NL1037404C2 - Koelinrichting, deegbereidingsinrichting voorzien van een dergelijke koelinrichting en werkwijze voor het koelen van deegproducten. - Google Patents

Description

P89821NL00

Titel: Koelinrichting, deegbereidingsinrichting voorzien van een dergelijke koelinrichting en werkwijze voor het koelen van deegproducten.

De uitvinding heeft betrekking op een koelinrichting voor het koelen van deegproducten, bijvoorbeeld broden, voorzien van een koelruimte en een transportsysteem met dragers, welk transportsysteem zich ten minste gedeeltelijk door de koelruimte uitstrekt teneinde de dragers met 5 deegproducten door de koelruimte te transporteren voor het koelen van de deegproducten, waarbij de koelinrichting (1) plaatsingsmiddelen (12) omvat voor het plaatsen van aangevoerde deegproducten op de dragers (7) van het transportsysteem (T) en verwijderingsmiddelen (13) omvat voor het , afnemen van gekoelde deegproducten van de dragers (7) van het 10 transportsysteem (T).

Een dergelijke koelinrichting is bijvoorbeeld bekend uit EP 1,981,346. De bekende koelinrichting omvat een transportsysteem dat dragers door dragerkasten door een koelruimte leidt ten einde de deegproducten gedurende een bepaalde tijd in de koelinrichting af te koelen 15 naar een gewenste temperatuur. De deegproducten worden in de koelinrichting ingevoerd nadat deze vanaf een oven naar de koelinrichting zijn getransporteerd. In de koelinrichting worden de deegproducten producten afgekoeld naar een temperatuur geschikt om de deegproducten te verpakken. Wanneer de deegproducten lang genoeg in de koelruimte zijn 20 geweest en de vooraf bepaalde geschikte temperatuur hebben bereikt, worden de deegproducten naar een verpakkingsinrichting getransporteerd, alwaar de gegaarde en afgekoelde deegproducten worden verpakt.

Wanneer er in de verpakkingsinrichting een storing optreedt of wanneer de verpakkingsinrichting om een andere reden buiten bedrijf is 25 kunnen de uit de oven komende deegproducten, die vervolgens zijn gekoeld in de koelinrichting, niet worden verpakt. Aangezien de oven niet 2 gemakkelijk kan worden uitgezet en dè productie stroom vanaf de oven dus niet gemakkelijk kan worden stopgezet, blijft er een constante toevoer van deegproducten vanuit de oven naar de koelinrichting plaatsvinden. De constante stroom gekoelde deegproducten kan echter niet worden 5 toegevoerd aan de verpakkingsinrichting. Hierdoor is er een overschot van deegproducten afkomstig uit de koelinrichting die niet kan worden verpakt. Dit overschot van deegproducten wordt in een dergelijke situatie uitgevoerd uit de koelinrichting en vervolgens afgevoerd, bijvoorbeeld voor gebruik in veevoer. Dit maakt dat storingen in de verpakkingsinrichting ongewenst 10 zijn in verband met een onderbreking van het productieproces en tevens tot hoge kosten kunnen leiden.

De uitvinding beoogt derhalve een koelinrichting te verschaffen, waarbij een storing in de verpakkingsinrichting minder van invloed is op het productieproces van de deegproducten.

15 Hiertoe verschaft de uitvinding een koelinrichting van het in de aanhef beschreven type, waarbij nabij de verwijderingsmiddelen van de koelinrichting een bufferkast is voorzien voor het opnemen van dragers met gekoelde deegproducten van het transportsysteem en/of het afgeven van dragers met gekoelde deegproducten aan het transportsysteem.

20 Doordat een bufferkast is voorzien nabij de verwijderingsmiddelen van de koelinrichting kan, bij stilstand van de verpakkingsinrichting door een storing of een andere oorzaak, een aantal deegproducten dat vanuit de koelinrichting zou moeten worden aangevoerd aan de verpakkingsinrichting worden opgevangen. Hierdoor kunnen, afhankelijk van de constructie van 25 de bufferkast, een aantal tot vele deegproducten, zoals broden, gedurende bijvoorbeeld enkele minuten tot enkele uren worden opgevangen. Deze deegproducten blijven dus in het productieproces en hoeven niet worden afgeschreven en afgevoerd. Een dergelijke buffercapaciteit kan niet eenvoudig worden verkregen met behulp van de transportbanden die zijn 30 voorzien tussen de koelinrichting en de verpakkingsinrichting, aangezien 3 daarvoor aanzienlijke lengten transportbanden beschikbaar zouden moeten zijn.

