NL8902833A - Landbouwwerktuig, in het bijzonder een grondbewerkingsmachine. - Google Patents

Landbouwwerktuig, in het bijzonder een grondbewerkingsmachine. Download PDF

Info

Publication number
NL8902833A
NL8902833A NL8902833A NL8902833A NL8902833A NL 8902833 A NL8902833 A NL 8902833A NL 8902833 A NL8902833 A NL 8902833A NL 8902833 A NL8902833 A NL 8902833A NL 8902833 A NL8902833 A NL 8902833A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
agricultural implement
implement according
frame part
bolt
operating arm
Prior art date
Application number
NL8902833A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Lely Nv C Van Der
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Lely Nv C Van Der filed Critical Lely Nv C Van Der
Priority to NL8902833A priority Critical patent/NL8902833A/nl
Priority to EP90202612A priority patent/EP0422721A1/en
Publication of NL8902833A publication Critical patent/NL8902833A/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01BSOIL WORKING IN AGRICULTURE OR FORESTRY; PARTS, DETAILS, OR ACCESSORIES OF AGRICULTURAL MACHINES OR IMPLEMENTS, IN GENERAL
    • A01B73/00Means or arrangements to facilitate transportation of agricultural machines or implements, e.g. folding frames to reduce overall width
    • A01B73/02Folding frames
    • A01B73/04Folding frames foldable about a horizontal axis
    • A01B73/042Folding frames foldable about a horizontal axis specially adapted for actively driven implements
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01BSOIL WORKING IN AGRICULTURE OR FORESTRY; PARTS, DETAILS, OR ACCESSORIES OF AGRICULTURAL MACHINES OR IMPLEMENTS, IN GENERAL
    • A01B59/00Devices specially adapted for connection between animals or tractors and agricultural machines or implements
    • A01B59/06Devices specially adapted for connection between animals or tractors and agricultural machines or implements for machines mounted on tractors
    • A01B59/064Devices specially adapted for connection between animals or tractors and agricultural machines or implements for machines mounted on tractors for connection to the front of the tractor

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Soil Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Zoology (AREA)
  • Soil Working Implements (AREA)
  • Agricultural Machines (AREA)

