NL9001430A - Transportinrichting voor verpakkingen met geintegreerde bufferaccumulator. - Google Patents

Description

Korte aanduiding : Transportinrichting voor verpakkingen met geïntegreerde bufferaccumulator.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een transportinrichting voor verpakkingen met geïntegreerde bufferaccumulator, waarbij verpakkingen van een toevoersysteem aan een verpakkingsmachine toegevoerd worden en bij leemtes in de transportstroom verpakking uit een buffer-accumulator worden uitgenomen.

Dergelijke transportinrichtingen met geïntegreerde buffer-accumulator zijn bekend.

Een taak van deze bekende transportinrichting is zo mogelijk zonder onderbrekingen een achter de transportinrichting geschakelde verpakkingsmachine te verpakken produkten toe te voeren. Het is bekend dergelijke verpakkingen achter elkaar liggend op meerdere achter elkaar aangebrachte, echter afzonderlijk aangedreven transportbanden te positioneren. Indien de verpakkingsmachine produkten voor het verpakken kan afnemen vraagt zij van de voorste band van deze transportlijn de voorste verpakking. Indien nu de produktstroom wordt onderbroken, dan ontneemt de verpakkingsmachine nog de overige op de transportbanden opliggende verpakkingen. Het komt echter nu tot een ophouden van de produktstroom en daarmede ontstaat een leemte in het transportsysteem. Tot nu toe is het bekend een dergelijke leemte te vermijden door een buffer-systeem. Een eerste uitvoeringsvorm van een dergelijk bekend buffersysteem is, dat men de bandsnelheid van de afzonderlijke banden in het toevoersysteem overeenkomstig verhoogt om de opgetreden leemte in de toe te voeren verpakking zo snel mogelijk te vereffenen en te sluiten. Nadeel van deze bekende uitvoering is, dat in verband met het verhoudingsgewijs grote aantal bufferbanden de lengte van dit toevoerstation verhoudingsgewijs groot is en de vervaardigingskosten verhoudingsgewijs hoog zijn, aangezien iedere afzonderlijke bufferband een gescheiden aan te sturen aandrijving toegevoegd moet worden.

Er zijn nu pogingen gedaan de feitelijke constructief gegeven lengte daardoor te verminderen, doordat men in een vlak boven elkaar liggend een tweede vlak van bufferbanden aanbracht. Daarmede kon praktisch de lengte gehalveerd worden, echter met het nadeel, dat de kosten niet verminderd konden worden, aangezien evenals voordien voor iedere afzonderlijke band een gescheiden aan te sturen aandrijving moet worden aangebracht.

De onderhavige uitvinding ligt dan ook de opgave ten gronde een transportsysteem van de in aanvang genoemde soort zo verder uit te voeren, dat bij verhoudingsgewijs geringe vervaardigingskosten en bij geringe plaatsbehoefte een optimaal aantal bufferplaatsen ter beschikking staat om een van onderbrekingen vrije materiaalstroom in de er achter geschakelde verpakkingsmachine te waarborgen.

Voor de oplossing van de gestelde opgave is de uitvinding daardoor gekenmerkt, dat in het gebied van het toevoersysteem tenminste een vertikaal beweegbaar hefmagazijn is aangebracht, welke vertikaal boven elkaar liggend aangebrachte vakbodems omvat, van welke iedere vakbodem voor het opnemen en afgeven van telkens een verpakking geschikt is.

Belangrijk kenmerk van de onderhavige uitvinding is dus dat de voordien bekend zijnde vertikale deling van transportbanden, waarbij een onderste vlak van transportbanden tegenover een bovenste vlak gesteld wordt, nu wordt vermeden, en dat uit het vlak van het ene aanwezige transportbandsysteem tenminste een vertikaal beweegbaar hefmagazijn is aangebracht, dat als bufferstation de aankomende verpakking kan opnemen en al naar behoefte direkt of vertraagd de opgenomen verpakkingen weer kan afgeven.

Daarmede wordt het belangrijke voordeel bereikt, dat slechts in een vlak gescheiden aangedreven transportbanden moeten worden aangebracht, waardoor enerzijds de plaatsbehoefte zeer sterk wordt verminderd en anderzijds de vervaardigingskosten omlaag worden gebracht daar in een verder vertikaal vlak aangedreven transportbanden uitgespaard kunnen worden.

Met het begrip "verpakking", die telkens in het hefmagazijn opgenomen resp. afgegeven kan worden, wordt slechts funktioneel een verpakkingseenheid verstaan. Een dergelijke verpakkingseenheid kan vanzelfsprekend uit meerdere samen te verpakken afzonderlijke verpakkingen bestaan.