Een bufferkast in de koelinrichting volgens de uitvinding zorgt er tevens voor dat de deegproducten, nadat de stilstand van de 5 verpakkingsinrichting is opgeheven, weer gemakkelijk kunnen worden toe gevoegd aan de productiestroom en worden aangevoerd aan de verpakkingsinrichting zonder de parallel doorlopende productiestroom met deegproducten te hinderen.

De bufferkast kan zijn ingericht voor het opnemen van een aantal 10 dragers in dragerposities, waarbij de bufferkast verder is ingericht voor het stapsgewijs transporteren van dragers vanaf het transportsysteem naar een t inwendige ruimte van de bufferkast en van een voorgaande dragerpositie naar een volgende dragerpositie. Dragers voorzien van deegproducten die niet verder kunnen worden getransporteerd in de richting van het 15 verpakkingssysteem worden door de bufferkast van het transportsysteem genomen en in de bufferkast opgenomen.

De bufferkast kan hiervoor een enkel traject omvatten, waarbij het enkele traject is ingericht om dragers in een in hoofdzaak opwaartse richting te verplaatsen bij het bufferen van de dragers en om dragers in een 20 in hoofdzaak neerwaartse richting te verplaatsen bij het uitvoeren van de dragers uit de bufferkast naar het transportsysteem. De dragers worden zo van een onderste zijde van de bufferkast in de bufferkast ingevoerd en schuiven bij het invoeren van een volgende drager een dragerpositie op naar boven. Wanneer de verpakkingsinrichting weer in bedrijf is, worden de 25 dragers in een neerwaartse richting naar de onderste zijde van de bufferkast verplaatst en verlaten zo één voor één de bufferkast om weer in een lege dragerpositie in het transportsysteem te worden opgenomen.

In een andere uitwerking van de uitvinding kan de bufferkast zowel een enkel opgaand traject als een enkel neergaand traject omvatten, 30 waarbij het opgaand traject is ingericht om de dragers op te nemen bij het 4 bufferen en waarbij het neergaand traject is ingericht om de dragers af te geven aan het transportsysteem. Een dergelijke bufferkast kan een overzetter omvatten, met behulp waarvan een drager van een dragerpositie van het opgaand traject naar een dragerpositie van het neergaand traject 5 overzetbaar is. Bij een dergelijke bufferkast kan de drager, bijvoorbeeld bij het opheffen van de storing, rechtstreeks, in hoofdzaak in horizontale richting, van het opgaande traject naar het neergaande traject worden verplaatst. In een verdere uitwerking van de uitvinding kan de dragerkast meer dan twee trajecten omvatten, afhankelijk van de benodigde 10 buffercapaciteit. Verder kunnen meerdere bufferkasten in de koelinrichting volgens de uitvinding zijn voorzien.

/

In een verdere uitwerking van de uitvinding kan de bufferkast stroomopwaarts van de verwijderingsmiddelen zijn voorzien. Het bufferen van de dragers voorzien van de deegproducten kan plaatsvinden in de 15 koelruimte of net naast de koelruimte, maar voordat de deegproducten van de drager worden verwijderd en op een verdere transportband in de richting van de verpakkingsinrichting worden verplaatst. De koelruimte kan in een uitvoeringsvorm van de uitvinding de gehele koelinrichting omgeven maar kan in een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding ook slechts een deel 20 van de koelinrichting omgeven. In het laatstgenoemde uitvoeringsvoorbeeld van de koelinrichting kan de koelruimte een ingangsopening omvatten voor het invoeren van de dragers in de koelruimte en een uitgangsopening voor het verwijderen van de dragers uit de koelruimte. In deze uitvoeringsvorm kan de ten minste ene dragerkast zijn voorzien nabij de uitgangsopening 25 van de koelruimte.

Volgens een nadere uitwerking van de uitvinding omvat de koelinrichting een drageropslagkast, die bij voorkeur stroomopwaarts van de plaatsingsmiddelen is voorzien. Een dergelijke drageropslagkast is voorzien van lege dragers. Wanneer de verpakkingsinrichting stil komt te 30 staan vanwege een storing of een andere onderbreking treedt de 5 bufferfunctie van de bufferkast in werking. Hierdoor wordt een aantal dragers voorzien van gekoelde deegproducten uit het transportsysteem van de koelinrichting genomen en in de bufferkast ingevoerd. De drageropslagkast voert vervolgens nieuwe dragers toe aan het 5 transportsysteem, althans aan de lege dragerposities, zodat het gesloten transportsysteem van de koelinrichting altijd een gelijke hoeveelheid dragers behoudt. De drageropslagkast omvat derhalve bij voorkeur ten minste een gelijke hoeveelheid dragers als de hoeveelheid dragers die in de bufferkast kan worden opgenomen.