Description

C. van der Lely N.V. , Maasland
LANDBOUWWERKTUIG, IN HET BIJZONDER GRONDBEWERKINGSMACHINE
De uitvinding heeft betrekking op een landbouwwerktuig, in het bijzonder een grondbewerkingsmachine, voorzien van een gestel dat een met een trekker te koppelen eerste gesteldeel omvat en een tweede gesteldeel dat ten opzichte van het eerste gesteldeel verzwenkbaar is en ten minste één bewerkingsorgaan draagt, en welk tweede gesteldeel door middel van een verstelorgaan en een vergrendelmechanisme in ten minste één stand ten opzichte van het eerste gesteldeel fixeerbaar is.
Bij bekende landbouwwerktuigen van deze soort is het vergrendelmechanisme vanaf de trekker door middel van apart aangebrachte organen bedienbaar voor het vergrendelen, respectievelijk ontgrendelen, van het betreffende gesteldeel. Met de constructie volgens de uitvinding kan nu een beduidende vereenvoudiging worden verkregen doordat het verstelorgaan is voorzien van middelen, met behulp waarvan het vergrendelmechanisme bedienbaar is, een en ander zodanig dat een verstelling van het verstelorgaan het vergrendelmechanisme in of buiten werking kan stellen. Met behulp van deze voorziening kan men een compact en betrouwbaar tot één geheel samengebouwd verstel- en vergrendelmechanisme verkrijgen, waarbij geen aparte bedieningsorganen voor het vergrendelmechanisme noodzakelijk zijn.
Aan de hand van enkele in de tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeelden zal de uitvinding hieronder nader uiteen worden gezet.
Figuur 1 geeft schematisch een inrichting volgens de uitvinding weer, die aan de voorzijde van een trekker is aangebracht;
Figuur 2 geeft op grotere schaal een aanzicht weer volgens de lijn II-II in figuur 1;
Figuur 3 geeft op grotere schaal de combinatie van verstelcilinder en vergrendelmechanisme volgens de uitvinding weer;
Figuur 4 geeft een aanzicht weer volgens de pijl IV in figuur 3;
Figuur 5 geeft weer op welke wijze de grendel van het vergrendelmechanisme wordt geactiveerd;
Figuur 6 geeft de tot stand gebrachte vergrendeling weer;
Figuur 7 geeft op grotere schaal de ondersteuning weer van een stapperwiel voor de aandrijving van een doseer-mechanisme van een tot de inrichting behorende zaaimachine;
Figuur 8 geeft schematisch een als maaimachine uitgevoerd landbouwwerktuig weer, waarbij de combinatie van verstelcilinder en vergrendelmechanisme volgens de uitvinding is toegepast;
Figuur 9 geeft op vergrote schaal het aangebrachte verstel/vergrendelmechanisme volgens de uitvinding weer;
Figuur 10 geeft een derde uitvoeringsvoorbeeld weer van een landbouwwerktuig, waarbij het verstelmechanisme/ vergrendelmechanisme volgens de uitvinding is toegepast;
Figuur 11 geeft op grotere schaal weer op welke wijze het verstel/vergrendelmechanisme is aangebracht bij het in figuur 10 afgeheelde werktuig.
De in de figuren 1-6 weergegeven inrichting volgens de uitvinding betreft een landbouwwerktuig, in het bijzonder een inrichting voor het bereiden van een zaaibed en het gelijktijdig in de grond brengen van zaad.
De weergegeven inrichting is aan de hefinrichting aan de voorzijde van een trekker 1 aangebracht en omvat twee aan weerszijden van de trekker, ter hoogte van de voorwielen gelegen, grondbewerkings-zaaieenheden 2. De beide eenheden 2, die tijdens het bedrijf elk een strook opzij van de trekker bewerken, zijn aangebracht aan een gestel, dat door middel van een bok 3, die is voorzien van een driepuntsbevestiging, aan de driepuntshefinrichting aan de voorzijde van de trekker 1 is aangebracht. Het gestel omvat een centraal gesteldeel 4 waarop de bok 3 is aangebracht. Het gesteldeel 4 omvat twee balken 5, die zich althans nagenoeg evenwijdig aan elkaar uitstrekken en althans nagenoeg horizontaal zijn gelegen. De balken 5 zijn met elkaar verbonden door middel van zich in de voortbewegingsrichting A uitstrekkende verbindingsbalken 6. Aan de balken 6 zijn door middel van assen 7, die zich in de voortbewegingsrichting A uitstrekken en in eikaars verlengde zijn gelegen, verzwenkbare gesteldelen 8 aangebracht. Elk gesteldeel 8 omvat een balk 9, die zich in de voortbewegingsrichting A uitstrekt en waaraan nabij de assen 7 twee parallelle balken 10, die zich evenwijdig aan de balken 5 uitstrekken, zijn aangebracht. Elk van de balken 10 is aan het van het gesteldeel 4 afgekeerde einde voorzien van een vork 11. Tussen de benen van elke vork 11 is door middel van een steun 12 en een as 13 een kokervormig gesteldeel 14 aangebracht. De assen 13 zijn in eikaars verlengde gelegen en strekken zich in de voortbewegingsrichting A uit. Het kokervormig gesteldeel 14 strekt zich althans nagenoeg evenwijdig uit aan de balken 10 van het