NL8700961A

NL8700961A - Verstelinrichting voor het schouder-doorvoerelement van een veiligheidsriem.

Info

Publication number: NL8700961A
Application number: NL8700961A
Authority: NL
Original assignee: Iku Holding Montfoort Bv
Priority date: 1987-04-23
Filing date: 1987-04-23
Publication date: 1988-11-16
Also published as: DE3882164D1; EP0288127A3; US4895392A; JP2531531B2; ES2043782T3; AU604310B2; AU1535988A; BR8801962A; EP0288127A2; EP0288127B1; JPS6428052A; DE3882164T2

Description

» τ*

Nw 9114

Titel: Verstelinrichting voor het schouder-doorvoerelement van een veiligheidsriem

De uitvinding heeft betrekking op een verstelinrichting voor het schouder-doorvoerelement van een veiligheidsriem, bestaande uit een railprofiel en een daarover verschuifbare, in een gering aantal posities blokkeerbare 5 slede.

Bij verreweg de meeste thans bestaande automobielen zijn op vaste punten in de zijstijlen bevestigingsorganen voor het schouder-doorvoerelement van een veiligheidsriem aangebracht. Het bevestigingspunt is zodanig gekozen, 10 dat dit optimaal is voor een bestuurder met gemiddeld postuur. Voor lange personen zit het bevestigingspunt veelal te laag en bij kleine personen te hoog, waardoor de veiligheidsgordel niet over de schouder van de bestuurder maar ter plaatse van de nek loopt. Dit is niet alleen 15 weinig comfortabel maar kan onder omstandigheden zelfs gevaar opleveren.

Om deze bezwaren te ondervangen zijn in enkele types automobielen reeds met de hand verstelbare verstelin-richtingen voor het schouder-doorvoerelement van een veilig-20 heidsriem aangebracht, bestaande uit een railprofiel en een daarover verschuifbare, in een gering aantal posities blokkeerbare slede. Een blokkeerpositie is bijvoorbeeld geschikt voor lange bestuurders, een andere voor korte bestuurders terwijl de middenpositie voor de bestuurder 25 van gemiddelde grootte is bestemd. Daarmede is al een zekere verbetering ten opzichte van een vast bevestigingspunt voor het schouder-doorvoerelement verkregen. Indien een en hetzelfde voertuig door meer dan een bestuurder wordt gebruikt, is het regelmatig nodig het bevestigingspunt 30 voor het schouder-doorvoerelement met de hand te verstellen.

De bediening van het verstelmechanisme is doorgaans uitermate lastig omdat deze bediening door de bestuurder vanuit de zitpositie plaatsvindt, waarbij doorgaans met de rechter- 8 7 : :·, i ; Μ -2- hand over de linkerschouder heen de knop van het verstelme-chaniek moet worden verplaatst. Voor de zitplaats naast de bestuurder moet dezelfde handeling doorgaans met de linkerhand over de rechterschouder worden verricht. In 5 de praktijk blijkt dit een zeer lastige handeling te zijn, omdat niet alleen de slede moet worden ontgrendeld,maar vervolgens een kracht naar boven of naar beneden op de verstelknop van het verstelmechaniek moet worden uitgeoefend. Omdat deze handeling lastig is, wordt hij vaak achterwege 10 gelaten, waardoor de veiligheidsgordel onder omstandigheden nog minder comfortabel over het lichaam loopt en/of de onveiligheid nog eens vergroot, bijvoorbeeld doordat bij kleine bestuurders het schouder-doorvoerelement is bevestigd in de blokkeerpositie voor grote bestuurders en omgekeerd.

15 Het doel van de uitvinding is het verschaffen van een verstelinrichting voor het schouder-doorvoerelement van een veiligheidsriem, die een elektrische verplaatsing en blokkering van het bevestigingspunt voor het schouder-doorvoerelement in elke gewenste positie mogelijk maakt. De 20 bediening van de verstelinrichting is dan mogelijk met behulp van een schakelaar, die zich bijvoorbeeld op het dashboard op de middenconsole of het portier bevindt. Omdat de verstelinrichting in de zijstijlen van een automobiel moet worden ondergebracht, dient de elektrische verstelin-25 richting zeer compact te zijn geconstrueerd, terwijl uiteraard verder moet worden voldaan aan de te stellen mechanische sterkte-eisen.

