BE1021166B1

BE1021166B1 - Dorskorfsysteem en werkwijze voor oogstmachine

Info

Publication number: BE1021166B1
Application number: BE2013/0780A
Authority: BE
Inventors: Witte Joris De; Der Haegen Johan A. Van; Tom N. N. Somers
Original assignee: Cnh Industrial Belgium Nv; Cnh Belgium N.V.
Priority date: 2013-11-20
Filing date: 2013-11-20
Publication date: 2016-01-29
Also published as: US10143141B2; WO2015075021A1; EP3071013B1; EP3071013A1; US20160295802A1; BR112016008702B1

Abstract

Er wordt een dorssectie (24) van een oogstmachine (10) verschaft. De dorssectie (24) bevat een dorstrommel (40) en minstens één dorskorfgeheel (70) dat in de buurt van de dorstrommel (40) is gepositioneerd. Het dorskorfgeheel (70) bevat een aantal modulair gebouwde gehelen (72A - 72c), waarbij elk modulair gebouwd geheel (72A - 72C) onafhankelijk configureerbaar is.

Description

DORSKORFSYSTEEM EN WERKWIJZE VOOR OOGSTMACHINE

ACHTERGROND VAN DE UITVINDING

Deze uitvinding heeft betrekking op oogstmachines zoals maaidorsers en meer bepaald op dorskorfsystemen die gebruikt worden in zulke maaidorsers.

Een in de landbouw gebruikte oogstmachine staat bekend als een "maaidorser", een historisch gegroeide term aangezien zij meerdere maai- en dorstaken in één enkele machine combineert, zoals plukken, dorsen, scheiden en reinigen. Een maaidorser bevat een maaier die het gewas van een veld verwijdert, en een toevoerhuis dat het gewas tot in een dorsrotor transporteert. De dorsrotor draait binnen in een geperforeerd huis, dat de vorm kan hebben van verstelbare dorskorven en een dorsbewerking op het gewas uitvoert om het graan te verwijderen. Eens het graan gedorst is, valt het door perforaties in de dorskorven op een graanschaal. Vanaf de graanschaal wordt het graan gereinigd met behulp van een reinigingssysteem, en wordt daarna getransporteerd naar een graantank aan boord van de maaidorser. Een reinigingsventilator blaast lucht door de zeven om kaf en andere deeltjes vuil naar de achterkant van de maaidorser af te voeren. Oogstmateriaal dat geen graan is, zoals stro afkomstig van de dorssectie, beweegt doorheen een restanten systeem dat gebruik kan maken van een strohakselaar om het materiaal dat geen graan is te verwerken en dit te richten naar de achterkant van de maaidorser. Wanneer de graanbak vol raakt, wordt de maaidorser gepositioneerd in de buurt van een voertuig waarin het graan ontladen zal worden, zoals een oplegger, zelflosser, een gewone vrachtwagen of dergelijke, en wordt een ontlaadsysteem op de maaidorser bediend om het graan naar het voertuig over te brengen.

Meer bepaald bevat een roterend dors- of scheidingssysteem één of meer rotoren die zich axiaal (van de voorkant naar de achterkant) of in de dwarsrichting binnen het lichaam van de maaidorser kunnen uitstrekken, en die gedeeltelijk of volledig omgeven worden door een geperforeerde dorskorf. Het oogstmateriaal wordt gedorst en gescheiden door de rotatie van de rotor binnen in de dorskorf. Grof oogstmateriaal dat geen graan is zoals stengels/halmen en bladeren worden naarde achterkant van de maaidorser getransporteerd en weer op het veld gelost. Het afgescheiden graan wordt samen met een deel van het fijnere oogstmateriaal dat geen graan is zoals kaf, stof, stro, en andere oogstrestanten, ontladen door de dorskorven en valt op een graanschaal waar het naar het reinigingssysteem getransporteerd wordt. Als alternatief kan het graan en fijner oogstmateriaal dat geen graan is ook rechtstreeks op het reinigingssysteem zelf vallen.

