NL9101206A - Inrichting voor het oogsten van gewassen. - Google Patents

Description

Inrichting voor het oogsten van gewassen.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het oogsten van gewassen, omvattende tenminste een invoermiddel, een snijmiddel en een transportmiddel voor de losgesneden delen en een aandrijving om de inrichting over de bodem te verplaatsen.

Een dergelijke inrichting is bekend uit de Franse octrooipublicatie 2.628.933· Daarin wordt een achter een trekker te koppelen inrichting beschreven voor het oogsten van uien en dergelijke. Vanwege de onregelmatige snelheid van de trekker is het van belang, dat de bewegingssnelheid van de transportmiddelen zo ten opzichte van de snelheid van de inrichting is aangepast, dat bij elke snelheid wordt gewaarborgd, dat de geoogste gewasdelen op voldoende afstand van elkaar in de transportmiddelen aanwezig zijn om de volgende bewerking van het verder snijden van de stelen op gewaarborgde wijze te kunnen uitvoeren. Daartoe zullen de transportmiddelen in het algemeen een verhoudingsgewijs hoge snelheid hebben. De in het Franse octrooischrift beschreven inrichting is in het bijzonder voor de tuinbouw geschikt waarbij de afmeting in de hoogte van ondergeschikt belang is.

Echter op andere gebieden wordt eveneens gestreefd naar mechanisatie bij het oogsten van gewassen. Zo wordt in het "Vakblad van de Bloemmiste-rij" 31 (I99O) een maaibalk voor chrysanten beschreven. Deze maaibalk bestaat uit een verrijdbare schaar. Enerzijds is deze voorzien van een wiel en anderzijds van een slede waartussen zich een paar over elkaar bewegende messen uitstrekt om een aantal rijen chrysanten te kunnen snijden. Door duwen met de voet wordt deze maaibalk bewogen. Door de bediening van een schakelaar kan de snijwerking met een motor worden gerealiseerd. Een dergelijke inrichting heeft als nadeel, dat de chrysantenplukker de inrichting zelf moet voortbewegen en deze regelmatig moet in- en uitschakelen. Chrysanten worden normaliter niet alleen door de bodem gedragen, maar eveneens door een op enige afstand boven de bodem gespannen net. Indien de chrysanten verhoudingsgewijs lang zijn, bestaat het gevaar, dat deze na het oogsten met een dergelijke maaibalk omvallen en in andere gevallen bestaat het gevaar, dat de chrysanten door het gaas heen schieten en daarna voor de plukker moeilijker bereikbaar en te plukken zijn.

In de stand der techniek worden daarom nog steeds de chrysanten met kluit en al door de plukker uit de bodem getrokken. Het is duidelijk, dat dit zeer vermoeiend is temeer omdat de plukker een aantal rijen vanaf één positie dient te oogsten waardoor hij bijzonder ver moet reiken.

De inrichting volgens het Franse octrooischrift 2.628.933 is ook niet geschikt om chrysanten te oogsten, omdat deze inrichting ten eerste te hoog is om zich tussen het net en de bodem te kunnen voortbewegen terwijl tevens door de ongestuurde beweging van de transportmiddelen de losgesneden chrysanten hetzij naar voren hetzij naar achteren ten opzichte van het net zouden worden getrokken en beschadigingen zouden optreden.

Het doel van de uitvinding de hierboven beschreven nadelen te vermijden. Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt doordat stuurmidde-len aanwezig zijn, die zijn ingericht om de snelheid van de transportmiddelen zodanig aan de voortbewegingssnelheid van de inrichting over de bodem aan te passen, dat het af gesneden gewas in de transportmiddelen in hoofdzaak niet ten opzichte van de bodem verplaatst wordt.

Aan de uitvinding ligt het inzicht ten grondslag weliswaar transportmiddelen te gebruiken, maar de beweging daarvan zodanig te koppelen met de voortbewegingssnelheid van de inrichting, dat na het snijden van het gewas, zoals chrysanten, deze ten opzichte van een andere drager zoals het hierboven genoemde net stil blijven staan. Op deze wijze zal gedurende enige tijd na het doorsnijden het gewas in dezelfde horizontale positie ten opzichte van de bodem blijven, in welke tijd de plukker het gewas ten opzichte van de drager, zoals het net, kan losmaken en kan wegnemen. Door de transportmiddelen kan het gewas in verticale positie bewogen worden. Daardoor heeft enerzijds de plukker meer tijd en vrijheid om het gewas weg te nemen terwijl anderzijds beschadiging door een ongewenste verplaatsing daarvan wordt voorkomen.