10 Om het bufferen van de dragers met gekoelde deegproducten en tegelijkertijd het aanvoeren en afvoeren van lege dragers aan het transportsysteem nauwkeurig en doeltreffend te regelen kan de koelinrichting volgens een verdere uitvoering van de uitvinding verder een besturing omvatten voor het ten minste aansturen van de bufferkast en/of 15 de drageropslagkast. Een dergelijke besturing is bij voorkeur ingericht om de bufferkast en/of de drageropslagkast aan te sturen in afhankelijkheid van een signaal. Dit signaal kan bijvoorbeeld een storingssignaal zijn dat afkomstig is van een inrichting stroomafwaarts van de verwijderingsmiddelen, bijvoorbeeld van de verpakkingsinrichting, van het 20 verdere transportsysteem of van een andere inrichting. Aan de hand van het signaal kan de besturing de bufferkast aansturen om een drager voorzien van deegproducten uit het transportsysteem op te nemen. Met behulp van het detecteren van een lege dragerpositie kan de besturing de drageropslagkast aansturen om een drager aan die lege dragerpositie af te 25 geven. Wanneer de verpakkingsinrichting weer in bedrijf is kan een signaal aan de drageropslagkast worden afgegeven zodat de drageropslagkast een drager van het transportsysteem verwijdert, waardoor een dragerpositie vrijkomt in het transportsysteem, waarbij deze dragerpositie wanneer deze de bufferkast bereikt kan worden voorzien van een drager met 30 deegproducten uit de bufferkast. Natuurlijk kan de besturing verder zijn 6 ingericht om het transportsysteem aan te sturen en/of de afzonderlijke dragerkasten in de koelruimte van de koelinrichting.

De uitvinding heeft verder betrekking op een 5 deegbereidingsinrichting voorzien van een hierboven beschreven koelinrichting, waarbij de deegbereidingsinrichting verder een oven omvat die stroomopwaarts van de koelinrichting is voorzien en een verpakkingsinrichting die stroomafwaarts van de koelinrichting is voorzien. Ook heeft de uitvinding betrekking op een werkwijze voor het 10 koelen van deegproducten, waarbij de werkwijze omvat: - het transporteren van deegproducten door een koelinrichting, bij voorkeur een hierboven beschreven koelinrichting, althans door een koelruimte van de koelinrichting, over een transportsysteem teneinde de deegproducten te koelen, 15 - het afgeven van de gekoelde deegproducten van het transportsysteem naar een stroomafwaarts voorzien verder transportsysteem dat leidt naar een verpakkingsinrichting, - met het kenmerk dat de werkwijze verder omvat: - het bufferen van dragers voorzien met gekoelde deegproducten de 20 verwijderingsmiddelen van de koelinrichting, waarbij het bufferen geschiedt met behulp van een bufferkast.

Een dergelijke deegbereidingsinrichting en een dergelijke werkwijze bieden gelijke voordelen en effecten als die zijn beschreven bij de koelinrichting.

25

Nadere uitwerkingen van de uitvinding zijn beschreven in de volgconclusies en zullen hierna, onder verwijzing naar de tekeningen, verder worden verduidelijkt.

7

Figuur 1 toont een schematisch bovenaanzicht van een koelinrichting volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding;

Figuur 2 toont een schematisch overzicht van een koelinrichting volgens de uitvinding; 5 Figuur 3 toont een schematisch vooraanzicht van een bufferkast volgens een eerste uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding; en

Figuur 4 toont een schematisch zijaanzicht van een bufferkast volgens een tweede uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding.

10 In de verschillende figuren verwijzen gelijke verwijzingsnummers naar gelijke onderdelen.

*

Figuur 1 toont een bovenaanzicht van een koelinrichting 1 volgens de uitvinding. Een dergelijke koelinrichting 1 kan deel uitmaken van een 15 deegbereidingsinrichting I (zie ook bijvoorbeeld figuur 2) voor deegproducten B. In een dergelijke deegbereidingsinrichting I is ten minste een oven O voorzien stroomopwaarts van de koelinrichting 1. Verder is in een dergelijke deegbereidingsinrichting I, stroomafwaarts van de koelinrichting 1, een verpakkingsinrichting V voorzien.