gesteldeel 8 en maakt deel uit van een grondbewerkings-zaaieenheid 2. De assen 13 zijn aangebracht nabij het midden van elke steun 12, welke steun uit het midden aan de zijde van het gesteldeel 4 op het kokervormig gesteldeel 14 is aangebracht. In het gesteldeel 14 zijn op onderlinge gelijke afstand van bij voorkeur 25 cm zes zich in opwaartse, bij voorkeur vertikale richting, uitstrekkende assen 15 van bewerkingsorganen 16 gelegerd. Elk van de bewerkingsorganen 16 omvat een op het onder uit het gesteldeel 14 stekende einde van een as 15 aangebrachte drager 17 die aan de einden is voorzien van zich tijdens het bedrijf naar beneden uitstrekkende bewerkingselementen in de vorm van tanden 18. De einden van elk kokervormig gesteldeel 14 zijn afgesloten door middel van platen 19, die zich in opwaartse richting en althans nagenoeg evenwijdig aan een vertikaal vlak in de voortbewegingsrichting A uitstrekken. De platen 19 zijn nabij de voorzijde voorzien van een as 20, een en ander zodanig dat de assen in eikaars verlengde zijn gelegen. Om elk van de assen 20 is een zich langs een plaat 19 naar achteren uitstrekkende arm 21 aangebracht. Tussen de einden van de armen 21 is vrij draaibaar een rol 22 ondersteund. De armen 21 kunnen door middel van een nabij de achterzijde van de platen aangebrachte, niet nader weergegeven, verstel-inrichting in hoogterichting worden versteld en in meerdere standen worden vastgezet, een en ander zodanig dat door middel van de rol 22 de werkdiepte van de grondbewerkings-organen 16 instelbaar is.
Bij dit uitvoeringsvoorbeeld zijn de rollen 22 uitgevoerd als een pakkerrol, die aan de achterzijde is voorzien van tussen de kransen tanden reikende afschrapers welke zijn bevestigd aan een dwarsbalk 23. Door middel van armen 24, die verzwenkbaar zijn om een as die zich bevindt op de armen 21, is achter de dwarsbalk 23 een drager 25 aangebracht waarop zaaischoenen 26 verzwenkbaar zijn ondersteund. De zaaischoenen 26 zijn door middel van slangen 27 verbonden met een verdeelmechanisme 28 van een gemeenschappelijke zaai-machine, waarvan het reservoir 29 is aangebracht op het gesteldeel 4. Op het gesteldeel 4 is verder een ventilator 30 aangebracht, die via een hierna te bespreken aandrijving vanaf de aftakas aan de voorzijde van de trekker 1 kan worden aangedreven. Tevens is een niet nader weergegeven doseer-mechanisme aanwezig, met behulp waarvan vanuit het reservoir 29 zaaigoed door de ventilator 30 kan worden toegevoerd aan de aan de bovenzijde van het reservoir gelegen verdeel-inrichting 28 waarop de slangen 27 zijn aangesloten. Het doseermechanisme wordt op bekende wijze aangedreven met behulp van een tijdens bedrijf over de grond bewegend, aan de voorzijde gelegen stapperwiel 31. Teneinde vanaf de trekker te kunnen vaststellen of het stapperwiel 31 aandrijft, omvat de aandrijvende overbrenging een indicatiemiddel 31A, dat tijdens bedrijf roteert en vanaf de trekker zichtbaar is (fig. 7). Het stapperwiel 31 is door middel van een as draaibaar ondersteund aan het einde van een zich naar voren uitstrekkende arm 32, die vóór het stapperwiel in de richting van het symmetrievlak van de trekker 1 is af gebogen en haaks naar boven is omgezet (fig. 6). Het boveneinde van de arm 32 is vrij verzwenkbaar in een zich in vertikale richting uitstrekkende bus 33. De bus 33 wordt gedragen door een arm 34, die om een zich dwars op de voortbewegingsrichting A uitstrekkende as 35 verzwenkbaar is ten opzichte van een drager 36, die verzwenkbaar is aangebracht tussen lippen 37 die zich aan de voorzijde van het reservoir 29 bevinden. De arm 34 kan in een drietal standen ten opzichte van de lippen 37 worden aangebracht (fig. 7). De arm 34, die zich naar boven uitstrekt, is boven het midden scharnierend verbonden met een hydraulische verstelcilinder 38 die met zijn andere einde scharnierend is aangebracht in een sleuf in een lip 39 op de drager 36. De verstelcilinder 38 is aan de zijde van de lippen 39 voorzien van een naar boven gericht oor 40 waarin het einde is gehaakt van een trekveer 41, die met zijn andere einde is gehaakt in een boring nabij de bovenzijde van de arm 34. De drager 36 is verder aan de bovenzijde voorzien van een oor 42 waarin een in lengte instelbaar, begrenzingsorgaan 43 is aangebracht, dat met zijn andere einde is bevestigd aan een oog 44 aan het reservoir 29, een en ander zodanig dat hierdoor de stand van de arm kan worden aangepast. Op de bovenzijde van elke drager 25 is nabij de einden een steun aangebracht die door middel van een in lengte verstelbare stang 45 met een steun op de achterzijde nabij de einden van het kokervormig gesteldeel 14 verzwenkbaar is verbonden, een