BE1013594A3 - Werkwijze en inrichting voor het vormen van een leno-weefsel bij een weefmachine. - Google Patents

Werkwijze en inrichting voor het vormen van een leno-weefsel bij een weefmachine. Download PDF

Info

Publication number
BE1013594A3
BE1013594A3 BE2000/0443A BE200000443A BE1013594A3 BE 1013594 A3 BE1013594 A3 BE 1013594A3 BE 2000/0443 A BE2000/0443 A BE 2000/0443A BE 200000443 A BE200000443 A BE 200000443A BE 1013594 A3 BE1013594 A3 BE 1013594A3
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
guided
warp threads
needles
guide
warp
Prior art date
Application number
BE2000/0443A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Picanol Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Picanol Nv filed Critical Picanol Nv
Priority to BE2000/0443A priority Critical patent/BE1013594A3/nl
Priority to US10/312,559 priority patent/US6957671B2/en
Priority to EP01949471A priority patent/EP1299586B1/de
Priority to AT01949471T priority patent/ATE457377T1/de
Priority to PCT/EP2001/007761 priority patent/WO2002004723A1/de
Priority to CZ20024056A priority patent/CZ303290B6/cs
Priority to AU2001270617A priority patent/AU2001270617A1/en
Priority to DE50115343T priority patent/DE50115343D1/de
Priority to CNB018125735A priority patent/CN1273664C/zh
Application granted granted Critical
Publication of BE1013594A3 publication Critical patent/BE1013594A3/nl

Links

Classifications

    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03CSHEDDING MECHANISMS; PATTERN CARDS OR CHAINS; PUNCHING OF CARDS; DESIGNING PATTERNS
    • D03C7/00Leno or similar shedding mechanisms
    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03CSHEDDING MECHANISMS; PATTERN CARDS OR CHAINS; PUNCHING OF CARDS; DESIGNING PATTERNS
    • D03C13/00Shedding mechanisms not otherwise provided for
    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03CSHEDDING MECHANISMS; PATTERN CARDS OR CHAINS; PUNCHING OF CARDS; DESIGNING PATTERNS
    • D03C7/00Leno or similar shedding mechanisms
    • D03C7/06Mechanisms having eyed needles for moving warp threads from side to side of other warp threads

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Textile Engineering (AREA)
  • Looms (AREA)
  • Treatment Of Fiber Materials (AREA)
  • Knitting Machines (AREA)
  • Dowels (AREA)

Abstract

Inrichting en werkwijze voor het vormen van een leno-weefsel (42) bij een weefmachine, waarbij een aantal naalden (41) over de breedte van de weefmachine vast zijn opgesteld en waarbij een zijdelings heen en weer beweegbaar element (13,47) is voorzien om een door een geleidingsoog (14,46) van het element (13,47) geleide kettingdraad (37) aan een bepaalde zijde van een naald (1) te kunnen positioneren.

Description


   <Desc/Clms Page number 1> 
 



  Werkwijze en inrichting voor het vormen van een lenoweefsel bij een weefmachine. 



  De uitvinding betreft een werkwijze en een inrichting voor het vormen van een leno-weefsel bij een weefmachine, waarbij een aantal naalden over de breedte van de weefmachine zijn opgesteld die elk voorzien zijn van een geleidingsoog voor het geleiden van een kettingdraad, waarbij een element dat voorzien is van meerdere geleidingsogen voor het geleiden van een kettingdraad zieh over de breedte van de weefmachine uitstrekt, en waarbij een door het element geleide kettingdraad zieh naar keuze aan weerszijden van een naald kan bevinden. 



  Dergelijke inrichtingen voor het weven van leno-weefsel zijn gekend uit ondermeer CH 579 162, FR 2174675 en WO 98/07913. Bij dergelijke inrichtingen worden naalden die de kettingdraden geleiden met een uiteinde bevestigd in een weefkader of een steun, en worden de naalden door het weefkader of de steun op en neer bewogen en/of tevens zijdelings heen en weer bewogen. Bij een dergelijke opstelling zijn de naalden aan trillingen onderhevig, hetgeen als nadeel biedt dat het bij hoge weefselheden niet mogelijk is met dergelijke inrichtingen foutloos een leno-weefsel te weven. 



  Het doel van de uitvinding is een werkwijze en een inrichting die de voornoemde nadelen niet vertonen en die toelaten foutloos een leno-weefsel te weven. 



  Tot dit doel bevat de uitvinding een inrichting met het kenmerk dat de naalden vast zijn opgesteld en dat het 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 
 EMI2.1 
 element beweegbaar is opgesteld in een vlak nagenoeg loodrecht op de kettingdraden, waarbij de door het element geleide kettingdraden zijdelings heen en weer kunnen bewegen teneinde een door een geleidingsoog van het element geleide kettingdraad aan een bepaalde zijde van een naald te kunnen positioneren en waarbij de door het element geleide kettingdraden op en neer kunnen bewegen teneinde een weefvak te vormen tussen een vlak kettingdraden dat door de geleidingsogen van de vast opgestelde naalden wordt geleid en een vlak kettingdraden dat door de geleidingsogen van het beweegbaar element wordt geleid. 



  De uitvinding biedt als voordeel dat door het vast opstellen van de naalden, de naalden niet aan trillingen onderhevig zijn, hetgeen toelaat bij hoge weefsnelheden foutloos een leno-weefsel te weven. 