Volgens de uitvinding is de verstelinrichting daartoe gekenmerkt doordat de slede in het railprofiel 30 verplaatsbaar is door middel van een door een motor aandrijf-bare schroefspil, waarbij de slede in elke positie ten opzichte van het railprofiel verzwenkbaar en in het railprofiel blokkeerbaar is. Bij voorkeur is het railprofiel in doorsnede ü-vormig, waarbij de benen van het U-vormige 35 railprofiel binnenwaarts over 180° zover zijn omgezet dat de randen van de omgezette benen ongeveer op de halve 8 7 C : φ %» -3- hoogte van het ü-vormige railprofiel komen te liggen, welke randen van een zaagtandvormig profiel zijn voorzien.

Een uitvoeringsvorm van de verstelinrichting volgens de uitvinding wordt aan de hand van de tekening 5 nader toegelicht. Hierin toont

Fig.1 een zijaanzicht van de verstelinrichting, gedeeltelijk in doorsnede en

Fig.2 een doorsnede van de slede van de verstelinrichting volgens de lijn II-II van Fig. 3C 10 Fig.3 een doorsnede overeenkomstig Fig.2, volgens de lijn III-III van Fig.3C en

Fig.4 een doorsnede overeenkomstig Fig. 2 volgens de lijn IV-IV van Fig. 3C

Fig.3A-3C doorsneden van de slede volgens resp.

15 de lijnen A-A, B-B en C-C van Fig.3

Fig.5 een doorsnede van de slede overeenkomstig Fig.3, waarbij de slede in de blokkeerstand is verzwenkt.

De verstelinrichting, zoals weergegeven in Fig.1 bestaat uit een ü-vormig railprofiel, waarvan de 20 vorm hierna zal worden beschreven. Op dit railprofiel is een motor 2 aangebracht alsmede een met de motor 2 verbonden overbrenging 3. De uitgaande as van de overbrenging drijft via een flexibele koppeling 4 een schroefspil 5 aan, die in het inwendige van het ü-vormige railprofiel 25 is aangebracht en aan het uiteinde 6 is gelegerd in een eindlager 6. De schroefspil 5 kan binnen het U-vormige railprofiel 1 een slede 7 verplaatsen, welke slede 7 is voorzien van een uitstekende bout 8, waaraan het schouder-doorvoerelement kan worden bevestigd.

30 De vorm van het U-vormige railprofiel 1 en van de slede 7 zijn weergegeven in de Fig. 2-5. Blijkens de Fig.3A-3C zijn de benen van het ü-vormige railprofiel 1 over 180° binnenwaarts omgezet. De benedenranden van de omgezette benen 9,10 reiken ongeveer tot halve hoogte 35 van het ü-vormige railprofiel 1. ïn de vrije randen van de omgezette benen 9,10 is een zaagtandprofiel 11 aangebracht, 87 0 f r -4- waarbij de slede 7 op later te bespreken wijze in elke holte tussen twee tanden van het zaagtandprofiel 11 kan worden geblokkeerd.

De slede 7 bestaat in hoofdzaak uit twee hoofd-5 onderdelen en wel het geleideblok 12, dat heen en weer verplaatsbaar is binnen het railprofiel 1 en een zwenkbaar met dit geleideblok 12 verbonden U-profiel 15, dat is aangebracht tussen de naar elkaar toegekeerde wanden van de omgezette benen 9,10. Het U-profiel 15 is met de benen 10 benedenwaarts gericht aangebracht in het geleideblok 12.

In de zijwanden van het U-profiel 15 zijn zijwaarts naar buiten uitstekende blokkeerlippen 16 aangebracht, die uitsteken in het vlak gaande door de omgezette benen 9, 10 van het railprofiel 1. Deze blokkeerlippen kunnen bij 15 niet verzwenkte positie van het U-profiel 15 onder de zaagtandprofielen 11 van de omgezette randen 9,10 bewegen. Bij verzwenking van het U-profiel 15 ten opzichte van het geleideblok 12 kunnen deze blokkeerlippen grijpen in de uitsparingen van het zaagtandprofiel waardoor de 20 slede 7 in die positie wordt geblokkeerd. De bout 8 voor het daaraan bevestigen van het schouder-doorvoerelement maakt deel uit van het U-profiel 15, resp. is daarmee verbonden of wel in het U-profiel opgenomen.