en ander zodanig dat bij een verstelling van de rol 22 de juiste stand van de zaaischoenen 26 opnieuw kan worden ingesteld. Op enige afstand van de einden, is elke drager 25 voorzien van een scharnierende arm 46 die zich naar achteren uitstrekt. Tussen de einden van de armen 46 is verzwenkbaar door middel van dwarsassen een drager 47 aangebracht, welke drager naar beneden gerichte elastische tanden 48 draagt. De tanden 48 zorgen voor het dichtstrijken van de door de zaaischoenen 26 gemaakte voren. Binnen elk kokervormig gesteldeel 14 van een eenheid 2, is op de assen 15 van de bewerkingsorganen 16 een tandwiel 49 met rechte vertanding aanwezig, een en ander zodanig dat de tandwielen 49 op de assen 15 van naast elkaar gelegen bewerkingsorganen 16 met elkaar in aandrijvende verbinding zijn. De as 15 van het tweede bewerkingsorgaan 16, gerekend vanaf het gesteldeel 4, is naar boven verlengd en reikt tot in een tandwielkast 50 op de bovenzijde van het gesteldeel 14. Binnen de tandwielkast 50 staat de verlenging via een conische tandwieloverbrenging in aandrijvende verbinding met een zich dwars op de voort-bewegingsrichting A uirstrekkende, in de tandwielkast gelegerde, as die via een aan de buitenzijde van de tandwielkast aanwezige toerenvariator 51 in aandrijvende verbinding staat met een daarboven gelegen as 52 die aan de binnenzijde van de tandwielkast buiten de tandwielkast uitsteekt (fig. 2). Het uitstekende einde van de as 52 is via een telescopische as 53 verbonden met een dwarsas 54. De as 54 is gelegerd in een tandwielkast 55, die door middel van een steun 56 is aangebracht op het gesteldeel 4 (fig. 2). De as 54 staat via een conische tandwieloverbrenging in verbinding met een zich in de voortbewegingsrichting A uitstrekkende as 57 die door middel van een tussenas is verbonden met de aftakas aan de voorzijde van de trekker. De as 54 is, in de voortbewegingsrichting gezien rechts van de tandwielkast 55, voorzien van een snaarschijf 58 waarover een snaar is geslagen voor de aandrijving van de ventilator 30. De afstand tussen de door de grondbewerkings-zaaieenheden 2 te bewerken stroken grond, welke zich aan weerszijden van de trekker bevinden, is zodanig dat deze afstand overeenkomt met de gangbare werkbreedte (in dit geval 3 m) van een grondbewer-kingsmachine gecombineerd met een zaaimachine, welke combinatie 59 achter de trekker door middel van een driepuntshef-inrichting kan zijn aangebracht (fig. 1). Op de voorste balk 10 van elk gesteldeel 8 zijn op enige afstand van de assen 7 zich naar boven uitstrekkende lippen 60 aangebracht. Tussen de lippen 60 is door middel van een zich in de voortbewegingsrichting A uitstrekkende as 61 het einde aangebracht van de zuigerstang 62 van een bij voorkeur als enkel werkende hydraulische verstelcilinder 63 uitgevoerd verstelorgaan. Het huis 64 van de hydraulische verstelcilinder 63 is scharnierend met de bovenzijde van de aankoppelbok 3 verbonden door middel van een zich in de voortbewegingsrichting A uitstrekkende as 65. Het huis 64 van de. verstelcilinder 63 is, nabij het einde waar zich de zuigerstang 62 bevindt, voorzien van in eikaars verlengde gelegen astappen 66. Hierbij is om de ten opzichte van de voortbewegingsrichting voorste astap 66 een grendel 67 verzwenkbaar, welke grendel onder veerwerking in de in de figuren 2 en 3 aangegeven stand wordt gehouden. De grendel 67 is door middel van een trekorgaan 68 vanaf de trekker tegen veerwerking verzwenkbaar. De andere tap 66 reikt tot in een sleuf 69 van een bedieningsarm 70 die met een einde verzwenkbaar en onder veerwerking zijdelings beweegbaar is aangebracht op de as 61. Het andere einde van van de arm 70 is voorzien van een naar boven gericht, haakvormig deel 71 dat is afgeschuind (fig. 3). De bedieningsarm 70 maakt deel uit van een vergrendelmechanisme dat verder een grendel 72 omvat, welke grendel verzwenkbaar is om de zich in de voortbewegingsrichting A uitstrekkende as 65 die het huis 64 van de verstelcilinder 63 draagt. De grendel 72 wordt gevormd door twee op afstand van elkaar gelegen strippen, waartussen aan de onderzijde nabij het midden een pen 74 is aangebracht, die een aanslag vormt waarmee de afgeschuinde voorzijde van het haakvormig deel 71 van de bedieningsarm 70 kan samenwerken. Aan de bovenzijde is de grendel 72 voorzien van een blokkeerorgaan 75 dat aan een zijde is voorzien van een omgekeerd V-vormige uitsparing (fig. 3). In de uitsparing past het haaks omgebogen einde van een naar boven verlopend deel van een als veer uitgevoerd blokkeerelement 76. Het naar boven verlopende deel van de veer 76 is met twee tegen elkaar gelegen windingen uit één stuk gevormd met een zich naar beneden uitstrekkend deel dat door middel van een bout 77 is aangebracht aan een steun 78 op de bovenzijde van het huis 64 van de hydraulische verstelcilinder 63. Aan de van de as 65 afgekeerde zijde, is de grendel 72 voorzien van een pen 79 waarmee op hierna te bespreken wijze het haakvormig deel 71 van de bedieningsarm 70 kan samenwerken voor het in een half geheven stand vergrendelen van een gesteldeel 8 en de daaraan aangebrachte eenheid 2 (fig. 2). Tussen de onderzijde van de grendel 72 en de bok 3 is een trekveer 80 aangebracht.
