NL1003847C2 - Inrichting voor het stapelen van plaatvormige elementen. - Google Patents

Description

Inrichting voor het stapelen van plaatvormige elementen.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het stapelen van plaatvormige elementen, in het bijzonder vezelplaten, met een de elementen ondersteunende aanvoerbaan.

5 Een dergelijke inrichting, in het bijzonder bestemd voor het stapelen van lichte elementen zoals vezelplaten (glasvezelplaten) is uit de praktijk bekend. Zij omvat twee langwerpige cilindrische opvangelementen waarvan de draaiassen evenwijdig liggen aan de aanvoerrichting van 10 de plaatvormige elementen in elk waarvan een door twee radiale vlakken begrensd gedeelte is uitgespaard en die zijn gelegen boven de opvangtafel waarop de platen moeten worden gestapeld. Een aangevoerde plaat komt met elk van de twee tegenover elkaar gelegen eindranden te lig-15 gen in het uitgespaarde cilindergedeelte; zodra de plaat tot stilstand is gekomen worden de beide cilinders over een kwart slag in tegengestelde richtingen gedraaid waardoor de plaat naar beneden wordt uitgeworpen.

Het bezwaar van deze bekende stapelinrichting is 20 dat het opvangen, afremmen en tot stilstand brengen van elke aangevoerde plaat, gevolgd door het over 90 graden verdraaien van de beide opvangcilinders een bepaalde tijd kost die uiteraard de aanvoersnelheid van de aangevoerde platen beperkt. Wanneer de snelheid waarmee indi-25 viduele platen worden vervaardigd groter is dan de snelheid waarmee de platen voor het stapelen met deze bekende inrichting kunnen worden verwerkt - wat in het bijzonder bij glasvezelplaten het geval is - is het noodzakelijk de aanvoerbaan te splitsen in twee of meer achter 30 elkaar gelegen deelbanen, elk eindigend in een stapel-station als boven omschreven. Het is duidelijk dat dit niet alleen resulteert in een dure installatie doch ook het totale door de installatie in beslag genomen oppervlak aanzienlijk vergroot.

100384? 2

De uitvinding beoogt deze bezwaren te ondervangen en een inrichting van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen die bij een compacte bouwwijze in staat is met hoge snelheid aangevoerde plaatvormige elementen, in 5 het bijzonder lichtgewicht platen zoals vezelplaten, betrouwbaar tot stapels te verenigen.

Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt door toepassing van een op de aanvoerbaan aansluitende, bestuurde, niveauwissel waarmee een aangevoerd element in 10 een van een aantal boven elkaar gelegen bufferstations kan worden gebracht, van waaruit elk gebufferd element bestuurd kan worden overgedragen naar een stapelstation met een aantal boven elkaar en elk op een van de respectievelijke bufferstations aansluitende stapeleenheden, 15 elk met een bestuurd wegneembare ondersteuning, en met daaronder een opvangondersteuning voor een gevormde stapel elementen, een en ander met een zodanige besturing dat, wanneer aangevoerde elementen via de niveauwissel afwisselend naar de respectievelijke buffersta-20 tions en daarvandaan naar de respectievelijke stapeleenheden zijn gevoerd, de respectievelijke ondersteuningen van deze laatsten successievelijk worden vrijgegeven.

De aangevoerde platen worden aldus met de inrichting volgens de uitvinding op verschillende verticale 25 niveaus gebracht vanwaar ze successievelijk worden overgedragen naar eveneens op verschillende op deze niveaus boven elkaar gelegen stapeleenheden; wanneer twee opeenvolgende stapeleenheden elk een element bevatten worden de respectievelijke ondersteuningen successievelijk 30 vrijgegeven zodat een bovengelegen plaat valt op een daaronder gelegen plaat en daarvandaan op de uiteindelijk gevormde stapel.

Met deze maatregelen wordt bereikt dat de individuele platen elk slechts over een zeer korte afstand om-35 laag vallen zodat zij tijdens het gehele stapelproces een goed gecontroleerde baan volgen en exact uitgericht een stapel vormen. Dit laatste is in het bijzonder van 1003847 3 belang wanneer de plaatvormige elementen vezelplaten zijn die, nadat zij op de stapel zijn gevallen, niet meer ten opzichte van de onderliggende plaat kunnen verschuiven zodat een juiste onderlinge oriëntering 5 voorafgaand aan de valbeweging die uiteindelijk resulteert in de stapeling van groot belang is. Met de inrichting volgens de uitvinding wordt dit gerealiseerd.