De vorm van het geleideblok 12 in dwarsdoorsnede 25 is aangepast aan de dwarsdoorsnede vorm van het railprofiel 1. De zijdelen van het geleideblok 12 zijn verschuifbaar binnen de ruimte, die wordt begrensd door de omgezette benen 9, 10 van het railprofiel 1. Onder deze omgezette benen 9, 10 is in het geleideblok 12 een bladveer 18 aange-30 bracht, die drukt op een buitenwaarts uitstekende lip 17, aangebracht aan het uiteinde van het U-profiel 15.

Beide buitenwaarts uitstekende lippen 17 reiken tot voorbij de omgezette randen 9,10 van het railprofiel 1. Aan de tegenover gelegen zijde van het U-profiel 15 is een horizon-35 tale zwenkas 19 aangebracht, om welke as het U-profiel 15 kan zwenken ten opzichte van het geleideblok 12 en 67 0 0 & 0 1 -5- .

* tevens ten opzichte van het railprofieX 1, indien op de met het U-profiel 15 verbonden bout 8 een kracht P wordt uitgeoefend in een richting zoals in Fig.5 is aangegeven.

Voor het langs de rail 1 verplaatsen van de 5 slede 7 is binnen het geleideblok 12 een moer 13 aangebracht, die grijpt om de schroefspil 5. De moer 13 ligt enerzijds aan tegen een eindwand van het geleideblok 12, terwijl op de andere zijde van de moer 13 een drukveer 14 werkzaam is die op de andere eindwand van het geleideblok 12 is 10 afgesteund. De funktie van deze drukveer zal hierna worden toegelicht.

Voor normale verplaatsingen van de slede 7 langs de rail wordt de motor 2 bekrachtigd, waardoor de schroefspil 5 in rotatierichting wordt aangedreven, en 15 de moer 13 binnen het geleideblok naar rechts of naar links zal worden verplaatst afhankelijk van de draairichting van de motor 2. Het U-profiel 15 wordt daarbij in de 'normale' stand gehouden doordat de bladveren 18, aangebracht in het geleideblok 12 de buitenwaarts uitstekende lippen 20 17 naar beneden gedrukt houden. Indien nu stootsgewijze een kracht P in een richting zoals in Fig.5 weergegeven op het schouder-doorvoerelement en dus op de bout 8 wordt uitgeoefend wordt het U-profiel 15 verzwenkt om de zwenkas 19. Indien de blokkeerlippen 16 zich tussen twee tanden 25 van het zaagtandprofiel 11 bevinden wordt de slede 7 onmiddellijk in die stand geblokkeerd. Indien de blokkeerlippen 11 juist tegenover een tand van het zaagtandprofiel 11 zijn gelegen, kan het U-profiel 15 niet om de zwenkas 19 worden verzwenkt en zal derhalve geen blokkering van 30 de slede kunnen optreden. Doordat binnen het geleideblok 12 een drukveer 14 aanwezig is, kan in dat geval de slede 7 tegen de kracht van de drukveer in voldoende ver in de richting van de horizontale component van de kracht P worden getrokken,opdat de blokkeerlippen 16 in de eerstvol-55 gende holte van het zaagtandprofiel kan komen te liggen, in welke stand de slede 7 wordt geblokkeerd. De drukveer 8 7 7 ·; t f. 1 % -6- 14 overbrugt een maximale afstand van 8,5 mm, welke afstand voldoende groot is om ervoor te zorgen dat de blokkeerlippen 16 steeds in een uitsparing van het zaagtandprofiel 11 kunnen grijpen.

5 Voor het transporteren van de slede en daardoor het verplaatsen van het schouder-doorvoerelement in een optimale positie behoeven slechts wrijvingskrachten te worden overwonnen zodat met een schroefspil van kleine diameter kan worden volstaan. De te overwinnen wrijvings-10 krachten zijn de wrijving tussen het geleideblok 12 en het railprofiel 1, de wrijving tussen schroefspil 5 en de moer 13, de wrijving in het eindlager 6, de weerstand van het oprolmechanisme van de veiligheidsriem en de wrijving van de afdekbekleding van de verstelinrichting. Blokkering 15 van de slede 7 treedt op zodra de op het U-profiel 15 optredende krachten groter zijn dan die van de veren 14 en 18. Het railprofiel 1 behoeft uitsluitend de krachten op te nemen die via de slede 7 in geblokkeerde toestand daarop worden uitgeoefend. De transportspil blijft daarbij 20 onbelast en kan daardoor een geringe diameter hebben.