De werking van de in het voorgaande beschreven inrichting volgens de uitvinding is als volgt.
Tijdens het bedrijf kan het geheel van trekker en eenheden 2 worden voortbewogen in een richting volgens pijl A, waarbij vanaf de aftakas aan de voorzijde van de trekker de aandrijving van de grondbewerkingsorganen, die bij dit uitvoeringsvoorbeeld een roterende eg vormen, en de aandrijving van de ventilator 30 van de zaaimachine op het gestel- deel 4 wordt verkregen. Tijdens de voortbeweging wordt de grond door middel van de tanden 18 van de bewerkingsorganen 16 van de roterende eggen van de respectieve eenheden 2 op een door middel van de rol 22 bepaalde diepte over een breedte van 1,50 m bewerkt en wordt via de zaaischoenen 26 onmiddellijk zaad in de bewerkte grond gebracht. Met behulp van de aan de achterzijde van de trekker aanwezige combinatie 59 van grondbewerkingsmachine en zaaimachine kan de tussen de eenheden 2 gelegen strook grond worden bewerkt en ingezaaid zonder dat hierbij door de trekker over de bewerkte grond wordt gereden. Met behulp van de in het voorgaande beschreven en in figuur 1 afgebeelde combinatie kan men over een grote breedte, die bij dit uitvoeringsvoorbeeld ± 6 m bedraagt, de grond bewerken en tegelijkertijd inzaaien zonder dat hierbij het nadeel van trekkersporen optreedt. Door de aanwezigheid van de eenheden 2 aan de voorzijde wordt een zeer gelijkmatige gewichtsverdeling mogelijk, wat vooral tijdens het transport de stabiliteit beduidend vergroot. De beide gesteldelen 8, die tijdens het bedrijf de voor één gesteldeel in figuur 2 weergegeven stand innemen, kunnen vanuit deze werkstand door middel van de verstelcilinder 63 in een half geheven stand worden gebracht, zoals in figuur 2 is weergegeven. Bij het door middel van de verstelcilinder 63 naar boven verzwenken van de gesteldelen 8 beweegt de bedie-ningsarm 70 met behulp van de sleuf 69 die een geleiding vormt langs het huis 64 naar boven tot de afgeschuinde voorzijde van het deel 71 tegen de aanslag 74 stoot (fig. 5). Hierdoor wordt de grendel 72 tegen de werking van de veer 80 om de as 65 naar boven verzwenkt. Dit heeft tot gevolg dat het omgebogen einde van het blokkeerelement 76 uit de V-vormige uitsparing van het blokkeerorgaan 75 treedt en de grendel 72 door de veer 80 naar beneden wordt verzwenkt, waardoor bij een terugbewegen van de zuiger 62 van de verstelcilinder 63 onder invloed van het gewicht van het gesteldeel 8 en de eenheid 2 het haakvormig deel 71 in aanraking kan komen met de pen 79 (fig. 6) en het gesteldeel 8 in de gewenste tussenstand wordt vergrendeld. Met de zich in de tussenstand bevindende gesteldelen 8 kan tijdens het bedrijf het geheel op de wendakker gemakkelijk worden gekeerd. Voor het weer in de werkstand brengen van de delen 8 kan met behulp van de verstelcilinder 63 de bedieningsarm 70 enigszins omhoog worden bewogen, waardoor het haakvormig deel 71 tegen de aanslag 74 komt en de grendel 72 zover omhoog wordt bewogen dat het omgebogen einde van het blokkeerelement 76 in de V-vormige uitsparing van het blokkeerorgaan 75 komt en de grendel onwerkzaam wordt en het gesteldeel 8 met de eenheid 2 door zijn gewicht in de werkstand beweegt. Indien men met slechts één eenheid wil werken, bijvoorbeeld indien in plaats van de combinatie 59 aan de achterzijde van de trekker een ploeg is aangebracht, kan men aan de zijde waar wordt gewerkt de grendel 72 buiten bedrijf houden door het omgebogen einde van het blokkeerelement 76 in een boring 72A in de grendel te brengen. Na het heffen van beide gesteldelen 8 wordt dan bij het in de werkstand brengen van de betreffende eenheid de andere eenheid in de tussenstand gehouden. Wil men met de andere eenheid werken, dan moet men de andere grendel 72 op de beschreven wijze buiten bedrijf houden. Het verdeelmechanisme 28 kan naar keuze met behulp van een verstelcilinder aan de ene of aan de andere zijde worden afgesloten, indien met slechts één eenheid wordt gewerkt. Vóór het brengen van de gesteldelen 8 met de eenheden 2 in een transportstand moeten de bedieningsarmen 70 na het verwijderen van de borgpen 81 om de as 61 