Het gaat hier dus om een technisch weinig gecompliceerde oplossing, want bij een dergelijk hefmagazijn zijn slechts weinig bewegende delen aanwezig en het gaat dan ook om een onderhoudsvriendelijk en verhoudingsgewijs goedkoop te vervaardigen systeem.

Bij de verpakking van gemakkelijk bedervende produkten is het niet voldoende slechts een enkel hefmagazijn aan te brengen. Het kan namelijk bij de opstelling van een enkel hefmagazijn gebeuren, dat de gemakkelijk bedervende goederen gedurende een onbepaalde tijd in de vak-bodem van dit hefmagazijn bewaard worden en tijdens deze bewaartijd aan kwaliteitsverliezen leiden.

Om dit te vermijden zijn volgens de uitvinding twee of meer hefmagazijnen achter elkaar geschakeld in de transportstroom. Op deze wijze is het door het afwisselend sturen van het ene en het andere hefmagazijn mogelijk de hefmagazijnen telkens snel te legen en tijdens het legen van het ene hefmagazijn het andere hefmagazijn op te vullen. Daardoor wordt gewaarborgd dat binnen korte tijd het produkt in een hefmagazijn ingebracht wordt en snel weer uit dit hefmagazijn uitgehaald wordt, ook indien het tot grote stuwingen in de transportstroom komt, aangezien tijdens het opslaan in het ene magazijn de gemakkelijk bedervende goederen reeds weer uit het andere hefmagazijn worden af gegeven.

Op deze wijze is het zelfs mogelijk van het ene hefmagazijn een door deze afgegeven pakking in een daarachter geschakelde hefmagazijn op te slaan en daar te bewaren.

In de hierna volgende beschrijving wordt een verpakkings-systeem met een baan beschreven. Het zal echter duidelijk zijn, dat het beschreven systeem ook met twee banen kan worden uitgevoerd; dat wil zeggen de beschreven opstelling zou dan over een midden!angsas gespiegeld zijn en zou dan dus dubbel aanwezig zijn.

Bij het hier beschreven buffersysteem gaat het dus om een FILO-systeem. Daar aangezien bij aan bederf onderhevige verpakkingen een dergelijk systeem nadelig kan zijn wordt volgens de uitvinding tenminste in transportrichting een verder hefmagazijn nageschakeld, welke door prioriteitswisseling dit transportsysteem FILO kan doorbreken en in een FIFO-overeenkomstig systeem kan omzetten.

De uitvinding wordt nu aan de hand van een uitvoerings-voorbeeld nader beschreven. Uit de tekeningen en de beschrijving daarvan blijken verdere voordelen en kenmerken van de uitvinding.

Figuur 1 toont schematisch een transportsysteem volgens de uitvinding in zijaanzicht.

Figuur 2 toont het transportsysteem volgens figuur 1 in een omgrenzingstekening.

Figuur 3 toont een zijaanzicht van het transportsysteem volgens figuur 2, gezien in de richting volgens pijl III.

Figuur 4 toont een bovenaanzicht op het transportsysteem, gezien in de richting volgens pijl IV in figuur 2.

Figuur 5 toont een zijaanzicht van de aandrijfeenheid aan de inloopzijde.

Figuur 6 toont een aanzicht van de transportband in het gebied van het hefmagazijn in doorsnede.

Figuur 7 toont een zijaanzicht van een aan de uitloopzijde aangebrachte stuwband.

In figuur 1 bestaat het transportsysteem volgens de uit vinding uit meerdere in serie achter elkaar aangebrachte, afzonderlijk aangedreven banden, waarbij de eerste aan de inloopzijde gelegen transportband als oploopband 2 aangeduid wordt. Achter deze oploopband 2 is een inloopband 3 geschakeld.

Bij de uitgang van het transportsysteem volgens de uit vinding zijn stuwbanden 23, 24 aangebracht.

Iedere band 2, 3 , 23, 24 wordt via telkens een aandrijfriem 7 en een gescheiden aangedreven tandriemschijf 8 door een gescheiden te regelen aandrijving aangedreven.

In het transportgebied van de desbetreffende band 2, 3, 23, 24 zijn telkens lichtbakken 4, 5, 6 aangebracht, welke de materiaalstroom waarnemen. In overeenstemming met deze materiaalstroom wordt dan de in- en uitschakel tijd van de desbetreffende band gestuurd en dienovereenkomstig ook de aandrijving van het desbetreffende hefmagazijn 12, 32.

Daar de banden 2, 3, 23, 24 identiek zijn uitgevoerd zijn voor dezelfde delen dezelfde verwijzingscijfers gebruikt.