20 De koelinrichting 1 omvat verder van een koelruimte 2 met ten minste één dragerkast 3, 4, 5, 6. In dit uitvoeringsvoorbeeld omvat de koelruimte vier dragerkasten 3, 4, 5, 6. De koelinrichting 1 kan in een ander uitvoeringsvoorbeeld ook twee dragerkasten omvatten of meer dan vier dragerkasten, of andersoortige dragerkasten. De koelinrichting 1 is verder 25 voorzien van een transportsysteem T met dragers 7, bijvoorbeeld draadroosters. Het transportsysteem T zorgt ervoor dat de dragers 7 door de koelinrichting 1 transporteerbaar zijn. Het transportsysteem T transporteert een groot aantal dragers 7 intermitterend van dragerpositie naar dragerpositie. In de koelinrichting 1 is een groot aantal dragerposities 8 aanwezig zodat een groot aantal dragers 7 en daarmee deegproducten B tegelijkertijd aan het koelproces kan worden onderworpen.

Verder zijn er koelmiddelen 9 (zie figuur 2) in de koelruimte 2 aanwezig voor het koelen van de lucht, zodat de deegproducten B hun 5 warmte kunnen overdragen aan deze koelere lucht, waardoor de temperatuur van de deegproducten B afneemt.

In figuur 2 is duidelijk te zien dat het transportsysteem T een heengaand traject H omvat, welke in de richting van de pijl H loopt, en waarbij dat trajectdeel de dragers 7 door de ten minste ene dragerkast, 3, 4, 10 5, 6 voert. Voorts omvat het transportsysteem T een retourtraject R, waardoor de dragers 7 in een gesloten circuit door de koelinrichting 1 worden getransporteerd. De dragers 7 worden dus alleen gebruikt binnen de koelinrichting 1 en niet in andere inrichtingen binnen de deegbereidingsinrichting I van deegproducten B. Ook is duidelijk te zien dat 15 het transportsysteem T een groot aantal dragers 7 door de verschillende dragerkasten 3, 4, 5, 6 transporteert. De afzonderlijke dragerkasten 3, 4, 5, 6 kunnen een groot aantal dragers 7 tegelijkertijd omvatten en daarmee kan dus ook een groot aantal deegproducten B gelijktijdig worden gekoeld.

20 In het getoonde uitvoeringsvoorbeeld is de koelruimte 2 voorzien van een ingangsopening 10 voor het invoeren van deegproducten B in de koelruimte 2 en van een uitgangsopening 11 voor het verwijderen van de deegproducten B uit de koelruimte. Na het bakken van deegproducten B in de oven O dienen deze te worden afgekoeld teneinde het mogelijk te maken 25 deze te verpakken. Aangezien de koelinrichting 1 een gesloten koelruimte 2 omvat is het noodzakelijk dat de deegproducten B in de koelinrichting 1 kunnen worden ingevoerd en weer worden verwijderd. Bij voorkeur zijn deze openingen niet groter dan noodzakelijk voor het invoeren van een drager 7 met deegproducten B.

9

In een ander uitvoeringsvoorHeeld van de koelinrichting volgens de uitvinding (niet getoond) kan de koelruimte de gehele koelinrichting omgeven. De koelruimte kan een ruimte, bijvoorbeeld een geconditioneerde ruimte, zijn waarin alle onderdelen van de koelinrichting zijn geplaatst.

5 De deegproducten B worden vanuit de oven O via bijvoorbeeld plaatsingsmiddelen 12 uit de bakvorm of van de bakplaat getild om vervolgens op een drager 7 te worden geplaatst. De drager 7 wordt beladen op een manier dat er zoveel mogelijk deegproducten B op staan maar dat tegelijkertijd ook voldoende lucht tussen de deegproducten door kan blijven 10 stromen teneinde een goede warmtewisseling tussen de warme deegproducten B en de veel koelere lucht te bewerkstelligen.

f

Nadat de deegproducten B zijn gekoeld worden deze aan het einde van een koeltraject, het heengaande traject H, van de dragers 7 afgehaald door bijvoorbeeld verwijderingmiddelen 13. De deegproducten B worden 15 vervolgens met behulp van een verder transportsysteem T2 naar de verpakkingsinrichting V getransporteerd.