in een stand worden verzwenkt die in figuur 2 is aangegeven. Hierna kunnen de gesteldelen 8 met behulp van de verstelcilinders 63 zo ver worden opgeklapt dat de grendel 67 om de as 61 haakt. Tegelijkertijd wordt dan met behulp van de cilinder 38 het stapperwiel 31 omhoog bewogen tegen de werking van de veer 41 in. Teneinde de eenheden 2 in een werkstand te brengen kunnen vanaf de trekker met behulp van het bedieningsorgaan 68 de grendels 67 zodanig worden verzwenkt dat de assen 61 worden vrijgegeven en het geheel door zijn gewicht naar beneden kan bewegen. De beide hydraulische verstelcilinders 63, de verstelcilinder 38 voor het stapperwiel 31, de verstelcilinder voor het verdeelmechanisme 28 en een verstelcilinder voor eventueel aanwezige markeurs zijn zodanig op het hydraulische circuit van de trekker aangesloten dat zij op eenvoudige wijze gezamenlijk worden bediend, dat wil zeggen indien de grondbewerkings-zaaieenhe-den 2 in de werkstand bewegen, beweegt ook het stapperwiel 31 en de eventueel aanwezige markeur vanuit de transportstand naar beneden in de werkstand. Tevens wordt hierbij dan het verdeelmechanisme 28 opnieuw in de ingestelde stand gebracht. De verstelling van het verdeelmechanisme 28 omvat een tot buiten het reservoir uitstekend einde van een stang 28A (fig. 1 en 2). Het betreffende gemarkeerde einde vormt een indicatiemiddel met behulp waarvan vanaf de trekker de instelling van het verdeelmechanisme 28 controleerbaar is. Vanaf de trekker gezien, betekent een ver uitstekend einde van de stang 28A dat de rechterzijde van het verdeelmechanisme is ingeschakeld. Bij een stand van het einde waarbij dit weinig uitsteekt, is de linkerzijde ingeschakeld. Indien beide zijden zijn ingeschakeld, bevindt het betreffende einde zich in een middenstand. Teneinde te voorkomen dat de eenheden 2 tijdens het in de tussenstand brengen op een zodanige wijze om de assen 13 verzwenken dat de aandrijving door middel van de telescopische assen 53 zou kunnen worden beschadigd, is aan de voorste balk 10 van elk gesteldeel 8 tussen lippen op de balk 6 en de steun 12 een stang 82 scharnierend aangebracht. De stang 82 is aan de einden voorzien van vorkachtige delen, die door middel van assen 83 zijn aangebracht. Hierbij is de stang 82 aan de zijde van de balk 6 met speling aangebracht. De as 83 is aan de zijde van de steun 12 beweegbaar in een zich nabij de bovenzijde van de steun bevindende sleuf, een en ander zodanig dat tijdens het bedrijf de eenheden om een zich in de voortbewegingsrichting uitstrekkende as beperkt kunnen bewegen, terwijl zij zodra zij worden geheven met behulp van de stang 82 in een althans nagenoeg zelfde stand worden gehouden zodat de aandrijving in de tussenstand niet kan worden beschadigd. Eventueel kan een voorziening aanwezig zijn die bij het bewegen in de tussenstand de aandrijving uitschakelt. Bij het bewegen van de eenheden 2 in de transportstand, zoals in figuur 2 weergegeven, zorgen de stangen 82 ervoor dat de stand van de eenheden zodanig is dat het geheel een transportbreedte van drie meter krijgt.
Het in het voorgaande beschreven vergrendelmecha-nisme dat de grendel 72 en de door de verstelcilinder beweegbare bedieningsarm omvat, met behulp waarvan de grendel 72 in een onwerkzame, respectievelijk werkzame, stand brengbaar is, kan ook bij andere landbouwwerktuigen worden toegepast.
In de figuren 8 en 9 is een uitvoeringsvoorbeeld weergegeven, waarbij het vergrendelmechanisme 63, 70, 72 volgens de uitvinding is toegepast bij een maaimachine die schematisch is weergegeven en waarvan het verzwenkbare deel 84 met de maaiwerktuigen op de beschreven wijze in een tussenstand, respectievelijk in een transportstand zoals in de figuren 8 en 9 weergegeven, kan worden gebracht.
De werking van het vergrendelmechanisme 63, 70, 72 komt volkomen overeen met de werking van het identieke, in het voorgaande beschreven mechanisme. Ook hier moet de bedieningsarm 70 voor het brengen van het opklapbare deel 84 in een transportstand in een stand worden gezwenkt zoals in figuur 9 is weergegeven.
Bij het uitvoeringsvoorbeeld volgens de figuren 10 en 11 is de vergrendelinrichting 63, 70, 72 weergegeven, toegepast bij een schematisch weergegeven hooibewerkings-machine. Ook hier kunnen de verzwenkbare delen 85, die werktuigen dragen, met behulp van de vergrendelinrichting in een tussenstand, respectievelijk in een transportstand, worden gebracht, waarbij in de laatste stand opnieuw de bedieningsarm 70 moet worden gebracht in de onwerkzame stand zoals in figuur 10 weergegeven.
De uitvinding is niet beperkt tot het vorenstaande doch betreft tevens alle details van de figuren al of niet beschreven.