Een reinigingssysteem scheidt vervolgens het graan van het oogstmateriaal dat geen graan is, en bevat typisch een ventilator die een luchtstroom omhoog en achterwaarts richt door verticaal aangebrachte zeven die in de lengterichting van de machine heen-en-weer bewegen. De luchtstroom heft het lichtere oogstmateriaal dat geen graan is op en voert het naar het achterste uiteinde van de maaidorser om het op het veld te lossen. Schoon graan dat zwaarder is en grotere stukken oogstmateriaal dat geen graan is en niet door de luchtstroom worden meegevoerd, vallen op een oppervlak van een bovenste zeef (ook bekend als kortstrozeef) waar een deel van het schone graan of al het schone graan door passeert naar een onderste zeef (ook bekend als reinigingszeef). Graan en oogstmateriaal dat geen graan is die op de bovenste en de onderste zeven blijven liggen, worden fysiek gescheiden door de heen-en-weer bewegende actie van de zeven naarmate het materiaal achterwaarts beweegt. Al het graan en/of oogstmateriaal dat geen graan is die/dat op het oppervlak van de bovenste zeef achterblijft/achterblijven, wordt/worden aan de achterkant van de maaidorser ontladen. Graan dat door de onderste zeef valt, landt op een onderste schaal van het reinigingssysteem, waar het verder getransporteerd wordt naar een schoongraanvijzel. De schoongraanvijzel transporteert het graan naar een graantank voor tijdelijke opslag.

De dorskorf bevat een stel rasteropeningen en wanneer gewassen zoals rijst geoogst worden met een maaidorser kan een probleem rijzen m.b.t. de gewenste wijzigingen in de rasteropeningen.

Wat vereist is volgens de stand van de techniek is een rastersysteem in de dorskorf dat gemakkelijk aangepast kan worden om aan de behoeften bij het oogsten van graan tegemoet te komen.

SAMENVATTING VAN DE UITVINDING

Deze uitvinding verschaft een werkwijze en een toestel om een dorskorf in een dorssectie van een oogstmachine opnieuw te configureren. Eén vorm van de uitvinding is bedoeld voor een dorssectie van oogstmachine voor gebruik in de landbouw (verder in deze beschrijving gewoon oogstmachine genoemd, waarbij de dorssectie een rotor bevat en minstens één dorskorfgeheel dat in de buurt van de rotor is gepositioneerd. Het dorskorfgeheel bevat een aantal modulair gebouwde gehelen, waarbij elk modulair gebouwd geheel onafhankelijk configureerbaar is.

In een andere vorm is de uitvinding gericht op een oogstmachine die een chassis bevat dat een dorssectie ondersteunt. De dorssectie bevat een rotor en minstens één dorskorfgeheel dat in de buurt van de rotor is gepositioneerd. Het dorskorfgeheel bevat een aantal modulair gebouwde gehelen, waarbij elk modulair gebouwd geheel onafhankelijk configureerbaar is.

Nog een andere vorm van de uitvinding is gericht op een werkwijze om een oogstmachine te reinigen, waarbij de dorssectie een rotor bevat en minstens één dorskorfgeheel dat in de buurt van de rotor is gepositioneerd. Het dorskorfgeheel bevat een aantal modulair gebouwde gehelen, waarbij elk modulair gebouwd geheel geconfigureerd is om onafhankelijk configureerbaar te zijn. De werkwijze staat uit de stappen: (1) het verwijderen van het modulair gebouwde geheel uit het dorskorfgeheel, (2) het wijzigen van de positie van een stang en/of het aantal stangen in het modulair gebouwde geheel, en (3) het vervangen van het modulair gebouwde geheel in het dorskorfgeheel.

Deze uitvinding verschaft voordelig een configureerbaar dorskorfgeheel.

Een ander voordeel van deze uitvinding is dat de stangen van het dorskorfgeheel onderling verwisselbaar zijn.

Nog een ander voordeel van deze uitvinding is dat de dorskorf modules aanvaardt die zelf configureerbaar zijn.

KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN

De bovenvermelde en andere kenmerken en voordelen van deze uitvinding en de manier om ze te bereiken, zullen duidelijker worden en de uitvinding zal beter te begrijpen zijn doorverwijzing naar de volgende beschrijving van een uitvoeringsvorm van de uitvinding, samen met de bijbehorende tekeningen, waarin:

Fig. ï een zijaanzicht is van een uitvoeringsvorm van een oogstmachine in de vorm van een maaidorser die een uitvoeringsvorm van een dorskorfgeheel volgens deze uitvinding bevat;

Fig. 2 een perspectief aanzicht is van het dorskorfgeheel dat gebruikt wordt in de maaidorser van Figuur 1 dat geconfigureerd is in één rasterconfiguratie;