  Hierbij wordt het weefvak gevormd tussen een eerste vlak kettingdraden dat door de geleidingsogen van de vast opgestelde naalden wordt geleid en dat zodoende in een bepaalde vaste positie blijft staan, en een tweede vlak kettingdraden dat op en neer wordt bewogen en dat zijdelings heen en weer ten opzichte van de vast opgestelde naalden kan bewegen. 



  Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm is het element zijdelings heen en weer beweegbaar opgesteld, teneinde een door een geleidingsoog van het element geleide kettingdraad aan een bepaalde zijde van een naald te kunnen positioneren. Volgens nog een voorkeurdragende uitvoeringsvorm is het element op en neer beweegbaar opgesteld, teneinde de door de geleidingsogen van het element geleide kettingdraden op en neer te bewegen. Deze uitvoeringsvormen beperken het 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 aantal onderdelen, en laten toe kettingdraden zijdelings heen en weer en/of op en neer te bewegen met behulp van een element dat relatief stevig kan uitgevoerd worden en dat weinig aan trillingen onderhevig is. 



  Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm bevat de inrichting aandrijfmiddelen om het element zijdelings heen en weer te bewegen, die een stuurbare aandrijfmotor bevatten. Dit laat bijvoorbeeld toe het snelheidsverloop van een dergelijke aandrijfmotor zodanig te sturen, dat de zijdelingse beweging van het element hoofdzakelijk plaats kan vinden gedurende een periode waarbij de door het element geleide kettingdraden niet kunnen aanleunen tegen de vast opgestelde naalden, hetgeen tevens voordelig is voor het beperken van de trillingen van de naalden en voor het beperken van de sleet van de naalden en van de kettingdraden die langsheen de naalden bewegen. 



  Bij voorkeur bevatten de aandrijfmiddelen tevens een excenteraandrijving waarbij de aandrijfas en de koppelstang van de excenteraandrijving nagenoeg in een horizontaal vlak liggen wanneer het element zieh tussen de uiterste hoogteposities bevindt. Hierbij kan de excenteraandrijving een instelbaar excenter en/of een instelbare koppelstang bevatten. Dit laat toe de onderlinge zijdelingse positie van de naalden en van het element in te stellen. 



  Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm is het element in een steun bevestigd, die geleid wordt in geleidingen die de steun in een vlak nagenoeg loodrecht op de kettingdraden geleiden. 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 



  Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm bevat de inrichting meerdere stukken die vast bevestigd zijn aan een steunbalk van de weefmachine en die elk voorzien zijn van een aantal naalden. Dit maakt het mogelijk bij een breuk of een beschadiging van   een   van de naalden, slechts een beperkt aantal naalden te moeten vervangen. 



  Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm vormen de kettingdraden die door de geleidingsogen van de vast opgestelde naalden worden geleid, het onderste vlak kettingdraden van het weefvak. Dit is voordelig om de insertietijd te verhogen. 



  Tot het doel van de uitvinding bevat de uitvinding tevens een werkwijze voor het vormen van een lenoweefsel zoals in conclusies 10 tot 12. 



  Teneinde de kenmerken en verdere voordelen van de   uitvinding duidelijker naar   voor te brengen, wordt de uitvinding hiertoe nader toegelicht aan de hand van tekeningen met uitvoeringsvoorbeelden, waarin : 
Figuur 1 schematisch een weefmachine voorzien van een inrichting volgens de uitvinding weergeeft ;
Figuur 2 in detail een gedeelte van figuur 1 weergeeft ;
Figuur 3 vergroot een gedeelte van figuur 1 weergeeft ;
Figuur 4 schematisch een bovenaanzicht van een inrichting volgens figuur 1 weergeeft ;
Figuur 5 in een eerste stand een zijaanzicht van de inrichting volgens figuur 1 weergeeft ;
Figuur 6 een zicht volgens pijl F6 in figuur 5 weergeeft ;

   

 <Desc/Clms Page number 5> 

 
Figuren 7 en 8 de zichten van figuren 5 en 6 in een volgende stand weergeven ;
Figuren 9 en 10 de zichten van figuren 7 en 8 in nog een volgende stand weergeven ;
Figuur 11 het zieht van figuur 10 in nog een volgende stand weergeeft ;
Figuren 12 en 13 de zichten van figuren 9 en 11 in nog een volgende stand weergeven ;
Figuur 14 een variante uitvoeringsvorm van figuur 1 weergeeft ;
Figuur 15 een variante uitvoeringsvorm volgens een zieht zoals in figuur 2 weergeeft. 



  De in figuur 1 weergegeven weefmachine bevat een inrichting volgens de uitvinding, die een aantal naalden 1 bevat, die over de breedte van de weefmachine zijn opgesteld. Elke naald 1 is vast bevestigd in een stuk 2 dat een aantal naalden 1 bevat. De stukken 2 zijn elk vast bevestigd op een plaat 3 die via bouten 4 aan een steunbalk 5 is bevestigd. De steunbalk 5 strekt zieh uit over de breedte van de weefmachine en wordt via steunstukken 6 aan de niet weergegeven zijfremen van de weefmachine vast bevestigd. De hoogtepositie van de naalden 1 kan ingesteld worden met behulp van regelbouten 7, die samenwerken met de plaat 3 en met de steunbalk 5, en die toelaten de bevestigingspositie van de plaat 3 aan de steunbalk 5 te wijzigen.