De koelinrichting 1 volgens de uitvinding omvat verder ten minste één bufferkast 14. Deze bufferkast 14 is bij voorkeur stroomafwaarts geplaatst van de dragerkasten 3, 4, 5, 6 van de koelinrichting 1 en 20 stroomopwaarts van de verwijderingsmiddelen 13. Het heengaande traject H van het transportsysteem T strekt zich uit onder de bufferkast 14. De bufferkast 14 is ingericht om dragers 7 met reeds gekoelde deegproducten B van het transportsysteem T te nemen en weer aan het transportsysteem T toe te voegen.

25 Wanneer de verpakkingsinrichting V buiten bedrijf is, bijvoorbeeld door een storing, kunnen er geen deegproducten B aan de verpakkingsinrichting V worden afgevoerd vanuit de koelinrichting 1. Echter, aangezien de productie van deegproducten B vanuit de oven O niet zondermeer kan worden stopgezet, worden de deegproducten B die de 30 koelinrichting 1 bij de uitgangsopening 11 verlaten opgevangen, uit het 10 productieproces verwijderd en afgevoerd om bijvoorbeeld te worden gebruikt bij de vervaardiging van veevoer. Door het gebruik van de bufferkast 14 kan bij het uitvallen van de verpakkingsinrichting V worden voorkomen dat aantallen deegproducten B het productieproces verlaten. De bufferkast 14 5 (zie ook figuur 3) is ingericht voor het opnemen van een aantal dragers 7 in dragerposities PI, P2, P3, P4, P5. Wanneer de verpakkingsinrichting V uitvalt en de besturing 19 een signaal ontvangt dat het tweede transportsysteem T2 wordt stopgezet, wordt de bufferkast 14 aangestuurd om een drager 7 van het transportsysteem T op te nemen. De bufferkast 14 10 zal aangrijpen op de drager 7, die zich op dat moment onder de bufferkast 14 bevindt, en deze drager 7 naar de inwendige ruimte 15 van de bufferkast t 14 verplaatsen naar de onderste dragerpositie PI. De bufferkast 14 omvat in de in figuur 3 getoonde uitvoering een enkel traject 16, waarbij de dragers langs het enkele traject 16 in opgaande en neergaande richting kunnen 15 worden verplaatst. De bufferkast 14 is voorzien van twee kettingtransporteurs 20 met dragergeleidingen 21. De kettingtransporteurs 20 zijn stapsgewijs aandrijfbaar. In de stilstandperiodes gelegen tussen de stappen kunnen dragers 7 in de bufferkast 14 worden ingevoerd of uit de bufferkast 14 aan het transportsysteem T worden toegevoegd. Bij het 20 opnemen van een volgende drager 7 zal de eerdere drager 7 verplaatsen in een opgaande richting langs het enkele traject 16 van de eerste dragerpositie PI naar de tweede dragerpositie P2. De volgende drager 7 wordt dan van het transportsysteem T genomen en naar de eerste dragerpositie PI gebracht. Op deze wijze kan de bufferkast 14 een storing 25 van enkele minuten tot enkele uren overbruggen, door de dragers 7 met deegproducten B die gedurende die tijd gekoeld zijn te bufferen. Deze deegproducten B worden dan op een later tijdstip weer aan het productieproces toegevoegd waardoor deze op een later tijdstip alsnog naar de verpakkingsinrichting V kunnen worden getransporteerd en verpakt.

30 Wanneer de storing in de verpakkingsinrichting V is opgeheven, kunnen de 11 dragers 7 in een neergaande richting langs het traject 16 één voor één weer aan het transportsysteem T worden toegevoegd om deze naar de verpakkingsinrichting V te transporteren.

Wanneer de bufferkast 14 dragers 7 op neemt vanuit het 5 transportsysteem T resulteert dit in lege dragerposities in het transportsysteem T. Het is dan ook bijzonder gunstig wanneer verderop in het transportsysteem T een drageropslagkast 18 in het transportsysteem T is opgenomen. De drageropslagkast 18 kan bijvoorbeeld stroomopwaarts van de koelruimte 2, langs het transportsysteem T, zijn voorzien. Bij voorkeur is 10 de drageropslagkast 18 stroomopwaarts van de plaatsingsmiddelen 12, langs het transportsysteem T, geplaatst. De drageropslagkast 18 omvat een t hoeveelheid lege dragers 7. Wanneer een lege dragerpositie in het transportsysteem T wordt opgemerkt, plaatst de drageropslagkast 18 een drager 7 uit de inwendige ruimte 18a van de drageropslagkast 18 in het 15 transportsysteem T op die lege positie. Hierdoor kunnen de plaatsingsmiddelen 12 tijdens een storing van de verpakkingsinrichting V gewoon doorgaan met het plaatsen van deegproducten B afkomstig uit de oven O op achtereenvolgende dragers 7 van het transportsysteem T.