De verpakking 9, welke in transportrichting 1 in het transportsysteem volgens de uitvinding geraakt, wordt eerst van de aan de inloopzijde aangebrachte oploopband 5 opgenomen en wordt dan tesamen met een verdere verpakking op de daarachter geschakelde inloopband 3 samengevoegd. Ter wille van de overzichtelijkheid zijn de op de inloopband 3 aangebrachte verpakkingen met 10 en 11 aangeduid.

Het samenvoeren van de beide verpakkingen 10 en 11 vindt als volgt plaats:

Eerst is de oploopband 2 ingeschakeld en transporteert de verpakking 9 in transportrichting 1 op de ingeschakelde inloopband 3, tot de verpakking 9 de stand van de verpakking 10 heeft bereikt. Deze stand wordt door de lichtbak 5 vastgesteld. Daarop stopt de inloopband 3 en loopt de volgende verpakking op de oploopband 2 op en stopt ter plaatse van de lichtbak 4.

Daarna worden beide banden 2 en 3 ingeschakeld, waarop de verpakking 10 op de plaats van de verpakking 11 geraakt en gelijktijdig de verpakking 9 vanaf de oploopband 2 nu op de plaats van de verpakking 10 geraakt. Daarna worden beide banden stopgezet en ontstaat zodoende de opstelling van de beide verpakkingen 10 en 11, zoals deze in figuur 1 op de oploopband 3 is getekend.

Zoals verder in figuur l is weergegeven heersen aan de uitloopzijde van de transportinrichting dezelfde verhoudingen, dat wil zeggen op iedere stuwband 23, 24 liggende verpakkingen 10, 11 paarsgewijs.

Deze vorming van paren van verpakkingen 10, 11 is een bijzondere toepassing van de onderhavige uitvinding en is niet beslist noodzakelijk voor de oplossing. Het zal duidelijk zijn, dat ook enkele verpakkingen 9, zoals dit op de oploopband 2 is weergegeven, met het transportsysteem volgens de uitvinding verwerkt (opgeslagen) kunnen worden.

Indien nu een onderbreking van de produktstroom optreedt, bijvoorbeeld daardoor, dat een stuwing in de daarachter geschakelde verpakkingsmachine ontstaat of dat aan de inloopzijde de produktstroom wordt onderbroken, dan moet de bufferfunktie van het transportsysteem volgens de uitvinding in werking treden.

Hiertoe zijn in de materiaalstroom vertikaal beweegbare hefmagazijnen 12, 32 aangebracht. Het werd in de aanvang reeds vermeld, dat de oplossing van de gestelde opgave kan plaatsvinden door een enkel hefmagazijn 12. Binnen het raam van de onderhavige uitvinding werd het echter de voorkeur gegeven (in verband met de verwerking van gemakkelijk bedervende produkten) om twee in transportrichting op afstand achter elkaar liggend aangebrachte hefmagazijnen 12, 13 aan te brengen.

Ter wille van de eenvoud wordt in het onderstaande slechts de werking van een enkel hefmagazijn 12 beschreven. De werking van het daarachter geschakelde hefmagazijn 32 is identiek, zodat in verband daarmede kan worden afgezien van een beschrijving van dit tweede hefmagazijn 32.

Het hefmagazijn 12 bestaat, zoals weergegeven in de figuren 1-4, althans in hoofdzaak uit een aan de inloopzijde aangebrachte transportband 19 en een aan de uitloopzijde aangebrachte transportband 20. Beide transportbanden worden door een enkele gemeenschappelijke motor 38 (figuur 4) aangedreven. Deze motor 38 drijft de aandrijfas 36 rechtstreeks aan en de aandrijfas 36 is via een tandriem met de aan de inloopzijde aangebrachte aandrijfas 35 vormsluitend gekoppeld.

Ieder van de transportbanden 19, 20 bestaat uit rond-geprofi leerde -verhoudingsgewijs smalle- transportriemen 34, die in onderlinge afstand van elkaar telkens rondlopend zijn aangedreven. Enerzijds omgeven de transportriemen 34 de ene aandrijfas 35 en anderzijds zijn zij vrijdragend op een omleidas 37 aangebracht, zoals dit aan de hand van de transportband 20 in figuur 6 is weergegeven.

De transportriemen 34 kunnen door een spaninrichting 39 volgens figuur 4 worden gespannen. De spaninrichting 39 bestaat althans in hoofdzaak uit een spanblok 40, welke met behulp van een spil 41 verstelbaar tegen de vrijdragende omleidas 37 drukt, zodat daarmede traploos de spanning van de transportriem 34 kan worden ingesteld.