Hoewel de hierboven beschreven inrichting met alle in de stand der techniek bekende middelen, zoals kabels en kettingen, kan worden aangedreven, is deze volgens een van voordeel zijnde uitvoering zelf aandrijvend.

De transportmiddelen omvatten eveneens een van voordeel zijnde uitvoering twee aangrenzende aangedreven snaren. Uit het hierboven genoemde Franse octrooischrift 2.628.933 is het bekend deze snaren tegen elkaar te laten aanlopen en de steel van het gewas daartussen in te klemmen. Het is echter gebleken, dat daardoor enerzijds het gevaar van beschadigen bestaat en anderzijds dat het uitnemen van het gewas tussen de twee aangrenzende snaren bijzonder moeilijk is. Dit is bij de inrichting volgens het Franse octrooischrift niet van belang omdat het geoogste gewas later aan een verdere snijbehandeling wordt onderworpen waarbij de stelen alsnog worden verwijderd. Bij de onderhavige uitvinding, die o.a. is bedoeld is voor het oogten van chrysanten, is beschadiging van de stelen bijzonder onwenselijk en is het van belang, dat de transportmiddelen enerzijds de chrysanten vasthouden, maar anderzijds, dat het op eenvoudige wijze mogelijk is de chrysanten los te nemen. Omdat de chrysanten door een verdere drager, zoals het net, worden ondersteund, is een vaste inklem-ming, zoals bij het Franse octrooischrift, niet noodzakelijk. Het is gebleken, dat de hierboven genoemde doeleinden op van bijzonder voordeel zijnde wijze kunnen worden verwezenlijkt indien de snaren in de gebruiks-positie ten opzichte van elkaar in de hoogte verplaatst zijn. Daardoor wordt de steel van het betreffende gewas tussen twee opeenvolgende snaren enigszins gekromd gespannen, maar het is mogelijk het gewas tussen de snaren door te trekken. Bovendien bestaat daarbij het voordelige effekt, dat eventueel op de steel aanwezige bladeren, die zich onder de snaren bevinden, bij het lostrekken worden afgescheurd.

Om met name bij de uitvoering waarbij de inrichting zelf aandrijvend is, te waarborgen, dat deze op de juiste wijze over de bodem beweegt, is de inrichting volgens een van voordeel zijnde uitvoering voorzien van zoekmiddelen om een baan over de bodem te bepalen. Deze zoekmiddelen kunnen alle in de stand der techniek bekende middelen omvatten, zoals licht- en geluidgeleidingen en andere vaste positioneermiddelen. Volgens een van voordeel zijnde uitvoering wordt gebruik gemaakt van een aantal parallelle ten opzichte van elkaar aangebrachte sleden. Omdat veel gewassen op verhogingen met daartussen verdiepingen op de bodem worden gekweekt, zal bij toepassing van sleden de inrichting zodanig worden gestuurd, dat de sleden in de goten liggen. Op deze wijze kan bijzonder eenvoudig in nauwkeurige positionering van het gewas ten opzichte van de invoermiddelen van de inrichting worden voorzien. Daarbij zijn de zoekmiddelen bij voorkeur aan de voorzijde van de inrichting aangebracht en zijn aan de achterzijde wielen, rupsen en dergelijke aangebracht, die worden aangedreven. Om het gewicht van de inrichting in verband met dit zoeken zo laag mogelijk te houden, is er volgens een van voordeel zijnde uitvoering van de uitvinding in voorzien, dat met de inrichting een verrijdbare aanhanger gekoppeld is waarin zich de zwaardere componenten bevinden. Op deze wijze wordt de zoekgevoeligheid van de inrichting niet beïnvloed terwijl toch zwaardere delen, zoals een accu, voor de aandrijving kunnen worden meegevoerd.

Volgens een van voordeel zijnde uitvoering van de uitvinding omvatten de snijmiddelen en getand snijoppervlak. Het is gebleken, dat met een getand snijoppervlak een lagere snijsnelheid nodig is om het snijden te verwezenlijken terwijl eveneens de tijd gedurende welke het snijden wordt uitgevoerd, korter is bij geringe geluidsproduktie. Op deze wijze kan energie worden bespaard hetgeen in het bijzonder van belang is bij een zelf aangedreven inrichting.

Het is vanzelfsprekend dat de inrichting kan worden uitgevoerd voor het gelijktijdig snijden van een aantal rijen gewassen. Daartoe zullen verscheidene invoer-, snij- en transportmiddelen aanwezig zijn. Volgens een van voordeel zijnde uitvoering van de uitvinding is de aandrijving voor alle snijmiddelen gemeenschappelijk en hetzelfde geldt voor de aandrijving van de transportmiddelen.