Wanneer de verpakkingsinrichting V weer in bedrijf is en de 20 dragers 7 uit de bufferkast 14 weer teruggeplaatst dienen te worden in het transportsysteem T, wordt de drageropslagkast 18 zodanig door de besturing 19 aangestuurd dat deze af en toe een drager 7 uit het transportsysteem T neemt. De daardoor ontstane lege dragerpositie passeert dan de plaatsingsmiddelen 12, de dragerkasten 3, 4, 5, 6 en 25 wanneer deze aankomt bij de bufferkast 14 zal deze een drager 7 met deegproducten B in die lege dragerpositie plaatsen. De besturing 19 is zodanig ingericht dat deze het bufferproces aan kan sturen door het aansturen van de bufferkast 14 en de drageropslagkast 18. Verder kan de besturing 19 onder andere zijn gekoppeld aan sensoren voor het detecteren 30 van lege dragerposities, het detecteren van een stilstand van de 12 verpakkingsinrichting V en het detecteren van de snelheid van het tweede transportsysteem T2. Verder kan de besturing 19 natuurlijk ook zijn ingericht voor het aansturen van de verschillende dragerkasten 3, 4, 5, 6 in de koelruimte 2. Om de deegproducten B, die afkomstig zijn uit de oven O, 5 te koelen doorlopen de dragers 7 voorzien van broden B afhankelijk van het type en de afmetingen van die broden B een traject door de dragerkasten 3, 4, 5, 6 in de koelruimte 2. Zo kan het ene soort brood een langer traject afleggen doordat deze door vier dragerkasten 3, 4, 5, 6 wordt gevoerd, en een ander soort brood slechts door twee dragerkasten 3, 5, waardoor de totale 10 koeltijd dus aanmerkelijk korter is voor de laatste soort.

Het heengaande traject H van het transportsysteem T omvat in de ✓ koelruimte 2 ten minste één opgaand traject To in een dragerkast 3, 5 en tenminste één neergaand traject Tn in een volgende dragerkast 4, 6. Door het gebruik maken van opgaande To en neergaande Tn trajecten kunnen er 15 betrekkelijk veel dragers 7 met veel deegproducten B gelijktijdig in de koelruimte 2 verblijven.

Een transporteur 22 kan zich onder de dragerkasten 3, 4, 5, 6 door uitstrekken naar de uitgangsopening 11 van de koelruimte 2, zodanig dat 20 een drager 7, indien gewenst direct van de ingangsopening 10 naar de uitgangsopening 11 transporteerbaar is. Dit kan bijvoorbeeld handig zijn als de deegproducten B maar heel kort of bijna niet gekoeld te hoeven worden.

De besturing 19 kan verder zijn ingericht om afhankelijk van het type deegproduct B of de deegproductafmetingen de route van de dragers 7 25 door de koelinrichting 1 in te stellen. Hierdoor kan de drager 7 de verschillende routes zoals hierboven beschreven doorlopen. Het is belangrijk dat de routes van de verschillende dragers goed worden ingesteld, aangezien het van belang is dat de warme deegproducten B met een temperatuur van rond 110 °C genoeg afkoelen, naar ongeveer 20 °C. Immers, een te hoge 30 temperatuur bij verpakken kan leiden tot condensvorming in de verpakking 13 waardoor het deegproduct B zacht kan worden. Nadat de broden B van de dragers 7 zijn verwijderd, vervolgen de dragers 7 hun route door via het retourtraject R terug te worden getransporteerd naar de ingangsopening 11, alwaar er door de plaatsingsmiddelen 12 nieuwe broden of andere 5 deegproducten B zoals bijvoorbeeld cakes of kleine broodjes op de dragers 7 worden geplaatst.

Op het retourtraject R van het transportsysteem T kan een reinigingseenheid 23 zijn aangebracht voor het reinigen van de zojuist 10 gebruikte dragers 7. Het retourtraject R kan verder ook nog een dragerwisselstation 24 omvatten. Dit dragerwisselstation 17 maakt het f mogelijk om tijdens bedrijf van de koelinrichting 1 eventuele defecte dragers 7 te verwijderen of te vervangen door andere dragers 7. Ook een drager 7, die niet voldoende schoon uit de reinigingseenheid 23 komt, kan worden 15 verwijderd.