Wanneer de opvangondersteuning in verticale richting verplaatsbaar is en zich dus naarmate de daarop 10 gevormde stapel groeit verder naar beneden verplaatst zal steeds de afstand waarover de op de stapel vallende platen zich moeten verplaatsen zo klein mogelijk kunnen zijn.

Voorkeursuitvoeringsvormen van de inrichting zijn 15 beschreven in conclusie 3 tot en met 8. Conclusie 3 beschrijft daarbij een gunstige uitvoeringsvorm van de bij de inrichting toegepaste niveauwissel terwijl de maatregelen volgens conclusie 4 het voordeel hebben dat de plaatvormige elementen over het gehele verplaatings-20 traject goed blijven ondersteund. De maatregel volgens conclusie 5 heeft als voordeel dat op de plaatvormige elementen steeds een in de gewenste bewegingsrichting gerichte kracht blijft uitgeoefend.

De maatregel volgens conclusie 7 resulteert erin 25 dat reeds voorafgaand aan het bereiken van de niveauwissel de plaatvormige elementen een zekere onderlinge afstand zullen hebben waardoor de verdere verwerking wordt vergemakkelijkt.

De maatregel volgens conclusie 8 zal bij voorkeur 30 worden toegepast wanneer de inrichting volgens de uitvinding volgt op een zeer snelle productiebaan (zoals voor glazvezelplaten) en er in de tijd die nodig is voor het afvoeren van een gevormde stapel plaatvormige elementen worden aangevoerd die moeten worden verwerkt.

35 De maatregel volgens conclusie 9 tenslotte verkle int de totaallengte van de inrichting in de transport-richting.

1003847 4

De uitvinding wordt toegelicht aan de hand van de tekening. Hierin tonen: fig. la en lb in combinatie en schematisch een zijaanzicht van een uitvoeringsvorm van de inrichting 5 volgens de uitvinding; fig. 2a en 2b in combinatie en schematisch een bovenaanzicht van deze inrichting.

De inrichting volgens de uitvinding is bestemd te worden geplaatst achter een productielijn 2 waarin uit 10 een continue baan uitgangsmateriaal, bijvoorbeeld vezel-materiaal zoals glaswol, platen 4 worden gevormd door het dwars op de met de pijl 6 aangegeven voortbewegings-richting afsnijden van delen van deze continue baan. In een versnellingsrollenbaan 8 krijgen de platen 4 een 15 hogere snelheid dan die welke zij hadden in de productielijn 2 zodat de successievelijke platen een grotere onderlinge afstand krijgen, zoals in de figuur aangegeven voor de platen 4a, 4b, 4c. Via twee op elkaar aansluitende en op zich bekende transportbanen 10 en 12 20 komen de successievelijke platen op een niveauwisselsta-tion 14 dat bestaat uit een aangedreven eindloze baan 16 die is geleid rond de geleiderollen 18 en 20. De aandrijvende geleiderol 18 is vast opgesteld doch de gelei-derol 20 kan in de richting van de pijlen 22 bestuurd op 25 en neer worden bewogen waardoor de aangevoerde platen, zoals de plaat 4b, op een van twee verschillende niveaus, aangegeven met NI en N2, kunnen worden gebracht. Op het niveau NI sluit aan het plaatbufferstation 24 en op het niveau N2 het plaatbufferstation 26. Elk van de 30 bufferstations 24 respectievelijk 26 heeft een zeer speciale opbouw. Elk station omvat (zie in het bijzonder fig. lb) een eerste stel naast elkaar en op afstand van elkaar gelegen eindloze banden 28 gecombineerd met een tweede stel eindloze, eveneens op afstand van elkaar 35 gelegen banden 30 zodanig dat steeds een band 30 ligt tussen deze banden 28 waarbij de bovenoppervlakken van de banden 28 resp. 30 in een vlak liggen. De banden 28 1003847 5 worden rondlopend aangedreven evenals de banden 30 doch deze laatsten zijn voor zowel het onderste bufferstation 24 als het bovenste bufferstation 26 opgenomen in een gestel 31 dat in de richting van de pijlen 32 heen en 5 weer kan worden bewogen. De rondlopende bewegingsrichting van de banden 28 en 30 is in de richting van de pijl 33 - dus in de voortbewegingsrichting van de aangegeven platen - en de omtreksnelheid van de banden 30 in deze richting is hoger dan de snelheid waarmee elk ge-10 stel 31 met de banden 30 tegen de richting van de pijl 33 in (dus naar links) kan worden bewogen zodat, zelfs wanneer een gestel 31 met de banden 30 wordt terugbewogen, op een op de banden rustende plaat steeds een resulterende aandrijvende kracht in de richting van de 15 pijl 33 blijft uitgeoefend. Elk station heeft voorts een in de baan van de platen te brengen bestuurde aanslag 34 respectievelijk 36 waarmee een aangevoerde plaat, zoals de plaat 4c, kan worden gestopt.