   De weefmachine bevat verder een tweede steunbalk 8, die zieh uitstrekt over de breedte van de weefmachine en die op een gekende wijze tussen de niet weergegeven zijfremen van de weefmachine is bevestigd. Tussen de plaat 3 en de tweede steunbalk 8 zijn op regelmatige afstanden van elkaar steunelementen 9 bevestigd, teneinde vervormingen van de plaat 3 en van de 

 <Desc/Clms Page number 6> 

 
 EMI6.1 
 steunbalken 6 en 8 te beperken. Op regelmatige afstanden van elkaar zijn tevens houders 10 aan de plaat 3 bevestigd, bijvoorbeeld met behulp van niet weergegeven bouten die doorheen de stukken 2 passeren en in de plaat 3 geschroefd worden. Op die houders 10 rust een staaf 11 voor het geleiden van kettingdraden die door de naalden 1 geleid worden. Die staaf 11 wordt met een klemelement 12 dat bevestigd is aan de plaat 3 in een bepaalde axiale positie geklemd. 



  Verder bevat de weefmachine zoals weergegeven in figuren en 2, een element 13 dat voorzien is van meerdere geleidingsogen 14 voor het geleiden van een kettingdraad. Dit element 13 strekt zich uit over de breedte van de weefmachine. De afstand tussen de geleidingsogen 14 van het element 13 is gelijk aan de afstand tussen de naalden 1. Dit element 13 is vast bevestigd in een steun 15 die bestaat uit twee zijsteunen 16 die met elkaar verbonden zijn door middel van het element 13 en van een dwarssteun 17. De zijsteunen 16 worden geleid in geleidingen 18, zodat de steun 15 beweegbaar is in een vlak dat nagenoeg loodrecht op de kettingdraden is opgesteld. In het weergegeven voorbeeld is de steun 15 ter hoogte van de zijsteun 16 via een scharnier 19, koppelstangen 20, 21 en hefbomen 22 verbonden met een niet weergegeven aandrijving voor het op en neer bewegen van de steun 15.

   De hefbomen 22 zijn op gekende wijze gelagerd op dwarsbalken 23 van de weefmachine. Dergelijke aandrijving kan analoog uitgevoerd worden als een gekende aandrijving voor weefkaders bij een weefmachine. Dergelijke aandrijving bevat bijvoorbeeld een nokkensysteem dat tussen twee opeenvolgende inserties de steun 15 vanuit de bovenste hoogtepositie 

 <Desc/Clms Page number 7> 

 over de onderste hoogtepositie terug naar de bovenste hoogtepositie kan brengen. Het nokkensysteem kan hierbij zodanig gekozen worden dat de beweging naar boven en de beweging naar onder elk met een aparte nok bekomen worden. Deze aandrijving laat toe het element 13 op en neer volgens richting S te bewegen in een vlak nagenoeg loodrecht op de kettingdraden, dat bepaald wordt door de geleidingen 18. 



  Het element 13 wordt door aandrijfmiddelen die een excenteraandrijving bevatten zijdelings heen en weer bewogen. Bij de weergegeven uitvoeringsvorm wordt de dwarssteun 17 van de steun 15 verbonden met een koppelstang 24 die via een excenter 25 aangedreven wordt door de aandrijfas 27 van een stuurbare aandrijfmotor 28, teneinde het element 13 zijdelings volgens richting L heen en weer te bewegen. De aandrijfmotor 28 is bijvoorbeeld op de steunbalk 8 bevestigd, en kan bestaan uit een stuurbare schakelbare reluctantiemotor. Het excenter 25 is met bouten 26 bevestigd op een schijf 33 die op de aandrijfas 27 is voorzien. Het excenter 25 en de bouten 26 zijn bij niet aangespannen bouten 26 volgens de sleuven 29 van de schijf 33 verplaatsbaar en het excenter 25 kan door het aanspannen van de bouten 26 in een bepaalde radiale positie op de schijf 33 bevestigd worden.

   Dit laat toe de amplitude van de beweging in te stellen, bijvoorbeeld in functie van de afstand tussen de geleidingsogen 14 van het element 13. Verder bevat de koppelstang 24 twee delen 24A en 24B die sleufelementen 31 bevatten en die onderling met bouten 30 volgens meerdere axiale posities aan elkaar kunnen bevestigd worden, zodat de lengte van de koppelstang 24 kan ingesteld worden. Dit laat toe de zijdelingse positie 

 <Desc/Clms Page number 8> 

 van de geleidingsogen 14 van het element 13 ten opzichte van de naalden 1 in te stellen. De koppelstang 24 is via een scharnier 32 verbonden met de dwarssteun 17. Verder wordt de dwarssteun 17 geleid door dwarsgeleidingen 34 en 35, die aan de steunelementen 9 zijn bevestigd, en die verhinderen dat de dwarssteun 17 volgens de richting van de kettingdraden doorbuigt.

   Bij de weergegeven uitvoeringsvorm liggen de aandrijfas 27 en de koppelstang 24 die samenwerken met het excenter 25 nagenoeg in een horizontaal vlak 36 wanneer het element 13 zieh tussen de bovenste en de onderste uiterste hoogteposities bevindt. Bij de onderste hoogtepositie van het element bevinden de door het element 13 geleide kettingdraden zich onder de naalden   1,   en kunnen hierbij niet aanleunen tegen de vast opgestelde naalden 1. 



  Zoals zichtbaar in figuur 3 wordt een vlak kettingdraden 37 door de geleidingsogen 14 van het element 13 geleid, en wordt een vlak kettingdraden 38 over de staaf 11 naar de geleidingsogen 39 van de naalden 1 geleid. De kettingdraden 37 en 38 worden elk vanaf een niet weergegeven kettingboom over bijvoorbeeld een verend opgestelde sleeprol naar de inrichting volgens de uitvinding geleid. Tussen de sleeprol en de inrichting volgens de uitvinding kunnen eventueel nog middelen voor het compenseren van de spanningswijzigingen in de kettingdraden 37, 38 opgesteld worden. Zoals weergegeven in figuur 4 worden telkens twee voornoemde kettingdraden 37 en 38 samen tussen twee riettanden 40 van een riet 41 geleid. De kettingdraden 37 en 38 die samen tussen twee riettanden 40 worden geleid zijn bedoeld om samen een leno-binding te vormen.

