofdichte wijze, inclusief aan of nabij het vrije einde daarvan.

2. Samenstel volgens conclusie 1, waarbij het genoemde vergrendelingsorgaan een langs de lengte daarvan gelegen uitsteeksel heeft, dat tot in de boring steekt, waarbij het vergrendelingsorgaan uit een zich axiaal uitstrekkende veerkrachtige vinger bestaat, welke aan de romp van de aansluiting verbonden is door 40 een dunwandig gedeelte van geringere dikte dan de dikte van de wand van de romp, met het kenmerk, dat de romp een dunwandig gedeelte heeft, dat zich van de vinger naar het open einde van de boring uitstrekt, en dat het uitsteeksel een in hoofdzaak piat vlak heeft, dat zich in hoofdzaak radiaai op de boring uitstrekt onder een hoek naar binnen van het open einde van de romp afgekeerd en dat de vinger aan de onderzijde daarvan een omloop heeft, die nabij het uitsteeksel omhoog loopt van de vinger naar een tussen de 45 uiteinden van de vinger gelegen toppunt, dat zich tot in de boring uitstrekt over een geringere afstand dan het uitsteeksel. Hierbij 3 bladen tekening