Fig. 3 een ander perspectiefaanzicht is van het dorskorfgeheel dat gebruikt wordt in de maaidorser van Figuur ι dat geconfigureerd is in een andere rasterconfiguratie;

Fig. 4 nog een ander perspectiefaanzicht is van het dorskorfgeheel dat gebruikt wordt in de maaidorser van Figuur ι dat geconfigureerd is in een andere rasterconfiguratie;

Fig. 5 nog een ander perspectiefaanzicht is van het dorskorfgeheel dat gebruikt wordt in de maaidorser van Figuur ι dat geconfigureerd is in een andere rasterconfiguratie;

Fig. 6 nog een ander perspectiefaanzicht is van het dorskorfgeheel dat gebruikt wordt in de maaidorser van Figuur ι dat geconfigureerd is in andere rasterconfiguratie, met één modulair gebouwd geheel eruit verwijderd:

Fig. 7 nog een ander perspectief aanzicht is van het dorskorfgeheel dat gebruikt wordt in de maaidorser van Figuur ι dat geconfigureerd is in een andere rasterconfiguratie; en

Fig. 8 een explosietekening is van één van de modulair gebouwde gehelen, die gebruikt worden in de dorskorfgehelen van Figuren i tot 7, en waarin een stang is weergeven terwijl hij eruit verwijderd wordt.

Overeenkomstige verwijzingen (nummers en letters) geven door alle verschillende aanzichten heen overeenkomstige onderdelen aan. Het hier uiteengezette voorbeeld illustreert een uitvoeringsvorm van de uitvinding, in één vorm, en deze illustraties mogen niet geïnterpreteerd worden alsof ze de reikwijdte van de uitvinding op enige wijze beperken.

GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE UITVINDING

De termen "graan", "stro" en "niet-gedorste aren" worden over heel deze specificatie voornamelijk gebruikt voor het gemak, maar er dient verstaan te worden dat deze termen niet beperkend bedoeld zijn. Dus verwijst "graan" naar dat deel van het oogstmateriaal dat gedorst en gescheiden wordt van het weg te gooien deel van het oogstmateriaal waarnaar verwezen wordt als oogstmateriaal dat geen graan is of stro. Onvolledig gedorst oogstmateriaal wordt "niet-gedorste aren" genoemd. Ook de termen "voorwaarts", "achterwaarts", "links" en "rechts", wanneer ze gebruikt worden in verband met de oogstmachine en/of onderdelen ervan worden gewoonlijk bepaald met verwijzing naar de voorwaartse rijrichting van de oogstmachine tijdens de werking ervan, maar nogmaals, ze mogen niet geïnterpreteerd worden als beperkende termen. De termen "in de lengte" en "dwars" zijn bepaald ten opzichte van de lengterichting van de oogstmachine en mogen evenmin als beperkend gezien worden.

Met verwijzing naar de tekeningen en meer bepaald naar Figuur 1, wordt een oogstmachine weergegeven in de vorm van een maaidorser 10, die over het algemeen een chassis 12 bevat, wielen 14 en 16 die met de grond contact maken, een maaier 18, een toevoerhuis 20, een operatorcabine 22, een dorssysteem 24, een reinigingssysteem 26, een graantank 28, en een ontlaadvijzel 30.

De voorwielen 14 zijn grotere wielen van hetflotatietype en de achterwielen 16 zijn kleinere bestuurbare wielen. De aandrijfkracht wordt selectief aangebracht op de voorwielen 14 door een krachtbron in de vorm van een dieselmotor 32 en een transmissie (niet weergegeven). Hoewel de maaidorser 10 weergegeven is met wielen, moet ook begrepen worden dat de maaidorser 10 ook rupsbanden kan bevatten, bv. volledige of halve rupsbanden.

De maaier 18 is aangebracht op de voorkant van de maaidorser 10 en bevat een maaibalk 34 voor het afsnijden van gewassen van een veld tijdens het vooruit bewegen van de maaidorser 10. Een draaibare haspel 36 voert gewas toe aan de maaier i8# en een dubbele vijzel 38 voert het afgesneden gewas lateraal naar binnen toe aan elke kant van het de toevoerhuis 20. Het toevoerhuis 20 transporteert het afgesneden gewas naar het dorsen scheidingssysteem 24, en is selectief verticaal beweegbaar met behulp van geschikte actuators, bv. hydraulische cilinders (niet weergegeven).