   Hierbij wordt tevens een leno-weefsel 42 

 <Desc/Clms Page number 9> 

 weergegeven dat gevormd wordt tussen kettingdraden 37, 38 en inslagdraden 43. In figuur 5 is verder aangegeven dat het riet 41 op een weeflade 44 is gemonteerd. De kettingdraden 37 en 38 vormen een weefvak 45, waarbij het onderste vlak kettingdraden van het weefvak 45 gevormd wordt door de kettingdraden 38 die door de vast opgestelde naalden 1 geleid worden en het bovenste vlak kettingdraden door de kettingdraden 37 die door het element 13 geleid worden. 



  De werkwijze voor het vormen van een leno-weefsel 42 wordt hierna meer in detail beschreven. Uitgaande van stand van figuren 5 en 6,   waarbiJ   de kettingdraden 37 zich in de bovenste hoogtepositie en links van de   bijhorend   naalden 1 met kettingdraden 38 bevinden, wordt het element 13 met de kettingdraden 37 naar beneden bewogen. Ondertussen kan het element 13 met de kettingdraden 37 tevens zijdelings naar de naald 1 toe bewogen worden door de aandrijfmotor 28. Vervolgens wordt de stand van figuren 7 en 8 bereikt, en wordt verder bewogen naar de stand van figuren 9 en 10.

   Bij de stand van figuren 9 en 10 is het mogelijk door een gepaste zijdelingse beweging van het element 13, bijvoorbeeld de zijdelingse beweging naar rechts zoals weergegeven in figuur 11, elke kettingdraad 37 aan de andere zijde van de   bijhorend   naald 1 te positioneren. 



  Hierdoor wordt, bij het terug naar boven bewegen van het element 13, elke kettingdraad 37 aan de andere zijde van de   bijhorend   naald 1 gebracht, en wordt een stand zoals weergegeven in figuren 12 en 13 bekomen. 



  Door achtereenvolgens de kettingdraden 37 bij elke insertie aan de andere zijde van de naalden 1 te positioneren wordt een leno-weefsel 42 bekomen. 

 <Desc/Clms Page number 10> 

 Het is uiteraard ook mogelijk de aandrijfmotor 28 niet elke insertie te sturen om het element 13 zijdelings te bewegen, maar slechts om een aantal inserties aan het element 13 een zijdelingse beweging op te leggen. In dit geval wordt een leno-weefsel bekomen waarbij met de kettingdraden 37 en 38 geen leno-binding om elke inslagdraad 43 wordt gevormd, maar waarbij slechts een leno-binding wordt gevormd per groep van een aantal inslagdraden. Uiteraard hoeft het element 13 ook niet gedurende elke insertie vanaf de bovenste over de onderste terug naar de bovenste hoogtepositie gebracht te worden, maar kan deze beweging slechts om een aantal inserties plaats vinden.

   Uiteraard zijn combinaties van vorige bewegingen mogelijk. Door een gepaste sturing van de aandrijfmotor 28 om het element 13 gepast zijdelings heen of weer te bewegen, en een gepaste open neergaande beweging van het element 13, is het mogelijk een kettingdraad 37 bij de onderste hoogtepositie van het element 13 aan de gewenste zijde van de   hinhÌrende   naald 1 te brengen, teneinde een gewenste   lento-binding   te bekomen. 



  Het geniet echter de voorkeur een leno-weefsel 42 te   vervaardigen   waarbij gedurende elke insertie het element 13 zijdelings heen of weer wordt bewogen, en waarbij het element 13 tussen elke insertie de voornoemde op-en neergaande beweging uitvoert, daar in dit geval een goed gebonden leno-weefsel wordt bekomen. 



  Een dergelijk bekomen leno-weefsel 42 is bijzonder geschikt om aangewend te worden als   zogenaamde "carpet-   backing". Dit biedt tevens als voordeel dat in geval een roterende aandrijfmotor 28 wordt aangewend, deze aandrijfmotor 28 met een nagenoeg constante snelheid kan worden aangedreven, waarbij die snelheid synchroon 

 <Desc/Clms Page number 11> 

 is met de helft van de gemiddelde snelheid van de weefmachine. Hierbij hoeft de snelheid van de aandrijfmotor 28 niet volledig synchroon met de continu veranderlijke snelheid van de weefmachine te zisn, maar dient slechts gemiddeld synchroon met de snelheid van de weefmachine te zijn.

   Dit betekent ook dat de aandrijfmotor 28 zodanig dient aangedreven te worden, dat de door het element 13 geleide kettingdraden 37 aan de gewenste zijde van de naalden 1 gepositioneerd worden op het ogenblik dat die kettingdraden 37 bij hun opgaande beweging juist voorbij de naalden 1 passeren. 