Belangrijk is nu, dat de transportriemen 34 van de achter elkaar geschakelde transportbanden 19, 20 met tussenruimte ten opzichte van elkaar versprongen zijn opgesteld en gedeeltelijk in elkaar grijpen. Hierdoor wordt een stootvrije overgang van de ene transportband 19 op de andere transportband 20, ook bij vlakke schijfvormig produkten -zoals bijvoorbeeld kaasverpakkingen, worstverpakkingen en dergelijke gewaarborgd.

In het gebied van de overgeefplaats tussen de ene transportband 19 en de daarachter geschakelde transportband 20 is nu het hefmagazijn 12 resp. 32 volgens de uitvinding aangebracht. In verband met het in elkaar grijpen van de transportriemen 34 bij de overgeefplaats van de transportbanden 19, 20 draagt dan ook het hefmagazijn 12 een rij van vertikaal boven elkaar aangebrachte, echter meandervormig gekronkelde vakbodems 31, waarbij iedere vakbodem in zijn dwarsuitstrekking op de transportrichting de genoemde meandervorm bezit om in een elkaar grijpen van de transportsemen 34 van de afzonderlijke transportbanden 19, 20 te waarborgen.

Iedere vakbodem 31 is vast verbonden met draagvingers 42, die kamvormig zijn uitgevoerd en met hun kamvormige vertanding nauwkeurig in de tussenruimte tussen de afzonderlijke transportriemen 34 van de transportbanden 19,' 20 ingrijpen. De langsas van de draagvingers 42 strekt zich zodoende evenwijdig aan de transportrichting 1 uit.

Daar deze draagvingers 42 nauw in de tussenruimtes tussen de transportriemen 34 van de transportbanden 19, 20 ingrijpen is zodoende een gemakkelijk beetgrijpen ook van schijfvormige verpakkingen, die over hun gehele oppervlak gelijkmatig ondersteund op de desbetreffende transportband 19, 20 getransporteerd worden, mogelijk.

Alle vakbodems 31 met de loodrecht daarop aansluitende draagvingers 42 zijn in meervoudige uitvoering in vertikale afstand boven elkaar liggend gemeenschappelijk aan een hefdrager 15 aangebracht. Daardoor vormen de vakbodems 31 met hun daaraan aansluitende draagvingers 42 telkens vakken 18, waarbij ieder vak een of meerdere verpakkingen 10, 11 opneemt.

In totaal wordt daardoor dus een vertikaal beweegbaar magazijn 17 beschreven.

De in figuur 1 slechts schematisch weergegeven geleiding 16 van de hefdrager 15 bestaat althans in hoofdzaak (figuur 3) uit een draag-rail, in welke een kleminrichting 27 vertikaal verschuifbaar is vastgehouden, terwijl de kleminrichting 27 met de hefdrager 15 is verbonden. De kleminrichting 27 is aan de ene zijde vast verbonden met een tandriem, welke enerzijds over een bovenste riemschijf 28 en anderzijds over een onderste riemschijf 29 is geleid.

De bovenste riemschijf 28 wordt via een motor 30 draaiend aangedreven.

De gehele opstelling is in een staander 25 op een vloer opgesteld.

Uit figuur 1 blijkt overigens nog de synchrone aandrijving van de transportbanden 19, 20 welke reeds hierboven werd vermeld. In figuur 1 is hierbij ingetekend, dat aandrijfriemen 21, 22 door de gemeenschappelijke motor 38 worden aangedreven.

In figuur 3 zijn schematisch twee verschillende hefstanden van het hefmagazijn 12 weergegeven. Het bovenste deel toont het hefmagazijn 12 in geheven en gevulde stand, terwijl in het onderste deel van de figuur 3 het hefmagazijn in de omlaag bewogen en geleegde stand is weergegeven.

In figuur 4 is het rechter hefmagazijn 32 niet meer in de tekening afgebeeld. Hij komt in zijn uitvoering nauwkeurig overeen met het op de linkerzijde van de figuur 4 weergegeven hefmagazijn 12.

De vakbodem 31 met de vingervormig daaraan aangezette draag-vingers 42 is in de tekening niet nader weergegeven, om te verduidelijken, dat de transportbanden 19, 20 vrij dragend zijn uitgevoerd. De vrij dragende uitvoering waarborgt, dat men met de vakbodem 31 en de toegevoegde draagvingers 42 ongehinderd door de tussenruimte tussen de transportriemen 34 in vertikale richting kan doorbewegen.