Het dors- en scheidingssysteem 24 is een dwars gericht dorssysteem en bevat over het algemeen een dorstrommel 40 die ten minste gedeeltelijk omsloten wordt door en draaibaar is binnen een overeenkomstige geperforeerde dorskorf 42. De afgesneden gewassen worden gedorst en gescheiden door de rotatie van de dorstrommel 40 binnen in dorskorf 42, en grotere elementen, zoals stengels, bladeren en dergelijke worden vanaf de achterkant van de maaidorser 10 ontladen. Kleinere elementen van het oogstmateriaal, met inbegrip van graan en oogstmateriaal dat geen graan is, inclusief deeltjes die lichter zijn dan graan, zoals kaf, stof en stro, worden ontladen via de perforaties van de dorskorf 42.

Graan dat gescheiden werd door het dors- en scheidingsgeheel 24 valt op een graanschaal 44 en wordt verder getransporteerd naar het reinigingssysteem 26. Het reinigingssysteem 26 kan een facultatieve voorreinigingszeef bevatten, een bovenste zeef (ook bekend als kortstrozeef), een onderste zeef (ook bekend als reinigingszeef), en een reinigingsventilator 52. Graan op de zeven wordt onderworpen aan een reinigingsactie door ventilator 52 die een luchtstroom opwekt door de zeven om kaf en andere onzuiverheden zoals stof uit het graan te verwijderen door dit in de lucht te doen zweven om het uit de machine 10 te verwijderen door een strokap 54. De graanschaal 44 en de voorreinigingszeef 46 bewegen heen-en-weer in een lengterichting om het graan en fijner oogstmateriaal dat geen graan is naar het bovenste oppervlak van een bovenste zeef te transporteren.

Gereinigd graan valt op een schoongraanvijzel 56 die overdwars onder en vooraan een onderste zeef is gepositioneerd. De schoongraanvijzel 56 ontvangt het schone graan van elke zeef en van een onderste schaal 58 van het reinigingssysteem 26. De schoongraanvijzel 56 transporteert het schone graan lateraal naar een over het algemeen verticaal aangebrachte graanelevator 60 om het naar graantank 28 te transporteren. Niet-gedorste aren vallen uit het reinigingssysteem 26 op een vijzel voor niet-gedorste aren. De niet-gedorste aren worden via een vijzel voor niet-gedorste aren 64 en de terugvoervijzel 66 getransporteerd naar het stroomopwaarts gelegen einde van het reinigingssysteem 26 voor een herhaalde reinigingsactie. Een paar graantankvijzels 68 op de bodem van de graantank 28 transporteren het schone graan lateraal in de graantank 28 naar de ontlaadvijzel 30 om het uit de maaidorser 10 te ontladen.

Het oogstmateriaal dat geen graan is gaat verder door een restantenbehandelingssysteem. Het restantenbehandelingssysteem bevat een hakselaar, tegenmessen, een zwaddeur en een restantenstrooier.

Nu ook verwijzend naarde Figuren 2-8 wordt een dorskorfgeheel 70 weergegeven, dat een onderdeel is van de dorskorf 42, waarbij de dorskorf 42 uit één of meer dorskorfgehelen 70 is opgebouwd. Rijen van scherpe tanden 90, of eenvoudige pinnen 90 steken uit een frame 74, en de afstanden tussen de pinnen 90 kunnen onderling verschillen, zoals getoond. Hoewel niet getoond, kan de dorstrommel 40 ook pinnen bevatten die er uit steken zodat ze voorbij de pinnen 90 van het dorskorfgeheel 70 uitkomen. Elk van de dorskorfgehelen 70 omvat modulair gebouwde gehelen 72, die op de figuren weergegeven zijn als de modulair gebouwde gehelen 72A, 72B en 72C. De modulair gebouwde gehelen 72A - 72C worden op het frame 74 gehouden door bevestigingselementen 76. De modulair gebouwde gehelen 72A - 72C zijn onderling verwisselbaar, hoewel ook overwogen kan worden om gehelen te hebben die geconfigureerd zouden zijn om alleen in bepaalde plaatsen te passen.