  Het element 13 mag zich tussen twee voornoemde ogenblikken praktisch in eender welke zijdelingse positie bevinden. Het geniet echter de voorkeur dat het element 13 zich tussen twee voornoemde ogenblikken in een positie bevindt zodat de kettingdraden 37 niet aanleunen tegen de naalden   1,   teneinde sleet van de kettingdraden 37 en de naalden 1 door wrijving van de kettingdraden 37 met de naalden 1 te beperken. In het weergegeven voorbeeld betekent dit dat het excenter 25 bijvoorbeeld per insertie van een inslagdraad 43 over 180 graden verdraaid wordt door de aandrijfmotor 28, waarbij de aandrijfmotor 28 met een veranderlijke snelheid wordt aangedreven. Deze veranderlijke snelheid kan zodanig ingesteld worden, dat het element 13 hoofdzakelijk zijdelings beweegt op een ogenblik dat het element 13 zieh hoofdzakelijk in de onderste hoogtepositie bevindt. 



  De kettingdraden 37 hoeven uiteraard niet noodzakelijk op en neer bewogen te worden, door het element 13 dat de kettingdraden 37 zijdelings heen en weer beweegt. In figuur 14 is een variante uitvoeringsvorm weergegeven waarbij de kettingdraden 37 geleid worden door 

 <Desc/Clms Page number 12> 

 sleufvormige geleidingsogen 46 die voorzien zijn in een element 47 dat door een aandrijfmotor 28 zijdelings heen en weer volgens richting L kan bewogen worden. De aandrijfmotor 28 is bij deze uitvoeringsvorm vast bevestigd op de plaat 3. Verder worden de kettingdraden 37 die door de geleidingsogen 46 worden geleid, tevens door een langwerpige sleuf 49 geleid. Deze langwerpige sleuf 49 is voorzien in een tweede element 48 dat voorzien is in een steun 50 die op en neer kan bewogen worden.

   De zijdelingse beweging van het element 47 wordt analoog bekomen als de zijdelingse beweging van de steun 15 in figuur   1,   terwijl tevens de op-en neergaande beweging van de steun 50 met het tweede element 48 analoog wordt bekomen als de op-en neergaande beweging van de steun 15 in figuur 1. De steun 47 wordt in een vlak nagenoeg loodrecht op de kettingdraden 37,38 door middel van een balkvormig uitsteeksel 51 horizontaal geleid door geleidingen 52 die aangebracht zijn op de plaat 3. De steun 50 wordt verticaal volgens richting S in een vlak nagenoeg loodrecht op de kettingdraden 37,38 geleid door geleidingen 18, die analoog als de geleidingen 18 van figuur 1 zijn uitgevoerd. 



  In figuur 15 is nog een variante uitvoeringsvorm weergegeven waarbij de aandrijfmotor bestaat uit een stuurbare lineaire aandrijfmotor 53, die een plunjer 54 aandrijft waarop een tap 55 is aangebracht. De tap 55 kan geleid worden in een geleiding 56 die voorzien is in een geleidingsblok 57, die vast bevestigd is aan de   zijsteun   16 van de steun 15. De aandrijfmotor 53 is vast bevestigd op het freem van de geleiding 18. Door de zijdelingse beweging van de plunjer 54 van de aandrijfmotor 53 te sturen met een gepast ingesteld 

 <Desc/Clms Page number 13> 

 
 EMI13.1 
 snelheidsverloop, kan de steun 15 zodanig zijdelings heen en weer bewogen worden, dat de wrijving tussen de kettingdraden en de naalden 1 beperkt wordt. Bij de open neergaande beweging van de steun 15 wordt de tap 55 geleid langsheen de geleiding 56. 



  Volgens een niet weergegeven variante kan de beweging van de steun 15 bijvoorbeeld bekomen worden met behulp van een lineaire aandrijfmotor. ook mogelijk deze beweging van een andere aandrijfas van de weefmachine af te leiden, bijvoorbeeld van de ladeas. 



  Volgens een niet weergegeven variante wordt de staaf 11 verend opgesteld. Hiertoe worden bijvoorbeeld de houders 10 en het klemelement 12 verend ondersteund en geleid in verticale geleidingen. Dit laat toe de spanningsvariaties in de kettingdraden 38 op te vangen. 



  Volgens nog een variante uitvoeringsvorm kan de staaf 11 bijvoorbeeld bovenaan aan de steun 15 voorzien worden, of kan dergelijke staaf vervangen worden door een andere geleiding, die bovenaan aan de steun is voorzien. 



  Volgens een niet weergegeven variante kan het element 13, 47 in plaats van een door een eigen stuurbare aandrijfmotor 28 eveneens door middel van een door de weefmachine aangedreven aandrijving aangedreven worden. 



  Dergelijke aandrijving bestaat bijvoorbeeld uit een door de weefmachine aangedreven nok die via koppelstangen met het element 13, 47 is gekoppeld. Bij een dergelijke uitvoeringsvorm is het aantal te vormen leno-bindingen meestal beperkter. 

 <Desc/Clms Page number 14> 

 Het is duidelijk dat de uitvinding niet beperkt is tot de weergegeven luchtweefmachine, maar eveneens kan toegepast worden voor andere weefmachines, zoals   griJperweefmachines,   of grijperschietspoelweefmachines, waterjetweefmachines, projectielweefmachines en andere weefmachines. De inrichting volgens de uitvinding biedt tevens als voordeel, dat die op praktisch eender welke bestaande weefmachine eenvoudig kan aangebouwd worden. 



  De werkwijze en de inrichting volgens de uitvinding beperken zich uiteraard niet tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen, maar kunnen binnen het kader van de uitvinding volgens verschillende   Varianten uitgevoerd   worden.