Ook de aandrijfmotor 2 kan daardoor kleiner worden uitgevoerd en dit heeft weer gunstige effekten op het geluidsniveau van de verstelinrichting.

jfs *··. f'··- Λ r ' V * :< * *

Claims

1. Verstelinrichting voor het schouder-doorvoerele-ment van een veiligheidsriem bestaande uit een railprofiel en een daarover verschuifbare, in een gering aantal posities blokkeerbare slede, met het kenmerk dat de slede in het 5 railprofiel (1) verplaatsbaar is door middel van een door een motor (2) aandrijfbare schroefspil (5), waarbij de slede (7) in elke positie ten opzichte van het railprofiel (1) verzwenkbaar en in het railprofiel blokkeerbaar is.

2. Verstelinrichting volgens conclusie 1 met het 10 kenmerk dat het railprofiel (1) in doorsnede U-vormig is, waarbij de benen (9,10) van het U-vormige railprofiel binnenwaarts over 180° zover zijn omgezet dat de randen van de omgezette benen (9,10) ongeveer op de halve hoogte van het U-vormige railprofiel (1) komen te liggen, welke 15 randen van een zaagtandvormig profiel (11) zijn voorzien.

3. Verstelinrichting volgens conclusies 1-2, met het kenmerk dat de slede (7) een geleideblok (12) omvat dat door de omgezette benen (9,10) van het railprofiel (1) binnen het railprofiel (1) wordt vastgehouden en geleid, 20 binnen welk geleideblok (12) een door de schroefspil (5) aandrijfbare moer (13) is afgesloten.

4. Verstelinrichting volgens conclusie 3 met het kenmerk dat de slede (7) verder een U-profiel omvat dat om een as (19) verzwenkbaar met het geleideblok (12) is 25 verbonden, welk U-profiel (15) binnen de omgezette benen (9,10) van het railprofiel (1) is aangebracht en is voorzien van een buiten dit railprofiel uitstekende bout (8) voor het daaraan bevestigen van het schouder-doorvoerelement.

5. Verstelinrichting volgens conclusies 3-4 met 30 het kenmerk dat het U-profiel (15) is voorzien van zijwaarts naar buiten uitstekende blokkeerlippen (16) die in niet-ver-zwenkte stand van het U-profiel (15) liggen onder en in het vlak van de omgezetten benen (9,10) van het railprofiel (1) en bij verzwenking van het U-profiel (15) kunnen grijpen ft ' r « 6 1 tl '4 -8- tussen de tanden van de zaagtandvormige profielen (11).

6. Verstelinrichting volgens conclusies 3-5 met het kenmerk dat het ü-profiel (15) aan het van de zwenkas (19) afgekeerde uiteinde is voorzien van buitenwaarts 5 uitstekende lippen (17), welke reiken onder en voorbij de omgezette benen (9,10) van het railprofiel (1), welke lippen (17) door middel van in het geleideblok (12) aangebrachte bladveren (18) worden aangedrukt in de richting van de bodem van het railprofiel (1) teneinde het ü-profiel 10 (15) in de niet-verzwenkte stand te houden. Verstelinrichting volgens conclusies 1-6 met het kenmerk dat om de schroefspil (5) in het geleideblok (12) een drukveer (14) is aangebracht welke enerzijds aanligt tegen de moer(13) en anderzijds steunt op het 15 geleideblok (12), welke drukveer (14) bij uitoefening van een kracht (P) op de bout (8) van het U-profiel (15) een zodanige verplaatsing van het geleideblok (12) toelaat dat de blokkeerlippen (16) steeds kunnen grijpen in een uitsparing van de zaagtandvormige profielen (11) en derhalve 20 verzwenking van het ü-profiel (15) in de blokkeerstand toelaten. £ ? 0 : o p t