Uit figuur 4 is overigens nog de vertanding van de aan de uitloopzijde aangebrachte transportband 20 van het eerste hefmagazijn 12 met de aan de inloopzijde aangebrachte transportband 19 van het daarachter geschakelde hefmagazijn 32 weergegeven. Ook deze vertanding dient voor het stootvrij overgeven van de verpakkingen van de ene transportband op de andere.

In figuur 4 is nog schematisch de aan de uitloopzijde aangebrachte stuwband 23 weergegeven in zijn aansluiting aan het hefmagazijn 32. Hierbij is uit figuur 7 te onderkennen, dat een gesloten gordel 44 aanwezig is. De gordel 44 loopt over een aan de inloopzijde aangebrachte omleidas 45 en een aan de uitloopzijde aangedreven aandrijfas 46. De aandrijfas 46 wordt via de tandriem 48 door de motor 47 aangedreven.

Ook in het gebied van deze stuwband 23 kan een spaninrichting zijn aangebracht, zoals dit aan de hand van de transportband 20 en de figuur 6 werd beschreven.

Er zijn twee stuwbanden 23, 24 achter elkaar liggend aangebracht om het bufferbedrijf nog verder te verbeteren. Indien namelijk het eerste hefmagazijn 12 goederen afgeeft en het tweede hefmagazijn 32 niet in werking is, zou in het gebied van het tweede hefmagazijn 32 een leemte ontstaan. Om deze leemte te vereffenen zijn de beide stuwbanden 23, 24 achter elkaar liggend aangebracht om als buffer te werken.

Op de stuwbanden 23, 24 moeten namelijk steeds verpakkingen liggen en op grond daarvan kan een in transportrichting voor deze stuw-banden ontstane leemte door de verpakkingen, welke zelf op de stuwbanden 23, 24 liggen, vereffend worden.

Daar het bij de draagvingers 42 slechts om rechte verhoudingsgewijs goedkoop te vervaardigen metalen delen gaat zijn de hefmagazijnen 12, 32 relatief goedkoop te vervaardigen; in het bijzonder vervallen in het gebied van het hefmagazijn transportbanden en dergelijke bewegende aandrijfinrichtingen.

Claims (9)

1. Transportinrichting voor verpakkingen met geïntegreerde bufferaccumulator, waarbij verpakkingen van een toevoersysteem aan een verpakkingsmachine worden toegevoerd en bij leemtes in de transportstroom verpakkingen uit een bufferaccumulator worden uitgenomen» met het kenmerk, dat in het gebied van het toevoersysteem tenminste een vertikaal beweegbaar hefmagazijn (12 of 32) is aangebracht, welke vertikaal boven elkaar liggend vakbodems (31) bezit, van welke iedere vakbodem (31) voor het opnemen en afgeven van telkens een verpakking (9, 10, 11) geschikt is.

2. Transportinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat twee of meer vertikale hefmagazijnen (12, 32) achter elkaar geschakeld in de transportstroom zijn aangebracht, waarbij de hefmagazijnen (12, 32) afwisselend aangestuurd worden.

3. Transportinrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het produkt van het ene hefmagazijn (12) uitgaand in het andere hefmagazijn (32) wordt opgeslagen.

4. Transportinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het hefmagazijn (12, 32) aan de inloopzijde een transportband (19) en aan de uitloopzijde een transportband (20) toegevoegd is, die beide worden aangedreven door een gemeenschappelijke motor (38).

5. Transportinrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de transportbanden (19, 20) uit smalle transportriemen (34) bestaan, welke in onderlinge afstand telkens omlopend aangedreven zijn en hierbij vrij dragend op een omleidas (37) zijn aangebracht.

6. Transportinrichting volgens de conclusies 4 en 5, met het kenmerk, dat de transportriemen (34) van de transportbanden (19, 20) met tussenruimte ten opzichte van elkaar versprongen zijn aangebracht en hierbij gedeeltelijk vingervormig in elkaar grijpen.

7. Transportinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het hefmagazijn (12 resp. 32) in het gebied van de overgeefplaats tussen de transportbanden (19, 20) vertikaal is aangebracht, waarbij de vakbodems (31) in verband met het in elkaar grijpen van de transportriemen (34) meandervormig zijn aangebracht.

8. Transportinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat iedere draagvinger (42) vast met de vakbodem (31) is verbonden en dat de draagvingers (42) kamvormig zijn uitgevoerd en met hun kamvormige vertanding in de tussenruimtes tussen de afzonderlijke transportriemen (34) van de transportbanden (19, 20) ingrijpen.

9. Transportinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het hefmagazijn (12, 32) een hefdrager (15) omvat, terwijl een draagrail is aangebracht in welke een met de hefdrager (15) verbonden kleminrichting (27) vertikaal verschuifbaar is vastgehouden (figuur 3).