De uitvinding zal hieronder aan de hand van een in de tekeningen afgebeeld uitvoeringsvoorbeeld nader worden verduidelijkt. Daarbij tonen:

Fig. 1 een perspectivisch, gedeeltelijk opengewerkt, aanzicht van een veld waarop een gewas wordt gekweekt met daarin getekend de inrichting volgens de uitvinding;

Fig. 2 het bovenaanzicht van de inrichting volgens fig. 1, echter zonder aanhanger;

Fig. 3 een perspectivisch zijaanzicht van de inrichting volgens fig.l;

Fig. 4 een detail van de invoerzijde van de inrichting volgens fig.

1;

Fig. 5 de positie van het gewas bij en na het doorsnijden; en fig. 6 de zoekmiddelen van de inrichting volgens de uitvinding.

De inrichting volgens de uitvinding is in fig. 1 in zijn geheel met 1 aangegeven. Daaraan is een aanhanger 2 gekoppeld. De inrichting is op bodem 3 geplaatst van een veld waarop een gewas 4, zoals chrysanten, gekweekt wordt. Omdat dergelijke chrysanten verhoudingsgewijs kwetsbaar zijn, is een net 5 gespannen om deze chrysanten verder te ondersteunen. De inrichting 1 alsmede de aanhanger 2 volgens de uitvinding zijn zodanig laag uitgevoerd, dat deze onder het net 5 kunnen bewegen.

In fig. 2 is een bovenaanzicht van de inrichting volgens fig. 1 weergegeven. Het blijkt dat deze bestaat uit een aantal snijmessen 6. Deze messen worden door een gemeenschappelijke, hier niet afgeheelde, aandrijving aangedreven. Bovendien zijn transportmiddelen 7. hier snaren, aanwezig, waarvan een deel in fig. 4 meer gedetailleerd is afgebeeld. Snaar 7 is een enkele doorgaande snaar die door een motor 8 met reductie wordt aangedreven. Inrichting 1 is voorzien van wielen 9 die worden aangedreven door een motor 10. Bovendien zijn stuurmiddelen 11 aanwezig waarmee zowel de voortbewegingssnelheid van de inrichting 11 over de bodem 3 kan worden gestuurd als de bewegingssnelheid van de snaar 7 en zo van de transportmiddelen. Stuurmiddelen 11 zijn zodanig ingericht, dat bij verplaatsing van inrichting 1 over de bodem de afgesneden stelen 12 (fig.5) van de chrysanten niet in horizontale richting bewegen ten opzichte van de bodem en zo niet bewegen ten opzichte van net 5· In de hier afgebeelde uitvoering is dit op elektronische wijze verwezenlijk, maar vanzelfsprekend is het eveneens mogelijk door passende overbrengingen de snelheid van de snaren 7 ten opzichte van de snelheid van wielen 9 vast te leggen.

Zoals in het bijzonder uit fig. 3 en fig. 6 blijkt, is op het frame 13 waarop voor de snaren omstuurrollen 14 zijn aangebracht voor de snaren en eveneens de snijwielen 6 en de verschillende hierboven beschreven andere onderdelen, eveneens een stel sleden 15 aanwezig. In fig. 3 is een voortbewegingsrichting met pijl 16 aangegeven. De sleden 15 zijn op een afstand van elkaar aangebracht, die overeenkomt met de afstand tussen de verschillende rijen chrysanten 4, zoals in fig. 1, afgebeeld. Daardoor lopen de sleden 15 tijdens gebruik in de goten liggend naast de bedden waar de chrysanten zijn geplaatst.