Op de beide bufferstations 24 respectievelijk 26 20 sluit aan een onderste stapeleenheid 38 respectievelijk een bovenste stapeleenheid 40, elk met een bestuurde, symmetrisch wegneembare, plaatondersteuning. Deze ondersteuning wordt in de beide stapeleenheden gevormd door enerzijds de beweegbare banden 30 in het gestel 31 van 25 het daarvoor geplaatste bufferstation 24 resp. 26 en anderzijds een symmetrisch ten opzichte daarvan aangebracht en symmetrisch ten opzichte daarvan heen en weer beweegbaar stel banden 42, rondlopend aangedreven in de richting van de pijl 44 en opgenomen in een heen en weer 30 beweegbaar gestel 45. Elke stapeleenheid 38 resp. 40 heeft voorts een vaste, langwerpige plaataanslag 46. Wanneer stellen banden 30, enerzijds en 42 anderzijds van elkaar af worden bewogen wordt een daarop liggende plaat uiteindelijk niet meer ondersteund en valt dus 35 omlaag. De banden 30 zullen, zolang zij een daarop liggende plaat dragen op deze plaat altijd een kracht in de richting van de pijl 33, dus in de figuur naar rechts, 1003847 6 blijven uitoefenen - ook wanneer zij met hun gestel 31 naar links worden bewogen - en dit geldt ook voor de banden 42; aldus zal een ondersteunde plaat altijd positief tegen de aanslag 46 aangedrukt blijven totdat de 5 banden 30, 42 uiteindelijk deze plaat vrijgeven.

Onder de beide stapeleenheden is nog een extra buffer aangebracht, bestaande uit twee, in horizontale richting heen en weer beweegbare ondersteuningen 48a, 48b die, in horizontale richting verplaatsbaar, in de 10 verticale baan van de omlaag vallende platen kunnen worden gebracht; zij kunnen zodanig zijn uitgevoerd dat zij met het toenemen van het aantal daarop rustende platen stapsgewijs naar beneden kunnen worden bewogen.

Daaronder bevindt zich een in verticale richting 15 beweegbare opvangtafel 49 met twee transportbanden 50, 52 voor het in de richting van de pijl 54 dan wel in een andere richting, bijvoorbeeld loodrecht op het vlak van tekening, afvoeren van een gevormde stapel 56. Uiteraard zal deze tafel aanvankelijk in de hoogste stand staan en 20 naarmate de stapel platen erop groeit omlaag worden verplaatst.

De inrichting werkt als volgt:

De individuele, op afstand van elkaar gelegen platen worden in lijn gelegen en dus successievelijk toege-25 voerd aan het niveauwisselstation 14 dat de platen om en om toevoert aan de bufferstations 24 respectievelijk 26; in elk daarvan komt een plaat, zoals de plaat 4c, aan te liggen tegen de aanslag, zoals de aanslag 36. Wanneer de aan een bufferstation grenzende stapeleenheid een plaat 30 heeft vrijgegeven doet de - niet-getekende - besturing het gestel 31 met de banden 30 naar rechts, en het gestel 45 met de banden 42 naar links bewegen; de aanslag 34 resp. 36 wordt dan vrijgegeven en de daarvoor aanwezige plaat schuift, nog steeds geheel ondersteund, naar 35 rechts, tot tegen de aanslag 46. Wanneer beide stapeleenheden 38, 40 een plaat bevatten worden eerst de steunbanden 30, 42 van de bovenste stapeleenheid terug- 1003847 7 getrokken en valt de bovenste plaat 4d op de onderste plaat 4e; daarna worden onderste banden 30, 42 teruggetrokken en vallen beide platen gezamenlijk omlaag op de zich vormende stapel 56.