Elk van de modulair gebouwde gehelen 72A - 72C omvatten meerdere stangen 78 die ondersteund worden door een structureel element 80. De stangen 78 strekken zich uit door een reeks ontvangende elementen 82 die verbonden zijn met het structurele element 80. De ontvangende elementen 82 bevatten een reeks gelijkmatig verdeelde 84 openingen. De grootte van de openingen 84 is zo bepaald dat er een stang 78 door kan die een bepaalde diameter kan hebben, en zoals te zien is in de figuren, kunnen wisselende aantallen en posities van de stangen 78 in elk van de modulair gebouwde gehelen worden aangebracht. De figuren illustreren allerlei configuraties, zonder echter de uitvinding te beperken tot eender welke van de geïllustreerde configuraties. Er kan ook overwogen worden dat de ontvangende elementen 82 verschillende aantallen openingen bevatten, en/of verschillende vormen van openingen om plaatste bieden aan andere vormen van stangen/

Een borgplaat 86 is gekoppeld aan het structurele element 80 door bevestigingselementen 88 om te voorkomen dat de stangen 78 uit de ontvangende elementen verschuiven 82. De borgplaat 86 bevat ook een gat om er het bevestigingselement 76 door te steken. De borgplaat 86 past over een deel van de zijkant van de stangen 78 en heeft een trapvormige sectie in de buurt van het uiteinde van de stangen 78.

De modulair gebouwde gehelen 72A - 72C maken een snelle wijziging van het rasterpatroon van het dorskorfgeheel 70 mogelijk, zodat het oogstproces aangepast kan worden om overeen te komen met de karakteristieken van het graan dat op dat moment wordt geoogst. De modulair gebouwde gehelen 72A - 72C kunnen uit het dorskorfgeheel 70 verwijderd worden, terwijl het dorskorfgeheel zelf op zijn plaats blijft in de maaidorser 10. Het is ook mogelijk dat de modulair gebouwde gehelen 72A - 72C bevestigd blijven aan het dorskorfgeheel 70 wanneer de stangen 78 aan een uiteinde van het modulair gebouwde geheel 72A - 72C worden geschoven. Als alternatief kan dorskorfgeheel 70 verwijderd worden uit de maaidorser 10 en kunnen indien gewenst de stangen 78 in de modulair gebouwde gehelen 72A - 72C vervangen worden.

Het rasterpatroon van de openingen wordt veranderd door bepaalde modulair gebouwde gehelen 72A - 72C te verwijderen door het verwijderen van de bevestigingselementen 76 zoals geïllustreerd in Figuur 6. Daarna, zoals weergegeven in Figuur 8, worden de bevestigingselementen 88 verwijderd uit het structurele element 80 en de borgplaat 86, als de borgplaat 86 verwijderd werd. De stangen 78 worden nu aangebracht, verwijderd en/of verplaatst naar de gewenste plaatsen door ze door de openingen 84 in de ontvangende elementen 82 te schuiven, om de gewenste rasterconfiguratie te vormen. Hoewel de stangen 78 rond zijn om het afpellen of breken van het graan te minimaliseren, vallen andere vormen ook binnen de reikwijdte van deze uitvinding. Niet alleen heeft de positionering van de stangen 78 invloed op de onderlinge afstand, ook de diameter van de stangen 78 kan gewijzigd worden om deze onderlinge afstand te wijzigen.

Bovendien zijn de ontvangende elementen 82 verwijderbaar uit het structurele element 80 zodat nieuw ontvangende elementen 82 aangebracht kunnen worden op het structurele element 80. De nieuwe ontvangende elementen kunnen verschillend gevormde openingen 84, verschillende aantallen openingen 84, en verschillende grootte van openingen 84 bevatten om de in de modules opgedeelde gehelen 72A - 72C aan de omstandigheden aan te kunnen passen. De ontvangende elementen 82 kunnen gebruik maken van bevestigingselementen om ze aan het structurele element 80 te verbinden. Er kan ook overwogen worden dat het ontvangende element 82 door overeenkomstige gleuven in het structurele element 80 geschoven kan worden.

Hoewel deze uitvinding werd beschreven met betrekking tot minstens één uitvoeringsvorm, kan ze verder gewijzigd worden binnen de geest en de reikwijdte van deze onthulling. Deze toepassing is dan ook bedoeld om alle variaties en gebruiken of aanpassingen van de uitvinding te dekken door gebruik te maken van haar algemene principes. Verder is deze octrooiaanvraag bedoeld om zulke afwijkingen van deze onthulling te dekken die mogelijk zijn binnen bekende of gebruikelijke praktijken volgens de stand van de techniek waarop deze uitvinding betrekking heeft en die binnen de grenzen van de bijgevoegde conclusies vallen.