In fig. 4 is, zoals reeds aangegeven, een detail van het invoereinde van de in fig. 2 afgebeelde inrichting 1 getoond. Het blijkt, dat de snaardelen 7 waartussen de stengels 12 van het gewas worden opgenomen, enigszins in hoogte ten opzichte van elkaar verplaatst zijn aangebracht, zodat de stengel niet wordt samengeperst tussen twee snaren en de stengel gemakkelijk tussen de twee snaren uit kan worden losgenomen. Immers de stengels 12 worden ondersteund door net 5· Bovendien blijkt uit fig. 4, dat snijwiel 6 is voorzien van een gekartelde vertanding 18. Na het door rollen 14 in de kneep tussen de twee snaren 7 plaatsen van de betreffende stengel zal deze na kort transport optimaal gepositioneerd door snijwiel 6 aangegrepen worden en door de gekartelde vertanding met een of meer "slagen" worden doorgehakt. Deze wijze van scheiden vraagt weinig energie en brengt eveneens nauwelijks geluidsoverlast voort. Vervolgens, en dit is verder in fig. 5 afgebeeld, bewegen de stengels geleidelijk naar boven. De zich naast de machine bevindende plukker ziet in een veld gewas steeds een aantal stengels omhoog komen en weet, dat deze zojuist gesneden zijn en dat hij deze door het net naar boven kan trekken. Bij het dicht op elkaar liggend telen van gewas zal in de praktijk de inrichting 1 volgens de uitvinding voor de plukker niet zichtbaar zijn. Om desondanks in geval van nood de inrichting te kunnen uitschakelen, zijn aan weerszijden ergonomisch geplaatste noodschakelaars 20 aanwezig. De ener- gievoorziening van de inrichting geschiedt met behulp van een niet afge-beelde in aanhanger 2 aangebrachte accu. Indien de accu leeg is, kan door het eenvoudig koppelen van een andere aanhanger de inrichting 1 verder worden gebruikt. Toepassing van een dergelijke aanhanger heeft als verder voordeel, dat het gewicht van inrichting 1 verhoudingsgewijs laag kan zijn waardoor de zoekgevoeligheid van de slede 15 toeneemt. Eveneens zal door de nog niet afgesneden stengels van het gewas, die binnentreden tussen de rollen 14, een zeker centrerend effekt van de inrichting verkregen worden.

Vanzelfsprekend kan de inrichting zijn voorzien van verdere af-schermmiddelen om gevaar voor de plukker zoveel mogelijk te beperken.

Als voorbeeld wordt vermeld dat de inrichting volgens de uitvinding een hoogte van ongeveer 27 cm heeft. Op deze wijze kan onder elk soort gespannen net 5 worden geoogst. De oogstbreedte kan bijvoorbeeld by chrysanten zeven rijen omvatten. Met een dergelijke inrichting kan tenminste 50% aan personeel kan worden bespaard. Hoewel de inrichting hierboven is getoond met een enkele ondersteuning voor het gewas kan een verdere ondersteuning, bijvoorbeeld bestaande uit nogmaals twee snaren die zich hoger of lager bevinden dan de afgeheelde snaren, aanwezig zijn.

Met de uitvinding is het mogelijk ook gewassen die onder een net gekweekt worden door snijden te oogsten waardoor het van voordeel zijnde effekt ontstaat, dat wortelresten ter plaatse van de bodem achterblijven en niet pas na het oogsten behoeven te worden gescheiden en weer moeten worden teruggevoerd om de bodem te verrijken.

Hoewel de uitvinding hierboven aan de hand van een voorkeursuitvoering beschreven is, moet begrepen worden, dat daaraan talrijke wijzigingen kunnen worden aangebracht zonder buiten het bereik van de bijgevoegde conclusies te geraken. ZO kan de uitvinding voor alle daarvoor in aanmerking komende gewassen gebruikt worden.

Claims (10)

1. Inrichting voor het oogsten van gewassen, omvattende tenminste een invoermiddel, een snijmiddel en een transportmiddel voor de losgesneden delen en een aandrijving om de inrichting over de bodem te verplaatsen, met het kenmerk, dat stuurmiddelen aanwezig zijn, die zijn ingericht om de snelheid van de transportmiddelen zodanig aan de voortbewegings-snelheid van de inrichting over de bodem aan te passen, dat het af gesneden gewas in de transportmiddelen in hoofdzaak niet ten opzichte van de bodem verplaatst wordt.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de inrichting zelf-aan-drijvend is uitgevoerd.

3· Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de transportmiddelen twee aangrenzende aangedreven snaren omvatten.

4. Inrichting volgens conclusie 3. waarbij in gebruikspositie de snaren ten opzichte van elkaar in de hoogte verplaatst zijn.

5- Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de inrichting is voorzien van zoekmiddelen om een baan over de bodem te bepalen.

6. Inrichting volgens conclusie 5« waarbij de zoekmiddelen een aantal parallel ten opzichte van elkaar aangebrachte sleden omvatten.

7· Inrichting volgens conclusie 5 of 6, omvattende een aangedreven achteras en zoekmiddelen aan de voorzijde.

8. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij daaraan een verrijdbare aanhanger is gekoppeld.

9· Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het snijmiddel een getand snijoppervlak omvat.

10. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, omvattende tenminste twee invoer-, snij- en transportmiddelen, waarbij voor de snij-middelen en voor de transportmiddelen steeds een gemeenschappelijke aandrijving aanwezig is.