Claims (12)

  1. Conclusies. l. Inrichting voor het vormen van een leno-weefsel (42) bij een weefmachine, waarbij een aantal naalden (1) over de breedte van de weefmachine zijn opgesteld die elk voorzien zijn van een geleidingsoog (39) voor het geleiden van een kettingdraad (38), waarbij een element (13, 47) dat voorzien is van meerdere geleidingsogen (14, 46) voor het geleiden van een kettingdraad (37) zieh over de breedte van de weefmachine uitstrekt, en waarbij een door het element (13, 47) geleide kettingdraad (37) zieh naar keuze aan weerszijden van een naald (1) kan bevinden, daardoor gekenmerkt dat de naalden (1) vast zijn opgesteld en dat het element (13, 47) beweegbaar is opgesteld in een vlak nagenoeg loodrecht op de kettingdraden (37, 38),
    waarbij de door het element (13, 47) geleide kettingdraden (37) zijdelings heen en weer kunnen bewegen teneinde een door een geleidingsoog (14, 46) van het element (13, 47) geleide kettingdraad (37) aan een bepaalde zijde van een naald (1) te kunnen positioneren en waarbij de door het element (13, 47) geleide kettingdraden (37) op en neer kunnen bewegen teneinde een weefvak (45) te vormen tussen een vlak kettingdraden (38) dat door de geleidingsogen (39) van de vast opgestelde naalden (1) wordt geleid en een vlak kettingdraden (37) dat door de geleidingsogen (14, 46) van het beweegbaar element (13, 47) wordt geleid.
  2. 2. Inrichting volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat het element (13, 47) zijdelings heen en weer beweegbaar is opgesteld, teneinde een door een geleidingsoog (14, 46) van het element (13, 47) geleide <Desc/Clms Page number 16> kettingdraad (37) aan een bepaalde zijde van een naald (1) te kunnen positioneren.
  3. 3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat het element (13, 47) op en neer beweegbaar is opgesteld, teneinde de door de geleidingsogen (14, 46) van het element (13, 47) geleide kettingdraden (37) op en neer te bewegen.
  4. 4. Inrichting volgens een van de conclusies 1 tot 3, daardoor gekenmerkt dat de inrichting aandrijfmiddelen bevat om het element (13, 47) zijdelings heen en weer te bewegen, die een stuurbare aandrijfmotor (28, 53) bevatten.
  5. 5. Inrichting volgens een van de conclusies 1 tot 4, daardoor gekenmerkt dat de inrichting aandr fmiddelen bevat om het element (13, 47) zijdelings heen en weer te bewegen, die een excenteraandrijving bevatten waarbij de aandrijfas (27) en koppelstang (24) van de excenteraandrijving nagenoeg in een horizontaal vlak (36) liggen wanneer het element (13, 47) zich tussen de uiterste hoogteposities bevindt.
  6. 6. Inrichting volgens conclusie 4 of 5, daardoor gekenmerkt dat de excenteraandrijving een instelbaar excenter (25, 26, 33) en/of een instelbare koppelstang (24) bevat.
  7. 7. Inrichting volgens een van de conclusies 1 tot 6, daardoor gekenmerkt dat het element (13) in een steun (15) is bevestigd, die geleid wordt in geleidingen (18) die de steun (15) in een vlak nagenoeg loodrecht op de kettingdraden (37, 38) geleiden. <Desc/Clms Page number 17>
  8. 8. Inrichting volgens een van de conclusies 1 tot 7, daardoor gekenmerkt dat de inrichting meerdere stukken (2) bevat die vast bevestigd zijn aan een steunbalk (5) van de weefmachine en die elk voorzien zijn van een aantal naalden (1).
  9. 9. Inrichting volgens een van de conclusies 1 tot 8, daardoor gekenmerkt dat de kettingdraden (38) die door de geleidingsogen (39) van de vast opgestelde naalden (1) worden geleid, het onderste vlak kettingdraden van het weefvak (45) vormen.
  10. 10. Werkwijze voor het vormen van een leno-weefsel (42) bij een weefmachine, waarbij een aantal naalden (1) over de breedte van de weefmachine zijn opgesteld die elk voorzien zijn van een geleidingsoog (39) voor het geleiden van een kettingdraad (38), waarbij een element (13, 47) dat voorzien is van meerdere geleidingsogen (14, 46) voor het geleiden van een kettingdraad (37) zieh over de breedte van de weefmachine uitstrekt, en waarbij een door het element (13, 47) geleide kettingdraad (37) zieh naar keuze aan weerszijden van een naald (1) kan bevinden, daardoor gekenmerkt dat de werkwijze het vast opstellen van naalden (1) en het beweegbaar opstellen van het element (13, 47) in een vlak nagenoeg loodrecht op de kettingdraden (37, 38), bevat, waarbij de door het element (13, 47)
    geleide kettingdraden (37) zijdelings heen en weer kunnen bewegen teneinde een door een geleidingsoog (14, 46) van het element (13, 47) geleide kettingdraad (37) aan een bepaalde zijde van een naald (1) te kunnen positioneren en waarbij de door het element (13, 47) geleide kettingdraden (37) op en neer kunnen bewegen teneinde een weefvak (45) te vormen <Desc/Clms Page number 18> tussen een vlak kettingdraden (38) dat door de geleidingsogen (39) van de vast opgestelde naalden (1) wordt geleid en een vlak kettingdraden (37) dat door de geleidingsogen (14, 46) van het beweegbaar element (13, 47) wordt geleid.
  11. 11. Inrichting volgens conclusie 10, daardoor gekenmerkt dat de werkwijze het zijdelings heen en weer bewegen van het element (13, 47) bevat, teneinde een door een geleidingsoog (14, 46) van het element (13, 47) geleide kettingdraad (37) aan een bepaalde zijde van een naald (1) te kunnen positioneren.
  12. 12. Inrichting volgens conclusie 10 of 11, daardoor gekenmerkt dat de werkwijze het op en neer bewegen van het element (13, 47) bevat, teneinde de door de geleidingsogen (14, 46) van het element (13, 47) geleide kettingdraden (37) op en neer te bewegen.
BE2000/0443A 2000-07-12 2000-07-12 Werkwijze en inrichting voor het vormen van een leno-weefsel bij een weefmachine. BE1013594A3 (nl)