5 Tijdens het vormen van deze stapel 56 is de onder steuning 48a, 48b geopend. Wanneer het productieproces een continu zeer snel proces is worden tijdens het afvoeren van een gevormde stapel in de richting van de pijl 54 de ondersteuningen 48a, 48b tijdelijk in de ver-10 ticale valbaan van de platen gebracht zodat tijdelijk een tussenstapel wordt gevormd.

Op de beschreven wijze wordt een stapel met een even aantal platen gevormd; uiteraard is het met een geschikte besturing van de bufferstations 24, 26 ook 15 mogelijk stapels met een oneven aantal platen te vormen.

1003847

Claims (9)

1. Inrichting voor het stapelen van plaatvormige elementen, in het bijzonder vezelplaten, met een de elementen ondersteunende aanvoerbaan, gekenmerkt door een op de aanvoerbaan aansluitende, bestuurde, niveau- 5 wissel waarmee een aangevoerd element in een van een aantal boven elkaar gelegen bufferstations kan worden gebracht, van waaruit elk gebufferd element bestuurd kan worden overgedragen naar een stapelstation met een aantal boven elkaar en elk op een van de respectievelijke 10 bufferstations aansluitende stapeleenheden, elk met een bestuurd wegneembare ondersteuning, en met daaronder een opvangondersteuning voor een gevormde stapel elementen, een en ander met een zodanige besturing dat, wanneer aangevoerde elementen via de niveauwissel afwisselend 15 naar de respectievelijke bufferstations en daarvandaan naar de respectievelijke stapeleenheden zijn gevoerd, de respectievelijke ondersteuningen van deze laatsten successievelijk worden vrijgegeven.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het ken-20 merk, dat de opvangondersteuning in verticale richting verplaatsbaar is.

3. Inrichting volgens conclusie 1-2, met het kenmerk, dat elke niveauwissel een om twee, op afstand van elkaar gelegen, geleiderollen geleide transportbaan 25 omvat waarvan het stroomafwaartse einde in verticale richting kan verdraaien om de as van de aan de invoer-zijde gelegen geleiderol.

3. Inrichting volgens conclusie 1-3, met het kenmerk, dat de elementondersteuning in een bufferstation 30 wordt gevormd door eerste en tweede afwisselend naast elkaar geplaatste en in de plaattransportrichting rondlopend aangedreven eindloze banden, waarvan de tweede banden zijn opgenomen in een in de transportrichting heen en weer beweegbaar gestel waarmee ze in de aangren-35 zende stapeleenheid kan worden gebracht en daarbij ter 1003847 ondersteuning van een plaat samenwerken met derde eindloze rondlopend aangedreven transportbanden die symmetrisch ten opzichte van de tweede banden heen en weer beweegbaar zijn, in elk bufferstation begrensd door een 5 bestuurd wegneembare aanslag voor de aangevoerde elementen.

5. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de omloopsnelheid van de tweede banden in het gestel daarvan hoger is dan de snelheid van dit gestel tijdens 10 de teruggaande beweging daarvan.

6. Inrichting volgens conclusies 1-5, gekenmerkt door bufferstations en stapeleenheden.

7. Inrichting volgens conclusies 1-6, met het kenmerk, dat de aanvoersnelheid in de aanvoerbaan groter is 15 dan die van een voorgaande productiebaan waarin de platen van een continue en samenhangende productstrook worden afgesneden.

8. Inrichting volgens conclusies 1-7, gekenmerkt door een tussen de stapeleenheden en de opvangondersteu- 20 ning gelegen, bestuurde, een verticaal bufferstation vormende plaatondersteuning.

9. Inrichting volgens conclusies 1-8, gekenmerkt door een stapelafvoer werkzaam in een richting onder een hoek met, en bij voorkeur loodrecht op de transportrich- 25 ting. 1003847