Claims (23)

1. Landbouwwerktuig, in het bijzonder grondbewer-kingsmachine, voorzien van een gestel dat een met een trekker te koppelen eerste gesteldeel omvat en een tweede gesteldeel dat ten opzichte van het eerste gesteldeel verzwenkbaar is en ten minste één bewerkingsorgaan draagt, en welk tweede ge-steldeel door middel van een verstelorgaan en een vergrendel-mechanisme in ten minste één stand ten opzichte van het eerste gesteldeel fixeerbaar is, met het kenmerk, dat het verstelorgaan is voorzien van middelen, met behulp waarvan het vergrendelmechanisme bedienbaar is, een en ander zodanig dat een verstelling van het verstelorgaan het vergrendelmechanisme in of buiten werking kan stellen.
2. Landbouwwerktuig volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de middelen een bedieningsarm omvatten, die met het verstelorgaan verstelbaar is.
3. Landbouwwerktuig volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de bedieningsarm deel uitmaakt van het vergrendelmechanisme en kan samenwerken met een verzwenkbaar aan het gesteldeel aangebrachte grendel.
4. Landbouwwerktuig volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat met behulp van de bedieningsarm de grendel in een werkzame, respectievelijk onwerkzame, stand brengbaar is.
5. Landbouwwerktuig volgens een der conclusies 2-4, met het kenmerk, dat de bedieningsarm zich in de langs-richting van het verstelorgaan uitstrekt.
6. Landbouwwerktuig volgens een der conclusies 3-5, met het kenmerk, dat de bedieningsarm verzwenkbaar is om een as, die zich althans nagenoeg evenwijdig uitstrekt aan de as waarom de grendel verzwenkbaar is.
7. Landbouwwerktuig volgens een der conclusies 3 -6, met het kenmerk, dat de bedieningsarm verzwenkbaar is om een as waarom een einde van het als verstelcilinder uitgevoerde verstelorgaan verzwenkbaar is en de grendel verzwenkbaar is om een as waarom het andere einde van de verstelcilinder verstelbaar is.
8. Landbouwwerktuig volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de bedieningsarm verzwenkbaar is om de as, met behulp waarvan de zuigerstang van de verstelcilinder verzwenkbaar is aangebracht.
9. Landbouwwerktuig volgens conclusie 7 of 8, met het kenmerk, dat de bedieningsarm is voorzien van een geleiding voor een zich op het huis van de verstelcilinder bevindende tap.
10. Landbouwwerktuig volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de bedieningsarm van de tap afneembaar is en om de zwenkas in een onwerkzame stand zwenkbaar is.
11. Landbouwwerktuig volgens een der conclusies 3 10, met het kenmerk, dat de bedieningsarm is voorzien van een haakvormig deel dat een afgeschuinde voorzijde heeft die met delen van de grendel kan samenwerken.
12. Landbouwwerktuig volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat het afgeschuinde deel van de bedieningsarm met een aanslag op de grendel kan samenwerken, een en ander zodanig dat de grendel door verzwenken in een geblokkeerde stand wordt gedrukt, respectievelijk uit een geblokkeerde stand wordt gelicht.
13. Landbouwwerktuig volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de grendel is voorzien van een blokkeerorgaan, dat kan samenwerken met een einde van een op het verstel-orgaan aangebracht blokkeerelement.
14. Landbouwwerktuig volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat het blokkeerelement een verend opgesteld einde omvat, dat in of uit een uitsparing van het blokkeerorgaan beweegbaar is bij een verzwenken van de grendel.
15. Landbouwwerktuig volgens een der conclusies 11 14, met het kenmerk, dat de grendel is voorzien van een tweede aanslag, waarmee het haakvormig deel van de bedieningsarm na het in een werkzame stand brengen van de grendel voor vergrendeling kan samenwerken.
16. Landbouwwerktuig volgens een der conclusies 3 15, met het kenmerk, dat de grendel onder veerwerking verzwenkbaar is.
17. Landbouwwerktuig volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het tweede gesteldeel door middel van het vergrendelmechanisme in een stand brengbaar is geschikt voor transport tijdens bedrijf.
18. Landbouwwerktuig volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het verstelorgaan tevens is voorzien van een grendel, met behulp waarvan het gesteldeel in een over ±90° opgeklapte stand in een transportstand vergrendelbaar is.
19. Landbouwwerktuig volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het tweede gesteldeel is voorzien van een bewerkingsorgaan dat om een zich in de voort-bewegingsrichting uitstrekkende as ten opzichte van het gesteldeel verzwenkbaar is en middelen aanwezig zijn om bij het verzwenken van het gesteldeel een verzwenking van het bewerkingsorgaan om de as te voorkomen.
20. Landbouwwerktuig volgens conclusie 19, met het kenmerk, dat de middelen een stang omvatten die scharnierend tussen een steun op een drager voor het bewerkingsorgaan en het eerste gesteldeel is aangebracht.
21. Landbouwwerktuig volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het gestel aan de voorzijde van de trekker is aangebracht en aan weerszijden van het eerste met de trekker te koppelen gesteldeel een tweede gesteldeel os aangebracht, dat het bewerkingsorgaan draagt voor het bewerken van naast de trekker gelegen stroken.
22. Landbouwwerktuig volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het bewerkingsorgaan wordt gevormd door een roterende eg die tezamen met tot een zaai-machine behorende zaaischoenen een eenheid vormt.
23. Landbouwwerktuig zoals beschreven in het voorgaande en weergegeven in de figuren.
NL8902833A 1989-10-10 1989-11-16 Landbouwwerktuig, in het bijzonder een grondbewerkingsmachine. NL8902833A (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8902833A NL8902833A (nl) 1989-10-10 1989-11-16 Landbouwwerktuig, in het bijzonder een grondbewerkingsmachine.
EP90202612A EP0422721A1 (en) 1989-10-10 1990-10-02 Agricultural implement, in particular a soil cultivating machine