In figuur 4 is een schematisch zijaanzicht van een tweede uitvoeringsvorm van een bufferkast 14 volgens de uitvinding getoond. In de tweede uitvoeringsvorm omvat de bufferkast 14 een afzonderlijk opgaand 20 traject 16 en een afzonderlijk neergaand traject 17. Nabij de bovenzijde van het opgaande 16 en het neergaande 17 traject is een overzetter 8 voorzien met behulp waarvan een drager 7 die zich in de bovenste dragerpositie Pb van het opgaande traject 16 bevindt verplaatsbaar is naar de bovenste dragerpositie Pb van het neergaande traject 17. De overzetter 8 kan een zich 25 in horizontale richting uitstrekkende ketting (niet getoond) voorzien van ten minste één in- en uitklapbare duwnok (niet getoond) omvatten. Tussen de beide genoemde bovenste dragerposities Pb kunnen geleidingen zijn voorzien waaroverheen een drager 7 verschuifbaar is met behulp van de duwnok. In een ander uitvoeringsvoorbeeld van de dragerkast kan de 30 overzetter 8 zijn ingericht om een drager van een willekeurige dragerpositie 14 PI, P2, P3,... van het opgaande traject'16 over te zetten naar een op gelijke horizontale hoogte voorziene dragerpositie PI, P2, P3,... van het neergaande traject 17. Dit is bijzonder gunstig wanneer de bufferkast niet compleet gevuld is wanneer de dragers 7 weer aan het transportsysteem T worden 5 afgegeven.

Het is duidelijk dat de uitvinding niet is beperkt tot het beschreven uitvoeringsvoorbeeld maar dat diverse wijzigingen binnen het raam van de uitvinding, zoals gedefinieerd door de conclusies mogelijk zijn.

10 Vanzelfsprekend is de koelinrichting 1 volgens de uitvinding te gebruiken voor het koelen van allerlei deegproducten, zoals bijvoorbeeld stokbroden, cakes, krentenbroden, broodjes etc. Ook kan de koelruimte 2 zijn voorzien van andersoortige dragerkasten 3, 4, 5, 6, waardoor de te koelen deegproducten B andere routes door de koelruimte kunnen doorlopen.

15 Verder kan de deegbereidingsinrichting I ook nog zijn voorzien van een snij-inrichting die tussen de verwijderingsmiddelen 13 en de verpakkingsinrichting V kan zijn voorzien. Verder kunnen er meerdere bufferkasten 14 en/of meerdere drageropslagkasten 18 in de koelinrichting 1 zijn voorzien, afhankelijk van de gewenste buffercapaciteit van het systeem. 20 De drageropslagkast 18 kan op verschillende locaties langs, bij voorkeur het retourtraject R van het transportsysteem T zijn geplaatst. Tenslotte kan de bufferkast in de koelruimte 2 zijn voorzien of stroomafwaarts van de koelruimte 2 zijn voorzien, waarbij het mogelijk is dat de bufferkast 14 in een aparte geconditioneerde ruimte is voorzien, waarbij de uitgangsopening 25 11 van de koelinrichting 1 tegelijkertijd de ingangsopening van de aparte ruimte vormt.

Claims (15)

1. Koelinrichting (1) voor het koelen van deegproducten, bijvoorbeeld broden, voorzien van een koelruimte (2) en een transportsysteem (T) met dragers (7), welk transportsysteem (T) zich ten minste gedeeltelijk door de koelruimte (2) uitstrekt teneinde de dragers (7) met deegproducten (B) door 5 de koelruimte (2) te transporteren voor het koelen van de deegproducten, waarbij de koelinrichting (1) plaatsingsmiddelen (12) omvat voor het plaatsen van aangevoerde deegproducten op de dragers (7) van het transportsysteem (T) en verwijderingsmiddelen (13) omvat voor het * afnemen van gekoelde deegproducten van de dragers (7) van het 10 transportsysteem (T), met het kenmerk, dat nabij de verwijderingsmiddelen (13) van de koelinrichting (1) een bufferkast (14) is voorzien voor het opnemen van dragers met gekoelde deegproducten van het transportsysteem (T) en/of het afgeven van dragers met gekoelde deegproducten aan het transportsysteem (T).