Priority Applications (9)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2000/0443A BE1013594A3 (nl) 2000-07-12 2000-07-12 Werkwijze en inrichting voor het vormen van een leno-weefsel bij een weefmachine.
US10/312,559 US6957671B2 (en) 2000-07-12 2001-07-06 Device for creating a gauze fabric
EP01949471A EP1299586B1 (de) 2000-07-12 2001-07-06 Vorrichtung zum bilden eines drehergewebes
AT01949471T ATE457377T1 (de) 2000-07-12 2001-07-06 Vorrichtung zum bilden eines drehergewebes
PCT/EP2001/007761 WO2002004723A1 (de) 2000-07-12 2001-07-06 Vorrichtung zum bilden eines drehergewebes
CZ20024056A CZ303290B6 (cs) 2000-07-12 2001-07-06 Zarízení k výrobe perlinkové tkaniny
AU2001270617A AU2001270617A1 (en) 2000-07-12 2001-07-06 Device for creating a gauze fabric
DE50115343T DE50115343D1 (de) 2000-07-12 2001-07-06 Vorrichtung zum bilden eines drehergewebes
CNB018125735A CN1273664C (zh) 2000-07-12 2001-07-06 形成纱罗织物的装置

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2000/0443A BE1013594A3 (nl) 2000-07-12 2000-07-12 Werkwijze en inrichting voor het vormen van een leno-weefsel bij een weefmachine.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1013594A3 true BE1013594A3 (nl) 2002-04-02

Family

ID=3896598

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2000/0443A BE1013594A3 (nl) 2000-07-12 2000-07-12 Werkwijze en inrichting voor het vormen van een leno-weefsel bij een weefmachine.

Country Status (9)

Country Link
US (1) US6957671B2 (nl)
EP (1) EP1299586B1 (nl)
CN (1) CN1273664C (nl)
AT (1) ATE457377T1 (nl)
AU (1) AU2001270617A1 (nl)
BE (1) BE1013594A3 (nl)
CZ (1) CZ303290B6 (nl)
DE (1) DE50115343D1 (nl)
WO (1) WO2002004723A1 (nl)

Families Citing this family (13)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CZ300042B6 (cs) * 2003-10-21 2009-01-14 Výzkumný Ústav Textilních Stroju Liberec A.S. Zarízení k ovládání osnovních nití na tkacím stroji pro výrobu perlinkových tkanin
DE102007043111A1 (de) 2007-08-31 2009-03-05 Picanol N.V. Rahmen mit Steherlamellen und Führungslamellen
DE102007042938A1 (de) 2007-08-31 2009-03-05 Picanol N.V. Vorrichtung zum Führen von Dreherfäden
CN101809211B (zh) * 2007-08-31 2012-06-13 必佳乐有限公司 用于引导纱罗线的装置
PT2063007E (pt) * 2007-11-21 2010-12-22 Groz Beckert Kg Dispositivo para fabrico de gazes
DE102010026609B3 (de) * 2010-07-09 2011-11-17 Lindauer Dornier Gesellschaft Mit Beschränkter Haftung Verfahren und Vorrichtung zur Webmusterbildung bei Geweben mit Zusatzschusseffekten
DE102010034969B3 (de) 2010-08-20 2011-11-03 Lindauer Dornier Gesellschaft Mit Beschränkter Haftung Webblatt und Webmaschine zur Webmusterbildung bei Geweben mit Zusatzmustereffekten
EP2530194B1 (de) * 2011-06-01 2014-03-05 Groz-Beckert KG Drehereinrichtung mit Hebelgetriebe und Abdeckteil
KR101131212B1 (ko) 2011-06-21 2012-04-02 김경순 직기의 경사 가이드 플레이트
BE1022146B1 (nl) * 2014-06-13 2016-02-19 Picanol Zelfkantvormingsinrichting voor een inslagdraad
CN105780240A (zh) * 2016-04-25 2016-07-20 镇江恒创纺织机械有限公司 纱罗综框***
CN107829191A (zh) * 2017-12-26 2018-03-23 聊城由甲纺织机械有限公司 一种设有横向移动机构的织机综框
MA52684B1 (fr) * 2021-03-09 2022-12-30 Ecole Superieure Des Ind Du Textile Et De Lhabillement Esith Système à lame unique pour la réalisation d’un tissu à pas de gaze

Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB191020714A (en) * 1910-09-06 1911-06-01 Edward Hollingworth Improvements in or connected with Cross Cord or Leno Weave Mechanism for Looms.
DE466340C (de) * 1925-05-14 1928-10-06 Grossenhainer Webstuhl Und Mas Vorrichtung zur Herstellung von Drehergeweben
FR1411838A (fr) * 1964-08-03 1965-09-24 Fatex Perfectionnements aux dispositifs pour la réalisation de lisières, notamment sur les métiers à tisser sans navette
LU52874A1 (nl) * 1966-09-15 1967-07-25
FR2174675A1 (en) * 1972-03-06 1973-10-19 Terhaerst Masch Loom for weaving gauze - having one heald frame movable laterally
CH579162A5 (en) * 1974-06-17 1976-08-31 Sulzer Ag Shedding arrangement for loom with needle rods - accurately guided auxiliary shaft prevents movements caused by deflection