Applications Claiming Priority (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8902512 1989-10-10
NL8902512 1989-10-10
NL8902833A NL8902833A (nl) 1989-10-10 1989-11-16 Landbouwwerktuig, in het bijzonder een grondbewerkingsmachine.
NL8902833 1989-11-16

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8902833A true NL8902833A (nl) 1991-05-01

Family

ID=26646593

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8902833A NL8902833A (nl) 1989-10-10 1989-11-16 Landbouwwerktuig, in het bijzonder een grondbewerkingsmachine.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL8902833A (nl)

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US4241674A (en) Sub-soil planter
CA2891703C (en) Plough comprising a plurality of plough bodies attached to a plough bar
US6530332B2 (en) Agricultural earth working apparatus
EP0271119B1 (en) A soil cultivating machine
US3528507A (en) Field tillage apparatus
US3335681A (en) Agricultural tillage unit
NL8501109A (nl) Landbouwwerktuig.
EP0422721A1 (en) Agricultural implement, in particular a soil cultivating machine
EP0199406B1 (en) A plough
NL8800800A (nl) Combinatie van een trekker met ten minste een grondbewerking-zaaieenheid.
NL8902833A (nl) Landbouwwerktuig, in het bijzonder een grondbewerkingsmachine.
NL8601048A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8902832A (nl) Landbouwmachine.
EP1800526B1 (en) Agricultural machine having a flexible structure
NL9101361A (nl) Grondbewerkingsmachine.
EP1057392A2 (de) Säkombination
NL9200243A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8602972A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8700952A (nl) Grondbewerkingsmachine.
EP0252555B1 (en) A soil cultivating machine
NL8701010A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8006776A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8501065A (nl) Ploeg.
US179648A (en) Improvement in corn-planters
US412638A (en) Agricultural machine

Legal Events

Date Code Title Description
BV The patent application has lapsed