Claims

CONCLUSIES:

1. Dorssectie (24) van een oogstmachine (io), waarbij de dorssectie (24) bestaat uit: een dorstrommel (40); en minstens één dorskorfgeheel (70) dat in de buurt van de dorstrommel (40) is geplaatst, waarbij het dorskorfgeheel (70) gekenmerkt is doordat: het dorskorfgeheel een aantal modulair gebouwde gehelen bevat (72A - 72c), waarbij elk modulair gebouwd geheel (72A - 72C) onafhankelijk configureerbaar is.
2. Dorssectie (24) volgens conclusie 1, met het kenmerk dat het modulair gebouwde geheel (72A - 72C) zo opgevat is dat het verbonden kan blijven met het dorskorfgeheel (70) terwijl het modulair gebouwde geheel (72A - 72C) opnieuw geconfigureerd wordt.
3. Dorssectie (24) volgens conclusie 1, met het kenmerk dat elk modulair gebouwd geheel (72A - 72C) minstens één stang (78) bevat die zich in wezen van één uiteinde van het modulair gebouwde geheel (72A - 72C) uitstrekt naar een tegenoverliggend uiteinde van het modulair gebouwde geheel (72A - 72C).
4. Dorssectie (24) volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk dat de minstens één stang (78) bestaat uit een aantal stangen (78), die zich in wezen van één uiteinde van het modulair gebouwde geheel (72A - 72C) uitstrekken naar een tegenoverliggend uiteinde van het modulair gebouwde geheel (72A - 72C).
5. Dorssectie (24) volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk dat het modulair gebouwde geheel (72A - 72C) een structureel element (80) bevat met een aantal ontvangende elementen (82) eraan bevestigd, waarbij de minstens één stang (78) ondersteund wordt door de meerdere ontvangende elementen (82).
6. Dorssectie (24) volgens conclusie 5, met het kenmerk dat de ontvangende elementen (82) een aantal openingen (84) bevatten, waarbij de stang (78) gepositioneerd is in één van de meerdere openingen (84) in elk ontvangend element (82). η. Dorssectie (24) volgens conclusie 6, met het kenmerk dat de meerdere openingen (84) in wezen gelijkmatig gescheiden zijn.
8. Dorssectie (24) volgens conclusie 6 of 7, met het kenmerk dat de stang (78) een cirkelvormige dwarsdoorsnede heeft.
9. Dorssectie (24) volgens conclusies 6-8, met het kenmerk dat de meerdere openingen (84) geconfigureerd zijn om stangen (78) van verschillende diameters te ontvangen.
10. Dorssectie (24) volgens conclusies 5-9, die verder minstens één borgplaat (86) bevat die verwijderbaar gekoppeld is aan het structurele element (80), waarbij de borgplaat (86) een verwijdering van de stang (78) uit het structurele element (80) voorkomt wanneer de borgplaat gekoppeld is aan het structurele element (80).
11. Dorssectie (24) volgens conclusies 5-10, met het kenmerk dat de meerdere stangen (78) uit maximum vijf stangen (78) bestaan voor elk modulair gebouwd geheel (72).
12. Dorssectie (24) volgens conclusies 5-11, met het kenmerk dat de meerdere stangen (78) onderling verwisselbaar zijn.
13. Dorssectie (24) volgens conclusies 5-11, met het kenmerk dat het dorskorfgeheel (70) een frame (74) bevat waarbij de borgplaat (86) verbonden is met het frame (74).
14. Dorssectie (24) volgens conclusies 5-11, met het kenmerk dat het dorskorfgeheel (70) en de dorstrommel (40) geschikt zijn om gebruikt te worden voor het oogsten van rijst, en doordat minstens één van de twee (dorskorfgeheel (70) en dorstrommel (40)) verder pinnen (90) bevat die eruit steken.
15. Werkwijze om een dorssectie (24) volgens een of meerdere van de voorgaande conclusies aan te passen, waarbij de werkwijze uit de volgende stappen bestaat: het verwijderen van het modulair gebouwde geheel (72A - 72C) uit het dorskorfgeheel (70); het wijzigen van minstens één positie van een stang (78) en een aantal stangen (78) in het modulair gebouwde geheel (72A - 72C); en het vervangen van het modulair gebouwde geheel (72A - 72C) in het dorskorfgeheel (70).
16. Werkwijze om een dorssectie (24) volgens een of meerdere van de voorgaande conclusies aan te passen, waarbij de werkwijze de stap bevat van het vervangen van minstens één ontvangend element (82) in een modulair gebouwd geheel (72A - 72C).