Family Cites Families (11)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US1543045A (en) * 1924-01-14 1925-06-23 Bachman John Snelgrow Leno loom
US1776102A (en) * 1928-08-10 1930-09-16 John C Brooks Shedding mechanism for looms
DE646462C (de) * 1935-05-21 1937-06-14 Bruno Gruenler Drehervorrichtung
US4429722A (en) * 1981-05-18 1984-02-07 Quaker Fabric Corp. Method and apparatus for weaving fabrics of novel construction
GB9120272D0 (en) * 1991-09-23 1991-11-06 Bonas Griffith Ltd A leno heald assembly
CZ283439B6 (cs) * 1996-08-16 1998-04-15 Vúts Liberec A.S. Zařízení k ovládání osnovních nití pro výrobu perlinkových tkanin na tkacím stroji
JP3856068B2 (ja) * 1998-11-16 2006-12-13 Ykk株式会社 細幅クロッシェ編機における複合編針の作動機構
JP2001159046A (ja) * 1999-11-16 2001-06-12 Sulzer Textil Ag からみ織を製造するための装置
EP1101850A1 (de) 1999-11-16 2001-05-23 Sulzer Textil AG Vorrichtung zum Bilden einer Dreherbindung
US6510871B2 (en) * 2001-03-05 2003-01-28 Sulzer Textil Ag Apparatus for the manufacture of leno fabrics
US6851456B2 (en) * 2001-07-18 2005-02-08 Sultzer Textil Ag Weaving machine for the manufacture of leno cloths

Patent Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB191020714A (en) * 1910-09-06 1911-06-01 Edward Hollingworth Improvements in or connected with Cross Cord or Leno Weave Mechanism for Looms.
DE466340C (de) * 1925-05-14 1928-10-06 Grossenhainer Webstuhl Und Mas Vorrichtung zur Herstellung von Drehergeweben
FR1411838A (fr) * 1964-08-03 1965-09-24 Fatex Perfectionnements aux dispositifs pour la réalisation de lisières, notamment sur les métiers à tisser sans navette
LU52874A1 (nl) * 1966-09-15 1967-07-25
FR2174675A1 (en) * 1972-03-06 1973-10-19 Terhaerst Masch Loom for weaving gauze - having one heald frame movable laterally
CH579162A5 (en) * 1974-06-17 1976-08-31 Sulzer Ag Shedding arrangement for loom with needle rods - accurately guided auxiliary shaft prevents movements caused by deflection

Also Published As

Publication number Publication date
CZ20024056A3 (cs) 2003-05-14
CN1273664C (zh) 2006-09-06
CN1441865A (zh) 2003-09-10
CZ303290B6 (cs) 2012-07-18
ATE457377T1 (de) 2010-02-15
US20030159746A1 (en) 2003-08-28
EP1299586A1 (de) 2003-04-09
EP1299586B1 (de) 2010-02-10
WO2002004723A1 (de) 2002-01-17
AU2001270617A1 (en) 2002-01-21
US6957671B2 (en) 2005-10-25
DE50115343D1 (de) 2010-03-25

Similar Documents

Publication Publication Date Title
BE1013594A3 (nl) Werkwijze en inrichting voor het vormen van een leno-weefsel bij een weefmachine.
EP0925395B1 (en) A device for controlling warp threads for the production of leno fabrics on a textile machine
US7111647B2 (en) Weaving machine and method for weaving pile fabrics and spacer for such a weaving machine
BE1006347A3 (nl) Inrichting voor het presenteren van inslagdraden bij weefmachines.
BE1004960A3 (nl) Inrichting voor het vormen van een gaap bij weefmachines.
US6315008B2 (en) Weaving loom for producing a leno fabric
BE1016753A3 (nl) Werkwijze en inrichting voor het vormen van een leno-weefsel bij een weefmachine.
US4614210A (en) Leno device for weaving machines and weaving machines equipped with such a leno device
US3796235A (en) Harness arrangement for a loom
BE1000994A3 (nl) Inrichting voor het geleiden van de grijperstangen in een grijperweefmachine.
BE1011089A3 (nl) Draadrem met twee remelementen.
US2744398A (en) Warp knitting machine
BE1005399A3 (nl) Werkwijze om te weven en inrichting voor het aandrijven van weefkaders hiertoe aangewend.
US4041991A (en) Weaving machine with external weft supply
BE1004954A3 (nl) Inrichting voor het aandrijven van een randdradenmechanisme bij weefmachines.
US5568827A (en) Weaving loom with sley associated device for positioning a weft cutter
BE1006861A6 (nl) Weefmachine voorzien van een zelfkantinrichting.
BE1013285A3 (nl) Werkwijze en inrichting voor het steunen van een schaar kettingdraden bij een weefmachine.
US4227553A (en) Weaving machine with heddle frames
US4259995A (en) Harness for looms
US4098203A (en) Advancing of a textile cloth on an embroidery machine
EP3751037B1 (en) Air-jet weaving machine for producing leno fabrics
DE69111171T2 (de) Verfahren und Vorrichtung zum Vereinzeln von Litzen in automatische Kettfadeneinziehmaschinen.
US3369571A (en) Loom and method of weaving
US4584853A (en) Tricot knitting machine, particularly galloon crocheting machine