2. Koelinrichting volgens conclusie 1, waarbij de koelinrichting een heengaand traject (H) omvat, dat zich in hoofdzaak uitstrekt van de plaatsingsmiddelen (12) naar de verwijderingsmiddelen (13) en dat de dragers door de ten minste ene koelruimte voert, waarbij het 20 transportsysteem een retourtraject (R) omvat dat de dragers in hoofdzaak van de verwijderingsmiddelen (13) terug voert naar de plaatsingsmiddelen (12) van de koelinrichting (1).

3. Koelinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij 25 het heengaand traject en het retourtraject samen een gesloten circuit vormen.

4. Koelinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de bufferkast (14) is ingericht voor het opnemen van een aantal dragers in dragerposities (P), waarbij de bufferkast is ingericht voor het stapsgewijs transporteren van dragers vanaf het transportsysteem naar een inwendige 5 ruimte (15) van de bufferkast en van een voorgaande dragerpositie naar een volgende dragerpositie.

5. Koelinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de bufferkast (14) een enkel traject (16) omvat, waarbij het enkele traject is 10 ingericht om dragers in een in hoofdzaak opwaartse richting te verplaatsen bij het bufferen van de dragers en om dragers in een in hoofdzaak neerwaartse richting te verplaatsen bij het uitvoeren van de dragers uit de bufferkast naar het transportsysteem (T).

6. Koelinrichting volgens één van de conclusies 1-4, waarbij de bufferkast (14) zowel een enkel opgaand traject (16) als een enkel neergaand traject (17) omvat, waarbij het opgaand traject (16) is ingericht om de dragers op te nemen bij het bufferen en waarbij het neergaand traject (17) is ingericht om de dragers af te geven aan het transportsysteem (T). 20

7. Koelinrichting volgens conclusie 6, waarbij de bufferkast een overzetter (8) omvat, met behulp waarvan een drager van een dragerpositie (PI, P2, P3,...) van het opgaand traject (16) naar een dragerpositie (PI, P2, P3,...) van het neergaand traject (17) overzetbaar is. 25

8. Koelinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de bufferkast (14) stroomopwaarts van de verwijderingsmiddelen (13) is voorzien.

9. Koelinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de koelinrichting een drageropslagkast (18) omvat die bij voorkeur stroomopwaarts van de plaatsingsmiddelen (12) is voorzien.

10. Koelinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de koelinrichting een besturing (19) omvat voor het ten minste aansturen van de bufferkast (14) en/of de drageropslagkast (18).

11. Koelinrichting volgens conclusie 10, waarbij de besturing (19) is 10 ingericht om ten minste de bufferkast (14) en/of de drageropslagkast (18) aan te sturen in afhankelijkheid van een signaal, bijvoorbeeld een storingssignaal afkomstig van een inrichting stroomafwaarts van de verwijderingsmiddelen (13).

12. Deegbereidingsinrichting (I) voorzien van een koelinrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de deegbereidingsinrichting verder een oven (O) omvat die stroomopwaarts van de koelinrichting is voorzien en een verpakkingsinrichting (V) die stroomafwaarts van de koelinrichting is voorzien. 20

13. Werkwijze voor het koelen van deegproducten, waarbij de werkwijze omvat: - het transporteren van deegproducten door een koelinrichting (1), bij voorkeur volgens één van de voorgaande conclusies, althans door een 25 koelruimte (2) van de koelinrichting (1), over een transportsysteem (T) teneinde de deegproducten te koelen, - het afgeven van de gekoelde deegproducten van het transportsysteem naar een stroomafwaarts voorzien verder transportsysteem (T2) dat leidt naar een verpakkingsinrichting (V), 30. met het kenmerk dat de werkwijze verder omvat: - het bufferen van dragers voorzien van gekoelde deegproducten nabij de verwijderingsmiddelen (13) van de koelinrichting (1), waarbij het bufferen geschiedt met behulp van een bufferkast (14).

14. Werkwijze volgens conclusie 13, waarbij tijdens het bufferen de dragers voorzien van de deegproducten van bet transportsysteem (T) worden genomen en in de bufferkast (14) worden opgenomen en waarbij de dragers uit de bufferkast worden afgegeven aan het transportsysteem (T) wanneer de buffercapaciteit niet meer is benodigd. 10

15. Werkwijze volgens conclusie 14, waarbij stroomopwaarts van de plaatsingsmiddelen (12) een drageropslagkast (18) is voorzien, die dragers toevoegt aan het transportsysteem wanneer de bufferkast dragers opneemt van het transportsysteem en waarbij de drageropslagkast dragers opneemt 15 van het transportsysteem wanneer de bufferkast dragers afgeeft aan het transportsysteem.